De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 6 november pagina 10

6 november 1937 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

..v (. i'L _ ZIEKE DIEREN VRAGEN OM HULP V~-"V Hoe de wetenschap het mond* en klauwzeer bestrijdt DE grootste ramp, die een vee houder kan treffen, is een ziekte onder zijn vee. En onder deze ziekten komt het mond- en klauwzeer het meeste voor. Sedert eeuwen worden de veestapels door deze geheimzinnige ziekte bedreigd. Periodiek neemt het mond- en klauw zeer een epidemischen vorm aan en men kan slechts door defensieve maat regelen verhinderen, dat de z.iekte voor den veestapel catastrofaal wordt. Men moet de zieke dieren afzonderen en kan verder slechts door op de wet steunende maatregelen, zooals het sluiten van markten, verbod van ver voer van dieren uit een besmetten vee stapel, plakkaten die aangeven dat op een boerderij de ziekte heerscht enz. uitbreiding trachten te voorkomen. Doch de waarde van dergelijke beper kingsmaatregelen blijkt gering. DEN verwekker van de ziekte heeft men nog niet kunnen ontdekken. De microscopen zijn nog niet sterk genoeg om hem voor het menschelijk oog zichtbaar te maken. Men neemt aan, dat smetstof ten allen tijde aan wezig is, en door bepaalde, gunstige omstandigheden gelegenheid krijgt, haar fatale werking uit te oefenen. Gezien de regelmaat waarmee de ziekte optreedt, heeft men gezocht naar omstandigheden, die eveneens periodiek van gur.stigen invloed zou den kunnen zijn. Vandaar de theorieën, die een overwegenden invloed toe schrijven aan bodemgesteldheid, aan kosmische stralen en zelfs aan astro logische verschijnselen. Dergelijke verklaringen weer spreken, dat, zooals aanvankelijk werd gedacht, de huidige epidemie van Frankrijk uit over Belgiënaar ons land is gekomen, doch maken be grijpelijk, dat ze zich in deze landen vrijwel tegelijkertijd openbaarde; bovendien deden de eerste ziektege vallen zich niet aan de grens doch in het binnenland voor. In het laatste gedeelte van 1936 was vrijwel geheel Europa vrij van mond- en klauwzeer, in 1937 treedt op een gegeven oogenblik de ziekte in alle hevigheid op in Frankrijk, Duitschland, Engeland, Nederland en België. NIETTEGENSTAANDE het geringe aantal sterfgevallen, is toch de schade die wordt aangebracht aan zienlijk. In 1911 liet de Hollandsche Maatschappij van Landbouw door een commissie verslag uitbrengen. Om trent de schade deelt de commissie mede, dat de ziekte van 1880 tot 1910 aan onzen boerenstand een schade van / 65.000.000 veroorzaakte. Het heeft dan ook nooit aan pogin gen ontbroken, middelen tegen de ge vreesde ziekte te vinden. Nu en dan staken in vroeger dagen berichten over uitvindingen van af doende geneesmiddelen den kop op, diésoms plotseling succes hadden. Zulk een middel leverde echter in andere streken weer geen resultaat op. In de eerste helft der negentiende eeuw was het een Italiaansch groot grondbezitter, die meende een afdoend bestrijdingsmiddel te hebben gevonden. Ridder Dr. L. Morandi was notaris te Milaan en tevens eigenaar van groote kudden vee. In Italiëheerschte in die dagen het mond- en klauwzeer in ernstige mate en de handel leed groote schade door sluiting der grenzen. Ook de veestapel van Dr. Morandi werd aangetast en geen middel baatte meer. Totdat docter Morandi als door een toeval e*n middel ontdekte, dat niet alleen de aangetaste dieren spoedig genas, doch ook de gezonde beesten tegen besmetting behoedde. Morandi gaf ze thee van wilde thijm te drinken. Het middel scheen goed te voldoen, want van allerlei vooraanstaande per sonen in Italiëen de onmiddellijk daar aan grenzende landen, ondervond Dr. Morandi steun en ontving hij ge tuigschriften, dat het middel voldeed. Ook in ons land werd het recept be kend. Omstreeks 1898 verscheen er in ,,Vragen van den Dag" een artikel dat de sensationeele mededeeling bevatte, dat men niet verder naar den ziekte verwekker behoefde te zoeken, want