De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 20 november pagina 11

20 november 1937 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

-v. DE NIEUWE VOGELWET en haar toepassing Tourisme De Zon Een verhaal van De Groene ZEER GEACHTE REDACTIE, IN zijn kroniek over ,,De Kraai en de Musch" (Uw blad van 18 Oct. jl.) zingt uw geachte medewerker, de heer Dr. Jac. P. Thijsse, een zoo hoog gestemd loflied over de nieuwe Vogelwet, dat ik mij verplicht acht, ook de keerzijde dezer medaille even te be lichten. Vooropgesteld zij, dat ook ik ver schillende verbeteringen in de nieuwe wet evenzeer waardeer als Dr. Thijsse (bv. het strafbaar stellen ook van de poging tot het begaan van diverse overtredingen, het verbod van uitvoer en invoer van beschermde vogels, controle over het praeparateursbedrijf, enz.)- Maar dat de geachte schrijver zwijgt over en zich blijkbaar gemakke lijk neerlegt bij het feit, dat de nieuwe wet nog altijd het vangen van zang vogels voor de kooi (8 soorten, waar onder de vrij zeldzame putter!) hand haaft, zal ongetwijfeld ook de lezers van uw blad teleurstellen. Verder blijft een interessante, voor de schoonheid onz»r lage landen bij uitstek te waar deeren groep weidevogels (grutto, ture luur, scholekster, kemphaan, wulp) met de overige jachtvogels (water snippen !) buiten de bescherming dezer wet. Dan laat de wet het houden, het in bezit hebben van beschermde vogels zonder eenige beperking toe, wat m.i. een ernstige inconsequentie is naast het verbod van vangen, dooden, ver voeren, verkoopen enz. (wie den buit maar eerst veilig thuis heeft, gaat vrij uit en de politie heeft het nakijken). Klandestiene vangst wordt aldus be vorderd en het zijn vooral voli rehouders, die van deze leemte even dankbaar als listig gebruik maken. ZIEDAAR reeds drie ernstige ge breken in de nieuwe Wet, waarmee serieuze vogelvrienden bezwaarlijk ge noegen kunnen nemen. Nu nog enkele opmerkingen over de toepassing. In de uitvoeringsbesluiten komt de minister terug op twee belang rijke maatregelen ter beperking van de vangst van zangvogels, onder het bewind van minister Verschuur in 1933 tot stand gekomen. Toen werd de vangtijd beperkt tot de tweede helft van October (in plaats van 2l , maand), terwijl de maten der vangnetten van 10 bij 2 meter werden teruggebracht tot 5 bij i meter. Daarmee was prak tisch de massavangst bedwongen en meteen de .beruchte uitvoer van in Nederland gevangen zangvogels naar Duitschland tot staan gebracht. Thans herstelt de minister de maten der netten op 10 bij 2 meter, terwijl de vangtijd verlengd wordt tot 2 maanden (15 Oct.?15 Dec.), behoudens de bevoegdheid van den minister tot vroegere beëindiging (niet vóór i Nov.) door een publicatie in de Staatscourant. Rondweg verbluffend is hierin, dat het toestaan van het gebruik van slagnetten in strijd is met de wet zelve, die in het derde lid van art. 23 (conform art. 3 der Parijsche Conventie van 1920) het gebruik van netten, vallen, strikken enz. nadrukkelijk verbiedt. Wat het herstel der groote maten betreft, moet het vogelvangers.... argument, dat door de kleinere netten bij het dichtslaan meer vogels doodelijk worden getroffen dan bij het gebruik van grootere, worden afgewezen, zelfs al wordt het door sommige ornithologen ondersteund. Dit is wel voldoende om aan te toonen, dat er voor vogelbeschermers nog altijd werk aan den winkel is. Met veel dank voor de plaatsing, W. TOLSMA, Secretaris van het ComitéCovavo. DE groote verdienste van onze Vogelwet is juist deze, dat zij de gelegenheid geeft, om de vogelbescher ming te verzekeren en te bevorderen in overeenstemming met de bevin dingen van de wetenschap, de ontwik keling der maatschappelijke toestanden RECLAME EN OPVOEDING Verkuil v* B u l h u m : On/e groote rivieren WE meenen niet te veel te zeggen, wanneer wedealbumserie van de firma Verkade te Zaandam, een stap noemen in de zooveel besproken nieuwe paedagogi- ? sche richting, de zelfwerkzaamheid. Bovendien kunnen we den kinderen hiermee leerstof bieden die eens af wijkt van de vaak droge stof in de schoolboekjes. Waren vele van de vorige uitgaven gericht op de kennis van plant en dier, de nieuwe uitgave Onze groote rivieren" besteedt meer aandacht aan de aardrijkskunde, niet zoozeer op het zuiver wetenschappelijke dan wel op het meer esthetische gebied. Welbehagen in eigen land" noemt de schrijver, onze medewerker Dr. Jac. P. Thijsse het in zijn voorwoord. Verkade heeft een reputatie op te houden op het gebied van albums. Ieder jaar iets nieuws valt niet mee. En toch is dit reeds het vijfentwintigste album dat verschijnt. Een jubileum dus, en tevens een jubileum voor den onvermoeiden schrijver Thijsse. Hoewel de zelf werkzaamheid, die we boven als ver dienste aanrekenden, in den loop der jaren wel eenigszins een knak heeft gekregen, is dit toch nog niet geheel verwaarloosd. Velen van ons zullen zich nog herinneren hoe we op schoolpleinen, op hoeken van straten, 's zomers wanneer we de schaduw op zochten en 's winters, wanneer we van den eenen voet op den anderen PAG. 20 DE GROENE No. 3IS5 gingen staan, omdat het zoo vinnig koud was, groepen vormden, waar de dubbele exemplaren van onze plaatjes werden geruild. Vele moeders zullen vaak alle tact die ze bezaten moeten hebben aangewend om geen hoogloopende ruzies te krijgen onder haar spruiten, om die plaatjes. In de laatste albums zijn het geen plaatjes meer, maar platen, die voor zoo en zooveel bonnen kunnen worden verkregen. 26 aquarellen en eenige penteekeningen van de schilders J. Voerman Jr., C. Rol en H. Rol kunnen in dit album worden, geplakt. En de verzamelaars zullen dat met liefde doen en met aan dacht. De bewerkers doen ons evenals in het vorig album Waar wij wonen'' ,weer iets van ons kleine, schoone land zien. Zij nemen ons in woord en beeld mee langs de groote rivieren, de levensaderen van het land, noemt de schrijver ze, Rijn, Maas en Schelde. Niet alleen de rivieren zelf, maar ook de mooie oevers, de verschillende steden aan de rivieren, de dorpen en kasteelen, de vogel- en plantenwereld worden be handeld. Dit is aardrijkskunde van de goede soort, die niet uitsluitend doet leeren", maar ook verdiept en liefde aankweekt voor de natuur en, de schoonheid' Reclame wordt hier samen gebracht met opvoeding, of zooals Dr. Thijsse het eens uitdrukte:,,via koek en beschuit de natuur in". En dit doet hem met grooter liefde schrijven, hij hoopt dat de albums lokken tot zwerftochten te land en te water. H. E. en de verfijning van het volksgeweten. Het komt er vooral op aan, hoe de Commissie van Bijstand is samen gesteld en hoe zij haar taak weet te vervullen. En het spreekt van zelf dat zij daarbij bedacht moet zijn op de critiek, uitgesproken door personen en corporaties die zich in het bijzonder wijden aan vogelbescherming. Onge twijfeld zullen de opmerkingen van den heer Tolsma ook wel alle aandacht krijgen die zij verdienen. Ik hoop er het beste van. . JAC. P. TH. DRIE BOEKEN OVER FOTOGRAFIE DRIE Duitsche foto-boeken, Deutscher Kamera-Almanach", Photofreund Jahrbuch", en ,Jahrbuch des Kino Amateurs" toonen denDuitschen foto-oogst van 1937 en geven in tal rijke artikelen een overzicht van de vorderingen der chemische en optische techniek waarbij voor de thans reeds veelvuldig toegepaste kleurenfotogra fie een belangrijke plaats is ingeruimd. De in de werken opgenomen beelden bewijzen de grootere mogelijkheden door den technischen vooruitgang, als fijnen korrel, geperfectionneerde be lichtingmeters e. d. Het boekje voor den amateur voor de smalfilm bespreekt in hoofc'i.aak tech nische bijzonderheden; de beide andere, zeer ruim met foto's toegelichte boeken, lokken ook een cordeel uit over de artis tieke waard: der uitgekozen foto's. De van hoogerhand geïnspireerde folkloris tische, landschappelijke onderwerpen zijn overtalrijk vertegenwoordigd met soms boeiende foto's; de foto om de foto" heeft afgedaan. Het geheel vertegenwoordigt interes sant materiaal, dat door uitvoerige toe lichting leerzaam is. De Fototechnische Groothandel Odin te Nijmegen is voor deze drie boeken voor Nederland de hoof''.vertegenwoordiger. van Leysin" is goud waard ERGENS op een Zwitsersche Alpen vlakte, beheerscht door den Col du Midi, ligt een dorp voor tuberculeuzen. Leysin, ingericht voor lijders aan beentuberculose en Feydey voor longlijders. Leysin is een landelijk dorp, 1260 meter hoog gelegen en door Alpenkammen beschermd tegen al te scherpe winden. Aardige bruinhouten villatjes, met een met sneeuw bedekt dak met zwarte steenen, als natuurlijk hermelijn, zijn over het landschap gestrooid. Nog hooger liggen de klinieken, hotels en pensions voor genezingzoekenden. Geen sombere, droefgeestige gebouwen, doch heldere, frissche, die vroolijk aandoen met hun sneeuwomrande venster openingen en wijdgeopende ramen. Op het stationnetje van het dorp heerscht een vacantiestemming. De tegenstelling tot het sombere Rhónedal is verras send. De mensch verandert in deze ijle, lichte atmosfeer. Leysin in een ziekenstad. Doch de zieken voelen zich opgewekt en willen het contact behouden met de omrin gende wereld. En uit alle werelddeelen stroomen kranten en tijdschriften Leysin binnen. Uitgestrekte biblio theken geven gelegenheid tot studie en ontspanning. Le Lien", de krant voor en door de verpleegden geschreven, circuleert door de gebouwen. Zieke studenten zetten in een universiteitsafdeeling hun studie voort. Verloren tijd wordt gewonnen tijd. In 1890 ontdekte men, dat de Alpenlucht groote waarde had voor de tuber culosebestrijding. Leysin werd bekend, ja beroemd, evenals het op 1500 meter gelegen Feydey. Uit alle deelen der aarde kwamen menschen naar Leysin. De Zon van Leysin" is goud waard. E. X CHRISTUS en vJkristenen in Xol ZIJ kon niet in slaap komen. Waarom hinder den haar al die bekende straatgeluiden, waar zij anders toch nooit last van had, nu zoo ? De remmen van de trams mochten wel eens ge smeerd worden en die droschkes moesten ze nu einde lijk maar eens afschaffen. Het geklikklak van de paardehoeven weerklonk door de heele straat. Maar het ergste waren toch die ongeveerde karren die telkens voorbijtrokken. Als je niet wist dat hier nog van die ratelende karren door de stad reden, zou je denken dat er een heel eskadron voorbijging. Wat deden die karren toch nog zoo laat op straat? Misschien waren de boeren 's ochtends naar de markt geweest en keerden zij nu pas naar huis terug omdat zij de rest van den dag achter de wodkaflesch hadden versleten. Morgen zouden zij Ach, morgen, morgen, waarom moest zij nu weer aan morgen denken? Telkens keerden haar gedach ten weer naar dat eene punt terug, hoe vaak zij ook al geprobeerd had om aan andere dingen te denken. Wat drommel, zij had zich nu toch eenmaal vast voorgenomen om den stap te doen, waarom lag zij er dan nog over te tobben ? Twijfelde zij er misschien toch aan of zij wel zou durven? Nee, nee, zij zou doorzetten en niet laf zijn. Zij zou dien Polen wel eens laten zien dat er onder de buitenlandsche studenten nog menschen waren die aan het barbarisme van de Poolsche studenten niet meededen.... menschen die uit een beschaafd land afkomstig waren.... menschen die niet laf waren -. Maar waarom koos zij juist dit college voor die demonstratie uit? Een prof waarvan zij wist dat hij de anti-joodsche actie van de studenten niet alleen tolereerde maar zelfs aanmoedigde. Een prof bovendien, die haar kende, dus die direct zou merken dat zij in de jodenbanken zat. De kans dat hij er iets van zou zeggen was heel groot. Maar zij wilde immers juist dat de aandacht op haar daad geves tigd werd, pas dan kon er ook van een werkelijke demonstratie iets komen. Zij moest alleen oppassen dat zij niet te veel zei en vooral haar drift trachten te beheerschen. Polen waren zoo ontzettend gauw beleedigd, vooral als het hun nationalen trots betrof. Ja, die nationale trots was het gevaarlijkst.. . . een volk bij uitnemendheid.... een uitverkoren natie.... Wat dat betreft was er tusschen de Joden en de Polen eigenlijk veel overeenstemming. Maar dien nationalen trots zou zij natuurlijk raken. Wat zou er dan gebeuren? Zij rnoest voorzichtig zijn. Mijn hemel, wat maakte zij zich toch druk. Zij zou den haar toch niet vermoorden. Nee, niet vermoor den, niet verm Zij viel in een onrustigen slaap. DE collegezaal was stampvol. Verbeeldde zij het zich maar, of keek iedereen al naar haar toen zij binnenkwam? Zij kreeg het er benauwd van. Toch liep zij, zonder een oogenblik te weifelen, direct naar de linkerzijde van de zaal waar zich sinds enkele weken de jodenbanken bevonden, en ging hier zitten. Zij voelde alle oogen op zich gevestigd. De meesten kenden haar. Zij was hier immers de eenige buitenlandsche. Zij klemde haar handen onder de bank in elkaar, opdat niemand zou merken hoe zij trilden. Het Jood j e naast haar fluisterde haar toe: ,,Gaat u toch niet hier zitten, u zult er last mee krijgen !" Zij wilde iets terug zeggen, maar kon er van ze nuwachtigheid geen woord uitbrengen. " De professor kwam binnen. Het was voor het eerst na de vacantie dat hij college gaf, dus ook de rste keer dat hij met eigen oogen de scheiding in Poolsche en Joodsche banken aanschouwde. Hij keek de rijen langs. Met nauw merkbare vol doening bleef zijn blik even op het bankenghetto rusten. Hij merkte haar in de jodenbanken direct op en van ergernis trok een klein rimpeltje tusschen zijn oogen. Natuurlijk kon hij zich niet inhouden, precies zooals zij gedacht had. Juffrouw X, hebt u zich misschien vergist? Ik meen dat uw plaats daar is", (een hoofdknik naar de rechterzijde). ,..-:. ,,Ik ben een Christin, professor !" Daarom juist. De plaats van de Christenen is daar!" (weer een hoofdknik in die richting). ' Mijn God, nu moest zij spreken. Dit was het oogen blik waarop zij gewacht had, maar het was zóó moeilijk! Zij kon haar gedachten bijna niet in be dwang houden en voelde al de drift in zich opkomen. Maar zij moest spreken, en vlug, voordat iemand haar in de rede kon vallen. De prof keek haar zoo vol verwachting aan,, het wère begreep hij er waar schijnlijk nog niet van, als voelde hij wel dat er iets bijzonders aan de hand was. Zij moest, moest .Nieuwe brug bij Nijmegen illustratie uit het Nieuwe Vcrkjdc-album; Onze groote rivieren. Aquarel van'J. Voerman Jr. Daar zitten geen Christenen!" Wat schoot haar stem schril om hoog. ,,Christenen zijn zij die volgens de leer van Christus leven, of tenminste trachten te leven. Zij die daar zit ten gaan wel naar de Christelijke kerk, zij zijn tenminste pas nog alle maal, bij de inzegening van het nieuwe studie jaar, in de kerk geweest. Zij hebben gebeden en zijn gezegend, maar toen zij buiten de kerk waren riepen zij: Slaat de Jo den ! En zij hebben de Joden geslagen, zoowel lichamelijk als geestelijk en na veel slaan hebben zij ook bereikt dat de Joden nu in aparte banken moeten zitten. Zij die zoo handelen zijn in de oogen van ieder beschaafd mensch geen christenen maar barbaren !" Er kwam beweging in de zaal. Iemand riep iets. De professor was van zijn plaats opgestaan. Verder, verder, zij mochten haar niet in de rede vallen. Als Christus hier was, zat hij niet in jullie banken, maar hier, waar ik nu zit, niet omdat hij zelf een Jood was, maar omdat hij de gerechtigheid diende. Wie als Christis tracht te leven, wie de gerechtigheid wil dienen, zit hier. Maar wie van jullie durft dat? Een deel van jullie slaat er als beesten op los, terwijl het andere deel toekijkt en niets doet. Dat andere deel vindt het niet beschaafd om zelf te slaan en zij laten dat maar liever aan de onbeschaafden over en kijken dan zelf belangstellend toe. En dat is nu de bloem der natie, de jeugd !" NU werd de houding van de studenten dreigender. Zij merkte hoe de Jood naast haar angstig van haar af schoof en zich tegen den muur drukte. Hij rook stellig bloed. Deed zij hier wel goed aan? Maakte zij het niet nog slechter voor de joden ? Wat riepen zij nu allemaal? De professor begon te spreken, maar hij werd overschreeuwd door de studenten die riepen: Snoert haar den mond! Slaat haar dood ! Zoo'n landverraadster !" Zij kwamen op haar af als wilde dieren die bloed rooken. Zij hief haar handen afwerend op en trachtte boven het gebrul uit te schreeuwen. Als Christus hier zat zouden jullie hem ook doodslaan, precies zooals de Joden voor twee duizend jaar deden ! Precies zoo, precies zoo !" Niemand verstond haar meer. Daar kwamen zij aan. Zij week terug. Zij moest vluchten. Niemand zou haar immers helpen. De eene helft zou haar vermoorden en de andere helft, de beschaafde helft, zou rustig toekijken. Vluchten moest zij. Zij kon al niet meer weg. Achter, voor, naast haar, overal waren reeds die dreigende gezichten. Er was geen ontkomen meer aan. Waar bleven de wandelstokken met aangéschroefde gilettemesjes, het geliefde wapen waar de Polen de Joden gewoon lijk mee te lijf gingen? Hadden zij dje vandaag niet meegebracht ? Ja, daar hief er al n zoo'n stok op en nu hadden zij allemaal zoo'n ding in hun handen. Waar haalden zij plotseling die stokken vandaan? Welke slimmerd had dat wapen toch uitgevonden? Had hij nog geen medaille gekregen? Zij lag al op den grond en zij wist niet eens hoe het gebeurd was. Zij trapten op haar. Mijn God, waarom had zij dit gedaan. Moest zij haar leven geven voor de gerechtigheid? Zij was immers geen Christus.... De stokken werden opgeheven. Nu rook ook zij bloed.. Zij gilde.... De gil maakte een einde aan haar benauwden droom. ZU ging naar college. Die vreeselijke nacht was gelukkig voorbij, maar ging zij dezen nacht nu misschien in de werkelijkheid beleven ? Wat een prachtige herfstdag was het, maar de zon brandde veel te fel. Zij kon het er niet in uithouden, het zweet brak haar uit. Zij voelde zich ziek, het was misschien beter dat, zij terugkeerde. Nee, nee, zij keerde niet terug, dat zou Jaf zijn. Leven als Christus, leven als Christen, leven voor gerechtigheid.... Het dreunde in haar hoofd en dan telkens weer opnieuw: leven als Christus, leven.... PAG. 21 DE GROENE Ne. 31 SS Was die dag maar voorbij, zij werd er gek van. Waarom moest ze ook zoo ellendig droomen! Ze was al bij de Universiteit, maar natuurlijk was het nog veel te vroeg. Ze zou nog een straatje omgaan. Nu had ze toch zoo langzaam geloopen en op de Universiteitsklok waren pas drie minuten ver streken. Nog maar eens dat blok rond loopen, maar langzamer. Eindelijk was het tijd om naar binnen te gaan. In de garderobe zag zij zichzelf in den spiegel. Zij zag er uit als een geest. Nu moest zij naar binnen. Wat was het ontzettend vol in de zaal, dreigend vol. Daar aan de linkerzijde zaten de Joden. Het was maar een schamel groepje. Hoe hadden zij het toch gedaan gekregen om in zoo'n korten tijd het aantal Joodsche studenten tot bijna op een tiende te verminderen. Ach, dat wist zij im mers best, het was doodeenvoudig als je alleen maar met toestemming van den Senaat toegelaten kon worden. Daar in de eerste bank was een plaats vrij, naast dat kleine Joodje. De situatie was eigenlijk precies zooals in dien droom vannacht. Alle menschen keken zeker ook al naar haar. Merkten ze wat zij van plan was of zag ze er misschien zoo vreemd uit? Zij aarzelde aan den ingang van de zaal. Zij durfde niet, ze kon geen stap verder verzetten. Wat deed ze hier eigenlijk in die collegezaal? Waarom was ze in dit land gaan studeeren ? Waar bemoeide zij zich mee ? Was zij een Christus, moest zij strijden voor de ge rechtigheid? Daar begon het weer te zagen in haar hoofd. Kon zij maar verder. Daar kwam al iemand op haar af. Gauw, als zij maar eerst daar zat l Nee, nu kon zij al niet meer weg, het meisje sprak haar aan: Hallo, zeg, mag ik even je dictaat inzien? Ik wou even kijken waar hij voor de va cantie gebleven was. Wacht, schuif in, hier is nog wel een plaatsje voor je. Je boft want het is zoo stampvol." Zij zou alleen maar even naast haar gaan zitten tot zij klaar was met dat dictaat,.maar dan moest zij weg. Telkens ging haar blik schichtig naar de Joden banken. Wat duurde het lang met dat dictaat! Zij zou vast opstaan. Het ging niet, zij zat als aan de bank genageld. Iedereen ging al zitten, de pro fessor kwam aan. Zij kon niet meer weg, hij kwam al binnen. God, zij was heelemaal van streek, volkomen gek. Haar collega keek haar eens aan en fluisterde haar toe: Wat zie je wit, ben je niet goed?" Ja, ja, ik ben goed, heel goed, Maar ik ben geen Christus, ik ben geen Christus " ,,Wat zeg je, ik versta je niet?" Het meisje ver wonderde er zich over dat zij het Poolsch soms nog zóó slecht uitsprak dat je haar niet kon verstaan en zij was toch al zoo lang in Polen. In haar dictaat had zij ook zooveel schrijffouten opgemerkt. Polen hadden toch mér aanleg voor talen, concludeerde de collega. De professor ging zitten en keek de rijen langs. Met nauw merkbare voldoening bleef zijn blik even op het bankenghetto rusten, hierna begon hij zijn college. Hij merkte haar in de christenbanken niet op.... JANINA l r

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl