De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 6 november pagina 6

6 november 1937 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

t l 'f!" 'L- r'J. . : ?-: Letterkundig leven VERLENGD DUEL Film J. Gans He ii r > de IWontherluiit: I<e dónion du Men (GraMttet. l'n rijt*) HENRY de Montherlant heeft kans gezien tusschen het veel omstreden Pitiépour les fem mes" en het reeds vroeger aangekon digde deel Sur Ie bord de l'abime", dat den romancyclus Les jeunes filles" zou besluiten, nog een deel in te lasschen. De titel van dit deel Le demon du bien" laat reeds doorsche meren, dat Montherlant zich voorloopig nog voldoende blijft blootstellen aan de verwoede aanvallen van hen, die de overtuiging zijn toegedaan, dat de ethos van het huwelijk en wat daaraan voorafgaat, niet op zoo'n cynische wijze in beeld mag worden gebracht, als dit door de Montherlant geschiedt. Aan den anderen kant zal de Montherlant de sympathie blijven oogsten van hen, die met hem van opinie zijn, dat men den plicht heeft zijn huid zoo duur mogelijk te verkoopen, wanneer men dan eindelijk daartoe wil overgaan. Pierre Costa is in Le demon du bien" herdoopt tot Pierre Costals. riet protest van een heuschen, in Frankrijk rondloopenden, Pierre Costa, die de gelijknamige figuur van Montherlant blijkbaar niet voor zijn rekening wilde nemen, is de oorzaak van deze wijzi ging. De verandering van Costa be perkt zich overigens alleen tot dit uiterlijk attribuut. Bij het voortgezette duel met Solange Dandillot in Le demon du bien" vindt men opnieuw de eeuwige rancune van den roman ticus terug tegen de door niets uit de wereld te helpen omstandigheid, dat de vrouw nu eenmaal niet anders is dan zij is en dat zij op de juiste oogenblikken nu juist heelemaal niets be grijpt van de dingen waar het voor den romanticus op aankomt: ,,Mais peuttre que tout tait chique dans ce sexe. lei pour obtenir de la tendresse, la pour obtenir Ie mariage, la pour obtenir des sous. Peut-être n'y avait-il pas une femme sur cent qui sentit quelque chose entre les bras d'un homme, si elle n'avait pas tépréparée". Het cynisme van Costals is niet in strijd met zijn romantiek! Geen libertijn zonder romantiek, doch ook niet zonder het noodige portie cynisme, dat er voor waakt dat hij dupe wordt van het over 't hoofd zien van het verschil tusschen wat men wenscht en wat men aanwezig vindt. v De angst van Costals voor 't huwelijk met Solange spruit uit dit waakzame bewustzijn voort. De komische noot ontbreekt bij de Montherlant's beschrij ving van deze voorzichtigheid niet en het gesprek van Costals met Mama Dandillot over deze hachelijke aange legenheid is van een kostelijken galgen humor. Dat Costals bij deze expeditie plotseling in de keuken van de Dandillots belandt, herinnert ons even aan het soortgelijke lot, dat Willem Paap Vincent Haman bij zijn aanzoek laat wedervaren. De vlucht naar Zwitserland wijst Costals al evenmin een uitweg uit zijn dilemma. De heer Pierre Costals kan met een variant op Greshoff werkelijk den heer Pierre Costals niet ontloopen. De beste passage uit Le demon du bien" lijkt mij die, waarin -wordt beschreven, hoe Costals even na deze vlucht op weg naar het station om Solange af te halen, zich op 't laatste oogenblik nog omdraait en een jeug dige Genueesche achtervolgt: ,,Ce désir passionné, ce besoin tragique d'échapper a Solange, au moment précis oüil semble que la cage va se fermer sur lui, Ie pousse a vouloir réussir a tout prix cette capture" en Mlle Dandillot ne saura jamais comment elle fut trompée, trahie et presque maudite en eet instant oüelle retrouvait, toute chargée de confiance et de joie, celui qui l'avait appelée ici." Costals' verwantschap met het ras der vagebonden manifesteert zich hier op een voor Solange onheilspellende wijze. Het eeuwige verlangen en de jacht naar dat wat men niet heeft: de Montherlant is er in Le demon du bien" opnieuw in geslaagd ons den doodsstrijd van deze verwantschap aan nemelijk voor te stellen, hoewel men zichzelf nu en dan bij het lezen wel eens op een zekere vermoeidheid be trapt, die wellicht voortspruit uit de overweging of het wel redelijk is, Costals zoo uitvoerig en vooral zoo theoretisch gefundeerd te laten samen zweren tegen de beminnelijkheid van een jongedame, waar hij ten slotte toch niet buiten kan of wil. Twee levenssferen Wouter Paap .los. PanhuyHen: Ile Ontmoeting (V ij K I> en van IMtmnr, Itntterclam) DE kunstcritiek is een boeiende bezigheid en het werk van een belangrijk essayist kan wel degelijk creatieve waarde bezitten, maar het is zeer goed te begrijpen, dat een litterator, die hoofdzakelijk kritisch werkzaam is, soms behoefte gevoelt om zich in de materie, waar over hij voortdurend waakt, ook eens zelfstandig uit te drukken. Ik geloof dat men de weinige verhalen, welke Jos. Panhuysen tot nu toe publiceerde, het best als zoodanig kan beschouwen. Want Panhuysen is in de eerste plaats criticus en ik ben zelfs geneigd, hem onder de meest consciëntieuze bentgenooten te rangschikken. Hij is geen veelschrijver en hij is ook niet iemand, die zich gaarne mengt in litterair krakeel. Zijn opstellen maken altijd een weloverwogen en bezonken indruk; hij oordeelt niet haastig van boek tot boek, doch beschouwt een schrijver het liefst van de totaliteit van zijn oeuvre uit. Zijn opstellen over Engelsche litteratuur hebben terecht een zekere befaamdheid verkregen. UIT den korten roman De Ont moeting", welken hij vijf jaar na zijn vorig werk Het Afscheid" pu bliceert, blijkt opnieuw dat Pan BIBLIOGRAFIE Cyriel Verschaeve. Elljah ( Zeemeeuw", Brugge) CYRIEL Verschaeve neemt een zeer eigenaardige plaats in onder de hedendaagsche Vlaamsche schrijvers. Deze figuur staat buiten de scholen, die, sinds den aan vang van deze eeuw, gestalte en vorm hebben gegeven aan déverschillende idealen en richtingen, welke in Vlaan deren zijn ontstaan. Door sommigen is hij fel bewonderd; door anderen weer geringgeschat, en, hoe para doxaal dit ook moge klinken, deze beide uitersten zijn evengoed begrijpe lijk, naar gelang men den inhoud of den vorm van zijn werk kritisch gaat beoordeelen. Het werk is goed door zijn inhoud, door zijn inspiratie, die Van een feilen hartstocht getuigt, welke met haast visionnaire gaven gepaard gaat, waarvoor Henriëtte Roland Holst grooten lof betuigde. Het is onbevredigend huysen's creatieve hoedanigheden ten achter staan bij zijn critische mérites. Het nieuwe boek heeft in vergelijking met het vorige ongetwijfeld aan tempo gewonnen, maar het blijft toch een typisch voorbeeld van een roman, welke door iemand met een beschouwenden geest geschreven is, wien het voor het welslagen van een roman of novelle te zeer aan visueelen en plastischen zin ontbreekt. De persoons beschrijvingen mislukken dan ook precies even vaak als er personen in het boek optreden, milieu- en situatie schilderingen zijn zooveel mogelijk uit den weg gegaan (er bestaat b.v. geen verschil in sfeer tusschen een stations wachtkamer en een studeervertrek) en evenals zoo menig schrijver, die in zijn positie verkeert, neemt Panhuysen gaarne zijn toevlucht tot een reisbe schrijving, waarin vreemde streken, en vooral vreemde plaatsnamen (liefst, en dus ook hier: Italiaansche.') aan het verhaal een onalledaagsch accent vermogen te geven. OP deze zwakke eigenschappen (waartoe men ook de overladen intrigue kan rekenen) had het boek gemakkelijk kunnen stranden. Doch hetgeen het aan substantie" te kort komt, wordt vergoed door den helde ren, melodieuzen stijl en de fijne psy chologische ontleding. De minister van financiën, Van Toor, komt tijdens een toevallig oponthoud in het stadje, waar hij zijn jeugd doorbracht, in aan raking met eenige oude kennissen en vrienden. Deze reeks van ontmoe tingen leidt tenslotte tot een bezoek aan zijn vroegere minnares, die hem indertijd op reis in Sorrento voorgoed ontvlucht is en bij wie hij, naar hij thans pas te weten komt, een zoon heeft, die als geestelijke in een Italiaansch klooster leeft. De kern van het verhaal ligt in de veelal boeiende gesprekken, waarvan dat tusschen den minister en den pastoor, die hem naar zijn vroegere minnares brengt, vooral zeer toegespitst is. Ik vermoed, dat de titel van het boek niet zoozeer slaat op de ontmoeting tusschen Van Toor en zijn jeugdvriendin Sophie, doch veeleer op de aanrakingen en botsingen tusschen twee levenskringen: de liberale" en de katholieke, welke over de geheele linie van het boek, zonder eenig punt te raken van confessioneelen of apologetischen aard, op zeer subtiele wijze zijn aangeduid. De wijze waarop Panhuysen deze in een land als het onze zoo delicate kwestie zij het dan ook in een wat zwakken romanvorm heeft behan? deld, getuigt van zooveel begrip en inzicht en is bovendien in onze vaderlandsche letteren zoo nieuw, dat reeds daardoor zijn kleine roman op veel waardeering en. belangstelling aan spraak mag maken. in zijn vorm. Verschaeve is jammer genoeg nooit den gulden raad van Gezelle indachtig geweest: De Vlaamsche taal is wonderzoet, voor wie haar geen geweld aandoet...." Nu is de taal van Verschaeve, ook zooals ze zich voordoet in zijn jongste drama Elijah", een geweldige wbordenlawine, die soms wel indrukwekkend wordt, maar bezwaarlijk schoon" kan genoemd worden. Tevergeefs zoekt men bij Verschaeve een spoor van harmonisch rythme. Ook de construc tie mist zin voor proportie. De ver gissing van Verschaeve was, den versvorm, waarvan hij de techniek niet' voldoende beheerscht, te willen gebruiken voor de uitbeelding van dramatische concepties, die evengoed in proza een passende gestalte konden vinden. ? Elijah behandelt in een reeks dra matische tooneelen de hoofdmomenten umua D. A. M. BINNENDIJK O. Kamphuis: Aardiaoh Seizoen. (rit<rever«maatsehapplj ...Holland", Amsterdam) ONDER de jonge orthodoxprotestantsche dichters ken merken zich Eekhout en Kamp huis vooral door hun duidelijk besef van aesthetische verantwoordelijkheid. Zij laten zich niet door theologische opvat tingen of religieuse overtuigingen ver leiden tot amusische poëzie of dogma tisch-bekrompen litteratuurbeschou wing (vgl. het uitstekend essay van Kamphuis over den dichter Nijhoff in De Weegschaal"). Hun godsdienstig gevoelsleven staat hun dichterlijke bezieling dan ook geenszins in den weg; integendeel, het weet aan de ernstige en conscientieuse levensbeschouwing, die door hun talent tot poëtische expressie wordt gedwongen, een teedere en war me nuance te verleenen. Mij komt het zelfs voor, dat de stoere toon der Hollandsche Protestanten bij Kamphuis ontstemd" is, soms tot een weeken, zinnelijken klank, soms tot een melodieuse, door natuurgevoel verhelderde stembuiging. Aangrijpend of indrukwekkend van verbeelding en bewoording, wordt deze poëzie nimmer, maar de zuivere, aandachtige toewijding voor de natuur en voor de gevoelswaarden van het menschelijk leven, zoowel in physieken als metaphysischen zin, dwingt gene genheid af. Zijn gedichten mogen dan, door aan Rilke en Nijhoff te herinneren op overigens geheel andere wijze dan die van Gerard den Brabander, niet op oorspronkelijkheid van sentiment en vormgeving aanspraak kunnen maken, toch bezit Kamphuis de weliswaar zwakke doch onmiskenbare gave, eerlijk en zonder opsmuk of pose, in aantrekkelijke verzen zijn bescheiden ontroeringen en veelal naïeve ver voeringen poëtisch te realiseeren. JXunstzaal v an Lier ROKIN 126 AMSTERDAM Dóorloopend Tentoonstellingen uit het leven van den norschen profeet, zooals deze verhaald worden in de boeken der Koningen van het Oude Testament. Wij zien er hoe Elijah het volk van Israël aan den cultus van Astaroth en Baal ontrukt, hoe hij vervolgd wordt door Isobel, de gemalin van Koning Achab, hoe hij op den top van den Choreb een visioen beleeft, dat den schrijver de gelegenheid biedt om in een fraai lyrisch fragment het wezen Gods te behandelen als een Henenzwevend Zwijgen": conceptie, die eenigszins herinnert aan Pascal's beroemde silence ternel des espaces infinis". Maar, met uitzondering van dit inderdaad merkwaardig fragment, gaat ook deze jongste tragedie mank aan een betreurenswaardige wan verhouding tusschen de grootschheid van de aangedurfde conceptie en de litteraire middelen waarover de dichter beschikt. EEN VROUW EN DRIE MANNEN Lubitsch-Die trich Angel" (Tuschinakl Theater, Amsterdam) DE fascinerende figuur, welke Mariene nog steeds op het witte doek is, bevestigt weer eens de grote betekenis van de regie. Wij erkennen de persoonlijke kwaliteiten van Mariene deze mogen dan voor een groot deel op glamour" gebaseerd zijn, hoewel niet uitsluitend ten volle. En toch hebben wij deze kwaliteiten altijd alleen tot hun recht zien komen onder goede regie en op zeer verschillende wijze. Wij hebben haar onder zwakke leiding die met haar geen weg wist ronduit zien falen: zie o.a. The garden of Allah" en Knight without armour". Onder Lubitsch' leiding biedt Mariene geen nieuw aspect, zoals zij dit eenmaal onder regie van Borzage deed. Maar hij plaatst haar in een zo gaaf geheel, dat men bij deze film van het begin tot het eind bewondering moet hebben voor het bijna volmaakte vakmanschap van dezen regisseur. Een bewondering die al naar de beschouwer is ingesteld nog wordt versterkt of zich vermengt met teleurstelling door het feit dat Lubitsch zijn talent geheel heeft gehouden binnen het kader van de film voor het groote publiek. De kunstenaar in hem blijft steeds gebonden door den vakman der grote filmindustrie, zodat men het resultaat eerder als gebruikskunst dan als uiting van vrije filmkunst moet beschou wen. Maar, het mag worden herhaald, binnen deze beperking is het werk van Lubitsch moeilijk te over treffen en er blijkt wat Mariene onder een dergelijke leiding, temidden van een uitstekende bezetting in een prachtige ruimtelijke beperking, welke overal het meesterschap van den leider verraadt, nog altijd waard is. De Marx-Brothers ,,A Day at the Races" (Cinema Corso, Amster dam) DE Marx-Brothers bevestigen, na herhaalde ken nismaking, de eerste indruk: een stel prachtige clowns van een eigen zeer Amerikaanse klasse, waarbij de film zich vrijwel beperkt tot reproductie van hun nummers, een enkele maal daaraan een tempo verlenend, dat buiten de film niet wel mogelijk zou zijn. Het afbreken van de vleugel tot een harp door Harpo, een scène welke direct aan de tekenfilm doet denken, kan men zich buiten de film moeilijker voorstellen dan b.v. het prachtige visueele piano spel van Chico of de dwaze vtelefoonscène van Groucho. Het zoete verhaaltje» waarmede Sam Wood de nummers aan elkaar rijgt is nu eenmaal een noodzake lijk kwaad, zolang voor dit soort werk geen eigen filmvorm gevon den is, al zou het in totaal stellig minder kwaad" kunnen zijn, zoals het slot, waar de clowns een ach tergrond van negermuziek krijgen, bewijst. Overigens is dit een soort humor, waarvoor men open moet staan en in dit opzicht heel wat minder al gemeen aansprekend dan die van Chaplin. Omdat deze laatste een eigen werkelijkheid schept en de Marx-Brothers hun werk juist op een volkomen negatie van de wer kelijkheid baseren. D. C. VAN DER POEL City Theater Tweejarig ben taan TWEE jaar is nog geen lange tijd; maar twee jaar op den totalen duur van het celluloid tijdperk is toch al iets, dat is al een stuk historie. Het Amsterdamsche City Theater verrichtte in dien tijd de taak, die zij op zich genomen had, n.l. programma's Van filmcultureel peil te vertoonen, op ruime wijze. Het is niet noodig de meest waardevolle films van die twee jaar te noemen: het geheele pro gramma van dit groote Theater in het hart van Amsterdam spreekt voor zich zelf! Radio-Stethoscoop BACH-CANTATEN sed PAG. 10 DE GROENE No. 3153 \ LANG hebben we gewacht, maar allerminst stil ge zwegen. Herhaaldelijk richtte de Radio-Stethoscoop" zich op de cultureele waarde eener regelmatige uitzending van Bach-Cantaten. Het in gebreke blijven van de Duitsche zenders in een regelmatige emissie van de traditioneele Zondagmorgen-uit voeringen in de Thomaskirche te Leipzig werd in deze auscultatierubriek al eerder gesignaleerd en op den Nederlandschen omroep werd een beroep gedaan om het verzuim van onze oostelijke buren te compenseeren. Incidenteele uit zendingen van Bach-Cantaten gaven de hoop op permanentte in eenigerlei vorm voedsel, maar het bleef bij een sporadische mondterging. Eindelijk echter heeft dan toch de V.A.R.A. zich de eer ver worven, dat zij bewijst de ver plichting te beseffen, die haar beschikking op Zondagmorgen over een onzer zenders haar op legt. Zij kondigt uitvoeringen aan van Bach-Cantaten om de vier weken en belooft daarbij reken schap van de bijzondere bestem ming dezer muziek in verband met het tijdstip van uitvoering; een beperking, die de verwezen lijking van haar voornemens niet weinig bindt, maar de waarde van haar streven op dit gebied stellig verhoogt. Zoo hebben we dan j.l. Zondag morgen met de verklanking van Cantate No. 79 Gott der Herr ist Sonn' und Schild" de eerste inlossing van haar belofte ge noten. Onder leiding van Felix de Nobel gaven koor en solisten van het Kamerkoor Pro Musica", gesteund door het V.A.R.A.-Orkest en de continuo-instrumenten, een auditie, die een dankbaarheid doet oprijzen, welke een kritiek op ge breken ver overschaduwt. Als de Radio-Stethoscoop" eenige dezer gebreken registreert, dan is dat slechts om een bewijs te geven van de aandacht, waarmede deze eerste uitzending in de nieuwe serie werd .gevolgd. Meer dan op muzikaal-technisch terrein lagen de tekort komingen in de acoustische ver houdingen. Wel mocht men de orgel- en sommige obligaat-par tijen beter bezet wenschen, maar een geschikt instrument en in dit werk geroutineerde bespelers val len niet zoo gemakkelijk binnen het bereik van de V.A.R.A. Daar tegenover stond dan het uit nemend koor, welks leden bij tijden ook als solisten kunnen fungeeren; geheel zooals dat in Bach's tijd het geval was. Het ontbreken de soprano ripieno" werd ook nog als een gemis ge voeld, dat op den duur verholpen moge worden. Belangrijker was, dat de acous tische condities in de V.A.R.A.studio zich vóór deze uitvoeringen blijkbaar zoo ongunstig leenen. Zij mist het kathedraal-effect", dat juist hier zoo onontbeerlijk is, omdat het den klank der strijk instrumenten verreint en het tim bre van den zang verpuurt Mogelijk is daar nog wat op te vinden, want anders hebben we een jaar of twee den tijd, voordat de studio-verbouwing in dit op zicht uitkomst kan hebben ge bracht. Prijzenswaardig is het afdruk ken van den tekst en het commen taar op deze uitzendingen. Te overwegen ware echter, dit com mentaar, desnoods in beknopten vorm, voor de microfoon