dat het geneesmiddel was gevonden. Toch was de methode betrekkelijk weinig bekend en de schrijver wijt dit aan het feit, dat de dag- en week bladen zoo oppervlakkig werden ge lezen en men meer aandacht schonk aan het gemengd nieuws" dan aan onderwerpen als de bestrijding van een zoo gevaarlijke ziekte. Wanneer maar een geleerde de mikrobe van de mond- en klauwziekte had gevonden, toornt de schrijver, dan zou men zich er wel mee bezighouden.... mis schien om tot teleurstelling te onder vinden, dat de wetenschap weer eens had misgetast: dat zou trouwens niet de eerste keer zijn". OOK in ons land heeft het aan recepten ter genezing niet ont broken; tot op heden zijn hier 257 van deze middelen gelanceerd. Een Rijksveearts te Hoorn geeft er in een boekje, dat hij uitgaf tijdens een hevige epidemie juist een eeuw geleden, ook eenige, waaronder de volgende: Neem salie 2 oncen; wijnruit i ons; laat dezelve 14 uur trekken in kokend water, totdat er bij doorzijging 24 oncen overblijven; voeg er bij: tinctuur van myrrhe 1/.! ons, verdund zeezoutzuur 2 drachmen, wijnazijn 2 oncen, en hiermede 3 malen daags de mond gewasschen. Tegenwoordig is aan kwakzalverij op dit gebied paal en perk gesteld, doordat eventueele recepten eerst door deskundigen moeten worden onder zocht. Hoe het zij, deze geneesmiddelen hebben niet het resultaat gehad, dat men er van verwachtte. Ongeveer om de vier jaar trad een nieuwe epidemie op en op dit oogen blik beleven we er een die buiten gewoon hardnekkig blijkt. Men is het er niet over eens hoe lang het nog zal duren, waarbij men vreest, dat de ziekte, nu de winter in aantocht is en de dieren op stal komen, zal inslapen en in het voorjaar opnieuw zal uitloopen. Het weerstandsvermogen van de smetstof is buitengewoon groot en tijdens de rust blijft de ziekte latent. DOOR inspuiting met een serum kan men de dieren voor onge veer veertien dagen onvatbaar rnaken, doch de hoeveelheid serum is be perkt. Van ongeveer tachtig ossen, die zich in de Rijksseruminrichting te Rotterdam bevinden, wordt het serum betrokken. De houdbaarheid is zeer beperkt, zoodat voorraadvorming niet mogelijk is. Alleen wanneer de ziekte in een beginstadium is en nog weinig dieren zijn aangetast is de serumhoeveelhetd voldoende, doch wanneer de ziekte doorzet, is die hoeveelheid spoedig uitgeput. Ook is de fabricatie vrij duur. Veel goedkooper is het reconvalescentie-serum, dat bestaat uit bloed van herstellende dieren en dat na behandeld te zijn, kosteloos aan de veehouders wordt verstrekt. Dit middel kan echter slechts bij niet ernstige gevallen worden ge bruikt, doch voor kalveren en biggen, die dikwijls aan de ziekte sterven, kan het zér nuttig zijn. Bovendien is het onlangs aan Dr. Frenkel, directeur van het veeartsenijkundig onderzoeksinsti tuut te Rotterdam, gelukt de smetstof van het mond- en klauwzeer te kwee ken op de huid van een bepaalde cate gorie doode kalveren en biggen. Bij volwassen dieren is het aantal sterfgevallen meestal gering en wan neer het voorkomt, is het vaak te wijten aan bijkomstige infecties. Aangezien het weerstandsvermogen der dieren van grooten invloed is op de besmetting, is de verzorging, ook in den tijd dat de ziekte niet optreedt, van groot belang. Betere inrichting van de stallen en hygiënischer behan deling hebben hen minder vatbaar ge maakt. Ook de weersgesteldheid is van invloed. Bij nat weer gaat de ver spreiding minder snel en verloopt de ziekte goedaardiger. Bij droog, zonnig weer waait veel besmet stof op en de kans dat de ziekte zich met de wind richting mee uitbreidt is dus veel grooter. Bij regen verdwijnt de smet stof vaak in den grond, terwijl tevens smetstofdragers als kippen, honden, menschen enz. de smetstof verliezen in het natte gras. OVER de tot nog toe gevonden afweermiddelen liet Dr. P. J. 't Hooft, Inspecteur van den veeartsemjkundigen dienst zich op de 1450 ver gadering van de Hollandsche Maat schappij van Landbouw vrij pessimis tisch uit. De invasie is nog niet met voldoende resultaat te bestrijden. Doch de geleerden gaan voort met hun onderzoekingen. Het jongste persbericht over deze onderzoekingen maakt melding van belangrijke resultaten van dr. L. W. Janssen, die verbonden is aan het Rïjksveeartsenijkundig onderzoeksin stituut te Rotterdam. Deze geleerde bouwde voort op onderzoekingen van den Amerikaan Stanley, wien het ge lukte, de smetstof van de mozaïekziekte der tabaksplant af te scheiden en aan te toonen, dat deze een fosforhoudend eiwit was. Door de microscoop zag hij kristallen. Men had dus met doode stof te doen. Dr. Janssen is tot het re sultaat gekomen, dat het mond- en klauwzeervirus eveneens fosforhou dend eiwit is. Ook hier zou men dus niet met een vertegenwoordiger van een tot dusver aangenomen wereld van het onzichtbare leven" hebben te doen, doch met doode stof. Wat de ge volgen van deze ontdekking zullen zijn, is nog niet te zeggen, maar wel kunnen wij ons thans met eenigszins meer hoop afvragen: Is de oplossing van het mond- en klauwzeergeheim in zicht?" HENK EVERHARD iiiiiinuituiuuiuiiiiiiniitiiii CHARIVARIA Merkwaardige berichten ,,Op ^3 October 1837 werd dr. Kuj'per geboren, welk feit alsdan in Amsterdam zal worden herdacht." fl'i'bi'. \'oprdt>y. en 's H. C.) ..Hoewel de wagen een muziekgezelschap vervoerde, werden slechts twee personen, van wie een slechts licht, gewond." (T.) . . ,, . Merkwaardige helften ,,Dan zou de kleinste helft van het Stadion gevuld zijn."'?(T.) ,,Hr is geen ruimte voor het vroe gere stelsel van vrijstelling van de grootste of van de kleinste helft." (Mem. i'. Toel.) Niet merkwaardige helften ,,De kalender verdeelt het jaar in u maanden zoo, dat het jaar in twee gelijke .helften wordt verdeeld." (H.) Paindeluxe-brood ,.De première is tot een latere datum uitgesteld." (Volk) ,.Men wordt verzocht op te komen tegen elke baldadigheid, die plaats vindt." (H.) ,,Hij koos den eenigen weg waar langs deze stof te naderen valt.'' (H. P.) ,,Het valt met geen mogelijkheid te betwisten, dat de X.S.B, alle morecle gezag verloren heeft.'' ( Vrijh.) ,,Üe regie had er van gemaakt wat ervan te maken viel." (H.D.) Dat moeileike Hollands , ,Hij wilde zich in deze ongewone schuilplaats neervleien." (H.) ,,Üe actrice kon haar bloemen nau welijks torsenen." (Gr. DM.) De officieele spelling ,,Minister Slotemaker de Bruïne spelt den heer J. Oudschans Dentz het eereteeken der Oranje Nassauorde op de borst." (R.) ,,lichter, naast jong, was hij ook arm." (H.) '. iHoezeer de mensch ook naast de visch, Een heel wat hoogcr wezen is." (H. D.) Ons geheugenstreepje ,,Hij was door den lagen frankenkoers in staat zijn artikelen zeer goed koop te kunnen verkoopen." (T.) ,,Zij kregen verlof om twee dagen in de week op jacht te mogen gaan." (H. D.) ,,De beleefdheid eischt, dat alle ceremonieel in acht genomen dient te worden." (H.) ,,De campagne wordt systematisch gevoerd, zonder dat echter het doel niet direct doorzien zou worden." Geslachtelijke moeilijkheden ,,De dames worden verzocht hunne audiëntie-aanvragen te richten tot mevrouw H. Snouck Hurgronjc." (H.) ,, Helaas is het quota niet groot." Naast Naasting den principicelen kant, Het geval Met Mozart's concerten valt het stuk in h.;t geheel niet te vergelijken. (H.) j wij bespraken, werd hier ook nog het rechtsgevoel gekwetst." (G.) ,,Dc Regcering doet naast het hart ook het verstand spreken. "'(Vrijh.)' ,, Mijne heeren, naast die lichamen ligt er voor u een nieuwe taak." (Min. v. S. Z.) Correspondentie B-, te A. Veroorloof me een vraag over uw. wekelijkschen arbeid. Lijken u de voorbeelden uit dagbladen wel de overtuigendste bewijzen van taalverslonsing ? Geschriften, die onder rustiger omstandigheden worden sa mengesteld zooals romans en ge dichten vertoonen ze toch ook ? Antw. Ja, maar de dagbladen doen het meeste kwaad; die worden door iedereen gelezen, romans alleen door dames en gedichten door nie mand. HET Ir. G. A. Kessler President-directeur van de Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken M. J. Brusse BIJ onze telefonische afspraak voor deze portret-zitting had de heer Kessler mij gevraagd: en dan komt u zeker met uw wagen naar mij toe?" Die veronderstelling had mij kinderlijk voor hem ingenomen. Maar tevens bleek hieruit een zoo volkomen onbekendheid met de.... mérites van mijn vak, dat ik mij nu ook maar niet geneerde, omdat ik zoo weinig begrip had van zijn hoogovens. En deze argeloosheid jegens elkan ders levensbestaan bepaalde al aanstonds een welwillende verstandhouding. De sfeer eromheen bevorderde die stemming. Want de president'directeur van deze zware industrie, waar aldoor treinen doorheen bonken over de zwarte fabrieksterreinen, en waarboven een van walm sulferig grauw verzadigde lucht hangt die tegen den avond nu en dan in lichterlaaie uitvlamt alsof 't er fel brandt de leider van dit cyclopen-bedrijf ontving mij in zijn ruime, rustige, blank-lichte directiekamer. Een van de breede wanden is dan ook van glas en ziet uit op de spoorlijnen, waarach ter enkele optimistische struiken trachten toch nog te groeien. De andere muren en de zoldering vingen in hun blondheid den zonnigen schijn uit den morgen. En dan ligt er een grasgroen dik wollen tapijt gespreid als een zomersch gazon. Dit is alles van een koele, strakke rust. Documen ten-kasten, stipt geordend. Aquarellen van Wenkebach en Josselin de Jong geven in warme en teedere waterverven, hun ideëele visie op dit overweldigende wrochten van vele honderden menschen met het vuur en uit de aarde gedolven elementen. EN is uw levensdoel nu hoogovens, meneer Kessler? Zijn de hoogovens uw leven? Of blijft daarnaast nog iets anders over, om u aan te wijden ? Ja, het bedrijf neemt mij totaal in beslag. En alle andere dingen moeten hierin verwerkt worden. Anders wordt je positie in de onderneming oninteres sant. Als niet je volle menschelijkheid erin gaat. Dan pas beleef je vreugde van je werk. Anders laat het vooral vermoeidheid. Het leven in al zijn diversiteiten, met al zijn kanten, moet er van invloed op zijn. En dan ben ik ook tevreden op dit kleine stukje, dat mijn eigen domein is. Voel mij allright en harmonisch.... Al kan ik daarnaast dan niet meer deskundig zijn, bijvoorbeeld ten opzichte van de Italiaansche primitieven, van de moderne literatuur. Mijn pleizier in het werk wordt er niets minder om, doordat 't zoo lang duurt. Vrienden zeggen zoo vaak: je krijgt 't óók niet voor niets". Stellig niet. Maar 't kan mij weinig schelen, omdat mijn vertrouwen ongeschokt is, omdat ik zeker weet dat ons bedrijf groeit en een blijver is. Hierom is 't alles gericht op de toekomst, alles perspectief. De glans van het heele leven ligt immers in het verwachten. Ik ben hier nu al sedert '19 directeur. Al is het heel prettig om wat voorspoed waar te nemen. En de crisis heeft onzen groei aardig terug gehouden. Maar nu is er weer eenige uitbreiding. Wilt u mij, voor al de leeken zooals ik zelf, wel eerst even kort zeggen wat hoogovens zijn? Zouden de menschen in ons land dit nu nog niet weten? Een hoogoven is een apparaat waarin ijzererts wordt gesmolten, 't komt er als ruwijzer uit. Ijzererts of ijzeroxyde is altijd sterk veront reinigd. Het wordt samen met cokes in den hoog oven gebracht en na smelting drijven de vloeibare onréinheden, de slakken, op het vloeibare rüwijzer. Slakken en ijzer worden afzonderlijk onder in den hoogoven afgelaten. Zoo maken we rüwijzer, en winnen daarbij een hoeveelheid gassen, doordat de zuurstof uit de lucht, die 't cokesvuur in de hoog ovens aanblaast, hoofdzakelijk kool-oxyde vormt. Een zeer arm gas, van IQOO calorieën op een M3. Maar hierdoor zijn de hoogovens tevens centrale instrumenten, die het héle bedrijf van kracht en van warmte voorzien. Ons rüwijzer is de grondstof voor de gieterijen in ons land. Al bedraagt de uitvoer van onze productie 85 pCt. Het gaat over de heele wereld. En we zoeken steeds andere markten, hoewel die lang niet altijd bereikbaar zijn, door invoer rechten, deviezen-bescherming enz. Engeland, dat vroeger een kwart van ons rüwijzer nam, zijn we op n kwaden dag in '33.kwijt geraakt, toen er 33J/3 pCt. rechten op kwam. Van den zomer zijn die weer afgeschaft. Nu sluiten we weer onze eerste PAG. 18 PC GROENE Ne 3153 Ir. G. A. Kessler contracten af. Want ze kennen ons ijzer, en ze gebruiken het graag. Een groote concurrent op de wereldmarkt was vroeger vooral Duitschland. Duitschland was voor ons ruwijzer ook een afzetgebied en wel met het Saargebied samen ter grootte van ca. 35000 ton per jaar. Ook deze markt zijn wij een tijd lang geheel kwijt geweest. Ten gevolge van de veel verbeterde clearingpositie kan er nu weer ijzer heen. Maar Noord-Amerika heeft ons als afzetgebied door de crisis heen boven water gehouden. Zoo geregeld groote hoeveelheden van 60?70.000 ton per jaar. Wij werden hierbij erg gesteund door de lage vrachten. Het transport van een ton ruwijzer per zeeschip naar Boston kostte in het diepste van de crisis evenveel als per spoor naar Apeldoorn of per binnenschip naar N.-Frankrijk. Thans zijn die verhoudingen natuurlijk volkomen anders. De Amerikaansche markt zijn we nu weer kwijt. Ze hebben daar, met hun eigen ertsen en hun eigen kolen een heel andere kostprijsbasis. Nee, het is juist een groot voordeel voor onze hoog ovens, dat wij in ons land geen ijzermijnen hebben. Want nu raken die ook niet uitgeput, en kunnen wij het erts van de heele wereld halen, zoolang er open vaart is. Want onze ligging aan de kust, dicht bij de groote industriecentra en kolengebieden van Europa, is prachtig. En, tegenover de kosten van den aanvoer staat, dat wij van alle overzeesche ertsen kunnen gebruik maken. Onze onderneming is een samengesteld, over wegend chemisch, continubedrijf, waar naast de hoogovens, nu reeds fabrieken van stikstof, van cement, van buizen bestaan. Er werken, los en vast, 'n 1500 arbeiders, hier uit de streek. Uit de aardbeivelden zijn zij naar de vuren overgeplaatst. Dat hebben zij moeten leeren. Het is een intelligent, zelfstandig menschentype, de Noord-Hollander. Maar onze 'staf heeft 't eveneens moeten leeren. . Omdat 't hoogovenbedrijf in ons land onbekend was, moest hiervoor in '24 een deskundige uit Duitsch land komen, die sindsdien genaturaliseerd, nog altijd onze bedrijfsdirecteur is. In dien tijd is onze productie van ruwijzer gestegen tot 300.000 ton, waarvan we 250.000 ton uitvoerden. WAT is er noodig, meneer Kessler, om een goede leider te wezen van zoo'n omvangrijk bedrijf? Dat je geschikte commissarissen hebt, zooals wij.... Wat ik dan uitvoer? Je moet er alles van weten en zoeken naar de zwakke plekken. Een combinatie van detail-kennis en het trekken van de groote lijnen. De dingen rijp laten worden. Besluiten moeten groeien, tot je op een dag wakker wordt en weet: zoo gaat 't gebeuren... Maar u hebt in uw inleiding tot deze serie kop stukken als een misstand aangegeven, dat het pu bliek zooveel belangstelling heeft voor den persoon van een voetballer, een vlieger, een artist en niet weet wie in eerste instantie de ontwerper is van de Nieuw Amsterdam, van débrug over het Hollandsch Diep, laat.staan wie de leiders zijn van groote bedrijven. En toch is dit verschijnsel volkomen begrijpelijk, omdat elke zuiver individueele uiting nu eenmaal boeiender, pakkender is, PAG. 19 DE GROENE No. 3153 dan de samenwerking van een collectiviteit tot een nog zoo'belangrijk doel. En hierom is de persoonswaardeering bij industrieele praestaties terecht geen publiek verschijnsel. Als voetbalspeler uit de jaren 1900 tot 1907, in welken tijd ik ook weieens captain ben geweest van het Nederlandsche Elftal, heb ik ondervonden, dat sportlui door hun persoonlijke praestatie een oogenblik in het volle schijnsel van het voetlicht ko men te staan. Daarvoor is niets anders noodig dan dat ze iets verduiveld goed kunnen. HOE ik op deze plaats ben gekomen ? Door welke voorbereiding? Wel, ik heb in Delft gestudeerd voor werktuigkundig ingenieur. Maar hiervoor was ik eigenlijk niet geschikt. Want een werkt. ir. moet drie eigenschappen hebben: ie geen neiging tot platvoeten, ue. heel goed kunnen schet sen, 36. goed in de wiskunde zijn. Inderdaad heb ik een kleine verhooging in mijn schoenen, is de teekenplank altijd mijn nachtmerrie geweest, al was wiskunde dan ook wel mijn fort. Maar dit alles interesseerde mij eigenlijk niet, omdat ik meer belangstelling had voor de physiologischnatuurkundige en vooral de economische problemen. En hiervoor studeer je niet in Delft tot werktuig kundig vernufteling. Maar toen ik op een bepaalden datum toch ingenieur geworden was, heb ik mijn diploma verstopt en ik heb mijn vak dan ook nooit toe gepast. En omdat mijn vader directeur was geweest van de Koninklijke Petroleum Maatschappij nam zijn opvolger, Deterding, mij in '07 daar direct in dienst, en negen jaar lang ben ik in dit concern werkzaam gebleven. Ik heb de petroleumlanden bereisd en er mijn deel gehad in den arbeid. En op het hoofdkantoor te Londen heb ik steeds in de naaste omgeving van Deterding, ook als zijn secre taris, den invloed ondergaan van zijn toen wel zeer galvanische persoonlijkheid. Ik heb er buiten gewoon plezierig gewerkt. Tot ik in den Kersttijd van '14 door een complex van invloeden, waartoe misschien ook de oorlogspsychose behoorde, deze verdere ontwikkeling heb afgekapt en uit Londen ben weggegaan. In deze oorlogsjaren was Wenkebach als directeur van de gouvernementsbedrijven uit Indiëterug gekeerd. Hij was toen een man van diep in de vijftig. En hij liep rond met hoogoven-plannen. Van de commissie van voorbereiding onder zijn leiding, allemaal kopstukken, zijn er nog verscheidenen commissaris van onze N.V. In het begin van '17 zocht Wenkebach een secretaris. En Dr. Colijn, die toen directeur van de Koninklijke was, vroeg mij of ik hiervoor geen ambitie zou hebben. .Inderdaad. Zoo heb ik met hem samen het werk opgebouwd, weldra als zijn mededirecteur. Maar hij heeft de zaak niet zien draaien, al lag alles voor anker toen Wenkebach in '24 stierf. En nog altijd is de eigenlijke opbouw van het werk hier niet voltooid. Maar ik zei al, dat ik dit niets naar vond. Mijn vader heeft, als feitelijk' stichter van de Koninklijke, ook alleen de jaren van opbouw gekend. In de oliekringen had ik veel geleerd. Acht jaar had ik graag gereisd, maar ik kwam ook weer graag in Holland terug. Want hier liggen de pro blemen. Onze samenleving heeft hiervoor de beste menschen noodig. Per slot wordt ieder bedrijf ondernomen om winst te maken. Maar wanneer je hierop alleen aanstuurt, maak je de grootste kansen om de beste relaties te verknoeien. Wanneer scherp op de belangen van de zaken gelet wordt, dan blijken die maar zelden volkomen evenredig te loopen met de grootste baten. Het is meestal in het belang van de onderneming de grootste bate te laten liggen en liever voort te bouwen in de relaties. Hierom is 't goed altijd intelligent te zoeken naar een oplossing ter bevredi ging naar twee kanten. Och ja, vanzelf zoeken we allemaal voor onze werkzaamheden een motief in het algemeen belang. Zoodra we dit niet meer doen, zijn we geïsoleerd geraakt. We vleien ons, en zien op den achtergrond van onze handelingen allerlei onpersoonlijke in teressen. Er wordt soms geleeraard: het particulier bezit'uit de productiemiddelen strekt uitsluitend tot eigenbaat. Wanneer dit in zijn algemeenheid waar was, zouden er geen groote dingen, die altijd het resultaat zijn van ,,give and take" tot stand komen. Liever houd ik de illusie hoog, dat de zelfstandige ondernemer ook het algemeen belang dient. En dit is niet alleen maar een illusie ! PAG. H DE GROENE No. 9133

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl