Historisch Archief 1877-1940
i ?? -f
.<?. '-t
'( ')
Letterkundig leven
viattin (kit
\\mititit \'nn
tien
,vt lettciknnJc
GIACOMO ANTON1NI
ROGER Martin du Gard, die eenige weken
geleden met den letterkundigen prijs van de
stad Parijs werd bekroond, heeft thans den
Nobelprijs voor 1937 gekregen. Een eigenaardig
toeval heeft het gewild, dat een auteur, die langen
tijd wat achteraf heeft geleefd en in ieder geval
niet voldoende naar waarde geschat is, plotseling
in het middelpunt van aller belangstelling is ge
plaatst en door de juryleden van Europa's grootsten
letterkundigen prijs boven zijn landgenooten
Duhamel en Valéry verkozen is. Aan Roger Martin du
Gard is op deze wijze recht wedervaren, want hij,
die in tegenstelling tot de meesten zijner Fransche
collega's en met name tot de reclame- en
academiezuchtigen, Georges Duhamel en Paul Valéry, nooit
een interview heeft toegestaan, niets van zijn
privéleven heeft laten doorschijnen en zelfs nooit
een portret van zich heeft laten uitstallen, is stellig
een der meest belangrijke romanschrijvers die
Frankrijk gedurende deze eeuw gehad heeft.
Roger Martin du Gard, die in 1881 in Neuilly
geboren is, heeft in de letterkunde nooit tot een
groep, een school of een richting behoord, maar hij
heeft zich van het begin van zijn loopbaan af
solidair gevoeld met de jonge menschen van zijn
generatie en hij heeft altijd een groote belangstelling
aan den dag gelegd voor de moreele en sociale
problemen van zijn tijd. Dit was al duidelijk in zijn
eersten roman Devenir", een merkwaardig boek
over de jonge Fransche generatie in het begin van
deze eeuw, dat aan den vroeggestorven schrijver
Jean de Tinan is gewijd en dat destijds met recht
de aandacht der happy few" op den auteur
vestigde. Het is echter zijn in 1913 verschenen
,Jean Barois", dat zijn zeldzame gaven als roman
schrijver in volle ontplooiing heeft getoond.
Je in Barois" (Gallimard, Parijs), dat tot heden
beschouwd kan worden als zijn meesterwerk, geeft
een buitengewoon levendige schildering van de
moreele crisis, die Frankrijk ten tijde van de
Dreyfus-Affaire heeft doorstaan. De diepere
oorzaken van deze crisis, de geweldige beteekenis
die den strijd tusschen het ariti-clericalisme en de
Katholieke Kerk voor het geestesleven van Frankrijk
gehad heeft, worden door den schrijver op een
penetrante wijze weergegeven, zonder dat zijn
evident partijkiezen hem brengt tot een eenzijdige
schildering en dus tot een vervalscht beeld. Jean
Barois zelf is een ontroerende gestalte en hij is
tevens een figuur van beteekenis, orndat hij meer
dan ieder ander vertegenwoordigend mag hëeten
voor den gemiddelden Franschen intellectueel om
streeks 1900.
Voor de kennis van Frankrijk zijn zoowel ,,Jean
Barois" als de groote romancyclus Les Thibault"
(Gallimard, Parijs), waar Roger Martin du Gard de
laatste vijf tien jaren aan heeft gewerkt, van oneindig
belang. De auteur heeft hier in een gewijzigden
vorm en op een veel breedere basis eenzelfde thema
hervat. ,,Les Thibault" geeft in zijn kern den
ontBIBLIOGRAFIE
wikkelingsgang weer van
twee jongemenschen die,
opgevoed in een traditio
neel en streng katholiek
milieu, zich langzamer
hand van alle banden be
vrijden en overgaan tot
een volkomen atheïstisch
standpunt, dat n hun
ner, Jacques Thibault, in
opstand brengt tegen de
bestaande orde der maat
schappij. De eerste drie
deelen van den cyclus zijn
voortreffelijk, de schrij
ver heeft de atmospheer
en de levenswijze van de
intellectueele Fransche
bourgeoisie en de tegenstelling tusschen het katholie
ke en meer liberale protestantsche milieu, waaruit in
die jaren vele links-georiënteerde schrijvers zijn voort
gekomen, op een onvergelijkelijke wijze uitgebeeld.
De latere deelen doen ietwat vermoeider aan,
maar zij behelzen toch, zooals ,,La Mort du Père",
enkele aangrijpende hoofdstukken en zij blijven
rijk aan scherpe opmerkingen over het moreele
klimaat van den tijd, dien de auteur zoo breedvoerig
behandelt. ,,L'Été1914", dat als laatste deel van
den cyclus bedoeld is, valt er eigenlijk wat den toon
en den inhoud betreft geheel buiten en vormt
een afzonderlijk geheel. Enkele maanden geleden
heb ik dezen omvangrijken roman, die helaas:in
alle opzichten minder is dan hetgeen Roger Martin
du Gard vroeger gepubliceerd heeft, hier besproken.
In de schildering van de revolutionnaire milieu's
uit het Genève en het Parijs van 1914 is de anders
zoo scherpe pen van Martin du Gard wat week en
onzeker geworden, terwijl zijn realisme hier te veel
gelijkt op een photographische weergave van de
werkelijkheid. De teleurstelling die l'Eté1914"
geworden is mag ons echter de groote en blijvende
verdiensten van Roger Martin du Gard niet doen
vergeten. Hij heeft naast de bovengenoemde nog
enkele andere werken geschreven, waaronder een
kort verhaal ,,Confidence Africaine" en een
tooneelstuk ,,Le Taciturne", die beide zeer op
merkelijk mogen hëeten en evenals zijn overige
boeken niet voldoende bekend of geschat zijn; de
oorzaak hiervan is, wat Frankrijk betreft, in zijn
persoonlijke houding en zijn afzondering te zoeken.
Ook in Nederland neemt Roger Martin du Gard
niet de plaats in, waarop hij recht heeft. Ondanks
een paar van begrip getuigende en geestdriftige
artikelen, die Greshoff aan hem wijdde en de ver
taling van Constant van Wessem van Les Thi
bault" bij De Spieghel" verschenen, is er heel
weinig van hem bekend. De Nobelprijs zal thans
hierin wellicht een verandering brengen. Roger Martin
du Gard is, ik herhaal het met nadruk, een groote
belangstelling ten volle waard.
Roger Mart/n du Gard; dit is het een/ge portret dat van hem bestaat
GIDE VERTAALD
??. Marsman
And réC«ifle: Do nieuwe spijzen. Vertaald door
Jcf Last (Wereldbibliotheek, Amsterdam)
OUnther Welscnborn: Die Furie
(Ilowohlt-Ver lag, Berlijn)
DE furie in dit boek is de
pijn. Ich hatte gerade
auf einer medizinischen
Forschungsanstalt in Tagula
Untersuchungen ber die Physiologie
des Oberflachenschmerzens bei
den Primitiven angestellt"; deze
wetenschappelijke werkzaamheid
vormt het uitgangspunt van het
boek. Doktor Munk, de ,,ik" die
het schrijft, neemt van een be
vriend journalist de taak over om
een reportage te schrijven over
de Zuid-Amerikaansche woelin
gen, burgeroorlogen, die volgens
hem in laatste instantie steeds te
hérleiden zijn tot' tegenstrijdige,
Engelsche en Amerikaansche
olie-belangen. Hij wordt tevens
verwikkeld in een liefdesgeschie
denis, i
De avonturen die Munk beleeft,
zijn kijk op menschen, sociale
toestanden en politieke gebeurte
nissen, de sfeer van het oerwoud,
de liefdesaffaire, de antithese
tusschen Europeanen en
ZuidAmerikanen, dit alles wordt fn dit
boek met spanning en tempera
ment en, ook in de romantiek,
met veel zakelijken,
onduitschaandoenden, volmaakt
a-mythologischen,realiteitszin beschreven.
Een buitengewoon onderhoudend
boek.
'Vertellen. Een bundel ver
halen van Drulez, Matthys,
De Pilleern, Putman, Roe]ants
en Zielens (Wereldbibliotheekj
Brussel en Amsterdam)
NAAST het meesterlijke,
clairvoyant en fascineerend ge
schreven verhaai van Filip de
Pillecyn De aanwezigheid", wor
den de overige verhalen in dezen
bundel slechts gewone" vertel
sels, meer of. minder interessant
bedacht, meer of minder goed ge-'