nog eens te herhalen. Niet itdereen kan zich de weelde veroorloven voor een toelichting op deze uit zendingen een abonnement op De Radiogids" te nemen. Boven dien bereidt zulk een inleiding de juiste stemming voor. Het vast houden van deze stemming kon dan nog worden nagestreefd door na het slotaccoord eenige minuten stilte te betrachten, alvorens de omroeper, die beroepshalve aan een zwijgende microfoon nu een' maal een broertje dood heeft, zich met zijn overigens charmant ge luid weer. komt melden. Lang hebben we gewacht, maar ons geduld is beloond: er is een begin gemaakt, dat tot bemoedi ging strekt. En we wagen het, ook hier weer een balletje op te gooien naar eventueele afwisse lende samenwerking met de N.C.R.V. of de V.P.R.O., die ook zendtijd op Zondagmorgen heb ben. Maar van een dergelijke samenwerking zijn we helaas nog ver verwijderd.... G. K. KROP Mor/ene Oietrich in ,,Ange/" (Tuscnmski, Amsterdam) OSCAR TOURNIAIRE 7EERTIG jaar tooneelspeler (zonder een paar jaar smokkelen) dat is geen gekheid.' Het beteekent niet alleen, dat iemand veertig jaar geleden begon te spelen en zich een goeden naam wist te verwerven, maar tevens dat hij dezen gedurende een zoo lange periode wist te behouden. Wanneer voor een veertigjarig jubileum een commissie zich spon taan vormt, dan weet men, dat dit geen middel is, de aandacht op iemand te vestigen of een belangstel ling te stimuleeren, neen, dan valt er ook eerlijk wat te bejubelen. Zóó staat de zaak bij Oscar Tourniaire. De eerste jaren van zijn loopbaan zal hij er stellig last van hebben gehad, dat hij de zoon was van een grooten tooneelspeler (dat stelt hooge eischen aan een jongen acteur, die veelal den vorm aannemen van een zekere onderschatting zijner gaven). Zijn eigenlijk succes is dan ook in waarheid pas bij :Royaards be gonnen. Royaards werkte gaarne met geroutineerde spelers en bracht dezen, dank zij 2 ij n leid ing, veelal op een hooger plan. Tourniaire heeft, als ik mij niet vergis, eerst nadat hij Royaards eenige n tijd als leider weer moest missen, leeren inzien, wat juist deze regisseur voor hem beteekende. Het halve jaar bij de Haghespelers, waarvoor hij zij n engagement bij de N. V. Het Tooneel onderbrak, bracht geen voldoe ning en als een verloren zoon ging hij, terecht, weer naar Royaards. Daarna kwamen pas zijn eigenlijke successen, die ver boven zijn vorige uitgingen: zijn ,,Jonker Bibberwang" en zijn,?Spoel" in Royaards' Shakespeare opvoeringen van Driekoningenavond en Midzomernachtsdroom. Tourniaire i,s wat men noemt een tooneelspeler, die vult, en hij is in vele opzichten tegelijkertijd een naïef mensch, die oprecht gelukkig is, wanneer hij een goede' rol kan spelen". Niet alleen voor de pers, ook daarna. En de innerlijke vreugde en voldoening daarvan komt dan spontaan over hetltvoetlicht en even spontaan geeft het publiek zich dan gewonnen. Hij hoort niet tot de acteurs, die als 't ware meenen recht te hebben op succes, die onder het spel het publiek bijna uit de hoogte behandelen, of die het willen imponeeren. .Neen, ik ben er van overtuigd, dat, als men precies in zijn hart zou kunnen lezen, men ontdekken zou, dat hij nimmer zóó gelukkig is, dan wanneer hij waarachtig succes heeft, niet terwille van het succes, of om de bevrediging of uit ijdelheid, of met het oog op een volgend engagement, maar omdat Tourniaire, wanneer hij de juiste rol speelt, zich meer in zijn element gevoelt, waarachtiger leeft, dan op welk ander oogenblik in zijn gewone leven ook' Want Tourniaire is vóór alles een tooneelspeler en dat is hij nu al veertig jaar. Dat hij het nog lang moge blijven. PAG. II DE GROENE Ne. 3153 U DE GROENE Ne. JI5I

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl