Historisch Archief 1877-1940
-v.
DE NIEUWE VOGELWET
en haar toepassing
Tourisme
De Zon
Een verhaal van De Groene
ZEER GEACHTE REDACTIE,
IN zijn kroniek over ,,De Kraai en
de Musch" (Uw blad van 18 Oct. jl.)
zingt uw geachte medewerker, de heer
Dr. Jac. P. Thijsse, een zoo hoog
gestemd loflied over de nieuwe
Vogelwet, dat ik mij verplicht acht, ook de
keerzijde dezer medaille even te be
lichten.
Vooropgesteld zij, dat ook ik ver
schillende verbeteringen in de nieuwe
wet evenzeer waardeer als Dr. Thijsse
(bv. het strafbaar stellen ook van de
poging tot het begaan van diverse
overtredingen, het verbod van uitvoer
en invoer van beschermde vogels,
controle over het praeparateursbedrijf,
enz.)- Maar dat de geachte schrijver
zwijgt over en zich blijkbaar gemakke
lijk neerlegt bij het feit, dat de nieuwe
wet nog altijd het vangen van zang
vogels voor de kooi (8 soorten, waar
onder de vrij zeldzame putter!) hand
haaft, zal ongetwijfeld ook de lezers
van uw blad teleurstellen. Verder blijft
een interessante, voor de schoonheid
onz»r lage landen bij uitstek te waar
deeren groep weidevogels (grutto, ture
luur, scholekster, kemphaan, wulp)
met de overige jachtvogels (water
snippen !) buiten de bescherming dezer
wet.
Dan laat de wet het houden, het in
bezit hebben van beschermde vogels
zonder eenige beperking toe, wat m.i.
een ernstige inconsequentie is naast
het verbod van vangen, dooden, ver
voeren, verkoopen enz. (wie den buit
maar eerst veilig thuis heeft, gaat vrij
uit en de politie heeft het nakijken).
Klandestiene vangst wordt aldus be
vorderd en het zijn vooral voli
rehouders, die van deze leemte even
dankbaar als listig gebruik maken.
ZIEDAAR reeds drie ernstige ge
breken in de nieuwe Wet, waarmee
serieuze vogelvrienden bezwaarlijk ge
noegen kunnen nemen.
Nu nog enkele opmerkingen over de
toepassing. In de uitvoeringsbesluiten
komt de minister terug op twee belang
rijke maatregelen ter beperking van
de vangst van zangvogels, onder het
bewind van minister Verschuur in 1933
tot stand gekomen. Toen werd de
vangtijd beperkt tot de tweede helft
van October (in plaats van 2l , maand),
terwijl de maten der vangnetten van
10 bij 2 meter werden teruggebracht
tot 5 bij i meter. Daarmee was prak
tisch de massavangst bedwongen en
meteen de .beruchte uitvoer van in
Nederland gevangen zangvogels naar
Duitschland tot staan gebracht. Thans
herstelt de minister de maten der
netten op 10 bij 2 meter, terwijl de
vangtijd verlengd wordt tot 2 maanden
(15 Oct.?15 Dec.), behoudens de
bevoegdheid van den minister tot
vroegere beëindiging (niet vóór i Nov.)
door een publicatie in de Staatscourant.
Rondweg verbluffend is hierin, dat het
toestaan van het gebruik van
slagnetten in strijd is met de wet zelve, die
in het derde lid van art. 23 (conform
art. 3 der Parijsche Conventie van 1920)
het gebruik van netten, vallen, strikken
enz. nadrukkelijk verbiedt.
Wat het herstel der groote maten
betreft, moet het vogelvangers....
argument, dat door de kleinere netten
bij het dichtslaan meer vogels doodelijk
worden getroffen dan bij het gebruik
van grootere, worden afgewezen, zelfs
al wordt het door sommige ornithologen
ondersteund.
Dit is wel voldoende om aan te
toonen, dat er voor vogelbeschermers
nog altijd werk aan den winkel is.
Met veel dank voor de plaatsing,
W. TOLSMA,
Secretaris van het ComitéCovavo.
DE groote verdienste van onze
Vogelwet is juist deze, dat zij de
gelegenheid geeft, om de vogelbescher
ming te verzekeren en te bevorderen
in overeenstemming met de bevin
dingen van de wetenschap, de ontwik
keling der maatschappelijke toestanden
RECLAME EN OPVOEDING
Verkuil v* B u l h u m :
On/e groote rivieren
WE meenen niet te veel te
zeggen, wanneer
wedealbumserie van de firma Verkade
te Zaandam, een stap noemen in de
zooveel besproken nieuwe paedagogi- ?
sche richting, de zelfwerkzaamheid.
Bovendien kunnen we den kinderen
hiermee leerstof bieden die eens af
wijkt van de vaak droge stof in de
schoolboekjes. Waren vele van de
vorige uitgaven gericht op de kennis
van plant en dier, de nieuwe uitgave
Onze groote rivieren" besteedt meer
aandacht aan de aardrijkskunde, niet
zoozeer op het zuiver wetenschappelijke
dan wel op het meer esthetische gebied.
Welbehagen in eigen land" noemt de
schrijver, onze medewerker Dr. Jac.
P. Thijsse het in zijn voorwoord.
Verkade heeft een reputatie op te
houden op het gebied van albums. Ieder
jaar iets nieuws valt niet mee. En toch is
dit reeds het vijfentwintigste album dat
verschijnt. Een jubileum dus, en tevens
een jubileum voor den onvermoeiden
schrijver Thijsse. Hoewel de zelf
werkzaamheid, die we boven als ver
dienste aanrekenden, in den loop der
jaren wel eenigszins een knak heeft
gekregen, is dit toch nog niet geheel
verwaarloosd. Velen van ons zullen
zich nog herinneren hoe we op
schoolpleinen, op hoeken van straten,
's zomers wanneer we de schaduw op
zochten en 's winters, wanneer we
van den eenen voet op den anderen
PAG. 20 DE GROENE No. 3IS5
gingen staan, omdat het zoo vinnig
koud was, groepen vormden, waar de
dubbele exemplaren van onze plaatjes
werden geruild. Vele moeders zullen
vaak alle tact die ze bezaten moeten
hebben aangewend om geen
hoogloopende ruzies te krijgen onder haar
spruiten, om die plaatjes. In de laatste
albums zijn het geen plaatjes meer,
maar platen, die voor zoo en zooveel
bonnen kunnen worden verkregen.
26 aquarellen en eenige penteekeningen
van de schilders J. Voerman Jr.,
C. Rol en H. Rol kunnen in dit album
worden, geplakt. En de verzamelaars
zullen dat met liefde doen en met aan
dacht. De bewerkers doen ons evenals in
het vorig album Waar wij wonen'' ,weer
iets van ons kleine, schoone land zien.
Zij nemen ons in woord en beeld mee
langs de groote rivieren, de
levensaderen van het land, noemt de schrijver
ze, Rijn, Maas en Schelde. Niet alleen
de rivieren zelf, maar ook de mooie
oevers, de verschillende steden aan de
rivieren, de dorpen en kasteelen, de
vogel- en plantenwereld worden be
handeld. Dit is aardrijkskunde van de
goede soort, die niet uitsluitend doet
leeren", maar ook verdiept en liefde
aankweekt voor de natuur en, de
schoonheid' Reclame wordt hier samen
gebracht met opvoeding, of zooals Dr.
Thijsse het eens uitdrukte:,,via koek en
beschuit de natuur in". En dit doet hem
met grooter liefde schrijven, hij hoopt
dat de albums lokken tot zwerftochten
te land en te water. H. E.
en de verfijning van het volksgeweten.
Het komt er vooral op aan, hoe de
Commissie van Bijstand is samen
gesteld en hoe zij haar taak weet te
vervullen. En het spreekt van zelf dat
zij daarbij bedacht moet zijn op de
critiek, uitgesproken door personen en
corporaties die zich in het bijzonder
wijden aan vogelbescherming. Onge
twijfeld zullen de opmerkingen van
den heer Tolsma ook wel alle aandacht
krijgen die zij verdienen. Ik hoop er
het beste van. . JAC. P. TH.
DRIE BOEKEN
OVER FOTOGRAFIE
DRIE Duitsche foto-boeken,
Deutscher Kamera-Almanach",
Photofreund Jahrbuch", en ,Jahrbuch des
Kino Amateurs" toonen denDuitschen
foto-oogst van 1937 en geven in tal
rijke artikelen een overzicht van de
vorderingen der chemische en optische
techniek waarbij voor de thans reeds
veelvuldig toegepaste kleurenfotogra
fie een belangrijke plaats is ingeruimd.
De in de werken opgenomen beelden
bewijzen de grootere mogelijkheden
door den technischen vooruitgang, als
fijnen korrel, geperfectionneerde be
lichtingmeters e. d.
Het boekje voor den amateur voor de
smalfilm bespreekt in hoofc'i.aak tech
nische bijzonderheden; de beide andere,
zeer ruim met foto's toegelichte boeken,
lokken ook een cordeel uit over de artis
tieke waard: der uitgekozen foto's. De
van hoogerhand geïnspireerde folkloris
tische, landschappelijke onderwerpen
zijn overtalrijk vertegenwoordigd met
soms boeiende foto's; de foto om de
foto" heeft afgedaan.
Het geheel vertegenwoordigt interes
sant materiaal, dat door uitvoerige toe
lichting leerzaam is.
De Fototechnische Groothandel Odin
te Nijmegen is voor deze drie boeken
voor Nederland de
hoof''.vertegenwoordiger.
van Leysin"
is goud waard
ERGENS op een Zwitsersche Alpen
vlakte, beheerscht door den Col du
Midi, ligt een dorp voor
tuberculeuzen. Leysin, ingericht voor lijders
aan beentuberculose en Feydey voor
longlijders.
Leysin is een landelijk dorp, 1260
meter hoog gelegen en door
Alpenkammen beschermd tegen al te scherpe
winden. Aardige bruinhouten villatjes,
met een met sneeuw bedekt dak met
zwarte steenen, als natuurlijk
hermelijn, zijn over het landschap gestrooid.
Nog hooger liggen de klinieken, hotels en
pensions voor genezingzoekenden. Geen
sombere, droefgeestige gebouwen, doch
heldere, frissche, die vroolijk aandoen
met hun sneeuwomrande venster
openingen en wijdgeopende ramen. Op
het stationnetje van het dorp heerscht
een vacantiestemming. De tegenstelling
tot het sombere Rhónedal is verras
send. De mensch verandert in deze ijle,
lichte atmosfeer.
Leysin in een ziekenstad. Doch de
zieken voelen zich opgewekt en willen
het contact behouden met de omrin
gende wereld. En uit alle werelddeelen
stroomen kranten en tijdschriften
Leysin binnen. Uitgestrekte biblio
theken geven gelegenheid tot studie
en ontspanning. Le Lien", de krant
voor en door de verpleegden geschreven,
circuleert door de gebouwen. Zieke
studenten zetten in een
universiteitsafdeeling hun studie voort. Verloren
tijd wordt gewonnen tijd.
In 1890 ontdekte men, dat de
Alpenlucht groote waarde had voor de tuber
culosebestrijding. Leysin werd bekend,
ja beroemd, evenals het op 1500 meter
gelegen Feydey. Uit alle deelen der
aarde kwamen menschen naar Leysin.
De Zon van Leysin" is goud waard.
E.
X
CHRISTUS en vJkristenen in Xol
ZIJ kon niet in slaap komen. Waarom hinder
den haar al die bekende straatgeluiden, waar
zij anders toch nooit last van had, nu zoo ?
De remmen van de trams mochten wel eens ge
smeerd worden en die droschkes moesten ze nu einde
lijk maar eens afschaffen. Het geklikklak van de
paardehoeven weerklonk door de heele straat. Maar
het ergste waren toch die ongeveerde karren die
telkens voorbijtrokken. Als je niet wist dat hier nog
van die ratelende karren door de stad reden, zou je
denken dat er een heel eskadron voorbijging. Wat
deden die karren toch nog zoo laat op straat?
Misschien waren de boeren 's ochtends naar de
markt geweest en keerden zij nu pas naar huis
terug omdat zij de rest van den dag achter de
wodkaflesch hadden versleten. Morgen zouden zij
Ach, morgen, morgen, waarom moest zij nu weer
aan morgen denken? Telkens keerden haar gedach
ten weer naar dat eene punt terug, hoe vaak zij ook
al geprobeerd had om aan andere dingen te denken.
Wat drommel, zij had zich nu toch eenmaal vast
voorgenomen om den stap te doen, waarom lag zij
er dan nog over te tobben ? Twijfelde zij er misschien
toch aan of zij wel zou durven?
Nee, nee, zij zou doorzetten en niet laf zijn. Zij zou
dien Polen wel eens laten zien dat er onder de
buitenlandsche studenten nog menschen waren die aan
het barbarisme van de Poolsche studenten niet
meededen.... menschen die uit een beschaafd land
afkomstig waren.... menschen die niet laf waren -.
Maar waarom koos zij juist dit college voor die
demonstratie uit? Een prof waarvan zij wist dat hij
de anti-joodsche actie van de studenten niet alleen
tolereerde maar zelfs aanmoedigde. Een prof
bovendien, die haar kende, dus die direct zou merken
dat zij in de jodenbanken zat. De kans dat hij er
iets van zou zeggen was heel groot. Maar zij wilde
immers juist dat de aandacht op haar daad geves
tigd werd, pas dan kon er ook van een werkelijke
demonstratie iets komen. Zij moest alleen oppassen
dat zij niet te veel zei en vooral haar drift trachten
te beheerschen. Polen waren zoo ontzettend gauw
beleedigd, vooral als het hun nationalen trots
betrof.
Ja, die nationale trots was het gevaarlijkst.. . .
een volk bij uitnemendheid.... een uitverkoren
natie.... Wat dat betreft was er tusschen de Joden
en de Polen eigenlijk veel overeenstemming. Maar
dien nationalen trots zou zij natuurlijk raken. Wat
zou er dan gebeuren? Zij rnoest voorzichtig zijn.
Mijn hemel, wat maakte zij zich toch druk. Zij zou
den haar toch niet vermoorden. Nee, niet vermoor
den, niet verm
Zij viel in een onrustigen slaap.
DE collegezaal was stampvol. Verbeeldde zij het
zich maar, of keek iedereen al naar haar toen
zij binnenkwam? Zij kreeg het er benauwd van.
Toch liep zij, zonder een oogenblik te weifelen,
direct naar de linkerzijde van de zaal waar zich sinds
enkele weken de jodenbanken bevonden, en ging
hier zitten. Zij voelde alle oogen op zich gevestigd.
De meesten kenden haar. Zij was hier immers de
eenige buitenlandsche. Zij klemde haar handen
onder de bank in elkaar, opdat niemand zou merken
hoe zij trilden.
Het Jood j e naast haar fluisterde haar toe: ,,Gaat
u toch niet hier zitten, u zult er last mee krijgen !"
Zij wilde iets terug zeggen, maar kon er van ze
nuwachtigheid geen woord uitbrengen. "
De professor kwam binnen. Het was voor het eerst
na de vacantie dat hij college gaf, dus ook de rste
keer dat hij met eigen oogen de scheiding in Poolsche
en Joodsche banken aanschouwde.
Hij keek de rijen langs. Met nauw merkbare vol
doening bleef zijn blik even op het bankenghetto
rusten. Hij merkte haar in de jodenbanken direct op
en van ergernis trok een klein rimpeltje tusschen
zijn oogen. Natuurlijk kon hij zich niet inhouden,
precies zooals zij gedacht had.
Juffrouw X, hebt u zich misschien vergist?
Ik meen dat uw plaats daar is", (een hoofdknik naar
de rechterzijde). ,..-:.
,,Ik ben een Christin, professor !"
Daarom juist. De plaats van de Christenen is
daar!" (weer een hoofdknik in die richting). '
Mijn God, nu moest zij spreken. Dit was het oogen
blik waarop zij gewacht had, maar het was zóó
moeilijk! Zij kon haar gedachten bijna niet in be
dwang houden en voelde al de drift in zich opkomen.
Maar zij moest spreken, en vlug, voordat iemand
haar in de rede kon vallen. De prof keek haar zoo vol
verwachting aan,, het wère begreep hij er waar
schijnlijk nog niet van, als voelde hij wel dat er iets
bijzonders aan de hand was. Zij moest, moest
.Nieuwe brug bij Nijmegen
illustratie uit het Nieuwe Vcrkjdc-album; Onze
groote rivieren. Aquarel van'J. Voerman Jr.
Daar zitten geen
Christenen!" Wat schoot
haar stem schril om
hoog. ,,Christenen zijn
zij die volgens de leer
van Christus leven, of
tenminste trachten te
leven. Zij die daar zit
ten gaan wel naar de
Christelijke kerk, zij zijn
tenminste pas nog alle
maal, bij de inzegening
van het nieuwe studie
jaar, in de kerk geweest.
Zij hebben gebeden en
zijn gezegend, maar toen
zij buiten de kerk waren
riepen zij: Slaat de Jo
den ! En zij hebben de
Joden geslagen, zoowel
lichamelijk als geestelijk
en na veel slaan hebben
zij ook bereikt dat de
Joden nu in aparte
banken moeten zitten.
Zij die zoo handelen
zijn in de oogen van
ieder beschaafd mensch
geen christenen maar
barbaren !"
Er kwam beweging in de zaal. Iemand riep iets.
De professor was van zijn plaats opgestaan. Verder,
verder, zij mochten haar niet in de rede vallen.
Als Christus hier was, zat hij niet in jullie banken,
maar hier, waar ik nu zit, niet omdat hij zelf een
Jood was, maar omdat hij de gerechtigheid diende.
Wie als Christis tracht te leven, wie de gerechtigheid
wil dienen, zit hier. Maar wie van jullie durft dat?
Een deel van jullie slaat er als beesten op los,
terwijl het andere deel toekijkt en niets doet. Dat
andere deel vindt het niet beschaafd om zelf te slaan
en zij laten dat maar liever aan de onbeschaafden
over en kijken dan zelf belangstellend toe.
En dat is nu de bloem der natie, de jeugd !"
NU werd de houding van de studenten dreigender.
Zij merkte hoe de Jood naast haar angstig van
haar af schoof en zich tegen den muur drukte. Hij
rook stellig bloed. Deed zij hier wel goed aan?
Maakte zij het niet nog slechter voor de joden ?
Wat riepen zij nu allemaal? De professor begon
te spreken, maar hij werd overschreeuwd door de
studenten die riepen: Snoert haar den mond!
Slaat haar dood ! Zoo'n landverraadster !"
Zij kwamen op haar af als wilde dieren die bloed
rooken. Zij hief haar handen afwerend op en trachtte
boven het gebrul uit te schreeuwen.
Als Christus hier zat zouden jullie hem ook
doodslaan, precies zooals de Joden voor twee duizend
jaar deden ! Precies zoo, precies zoo !"
Niemand verstond haar meer. Daar kwamen zij
aan. Zij week terug. Zij moest vluchten. Niemand
zou haar immers helpen. De eene helft zou haar
vermoorden en de andere helft, de beschaafde helft,
zou rustig toekijken. Vluchten moest zij.
Zij kon al niet meer weg. Achter, voor, naast
haar, overal waren reeds die dreigende gezichten.
Er was geen ontkomen meer aan. Waar bleven de
wandelstokken met aangéschroefde gilettemesjes,
het geliefde wapen waar de Polen de Joden gewoon
lijk mee te lijf gingen? Hadden zij dje vandaag niet
meegebracht ? Ja, daar hief er al n zoo'n stok op en
nu hadden zij allemaal zoo'n ding in hun handen.
Waar haalden zij plotseling die stokken vandaan?
Welke slimmerd had dat wapen toch uitgevonden?
Had hij nog geen medaille gekregen?
Zij lag al op den grond en zij wist niet eens hoe het
gebeurd was. Zij trapten op haar. Mijn God, waarom
had zij dit gedaan. Moest zij haar leven geven voor
de gerechtigheid? Zij was immers geen Christus....
De stokken werden opgeheven. Nu rook ook zij
bloed.. Zij gilde.... De gil maakte een einde aan
haar benauwden droom.
ZU ging naar college. Die vreeselijke nacht was
gelukkig voorbij, maar ging zij dezen nacht nu
misschien in de werkelijkheid beleven ? Wat een
prachtige herfstdag was het, maar de zon brandde
veel te fel. Zij kon het er niet in uithouden, het
zweet brak haar uit. Zij voelde zich ziek, het was
misschien beter dat, zij terugkeerde. Nee, nee, zij
keerde niet terug, dat zou Jaf zijn.
Leven als Christus, leven als Christen, leven voor
gerechtigheid.... Het dreunde in haar hoofd en dan
telkens weer opnieuw: leven als Christus, leven....
PAG. 21 DE GROENE Ne. 31 SS
Was die dag maar voorbij, zij werd er gek van.
Waarom moest ze ook zoo ellendig droomen!
Ze was al bij de Universiteit, maar natuurlijk was
het nog veel te vroeg. Ze zou nog een straatje omgaan.
Nu had ze toch zoo langzaam geloopen en op de
Universiteitsklok waren pas drie minuten ver
streken. Nog maar eens dat blok rond loopen,
maar langzamer.
Eindelijk was het tijd om naar binnen te gaan.
In de garderobe zag zij zichzelf in den spiegel.
Zij zag er uit als een geest. Nu moest zij naar
binnen. Wat was het ontzettend vol in de zaal,
dreigend vol. Daar aan de linkerzijde zaten de
Joden. Het was maar een schamel groepje. Hoe
hadden zij het toch gedaan gekregen om in zoo'n
korten tijd het aantal Joodsche studenten tot bijna
op een tiende te verminderen. Ach, dat wist zij im
mers best, het was doodeenvoudig als je alleen
maar met toestemming van den Senaat toegelaten
kon worden.
Daar in de eerste bank was een plaats vrij, naast
dat kleine Joodje. De situatie was eigenlijk precies
zooals in dien droom vannacht. Alle menschen
keken zeker ook al naar haar. Merkten ze wat zij van
plan was of zag ze er misschien zoo vreemd uit? Zij
aarzelde aan den ingang van de zaal. Zij durfde niet,
ze kon geen stap verder verzetten. Wat deed ze hier
eigenlijk in die collegezaal? Waarom was ze in dit
land gaan studeeren ? Waar bemoeide zij zich mee ?
Was zij een Christus, moest zij strijden voor de ge
rechtigheid? Daar begon het weer te zagen in haar
hoofd. Kon zij maar verder. Daar kwam al iemand
op haar af. Gauw, als zij maar eerst daar zat l
Nee, nu kon zij al niet meer weg, het meisje sprak
haar aan: Hallo, zeg, mag ik even je dictaat
inzien? Ik wou even kijken waar hij voor de va
cantie gebleven was. Wacht, schuif in, hier is nog
wel een plaatsje voor je. Je boft want het is zoo
stampvol."
Zij zou alleen maar even naast haar gaan zitten
tot zij klaar was met dat dictaat,.maar dan moest zij
weg. Telkens ging haar blik schichtig naar de Joden
banken. Wat duurde het lang met dat dictaat!
Zij zou vast opstaan. Het ging niet, zij zat als aan
de bank genageld. Iedereen ging al zitten, de pro
fessor kwam aan. Zij kon niet meer weg, hij kwam
al binnen. God, zij was heelemaal van streek,
volkomen gek.
Haar collega keek haar eens aan en fluisterde haar
toe: Wat zie je wit, ben je niet goed?"
Ja, ja, ik ben goed, heel goed, Maar ik ben geen
Christus, ik ben geen Christus "
,,Wat zeg je, ik versta je niet?" Het meisje ver
wonderde er zich over dat zij het Poolsch soms nog
zóó slecht uitsprak dat je haar niet kon verstaan en
zij was toch al zoo lang in Polen. In haar dictaat had
zij ook zooveel schrijffouten opgemerkt. Polen
hadden toch mér aanleg voor talen, concludeerde
de collega.
De professor ging zitten en keek de rijen langs.
Met nauw merkbare voldoening bleef zijn blik even
op het bankenghetto rusten, hierna begon hij zijn
college.
Hij merkte haar in de christenbanken niet op....
JANINA
l r