schreven". Wonderlijk en hemel
hoog steekt het verhaal van De
Pillecyn, in een toon alsof de din
gen niet werkelijkheid willen wor
den en toch zoo gruwelijk en schrij
nend aanwezig zijn: de geschiede
nis van den geestelijken min
naar", boven de andere uit. Toe
gegeven moet worden, dat geen
van de overige vertellers hier
waarlijk op zijn best is. Brulez
geeft slechts niet onaardige ge
vallet j es", Matthys is bepaald
slecht in Het Turksch
kromzwaard", beter in De pacifist",
Putman en Zielens verheffen zich
hier niet boven verdienstelijke
feuilletonnisten, en ook de beide
vertellingen van Roelants, hoewel
goed geschreven, verhouden zich
tot zijn oeuvre niet anders dan als
schetsjes". En waarom ontbreekt
Walschap, een verteller, dien men
niet graag gemist had ? Inderdaad,
deze verhalen waren het verzame
len niet waard, in Noord-Neder
land bestaan betere van zulke
bundels; maar dat ne verhaal
van DéPillecyn leze men l
C. v. W.
E
R zijn weinig schrijvers die zichzelf juist
door te veranderen zoozeer gelijk blijven als
Gide. Ik heb Les Nourritures Terrestres" te
lang geleden gelezen om tot in onderdeelen de over
eenkomst en het verschil ervan na te gaan met dit
late vervolg Les nouvelles Nourritures", dat door
Last in het Nederlandsch werd vertaald. Maar en
kele principieele punten van gelijkenis en onder
scheid vallen onmiddellijk in het oog.
Hoe weinig is het in den grond van de zaak een
overtuiging, een standpunt, dat ons gevangen
neemt of afstoot hoe beslissend daarentegen de
toon, die verraadt in hoeverre overtuiging en stand
punt doorleefd zijn. Mij althans heeft het
bazarhedonisme van Les Nourritures terrestres" door
het onwaarachtige van den toon, vooral in de z.g.
poëtische stukken altijd grondig tegengestaan,
terwijl hier, in dit latere boek, een zelfde carpe
diem" door een oneindig sterker doorleefde ervaring
een overtuigenden vorm vond. Gide is, ouder ge
worden, veel minder programmatisch dan vroeger,
veel minder bevangen door het goedkoope
aestheticisme der symbolistische nabloeiers; hij bereikt hier,
in overeenkomstige, dichterlijke, wijsgeerige bespie
gelingen, afgewisseld door poignant-anecdotische
ontmoetingen" een veel essentieeier fofmuleering
van zijn credo dan daar. Men gelooft nu, dat het
genot hem een middel werd tot zelfverwerkelijking,
dat zijn rusteloosheid een vorm is eener innerlijke
stabiliteit, hoe proteïsch dan ook in haar verschij
ningsvormen. Men accepteert dat hij niet door zijn
eigen verleden gefixeerd wenscht te blijven, dat hij
vrij, open, beschikbaar wil zijn voor de verrassing,
het toeval, de plotselinge onberekenbare vreugde.
Men gelooft in dit evangelie der vreugde, omdat
het het lijden niet uitsluit, men ondergaat het als
een interpretatie, die verstandelijk zeker aanvecht
baar, vooral in haar opvatting juist van het Evan
gelie, persoonlijk verworven en persoonlijk betaald
werd. Op enkele plaatsen na, vooral in de poëti
sche" stukken, verkreeg Gide's onveranderde over
tuiging in dit sereen-geworden proza een definitief
accent.
Ik weet te zeer uit ervaring hoe moeilijk Gide's
eenvoud van formuleering in het Nederlandsch te
benaderen is, om Last te verwijten dat zijn vertaling
hier en daar vooral gallicistische onzuivérheden
bevat. Over het algemeen maakt zij trouwens een
goeden, verzorgden indruk. Het is echter, meen ik,
niet juist, dat slechts de Symphonie Pastorale" en
L'Immoraliste" in het Nederlandsch vertaald zijn,
zooals hij in zijn voorwoord zegt. Vergis ik mij niet,
dan verscheen ook l'Enfant prodigue" (bij van
Gorcum, Assen ?) in onze taal, en in ieder geval
publiceerde De Stem" indertijd de helaas niet als
boek verschenen vertaling van Paludes" door Nijhof f.
Vetwormpjes en pukkels
ontsieren het gelaat.
Purol doet ze verdwijnen en
maakt de huid zuiver en getond
PUROL
U döoivn 30-60 et< BIJ Apoih. ?«
MIJNHAROf
Fümoogst dezer week
D. C. van der Poel
Een film van het Rijksmuseum
R'
IJKSMUSEUM"- van Otto van Nijenhoff
is meer bedoeld als propaganda» dan als
zuivere documentaire. Het laatste zou trou
wens moeilijk verwerkelijkt kunnen worden in de
twintig minuten, welke voor de ,,short" in het
bioscoopprogramma beschikbaar zijn en bovendien
al te zware eisen stellen aan het gemiddelde bios
cooppubliek.
De moeilijkheid, dat het materiaal uit den aard
der zaak zeer statisch en weinig filmisch is het
gevaar voor een reeks lantaarnplaatjes op
de'filmband ligt hier gevaarlijk voor de hand deed Van
Nijenhoff en den schrijver van het draaiboek, John
Kooy, een meer bewogen inleiding kiezen; een
filmische verbeelding van verzameldrang en de
gevaren vuur, economische terugslag en de
,,tand des tijds" welke de particuliere verzame
ling bedreigen, waartegenover de collectie van het
Rijksmuseum voor kunst en cultuur staat als het
goud in de safe van de Nederlandse Bank voor het
economisch leven.
Toch mist deze inleiding iets van het natuurlijke,
dat de film onmiddellijk krijgt als wij met Van
Nijenhoff en Kooy het museum betreden. Het
inzicht dat zij geven in de zorg welke de verzameling
omringt, zowel op wetenschappelijk als op technisch
gebied (veiligheid) is levendig, instructief en boeiend.
De poging om n en ander van de verzameling te
laten zien, zonder te vervallen in het bovengenoemde
gevaar van plaatjes", is in het algemeen goed
geslaagd door de wijze waarop prachtige fotografie
van schilderijen is afgewisseld met enkele bezoekers,
om zó niet slechts de film levend" te houden,
maar ook een voortdurend verband tussen de ver
zameling en het leven aan te duiden.
De gesproken tekst is gelukkig in de Franse
versie de film is hoofdzakelijk bestemd voor het
buitenland en in vier talen gesynchroniseerd
aanmerkelijk beter dan in de Hollandse, die aan
een overmatig en aan onze taal vreemd pathos lijdt.
Schuld en boete
Winterset" (?Een mens stierf onsclinldlg")
IN Amerika is de laatste tijd een sterke onrust en
critiek merkbaar ten opzichte van de recht
spraak, die stellig gezien moet worden in het
kader van een ontwakend sociaal bewustzijn,
waarvan Roosevelt's New Deal" tegelijkertijd
uiting en slagwoord is.
De schrijver Maxwell Anderson brengt dit
probleem op het toneel en de film, welke Alfred
Santell naar dit toneelstuk maakte, draagt er
onmiskenbaar de sporen van.
Het verhaal betreft een Italiaansen, socialistischen
of anarchistischen agitator, die ten onrechte beschul
digd wordt van moord, gepleegd door een bende die
even tevoren zijn auto stal. Hij wordt tot de
electrische stoel veroordeeld, zo niet tegen beter weten
in, dan toch met bewuste lichtvaardigheid van de
rechtbank, die een schuldige nodig had en dezen
man, tegen wien enige feiten spreken, maar al te
gaarne daarvoor aanvaardde.
Tot zover heeft het conflict een onmiskenbaar
sociale inslag (er is in Amerika in dit opzicht wel
n en ander gebeurd), maar deze gaat spoedig
geheel verloren. In plaats van de maatschappij
treden personen op de voorgrond: de werkelijk
schuldigen, die door angst voor ontdekking elkaar
wederom opzoeken, de rechter, die door gewetens
wroeging gekweld aan het zwerven raakt, de zoon
van den veroordeelde, die zekerheid wil hebben
omtrent schuld of onschuld van zijn vader. De
schrijver laat ten slotte al deze mensen samen
komen in de woning van n van de medeplichtigen
en hij voert de spanning van de schuld op tot boete
in zelfvernietiging van allen die aan de dood van
den onschuldige schuld dragen.
Hier heeft de film zich niet voldoende van het
toneel kunnen losmaken. Wat op het toneel, door
de technische beperking die zijn eigen mogelijk
heden en vormen heeft voortgebracht, aanvaard
baar is, verdraagt de film, die technisch geheel
anders bepaald is, niet. De confrontatie wordt hier
verzwakt door al te veel en al te opzettelijke coïnci
denties. Het samentrekken van alle personen op
het ne punt principieel iets geheel anders dan
concentratie op het wezenlijke blijkt in strijd
met de veel grotere ruimtelijke vrijheid van de film
en zijn, ten opzichte van het toneel, veel geringere
mogelijkheid, realiteit te verlenen aan een feitelijk
onreëele situatie. In dit verband is ook de rede van
den veroordeelde te zeer van het toneel, waardoor
deze op de film onnatuurlijk aandoet.
Een goede bezetting, voor een deel dezelfde van
het toneel, kan deze bezwaren niet opheffen, waar
door de film meer belangrijk in verband met het
Amerikaanse toneel, dan als film geslaagd is.
MERKWAARDIG is, dat na Fury" en The
green pastures" ook Winterset" eerst na
langdurige overweging door de keuring toelaatbaar
is verklaard. Hoezeer wij natuurlijk deze uiteinde
lijke beslissing toejuichen, toch blijkt weer eens
voor de zoveelste maal het gevaar van de werkwijze
van deze instelling: Drie belangrijke films, die,wat
inhoud betreft, een positieve tegenstelling vormen
tot de gemiddelde filmkitsch, die een nobele tendens
hebben en met volledige verantwoordelijkheid ten
opzichte van de vorm zijn gemaakt (al is
Winterset" wat dit betref t dan de zwakste) vinden kennelijk
weerstand bij een college, dat wekelijks kilometers
Kitsch, leugen en sensatie-om-de-sensatie met
vlag en wimpel doorlaat. D. C. v. D. P.
Scène uit de film Winierset" (,,Een mensch
stierf onschuldig") : de vrijgesproken schuldigen
aan den moord ontmoeten na jaren den zoon
van den ten onrechte daarvoor terechtgestelde.
Schilderkunst
H
lak
et onbewogen oppervla
Tentoonstelling A. Melnlkoff,
(Kunstzaal van 1,1 er, Amsterdam)
DE beeldhouwkunst van Rodin is
anti-sculpturaal, maar zij heeft zooveel drift en diepte,
geeft zooveel uitdrukking aan de grootste
en meest ontstellende krachten die in den mensch
werken, dat men den impressionistischen aard
van haar vormen nauwelijks als een bezwaar
ondergaat. Het genie kneedt het materiaal zooals
het dat verkiest. De beeldhouwkunst van Maillol
bezit de rust van het latijnsch-klassieke en het
lentelijk-bloeiende daarvan, zij is gaaf, afgerond
en volkomen in haar miraculeus evenwichtige
verhoudingen. Die van Despiau voert het natureele
op tot wonderlijke liefelijkheid, hij doet de gelaten
voor ons verschijnen zooals we de gelaten zien
van degenen die we beminnen.
Drie hoofdtypen van beeldhouwers, de genoem
den. Er zijn typen daartusschen, maar in de hoofd
zaken zijn alle beeldhouwers (enkele abstracten"
buiten beschouwing gelaten) tot een van die drie
geaardheden te herleiden. De beeldhouwer
Melnikoff, een Palestijn, weleer een agitator in het
tsaristische Rusland, aardt het meest naar Rodin,
althans zoo op het eerste gezicht. Beschouwt men
zijn werk wat dieper, dan ziet men hoe de vervoerde
exaltatie van 'n Rodin geheel ontbreekt. De vormen
groeien niet organisch uit de passies en zij blijven
aardzwaar, ontstijgen niet aan de dracht der materie.
Men tilt, al toekijkend, bijna als een last hét gewicht
der materialen waarin de beelden zijn uitgevoerd.
De bewogenheid blijft aan de oppervlakte, zij blijft
in den meest letterlijken zin aan de oppervlakte,
want gepoogd is haar tot ons bewustzijn te brengen
door een zoo ruig en gemouvementeerd mogelijke
materiaalbehandeling. Die komt mij, in de meeste
gevallen, met haar putten en verheffingen, met
haar bergen en dalen, met gansch haar gewilde
hevigheid, weinig fraai en weinig noodzakelijk
voor. Niet noodzakelijk tenzij waar bijna in 't
geheel geen vorm meer over zou blijven als zij
ontbrak. De noodzakelijkheid is dus niet groot.
De beelden ontleenen hun schijn van
interessantztjn meest aan iets, wat tot de beeldhouwkunst
niet wezenlijk behoort.
Eenige torso's zijn door de putten en hoogsels,
waar geen schoone vormen onder schuil gaan,
ongenietelijk. Men denkt daar aan houtsnijders,
die de gansche bekoring van hun prent zoeken
in de kruimige krul en de snede van de guts. De
mentaliteit van Melnikoff, bij het steken met den
beitel, is niet of weinig anders, in deze werken. De
Werklooze, met de ledige, vragende handen, heeft
het pathetische van een Meunier, maar het beeld
is minder respectabel van rriateriaalverzorging. De
predikende Sint Paulus heeft het berschwangliche
van den valschen geestdrijver, hij is meer een mis
lukte wajangpop dari n groot apostel.
Het best zijn de Slapende Jongen, waarin de rust
van het sujet tot stiller aandacht genoopt schijnt
te hebben, en de Kop van de palestijnsche dichteres
Malka Locker, waarin een doorvoelde expressie
wordt waargenomen.
Maar het geheel der tentoonstelling is geen
superieure openbaring van den Joodschen geest,
want zij suggereert meer opwinding dan over
tuiging. . JAN ENGELMAN
l
PAO. 10 DE GROENE No.3155
PAG H
N0.115S