Historisch Archief 1877-1940
l ?.'}
De Ouitsche herdershond
Quida van Westergoo. qualificatie ,,zeer goed".
Fokker en eigenaar \. Ferwerda, Leeuwarden
P. M. C. TOEPOEL
Het groote gevaar der populariteit
DE leek ziet den herdershond graag
forsch, weerbaar, in staat wolf
en schapendief te overwinnen.
Maar de werkende leden der rassen
van herdershonden (men zie ,,Herders
en honden in het strijdperk", Groene
Amsterdammer, 23 October 1937), zijn
kleine, tengere honden. In'Belgiëfokt
men den Mechelaer weer 200 en het
zijn de tentoonstellingen, welke de
rassen, die daarop beland zijn, ver
groot en vaak veranderd hebben, ook
wat den aard betreft.
De verdediger" der kudde was niet
het bekende type van 50, thans wel 60
tot 65 cm schouderhoogte met de recht
opstaande ooren en haar van zoowat
4 of 5 cm. lang. Neen, hij was een veel
grootere, zwaardere hond, met breed
hoofd en hangend por. Langharig en
meestal wit, opdat de herder bij een
gevecht in schemer of duister hem ge
makkelijk van den wolf of roover kon
onderscheiden. In ons land bekende
rassen van deze groep zijn de
Pyreneesche Berghond en de hier zeld
zamere Hongaarsche Komondor. Po
len, Finland en Italiëhebben nóg zulke
honden. De Russische Aftscharka is
vaalrood of zwart, maar niet wit.
Die beren van honden beschermden
en beschermen nog de kudde waar de
aarde vrij is en het akkert je van
Pieterse nog niet stijf tegen het perceel
van Jansen ligt aangedrukt. Zij hoor
den thuis bij de oude, altijd trekkende
herdersvolken en leven in onzen tijd
nog waar ruimte" is.
Maar waar de ,,beschaving" zich
verspreidde met hare overbevolking,
schijn-orde en ontginning, daar ver
dween al wat niet netjes was: roof
dier, veedief en natuur. Daar behoefde
niet langer het schaap verdedigd, daar
moest, het slatuintje van meneer X
beschermd tégen het schaap.
De groote, veel etende soldaat raakte
daar overbodig. Een rappe, kleinere en
dus in onderhoud goedkoopere hond
verrichtte beter het nieuwe
politie"werk. Die verkeersagent der kudde is
onze tegenwoordige herdershond.
In Engeland, waar men onder elkaar
eerder uitgevochten was, ontstond hij
reeds in de eerste helft der XVIe eeuw,
op het vasteland pas anderhalve eeuw
later. Waarschijnlijk is zijn oorsprong
de oerhond geweest, die als
hovawart" later hof- of erfhond, was blijven
voortbestaan en in zijn omgeving het
grasetend volkje reeds had leeren ken
nen.
Aanvankelijk bleven nog kruisingen
van den soldaat" bij de kudde, nu als
veldwachter. Maar ons land, dat trou
wens vrijwel geen schapen meer heeft,
zag zijn aardigen, schranderen schapen
does verdwijnen en in Duitschland,
waar de schapenteelt in het midden der
vorige eeuw haar hoogtepunt had be
reikt en daarna achteruitging, hand
haven de of f icieele langharige en enkele
andere stammen zich nog nauwelijks
meer.
DE herdershond met zijn scherpe
omtreklijn, schrander hoofd met
steile ooren, met zijn schranderheid,
levendigheid, trouw en zijn eerbied
voor den eigendom van alle vaste, losse
en levende have van zijn mensch, van
weggeworpen lucifersdoosje tot huis,
ja terrein en van kind tot kip, behaagt
den mensch. Vooral toen de
vereeniging voor den, eerst na den onze op de
tentoonstelling verschenen, Duitschen
zielkundig juist het lied van den eigen
dom op de reclametrom sloeg.
Vraag" heeft een tegenstrijdigen
invloed op een artikel, hetzij dit een
kleedingstuk of een ras van schatten
van honden is. Vraag brengt geld voor
verbetering, maar lokt fortuinzoekers.
Wat heeft de welvaart het ras ver
beterd voor wie, als ik, het jaren vóór
zijn slagen gekend en zelf tot vriend
gehad heeft. Wat heeft reclamefokken
het geschaad. Hoe steeg zijn aantal.
Omstreeks 1920 moest en zou iedereen
een D. H." hebben, al was het maar om
de inbraak-verzekering te kunnen op
zeggen. Zijn leiders beheerschten de
tentoonstellingen. Toen kwam de terug
slag. Men fokte voor de reclame-leus:
politie-hond. Maar zonder kennis van
vechten of hond. Op de tentoonstelling
zegevierde de angstbijter en hij werd
dus algemeen-bruigom, terwijl de hond
met het juiste karakter vrijgezel bleef.
Dit heeft het voortreffelijke ras, dat
velen de grootste bevrediging kan
schenken, zeer geschaad. Gelukkig, dat
de vraag" daarop snel viel, dat de
rustige mensch, die den besten prijs
betaalde, van het ras terugschrikte,
want daardoor hebben de avonturiers
het verlaten. Al is nog uitkijken ge
raden, daar de schuwheid niet geheel
is weggefokt, ik ken thans weer
Duitsche herdershonden met het karakter
van onzen Max, den hond zonder vrees
en dus rustig tegenover mensch en dier.
Hoflijk gastheer voor eiken bezoeker,
ook al was het een hond, ja, zelfs be
minnelijk tegenover den
brievenbesteller. Maar hoe minzaam ook,
scherp waker over ons en over wat ons
toebehoorde. Doch dit zonder bijten.
Allén door zijn persoonlijkheid. Hoog
stens trok hij zachtjes aan den pan
talon of de jas om de aandacht te trek
ken. Max was een hond, dien men nooit
behoefde vast te grijpen en op wien
men rekenen kon bij gevaar. Hij was
niet afgericht. Het was aangeboren.
De Duitsche herdershond, reu, moet
tusschen de 60 en 65 cm. hoog wezen,
de teef tusschen 55 en 60. Schoon even
hoog, is hij ietwat forscher dan de onze,
ook in hoofd, terwijl het oor iets
grooter is. Tippen wordt terecht als
schoonheids-, niet als werkfout" beschouwd.
De borst is diep, maar niet breed. De
hond is iets langer dan hoog, staat met
de achterbeenen zeer gestrekt en is,
daar hij als draver wordt gefokt, vóór
iets hooger dan achter. De staart is
zwaar omhaard en reikt tot den sprong.
Ofschoon ruw- en langhaar not; be
staan, komt alleen korthaar op onze
tentoonstellingen. Onder de boven- ligt
de ondoordringbare ondervacht.De kleu
ren zijn: zwart, ijzergrauw, aschgrauw,
roodgeel en roodbruin; nkleurig of
met roodbruine tot zilverwitte
afteekening. Zelden wit of wit gemengd met
andere kleuren. Aan borst en beenen
mag wit zijn. M. i. is de Duitsche
herdershond overbodig, ja tézwaar
voor het schapenhoeden gefokt. Ook
is hij op draven in rechte lijn ge
bouwd, terwijl zijn arbeid bij de kudde
cirkelen en galop vereischt. Dit alles
is echter van weinig belang, wanneer
men zijn oorspronkelijke beroep weg
cijfert. Het fokken van een slappen
middenvoet aan de voorbeenen echter,
kan ik niet billijken en het verheugt
mij, dat men er op terugkomt.
niiiiiiiiimiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim, niininiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiittnimii
l
iiiHtlllllliillliiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiinitillliiii
iiiiiiininimniiiiiiimiiiii
CHARIVARIA
Merkwaardige berichten
, .Zaterdag is te Batavia een nijl
paard uit zijn kooi in den Dierentuin
. ontMiapt. --- Het heeft'tot Maandag
geduurd voor men den rlünoceros'
weer had opgesloten." (R.)
..Vermoedelijk ? is alles verzekerd.
Dit is zeker?het yev.il met het ge
deelte dat door de fa. S. is verzekerd."
(\.H.DM.)
Pa indeluxe-brood
..Ilet uiteindelijke doel is.te voor
komen dat de rampen uit liet verleden
zich in de toekomst zullen herhalen."
(lic. Stat. Jifi;.)
De tusschenschotten tusschen de
b
stuunler.safdeelingenreiziger.safdei;liivj zijn van veel «las voorzien." (H.)
Het geval
..Dit vier duidelijk waar te nemen
uit de vele redevoeringen waarin
een gezonden en geen
gelegenheidsklank was (???-?-Char.) waar te
nemen." (II.)
..Hier te lande valt een blijvend
verhoogd peil der werkloosheid te
verwachten." (H.)
,,Dat dit zal verdwijnen, valt
stellij; toe te juichen." (Vrijh.)
Uit de hoogeschool der
journalistiek
.iDat waren woorden naar het hart
van Iwan den Verschrikkelijke, reeds
op weg om te trachten het probleem
van de absolute monarchie, die zijn
rijk geworden was, maar met een
aristocratische bestuursmacht, de
bojarcn, tot oplossing te brengen, door
een dienstadel, de z.g. opritsjniki, in
hun plaats van regeerende klasse te
stellen." (R.)
,,Zij, die wel eens wat anders willen
proberen, kunnen wij deze zo gewilde.
boeken aanbevelen."
(De Vacature, \'. en Adv. bl. r. //.
__________ Otidcriï'ijs)
De nominatief-accusatief
constructie
,,De andere Gouden Eeuwers trok
ken mij nooit aan, ken ik dan ook
nauwelijks." (G.)
,.Die wensch is geen
oogenblikkclijke bevlieging geweest, maar hebben
wij reeds herhaaldelijk geuit." (H.)
,,\Vij hebben alles, m. d. o. a., gedaan
om hem naar den ondergang te
helpen." (G.)
De N.S.B, heeft niets, m. d. o.
totaal n., te verbergen." (X.S.Ü.)
Hij is de eenige, m. d. o. d. e., wiens
zang de aandacht trekt." (T.)
Het handelsbericht en de
rondschrijf
Taalverknoeiing. Herhaaldelijk
werden in deze courant verbluffende
staaltjes medegedeeld van rondschrij
ven, handelsberichten en meer der
gelijke stukken, gesteld in een
brabbeltaaltje dat met Nederlandsen niet veel
meer clan den naam gemeen heeft."
Een afschrift van deze
is tentoongesteld." (H.)
Onder mijn vrouwelijke collega's
is l-'ien de la .Mar oiibeDiiiiU de groot-'
ste." fHY.i'. Anist. liinirtbl.)
,,Heel \Veenen was
Der Geist der stets verneint
Evenmin als er iemand bestaat,
die niet in aanmerking komt om ont
maskerd te worden, bestaat er iemand
in wien niet een ontmaskeraar leeft."
(H.)-.
Dat wil echter niet zeggen, dat
misschien niet de persoon, maar dan
toch de politiek van Stalin in deze
periode niet door ernstig gevaar
bedreigd is." (R.)
?
..De uitbreiding en niemoboitU) van
scholen is stopgezet." ((,.)
Maar wanneer ook ?
,,Het nieuwe plan lijkt in niets,
m.d.o.n.', op h'et bekroonde.'" (R.)
Alles, m.d.o.a., is in bevelenden
toon geschreven." (H.)
Eén loffelijke zwakheid
Pres.: Het onderzoek naar de
geestvermogens toont een gebrek aan
zedelijke gevoclsarmoede." (H.)
De ware spóntaneïteit
Aan het verzoek om het Friesche
volkslied op fiere en stoere wijze te
zingen, is spontaan gehoor gegeven."
(R.)
Men zal hooren, hoe spontaan dit
lied zingt." (X.H.C.)
Correspondentie
D. (c L, Ik lees in de N.R.C. : Een
spontane hulde bracht het
Amersfoortsche mannenkoor, dat bij het
paleis opgesteld, het prinselijke paar
toezong." U moest er een rubriek voor
openen; of is u dat misbruik van
spontaan niet opgevallen ?
Antw. Het is mij niet opgevallen,
want ik ben geen Duitscher, maar
het heeft mij getroffen. De rubriek
is al jaren lang open. De stumpers
denken dat spontaan geestdriftig
beteekent.
iMliniiHiiinitiiii
iiilttiiitiiniiiitifiiittitmmnniiin
nmniinimiiiiiiiiiiiiminniminHimii
.JE. .:?«._..»?,?. «i.»
Aron v. ' Kichelhahnclien, Eigenaar kennel
,,Heidezicht", A. van der Grinten, Eindhoven
PAG. 20 DE GROENE No. 3IM
DE ZENUWEN
W
'IJ, doodgewone, nuchtere Hollanders, .."
Hoe graag gebruiken de Nederlandsche
publicisten en journalisten deze
zelfkwalificatie, om hun opvatting van dingen uit den
tegenwoordigen tijd als een oordeel van het ge
zonde menschenverstand, door geen hartstochten
vertroebeld, te laten gelden. Hoe dikwijls beginnen
Nederlanders een gesprek met het accentueeren
van hun 'eigen koele objectiviteit, om den vreem
deling een domper op te zetten?
Wij, doodgewone, nuchtere Hollanders. Dat
beteekent: Het is niet onze gewoonte veel ophef te
maken van menschen en dingen. Wij houden niet
van het pathos der distantie en wantrouwen de
groote woorden van het hartstochtelijke oogenblik.
Wij zien menschen en dingen, zooals zij werkelijk
zijn, omdat wij ons zelf niets voorpraten en ons
geen illusies laten opdringen. Wij nemen de feiten,
zooals ze zijn, zakelijk, koel, nuchter, baseeren
daarop ons oordeel en wijken er dan niet meer van
af. Het woord van Willem van Oranje: Je
Maintiendrai" is de wapenspréuk der natie geworden.
En de zoo graag gebruikte zelfkwalificatie:,,Wij,
doodgewone, nuchtere Hollanders" wil dus zeggen:
wij zijn weliswaar een illusieloos, onpathetisch volk,
maar wij zijn daar in het verleden het best bij ge
varen en wij zullen ons daar ook in de toekomst het
best mee handhaven, als enkeling en als natie.
Zelfbeheersching is daarom voor den Hollander
een der eerste eischen tot de vorming der persoon
lijkheid.
DE voorstelling van het flegma der Hollanders
wordt echter hevig geschokt, als men niet
slechts in Holland reist of woont, maar in Holland
leeft.
In Holland te leven wordt den vreemdeling door
de Hollanders op vele manieren moeilijk gemaakt.
Wij willen er in dit verband over zwijgen, dat de
Hollanders binnenskamers" leven. Nemen zij den
vreemdeling ongaarne en pas na een langen proef
tijd in hun huiselijken kring op, buiten hun huis
gemeenschap houden zij zich hem door hun talen
kennis van het lijf.
Het Hollandsche taalgebied is klein. Daarom
leeren slechts weinig buitenlanders Nederlandsch.
Daarom moesten echter des te meer Hollanders
vreemde talen leeren. Behoorlijk zijn talen",
d.w.z. tenminste Fransen, Duitsch en Engelsch
kennen, is sinds eeuwen een natuurlijke voor
waarde voor de Hollandsche algemeene ontwikke
ling geweest. Probeert u maar eens als vreemdeling
van een politieagent op straat een inlichting, van
een bediende in een winkel een stuk koopwaar,
van een tramconducteur een overstapje te vragen
in moeizaam geleerd Nederlandsch en in de meeste
gevallen zult u antwoord krijgen in uw moedertaal.
Het helpt u niets, dat u de conversatie in het
Hollandsch voortzet. Uw Nederlandsche gespreks
partner zal doorgaan met u in het Duitsch, Fransch
of Engelsch te antwoorden. Hoffelijk, als iets dat
vanzelf spreekt. Pas als u naar een woord zoekt,
zal hij u, in het minst niet uit de hoogte, eerder
alsof hij u een dienst wil bewijzen, zeggen: Spreekt
Middelen tegen de zenuwen
u maar rustig uw eigen taal, die versta ik heel
goed". Zeer zeker is deze beleefde attentie ook dat,
wat men met een moderne uitdrukking uit de
koopmanstaai service" noemt, maar het is ook
nog iets anders. Op deze manier namelijk bent u
gedwongen geen oogenblik te vergeten, dat u een
vreemdeling bent, die er eigenlijk niet bij" hoort,
die dus ook niet over Hollandsche dingen mee kan
praten. En maar al te gauw, als u probeert tóch
mee te praten, verkeert de beheerschte hoffelijkheid
of hoffelijke beheersching in een zeer onhoffelijken,
maar des te duidelijker afweer, en krijgt u
doodTT7EDEROM vond de redactie het oordeel
*y van een buitenlander over ons land. Zij
nam onderstaand fragment uit Wij leven in
Holland", door den Duitszher Gerth Schreiner,
dat met teekeningen van Mies Blomsma dezer
dagen bij H. Meutenhoff verschijnt, over.
gewoon" te hooren: Daar begrijpt u als buiten
lander niets van."
ELUKT het u echter, in Holland niet slechts te
Vj wonen, maar ook te leven, dat wil zeggen: met
de Hollanders niet alleen over zaken of buitengewone
dingen, maar ook alledaags over alledaagschheden
te praten, dan blijft er van uw voorstelling van het
flegma der Hollanders weinig over.
Werkelijk, deze menschen, die de Pruisenkoning
Frederik met schildpadden vergeleken heeft, hebben
zenuwen. Ja: de zenuwen spelen in het spraak
gebruik der Hollanders, niet alleen van een be
paalde klasse, maar van alle klassen, een grootere
rol dan bij welk ander volk ook. Onaangename
dingen werken bij de Hollanders niet, zooals bij de
Duitschers, op de maag, maar op de zenuwen.
Iemand, die pas nog zenuwen als kabeltouwen"
scheen te hebben, raakt plotseling de kluts kwijt".
En iemand hoeft nog lang geen zenuwlijder" te
zijn, om toch zooveel last van de zenuwen" te
hebben, dat zijn kennissen hem een zenuwpees"
noemen. Welk een scala van de eenvoudige zenuw
prikkeling" via de gecompliceerde zenuwaan
doening" tot de zinkings van zenuwen", zooals
het volk zegt. Hoe gauw is een werk
zenuwsloopend", en hoe gauw is men daarbij niet slechts
overwerkt", maar over z'n zenuwen heen". En
vrijwel elke Hollandsche huisvrouw houdt er een
heele lijst van spijzen en ingrediënten op na, die
de zenuwen sterken" en de zenuwen prikkelen".
Zoo schier onuitputtelijk als de mogelijkheden om
over de zenuwen heen te raken" zijn de middelen
om de macht over de zenuwen te behouden of
terug te winnen. Het eenvoudigste en typisch
Hollandsche^ middel is: Hè-hè!" En dat is werkelijk
een probaat" middel. Couépropageerde de auto
suggestie: Dag aan dag gaat het mij beter en
beter !" Hè-hèl" is eenvoudiger en het is typisch
Hollandsch, omdat het ongecompliceerd is en van
het lichaam en niet van de ziel uitgaat. De buiten
lander moet er eerst om lachen, maar als hij er
eenmaal achter is gekomen, hoe weldadig Hè-hè!"
is, past hij het graag toe. Wat Hè-hè!" is? Niet
slechts de schijnbaar zinlooze herhaling van een
nietszeggende lettergreep. Het is een lichaams
oefening in zakformaat. Hier is het voorschrift:
heeft u een onaangenaam werk, of iets zeer
inspannends verricht, werkelijk zoo verricht, dat het
achter den rug is, dan spant u nog een oogenblik,
maar nu bewust, uw lichaam, door diep adem te
' halen; daarop ontspant u het langzaam door de
adem in kleine stooten uit de longen te blazen.
Voor het betere gelukken van dit laatste gebruikt
u de woordjes Hè-hè!" en u laat daarbij het
hoofd, dat u bij het ademhalen in den nek trok, diep
op de borst zakken. Indien de mogelijkheid daartoe
bestaat, moet u, zoodra u begint Hè-hè!" te
zeggen, tegen een muur gaan leunen of nog beter:
laat u zich daarbij in een stoel vallen. Maar meerdere
keeren moet u de oefening niet herhalen niet
omdat dat nadeelig zou zijn, maar omdat n keer
regel is. En niets kan uw aanzien meer schaden,
dan dat u van den regel afwijkt. Dat is
on-Nederlandsch en daarom niet deftig.
HÈ-HÈ!", de lichaamsoefening in zakformaat,
is het universeele middel voor de zenuwen.
Daarnaast bestaan echter nog talrijke individueele.
Zij beginnen haast allemaal hiermee, dat hij, die zijn
zenuwen de baas wil blijven, zijn werk even onder
breekt. Hij hoeft niet meteen het huis uit te loopen
om even de stad in te gaan", even een straatje
om te loopen" of even een kopje koffie te gaan
drinken." In elk geval heeft hij tijd noodig om het
onaangename, dat hij tevoren heeft opgekropt"
zoo mo{,eïjk onopvallend te verkroppen". Dit
opkroppen vindt z'n oorsprong in de gewoonte van
sommige vogels, ganzen, eenden en duiven, die
een gedeelte van hun voedsel eerst bewaren in den
krop, voordat het in de maag komt. Opkroppen"
wil dus zeggen: iets niet doorslikken, maar in den
krop duwen, zoodat het vlug weg is. De helden
van Homerus laten hun tranen den vrijen loop. De
Duitscher geeft door uitbarstingen uiting aan zijn
smart. De Nederlander kropt iets op. En niet' enkel
zijn smart. Men zou bijna kunnen zeggen: hij
PAG. 21 DEGROENEvNo. 3154
slikt" het. Maar het is slechts een doorslikken
naar den krop, naar de halsstreek en geen door
slikken naar de maag, waar het onaangename en
de smart zich met andere dingen verbinden en
verteerd worden. Nee, den Nederlander blijft de
opgekropte smart in den krop steken. De Neder
landsche taal zegt het duidelijk. De smart en het
onaangename zijn wel uit het gezicht verdwenen,
maar zij zijn niet overwonnen en niet verbeten.
Is het een zeer groots smart, of een zeer onaan
gename taak, die hij verkropeen most, dan gaat
hij even de stad in" of loopt hij even een straatje
om", voorzoover zijn werkkring hem dat ten
minste toestaat. Hij heeft lucht noodig, om niet in
de smart en het onaangename in den krop te stikken.
Veroorlooft zijn werkkring hem niet het gebouw
uit te loopen, dan heeft hij een andere methode,
om iets te verkroppen. Hij fluit bijvoorbeeld een
wijsje hij heeft steeds zijn eigen wijsje en
staart daarbij naar n punt plotseling staat hij
op, steekt de handen in zijn broekzakken en
slentert, al fluitend, het vertrek uit. Hij maakt een
wandeling en miniature, naar een andere afdeeling
jKf'
<*^
' ???'£$
- , "SSK '
'*» ' e**, -.^"ff
? r . .» !' \ T-1 »<^
*. . - ,
A^atJ.. _;:..> =-*^,
-K ,
/^>
1; V "T-'
Verstrooiing bij het straatje om"
in het bedrijf, naar de keuken of alleen maar naar
de gang. En na eenige oogenblikken slentert hij,
nog steeds kwasi onopzettelijk fluitend, weer
binnen en gaat, als was er niets gebeurd, weer aan
zijn werk. Of hij maakt zorgvuldig toilet, kamt zijn
haar, maakt zijn scheiding over, trekt zijn das
recht, wascht zijn handen, verzorgt zijn nagels, .
alles met gelijkmatige, weloverwogen bewegingen
en zonder andere uiterlijke teekenen van op
winding.
HET is een ongeschreven wtt, dat iemand bij het
rechtzetten van het scheefgezakte masker der
zelfbeheersching niet ge stoord wordt. Men wil immers
zelf ook niet gestoord worden, als men in een der
gelijke situatie komt? En men komt in zoo'n
situatie.' Want een masker draagt elk mensch in
Holland. Dat masker, zijn masker, is om zoo te
zeggen met zijn gezicht vergroeid. Hij heeft dit
masker, zijn masker, zelfs zorgvuldig overwogen,
zooals zijn voorouders zorgvuldig hun
handteekening overwogen hebben en zooals hijzelf dikwijls
zijn handteekening overweegt. Af en toe overweegt
men verder of men het masker, omdat men zich
ontwikkeld heeft, niet zal veranderen, zooals
men overweegt, of men niet eigenlijk, bij bepaalde
overgangen in het leven, zijn handteekening zou
moeten veranderen. Tot men tenslotte zijn
uiteindelijken vorm en zijn uiteindelijke handteeke
ning gevonden heeft. Men leeft achter het masker
en getroost zich de moeite er achter te leven. Men
is daardoor voortdurend gespannen en zoo gauw
overspannen.
Op den eersten blik zouden al deze dingen nu
niet bepaald sympathiek kunnen lijken. Niets zou
echter verkeerder zijn dan deze conclusie. Elk volk
heeft eigenschappen, die het voor vreemdelingen
tracht te verbergen, zonder zich daar steeds be
wust van te zijn. De Hollanders zijn een nerveus
volk, dat in zijn diepste wezen veel bewegelijker
is dan de Franschen bijvoorbeeld, die zich de be
wegelijkheid tot masker hebben gekozen om hun
rationeele gelijkvormigheid te verbergen. De Hol
lander koos het masker der zelfbeheersching en van
het flegma om te verbergen, hoe onevenwichtig hij
eigenlijk is. Wij, doodgewone, nuchtere Hollanders"
is tenslotte niets anders dan het pathos van het
onpathetische, de illusie der illusieloosheid. Achter
het masker: ,',Wij, doodgewone, nuchtere Hol
landers" verbergt de Hollander zijn eigen, indivi
dueele, nerveuze leven. Als hij zegt: ,,Wij, dood
gewone, nuchtere Hollanders" geeft hij zichzelf het
signaal: Weest op uw hoede !"
il