Historisch Archief 1877-1940
..v
(. i'L _
ZIEKE DIEREN VRAGEN OM HULP
V~-"V
Hoe de wetenschap het
mond* en klauwzeer bestrijdt
DE grootste ramp, die een vee
houder kan treffen, is een
ziekte onder zijn vee. En onder
deze ziekten komt het mond- en
klauwzeer het meeste voor. Sedert
eeuwen worden de veestapels door
deze geheimzinnige ziekte bedreigd.
Periodiek neemt het mond- en klauw
zeer een epidemischen vorm aan en
men kan slechts door defensieve maat
regelen verhinderen, dat de z.iekte
voor den veestapel catastrofaal wordt.
Men moet de zieke dieren afzonderen
en kan verder slechts door op de
wet steunende maatregelen, zooals het
sluiten van markten, verbod van ver
voer van dieren uit een besmetten vee
stapel, plakkaten die aangeven dat op
een boerderij de ziekte heerscht enz.
uitbreiding trachten te voorkomen.
Doch de waarde van dergelijke beper
kingsmaatregelen blijkt gering.
DEN verwekker van de ziekte heeft
men nog niet kunnen ontdekken.
De microscopen zijn nog niet sterk
genoeg om hem voor het menschelijk
oog zichtbaar te maken. Men neemt
aan, dat smetstof ten allen tijde aan
wezig is, en door bepaalde, gunstige
omstandigheden gelegenheid krijgt,
haar fatale werking uit te oefenen.
Gezien de regelmaat waarmee de
ziekte optreedt, heeft men gezocht
naar omstandigheden, die eveneens
periodiek van gur.stigen invloed zou
den kunnen zijn. Vandaar de theorieën,
die een overwegenden invloed toe
schrijven aan bodemgesteldheid, aan
kosmische stralen en zelfs aan astro
logische verschijnselen.
Dergelijke verklaringen weer
spreken, dat, zooals aanvankelijk werd
gedacht, de huidige epidemie van
Frankrijk uit over Belgiënaar ons
land is gekomen, doch maken be
grijpelijk, dat ze zich in deze landen
vrijwel tegelijkertijd openbaarde;
bovendien deden de eerste ziektege
vallen zich niet aan de grens doch in
het binnenland voor.
In het laatste gedeelte van 1936
was vrijwel geheel Europa vrij van
mond- en klauwzeer, in 1937 treedt
op een gegeven oogenblik de ziekte in
alle hevigheid op in Frankrijk,
Duitschland, Engeland, Nederland en België.
NIETTEGENSTAANDE het geringe
aantal sterfgevallen, is toch de
schade die wordt aangebracht aan
zienlijk. In 1911 liet de Hollandsche
Maatschappij van Landbouw door een
commissie verslag uitbrengen. Om
trent de schade deelt de commissie
mede, dat de ziekte van 1880 tot 1910
aan onzen boerenstand een schade van
/ 65.000.000 veroorzaakte.
Het heeft dan ook nooit aan pogin
gen ontbroken, middelen tegen de ge
vreesde ziekte te vinden.
Nu en dan staken in vroeger dagen
berichten over uitvindingen van af
doende geneesmiddelen den kop op,
diésoms plotseling succes hadden.
Zulk een middel leverde echter in
andere streken weer geen resultaat op.
In de eerste helft der negentiende
eeuw was het een Italiaansch groot
grondbezitter, die meende een afdoend
bestrijdingsmiddel te hebben gevonden.
Ridder Dr. L. Morandi was notaris te
Milaan en tevens eigenaar van groote
kudden vee. In Italiëheerschte in die
dagen het mond- en klauwzeer in
ernstige mate en de handel leed groote
schade door sluiting der grenzen. Ook
de veestapel van Dr. Morandi werd
aangetast en geen middel baatte meer.
Totdat docter Morandi als door een
toeval e*n middel ontdekte, dat niet
alleen de aangetaste dieren spoedig
genas, doch ook de gezonde beesten
tegen besmetting behoedde. Morandi
gaf ze thee van wilde thijm te drinken.
Het middel scheen goed te voldoen,
want van allerlei vooraanstaande per
sonen in Italiëen de onmiddellijk daar
aan grenzende landen, ondervond
Dr. Morandi steun en ontving hij ge
tuigschriften, dat het middel voldeed.
Ook in ons land werd het recept be
kend. Omstreeks 1898 verscheen er in
,,Vragen van den Dag" een artikel dat
de sensationeele mededeeling bevatte,
dat men niet verder naar den ziekte
verwekker behoefde te zoeken, want
dat het geneesmiddel was gevonden.
Toch was de methode betrekkelijk
weinig bekend en de schrijver wijt dit
aan het feit, dat de dag- en week
bladen zoo oppervlakkig werden ge
lezen en men meer aandacht schonk
aan het gemengd nieuws" dan aan
onderwerpen als de bestrijding van
een zoo gevaarlijke ziekte. Wanneer
maar een geleerde de mikrobe van de
mond- en klauwziekte had gevonden,
toornt de schrijver, dan zou men zich
er wel mee bezighouden.... mis
schien om tot teleurstelling te onder
vinden, dat de wetenschap weer eens
had misgetast: dat zou trouwens niet
de eerste keer zijn".
OOK in ons land heeft het aan
recepten ter genezing niet ont
broken; tot op heden zijn hier 257
van deze middelen gelanceerd. Een
Rijksveearts te Hoorn geeft er in een
boekje, dat hij uitgaf tijdens een hevige
epidemie juist een eeuw geleden, ook
eenige, waaronder de volgende:
Neem salie 2 oncen; wijnruit i ons;
laat dezelve 14 uur trekken in kokend
water, totdat er bij doorzijging 24
oncen overblijven; voeg er bij:
tinctuur van myrrhe 1/.! ons, verdund
zeezoutzuur 2 drachmen, wijnazijn 2
oncen, en hiermede 3 malen daags de
mond gewasschen.
Tegenwoordig is aan kwakzalverij
op dit gebied paal en perk gesteld,
doordat eventueele recepten eerst door
deskundigen moeten worden onder
zocht.
Hoe het zij, deze geneesmiddelen
hebben niet het resultaat gehad, dat
men er van verwachtte.
Ongeveer om de vier jaar trad een
nieuwe epidemie op en op dit oogen
blik beleven we er een die buiten
gewoon hardnekkig blijkt. Men is het
er niet over eens hoe lang het nog zal
duren, waarbij men vreest, dat de
ziekte, nu de winter in aantocht is en
de dieren op stal komen, zal inslapen
en in het voorjaar opnieuw zal
uitloopen. Het weerstandsvermogen van
de smetstof is buitengewoon groot en
tijdens de rust blijft de ziekte latent.
DOOR inspuiting met een serum
kan men de dieren voor onge
veer veertien dagen onvatbaar rnaken,
doch de hoeveelheid serum is be
perkt. Van ongeveer tachtig ossen,
die zich in de Rijksseruminrichting
te Rotterdam bevinden, wordt het
serum betrokken. De houdbaarheid is
zeer beperkt, zoodat voorraadvorming
niet mogelijk is. Alleen wanneer de
ziekte in een beginstadium is en nog
weinig dieren zijn aangetast is de
serumhoeveelhetd voldoende, doch
wanneer de ziekte doorzet, is die
hoeveelheid spoedig uitgeput. Ook is
de fabricatie vrij duur. Veel
goedkooper is het reconvalescentie-serum,
dat bestaat uit bloed van herstellende
dieren en dat na behandeld te zijn,
kosteloos aan de veehouders wordt
verstrekt. Dit middel kan echter slechts
bij niet ernstige gevallen worden ge
bruikt, doch voor kalveren en biggen,
die dikwijls aan de ziekte sterven, kan
het zér nuttig zijn. Bovendien is het
onlangs aan Dr. Frenkel, directeur van
het veeartsenijkundig onderzoeksinsti
tuut te Rotterdam, gelukt de smetstof
van het mond- en klauwzeer te kwee
ken op de huid van een bepaalde cate
gorie doode kalveren en biggen.
Bij volwassen dieren is het aantal
sterfgevallen meestal gering en wan
neer het voorkomt, is het vaak
te wijten aan bijkomstige infecties.
Aangezien het weerstandsvermogen
der dieren van grooten invloed is op
de besmetting, is de verzorging, ook
in den tijd dat de ziekte niet optreedt,
van groot belang. Betere inrichting
van de stallen en hygiënischer behan
deling hebben hen minder vatbaar ge
maakt. Ook de weersgesteldheid is van
invloed. Bij nat weer gaat de ver
spreiding minder snel en verloopt de
ziekte goedaardiger. Bij droog, zonnig
weer waait veel besmet stof op en de
kans dat de ziekte zich met de wind
richting mee uitbreidt is dus veel
grooter. Bij regen verdwijnt de smet
stof vaak in den grond, terwijl tevens
smetstofdragers als kippen, honden,
menschen enz. de smetstof verliezen
in het natte gras.
OVER de tot nog toe gevonden
afweermiddelen liet Dr. P. J. 't
Hooft, Inspecteur van den
veeartsemjkundigen dienst zich op de 1450 ver
gadering van de Hollandsche Maat
schappij van Landbouw vrij pessimis
tisch uit. De invasie is nog niet met
voldoende resultaat te bestrijden. Doch
de geleerden gaan voort met hun
onderzoekingen.
Het jongste persbericht over deze
onderzoekingen maakt melding van
belangrijke resultaten van dr. L. W.
Janssen, die verbonden is aan het
Rïjksveeartsenijkundig onderzoeksin
stituut te Rotterdam. Deze geleerde
bouwde voort op onderzoekingen van
den Amerikaan Stanley, wien het ge
lukte, de smetstof van de mozaïekziekte
der tabaksplant af te scheiden en aan
te toonen, dat deze een fosforhoudend
eiwit was. Door de microscoop zag hij
kristallen. Men had dus met doode
stof te doen. Dr. Janssen is tot het re
sultaat gekomen, dat het mond- en
klauwzeervirus eveneens fosforhou
dend eiwit is. Ook hier zou men dus
niet met een vertegenwoordiger van
een tot dusver aangenomen wereld
van het onzichtbare leven" hebben te
doen, doch met doode stof. Wat de ge
volgen van deze ontdekking zullen zijn,
is nog niet te zeggen, maar wel kunnen
wij ons thans met eenigszins meer
hoop afvragen: Is de oplossing van
het mond- en klauwzeergeheim in
zicht?"
HENK EVERHARD
iiiiiinuituiuuiuiiiiiiniitiiii
CHARIVARIA
Merkwaardige berichten
,,Op ^3 October 1837 werd dr.
Kuj'per geboren, welk feit alsdan in
Amsterdam zal worden herdacht."
fl'i'bi'. \'oprdt>y. en 's H. C.)
..Hoewel de wagen een
muziekgezelschap vervoerde, werden slechts
twee personen, van wie een slechts
licht, gewond." (T.) . . ,, .
Merkwaardige helften
,,Dan zou de kleinste helft van het
Stadion gevuld zijn."'?(T.)
,,Hr is geen ruimte voor het vroe
gere stelsel van vrijstelling van de
grootste of van de kleinste helft."
(Mem. i'. Toel.)
Niet merkwaardige helften
,,De kalender verdeelt het jaar in
u maanden zoo, dat het jaar in twee
gelijke .helften wordt verdeeld." (H.)
Paindeluxe-brood
,.De première is tot een latere datum
uitgesteld." (Volk)
,.Men wordt verzocht op te komen
tegen elke baldadigheid, die plaats
vindt." (H.)
,,Hij koos den eenigen weg waar
langs deze stof te naderen valt.'' (H. P.)
,,Het valt met geen mogelijkheid te
betwisten, dat de X.S.B, alle morecle
gezag verloren heeft.'' ( Vrijh.)
,,Üe regie had er van gemaakt wat
ervan te maken viel." (H.D.)
Dat moeileike Hollands
, ,Hij wilde zich in deze ongewone
schuilplaats neervleien." (H.)
,,Üe actrice kon haar bloemen nau
welijks torsenen." (Gr. DM.)
De officieele spelling
,,Minister Slotemaker de Bruïne
spelt den heer J. Oudschans Dentz
het eereteeken der Oranje
Nassauorde op de borst." (R.)
,,lichter, naast jong, was hij ook
arm." (H.)
'. iHoezeer de mensch ook naast de
visch,
Een heel wat hoogcr wezen is."
(H. D.)
Ons geheugenstreepje
,,Hij was door den lagen
frankenkoers in staat zijn artikelen zeer goed
koop te kunnen verkoopen." (T.)
,,Zij kregen verlof om twee dagen
in de week op jacht te mogen
gaan." (H. D.)
,,De beleefdheid eischt, dat alle
ceremonieel in acht genomen
dient te worden." (H.)
,,De campagne wordt systematisch
gevoerd, zonder dat echter het doel
niet direct doorzien zou worden."
Geslachtelijke moeilijkheden
,,De dames worden verzocht hunne
audiëntie-aanvragen te richten tot
mevrouw H. Snouck Hurgronjc." (H.)
,, Helaas is het quota niet groot."
Naast
Naasting
den principicelen
kant,
Het geval
Met Mozart's concerten valt het
stuk in h.;t geheel niet te vergelijken.
(H.)
j wij bespraken, werd hier ook
nog het rechtsgevoel gekwetst." (G.)
,,Dc Regcering doet naast het hart
ook het verstand spreken. "'(Vrijh.)'
,, Mijne heeren, naast die lichamen
ligt er voor u een nieuwe taak."
(Min. v. S. Z.)
Correspondentie
B-, te A. Veroorloof me een vraag
over uw. wekelijkschen arbeid. Lijken
u de voorbeelden uit dagbladen wel
de overtuigendste bewijzen van
taalverslonsing ? Geschriften, die onder
rustiger omstandigheden worden sa
mengesteld zooals romans en ge
dichten vertoonen ze toch ook ?
Antw. Ja, maar de dagbladen
doen het meeste kwaad; die worden
door iedereen gelezen, romans alleen
door dames en gedichten door nie
mand.
HET
Ir. G. A. Kessler
President-directeur van de Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken
M. J. Brusse
BIJ onze telefonische afspraak voor deze
portret-zitting had de heer Kessler mij
gevraagd: en dan komt u zeker met uw
wagen naar mij toe?" Die veronderstelling had
mij kinderlijk voor hem ingenomen. Maar tevens
bleek hieruit een zoo volkomen onbekendheid met
de.... mérites van mijn vak, dat ik mij nu ook maar
niet geneerde, omdat ik zoo weinig begrip had van
zijn hoogovens. En deze argeloosheid jegens elkan
ders levensbestaan bepaalde al aanstonds een
welwillende verstandhouding.
De sfeer eromheen bevorderde die stemming.
Want de president'directeur van deze zware industrie,
waar aldoor treinen doorheen bonken over de
zwarte fabrieksterreinen, en waarboven een van walm
sulferig grauw verzadigde lucht hangt die tegen
den avond nu en dan in lichterlaaie uitvlamt alsof
't er fel brandt de leider van dit cyclopen-bedrijf
ontving mij in zijn ruime, rustige, blank-lichte
directiekamer. Een van de breede wanden is dan
ook van glas en ziet uit op de spoorlijnen, waarach
ter enkele optimistische struiken trachten toch nog
te groeien. De andere muren en de zoldering vingen
in hun blondheid den zonnigen schijn uit den morgen.
En dan ligt er een grasgroen dik wollen tapijt
gespreid als een zomersch gazon.
Dit is alles van een koele, strakke rust. Documen
ten-kasten, stipt geordend. Aquarellen van
Wenkebach en Josselin de Jong geven in warme en teedere
waterverven, hun ideëele visie op dit overweldigende
wrochten van vele honderden menschen met het
vuur en uit de aarde gedolven elementen.
EN is uw levensdoel nu hoogovens, meneer
Kessler? Zijn de hoogovens uw leven? Of
blijft daarnaast nog iets anders over, om u aan te
wijden ?
Ja, het bedrijf neemt mij totaal in beslag. En alle
andere dingen moeten hierin verwerkt worden.
Anders wordt je positie in de onderneming oninteres
sant. Als niet je volle menschelijkheid erin gaat.
Dan pas beleef je vreugde van je werk. Anders
laat het vooral vermoeidheid. Het leven in al zijn
diversiteiten, met al zijn kanten, moet er van invloed
op zijn. En dan ben ik ook tevreden op dit kleine
stukje, dat mijn eigen domein is. Voel mij allright
en harmonisch....
Al kan ik daarnaast dan niet meer deskundig
zijn, bijvoorbeeld ten opzichte van de Italiaansche
primitieven, van de moderne literatuur.
Mijn pleizier in het werk wordt er niets minder
om, doordat 't zoo lang duurt. Vrienden zeggen zoo
vaak: je krijgt 't óók niet voor niets". Stellig
niet. Maar 't kan mij weinig schelen, omdat mijn
vertrouwen ongeschokt is, omdat ik zeker weet
dat ons bedrijf groeit en een blijver is. Hierom is
't alles gericht op de toekomst, alles perspectief.
De glans van het heele leven ligt immers in het
verwachten. Ik ben hier nu al sedert '19 directeur.
Al is het heel prettig om wat voorspoed waar te
nemen. En de crisis heeft onzen groei aardig terug
gehouden. Maar nu is er weer eenige uitbreiding.
Wilt u mij, voor al de leeken zooals ik zelf,
wel eerst even kort zeggen wat hoogovens zijn?
Zouden de menschen in ons land dit nu nog
niet weten? Een hoogoven is een apparaat waarin
ijzererts wordt gesmolten, 't komt er als ruwijzer
uit. Ijzererts of ijzeroxyde is altijd sterk veront
reinigd. Het wordt samen met cokes in den hoog
oven gebracht en na smelting drijven de vloeibare
onréinheden, de slakken, op het vloeibare rüwijzer.
Slakken en ijzer worden afzonderlijk onder in den
hoogoven afgelaten. Zoo maken we rüwijzer, en
winnen daarbij een hoeveelheid gassen, doordat de
zuurstof uit de lucht, die 't cokesvuur in de hoog
ovens aanblaast, hoofdzakelijk kool-oxyde vormt.
Een zeer arm gas, van IQOO calorieën op een M3.
Maar hierdoor zijn de hoogovens tevens centrale
instrumenten, die het héle bedrijf van kracht en
van warmte voorzien.
Ons rüwijzer is de grondstof voor de gieterijen
in ons land. Al bedraagt de uitvoer van onze
productie 85 pCt. Het gaat over de heele wereld.
En we zoeken steeds andere markten, hoewel
die lang niet altijd bereikbaar zijn, door invoer
rechten, deviezen-bescherming enz. Engeland, dat
vroeger een kwart van ons rüwijzer nam, zijn
we op n kwaden dag in '33.kwijt geraakt, toen
er 33J/3 pCt. rechten op kwam. Van den zomer zijn
die weer afgeschaft. Nu sluiten we weer onze eerste
PAG. 18 PC GROENE Ne 3153
Ir. G. A. Kessler
contracten af. Want ze kennen ons ijzer, en ze
gebruiken het graag.
Een groote concurrent op de wereldmarkt was
vroeger vooral Duitschland. Duitschland was voor
ons ruwijzer ook een afzetgebied en wel met het
Saargebied samen ter grootte van ca. 35000 ton
per jaar. Ook deze markt zijn wij een tijd lang geheel
kwijt geweest. Ten gevolge van de veel verbeterde
clearingpositie kan er nu weer ijzer heen.
Maar Noord-Amerika heeft ons als afzetgebied
door de crisis heen boven water gehouden. Zoo
geregeld groote hoeveelheden van 60?70.000 ton
per jaar. Wij werden hierbij erg gesteund door de
lage vrachten. Het transport van een ton ruwijzer
per zeeschip naar Boston kostte in het diepste van
de crisis evenveel als per spoor naar Apeldoorn of
per binnenschip naar N.-Frankrijk. Thans zijn die
verhoudingen natuurlijk volkomen anders.
De Amerikaansche markt zijn we nu weer
kwijt. Ze hebben daar, met hun eigen ertsen en
hun eigen kolen een heel andere kostprijsbasis.
Nee, het is juist een groot voordeel voor onze hoog
ovens, dat wij in ons land geen ijzermijnen hebben.
Want nu raken die ook niet uitgeput, en kunnen
wij het erts van de heele wereld halen, zoolang er
open vaart is. Want onze ligging aan de kust,
dicht bij de groote industriecentra en kolengebieden
van Europa, is prachtig. En, tegenover de kosten
van den aanvoer staat, dat wij van alle overzeesche
ertsen kunnen gebruik maken.
Onze onderneming is een samengesteld, over
wegend chemisch, continubedrijf, waar naast de
hoogovens, nu reeds fabrieken van stikstof, van
cement, van buizen bestaan. Er werken, los en vast,
'n 1500 arbeiders, hier uit de streek. Uit de
aardbeivelden zijn zij naar de vuren overgeplaatst. Dat
hebben zij moeten leeren. Het is een intelligent,
zelfstandig menschentype, de Noord-Hollander.
Maar onze 'staf heeft 't eveneens moeten leeren.
. Omdat 't hoogovenbedrijf in ons land onbekend was,
moest hiervoor in '24 een deskundige uit Duitsch
land komen, die sindsdien genaturaliseerd, nog
altijd onze bedrijfsdirecteur is. In dien tijd is onze
productie van ruwijzer gestegen tot 300.000 ton,
waarvan we 250.000 ton uitvoerden.
WAT is er noodig, meneer Kessler, om een
goede leider te wezen van zoo'n omvangrijk
bedrijf? Dat je geschikte commissarissen hebt,
zooals wij.... Wat ik dan uitvoer? Je moet
er alles van weten en zoeken naar de zwakke
plekken. Een combinatie van detail-kennis en het
trekken van de groote lijnen. De dingen rijp laten
worden. Besluiten moeten groeien, tot je op een
dag wakker wordt en weet: zoo gaat 't gebeuren...
Maar u hebt in uw inleiding tot deze serie kop
stukken als een misstand aangegeven, dat het pu
bliek zooveel belangstelling heeft voor den persoon
van een voetballer, een vlieger, een artist en niet
weet wie in eerste instantie de ontwerper is van
de Nieuw Amsterdam, van débrug over het
Hollandsch Diep, laat.staan wie de leiders zijn van
groote bedrijven. En toch is dit verschijnsel
volkomen begrijpelijk, omdat elke zuiver
individueele uiting nu eenmaal boeiender, pakkender is,
PAG. 19 DE GROENE No. 3153
dan de samenwerking van een collectiviteit tot een
nog zoo'belangrijk doel. En hierom is de
persoonswaardeering bij industrieele praestaties terecht geen
publiek verschijnsel.
Als voetbalspeler uit de jaren 1900 tot 1907, in
welken tijd ik ook weieens captain ben geweest
van het Nederlandsche Elftal, heb ik ondervonden,
dat sportlui door hun persoonlijke praestatie een
oogenblik in het volle schijnsel van het voetlicht ko
men te staan. Daarvoor is niets anders noodig dan
dat ze iets verduiveld goed kunnen.
HOE ik op deze plaats ben gekomen ? Door welke
voorbereiding? Wel, ik heb in Delft
gestudeerd voor werktuigkundig ingenieur. Maar
hiervoor was ik eigenlijk niet geschikt. Want een
werkt. ir. moet drie eigenschappen hebben: ie geen
neiging tot platvoeten, ue. heel goed kunnen schet
sen, 36. goed in de wiskunde zijn. Inderdaad
heb ik een kleine verhooging in mijn schoenen, is
de teekenplank altijd mijn nachtmerrie geweest,
al was wiskunde dan ook wel mijn fort. Maar
dit alles interesseerde mij eigenlijk niet, omdat ik
meer belangstelling had voor de
physiologischnatuurkundige en vooral de economische problemen.
En hiervoor studeer je niet in Delft tot werktuig
kundig vernufteling.
Maar toen ik op een bepaalden datum toch
ingenieur geworden was, heb ik mijn diploma
verstopt en ik heb mijn vak dan ook nooit toe
gepast. En omdat mijn vader directeur was geweest
van de Koninklijke Petroleum Maatschappij nam
zijn opvolger, Deterding, mij in '07 daar direct in
dienst, en negen jaar lang ben ik in dit concern
werkzaam gebleven. Ik heb de petroleumlanden
bereisd en er mijn deel gehad in den arbeid. En op
het hoofdkantoor te Londen heb ik steeds in de
naaste omgeving van Deterding, ook als zijn secre
taris, den invloed ondergaan van zijn toen wel
zeer galvanische persoonlijkheid. Ik heb er buiten
gewoon plezierig gewerkt. Tot ik in den Kersttijd
van '14 door een complex van invloeden, waartoe
misschien ook de oorlogspsychose behoorde, deze
verdere ontwikkeling heb afgekapt en uit Londen
ben weggegaan.
In deze oorlogsjaren was Wenkebach als directeur
van de gouvernementsbedrijven uit Indiëterug
gekeerd. Hij was toen een man van diep in de vijftig.
En hij liep rond met hoogoven-plannen. Van de
commissie van voorbereiding onder zijn leiding,
allemaal kopstukken, zijn er nog verscheidenen
commissaris van onze N.V. In het begin van '17
zocht Wenkebach een secretaris. En Dr. Colijn, die
toen directeur van de Koninklijke was, vroeg mij of
ik hiervoor geen ambitie zou hebben. .Inderdaad.
Zoo heb ik met hem samen het werk opgebouwd,
weldra als zijn mededirecteur. Maar hij heeft de
zaak niet zien draaien, al lag alles voor anker toen
Wenkebach in '24 stierf. En nog altijd is de
eigenlijke opbouw van het werk hier niet voltooid.
Maar ik zei al, dat ik dit niets naar vond. Mijn
vader heeft, als feitelijk' stichter van de Koninklijke,
ook alleen de jaren van opbouw gekend.
In de oliekringen had ik veel geleerd. Acht
jaar had ik graag gereisd, maar ik kwam ook weer
graag in Holland terug. Want hier liggen de pro
blemen. Onze samenleving heeft hiervoor de
beste menschen noodig. Per slot wordt ieder bedrijf
ondernomen om winst te maken. Maar wanneer je
hierop alleen aanstuurt, maak je de grootste kansen
om de beste relaties te verknoeien.
Wanneer scherp op de belangen van de zaken
gelet wordt, dan blijken die maar zelden volkomen
evenredig te loopen met de grootste baten. Het is
meestal in het belang van de onderneming de
grootste bate te laten liggen en liever voort te
bouwen in de relaties. Hierom is 't goed altijd
intelligent te zoeken naar een oplossing ter bevredi
ging naar twee kanten.
Och ja, vanzelf zoeken we allemaal voor onze
werkzaamheden een motief in het algemeen belang.
Zoodra we dit niet meer doen, zijn we geïsoleerd
geraakt. We vleien ons, en zien op den achtergrond
van onze handelingen allerlei onpersoonlijke in
teressen. Er wordt soms geleeraard: het particulier
bezit'uit de productiemiddelen strekt uitsluitend tot
eigenbaat. Wanneer dit in zijn algemeenheid waar
was, zouden er geen groote dingen, die altijd het
resultaat zijn van ,,give and take" tot stand komen.
Liever houd ik de illusie hoog, dat de zelfstandige
ondernemer ook het algemeen belang dient. En
dit is niet alleen maar een illusie !
PAG. H DE GROENE No. 9133