De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 20 november pagina 6

20 november 1937 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

i ?? -f .<?. '-t '( ') Letterkundig leven viattin (kit \\mititit \'nn tien ,vt lettciknnJc GIACOMO ANTON1NI ROGER Martin du Gard, die eenige weken geleden met den letterkundigen prijs van de stad Parijs werd bekroond, heeft thans den Nobelprijs voor 1937 gekregen. Een eigenaardig toeval heeft het gewild, dat een auteur, die langen tijd wat achteraf heeft geleefd en in ieder geval niet voldoende naar waarde geschat is, plotseling in het middelpunt van aller belangstelling is ge plaatst en door de juryleden van Europa's grootsten letterkundigen prijs boven zijn landgenooten Duhamel en Valéry verkozen is. Aan Roger Martin du Gard is op deze wijze recht wedervaren, want hij, die in tegenstelling tot de meesten zijner Fransche collega's en met name tot de reclame- en academiezuchtigen, Georges Duhamel en Paul Valéry, nooit een interview heeft toegestaan, niets van zijn privéleven heeft laten doorschijnen en zelfs nooit een portret van zich heeft laten uitstallen, is stellig een der meest belangrijke romanschrijvers die Frankrijk gedurende deze eeuw gehad heeft. Roger Martin du Gard, die in 1881 in Neuilly geboren is, heeft in de letterkunde nooit tot een groep, een school of een richting behoord, maar hij heeft zich van het begin van zijn loopbaan af solidair gevoeld met de jonge menschen van zijn generatie en hij heeft altijd een groote belangstelling aan den dag gelegd voor de moreele en sociale problemen van zijn tijd. Dit was al duidelijk in zijn eersten roman Devenir", een merkwaardig boek over de jonge Fransche generatie in het begin van deze eeuw, dat aan den vroeggestorven schrijver Jean de Tinan is gewijd en dat destijds met recht de aandacht der happy few" op den auteur vestigde. Het is echter zijn in 1913 verschenen ,Jean Barois", dat zijn zeldzame gaven als roman schrijver in volle ontplooiing heeft getoond. Je in Barois" (Gallimard, Parijs), dat tot heden beschouwd kan worden als zijn meesterwerk, geeft een buitengewoon levendige schildering van de moreele crisis, die Frankrijk ten tijde van de Dreyfus-Affaire heeft doorstaan. De diepere oorzaken van deze crisis, de geweldige beteekenis die den strijd tusschen het ariti-clericalisme en de Katholieke Kerk voor het geestesleven van Frankrijk gehad heeft, worden door den schrijver op een penetrante wijze weergegeven, zonder dat zijn evident partijkiezen hem brengt tot een eenzijdige schildering en dus tot een vervalscht beeld. Jean Barois zelf is een ontroerende gestalte en hij is tevens een figuur van beteekenis, orndat hij meer dan ieder ander vertegenwoordigend mag hëeten voor den gemiddelden Franschen intellectueel om streeks 1900. Voor de kennis van Frankrijk zijn zoowel ,,Jean Barois" als de groote romancyclus Les Thibault" (Gallimard, Parijs), waar Roger Martin du Gard de laatste vijf tien jaren aan heeft gewerkt, van oneindig belang. De auteur heeft hier in een gewijzigden vorm en op een veel breedere basis eenzelfde thema hervat. ,,Les Thibault" geeft in zijn kern den ontBIBLIOGRAFIE wikkelingsgang weer van twee jongemenschen die, opgevoed in een traditio neel en streng katholiek milieu, zich langzamer hand van alle banden be vrijden en overgaan tot een volkomen atheïstisch standpunt, dat n hun ner, Jacques Thibault, in opstand brengt tegen de bestaande orde der maat schappij. De eerste drie deelen van den cyclus zijn voortreffelijk, de schrij ver heeft de atmospheer en de levenswijze van de intellectueele Fransche bourgeoisie en de tegenstelling tusschen het katholie ke en meer liberale protestantsche milieu, waaruit in die jaren vele links-georiënteerde schrijvers zijn voort gekomen, op een onvergelijkelijke wijze uitgebeeld. De latere deelen doen ietwat vermoeider aan, maar zij behelzen toch, zooals ,,La Mort du Père", enkele aangrijpende hoofdstukken en zij blijven rijk aan scherpe opmerkingen over het moreele klimaat van den tijd, dien de auteur zoo breedvoerig behandelt. ,,L'Été1914", dat als laatste deel van den cyclus bedoeld is, valt er eigenlijk wat den toon en den inhoud betreft geheel buiten en vormt een afzonderlijk geheel. Enkele maanden geleden heb ik dezen omvangrijken roman, die helaas:in alle opzichten minder is dan hetgeen Roger Martin du Gard vroeger gepubliceerd heeft, hier besproken. In de schildering van de revolutionnaire milieu's uit het Genève en het Parijs van 1914 is de anders zoo scherpe pen van Martin du Gard wat week en onzeker geworden, terwijl zijn realisme hier te veel gelijkt op een photographische weergave van de werkelijkheid. De teleurstelling die l'Eté1914" geworden is mag ons echter de groote en blijvende verdiensten van Roger Martin du Gard niet doen vergeten. Hij heeft naast de bovengenoemde nog enkele andere werken geschreven, waaronder een kort verhaal ,,Confidence Africaine" en een tooneelstuk ,,Le Taciturne", die beide zeer op merkelijk mogen hëeten en evenals zijn overige boeken niet voldoende bekend of geschat zijn; de oorzaak hiervan is, wat Frankrijk betreft, in zijn persoonlijke houding en zijn afzondering te zoeken. Ook in Nederland neemt Roger Martin du Gard niet de plaats in, waarop hij recht heeft. Ondanks een paar van begrip getuigende en geestdriftige artikelen, die Greshoff aan hem wijdde en de ver taling van Constant van Wessem van Les Thi bault" bij De Spieghel" verschenen, is er heel weinig van hem bekend. De Nobelprijs zal thans hierin wellicht een verandering brengen. Roger Martin du Gard is, ik herhaal het met nadruk, een groote belangstelling ten volle waard. Roger Mart/n du Gard; dit is het een/ge portret dat van hem bestaat GIDE VERTAALD ??. Marsman And réC«ifle: Do nieuwe spijzen. Vertaald door Jcf Last (Wereldbibliotheek, Amsterdam) OUnther Welscnborn: Die Furie (Ilowohlt-Ver lag, Berlijn) DE furie in dit boek is de pijn. Ich hatte gerade auf einer medizinischen Forschungsanstalt in Tagula Untersuchungen ber die Physiologie des Oberflachenschmerzens bei den Primitiven angestellt"; deze wetenschappelijke werkzaamheid vormt het uitgangspunt van het boek. Doktor Munk, de ,,ik" die het schrijft, neemt van een be vriend journalist de taak over om een reportage te schrijven over de Zuid-Amerikaansche woelin gen, burgeroorlogen, die volgens hem in laatste instantie steeds te hérleiden zijn tot' tegenstrijdige, Engelsche en Amerikaansche olie-belangen. Hij wordt tevens verwikkeld in een liefdesgeschie denis, i De avonturen die Munk beleeft, zijn kijk op menschen, sociale toestanden en politieke gebeurte nissen, de sfeer van het oerwoud, de liefdesaffaire, de antithese tusschen Europeanen en ZuidAmerikanen, dit alles wordt fn dit boek met spanning en tempera ment en, ook in de romantiek, met veel zakelijken, onduitschaandoenden, volmaakt a-mythologischen,realiteitszin beschreven. Een buitengewoon onderhoudend boek. 'Vertellen. Een bundel ver halen van Drulez, Matthys, De Pilleern, Putman, Roe]ants en Zielens (Wereldbibliotheekj Brussel en Amsterdam) NAAST het meesterlijke, clairvoyant en fascineerend ge schreven verhaai van Filip de Pillecyn De aanwezigheid", wor den de overige verhalen in dezen bundel slechts gewone" vertel sels, meer of. minder interessant bedacht, meer of minder goed ge-' schreven". Wonderlijk en hemel hoog steekt het verhaal van De Pillecyn, in een toon alsof de din gen niet werkelijkheid willen wor den en toch zoo gruwelijk en schrij nend aanwezig zijn: de geschiede nis van den geestelijken min naar", boven de andere uit. Toe gegeven moet worden, dat geen van de overige vertellers hier waarlijk op zijn best is. Brulez geeft slechts niet onaardige ge vallet j es", Matthys is bepaald slecht in Het Turksch kromzwaard", beter in De pacifist", Putman en Zielens verheffen zich hier niet boven verdienstelijke feuilletonnisten, en ook de beide vertellingen van Roelants, hoewel goed geschreven, verhouden zich tot zijn oeuvre niet anders dan als schetsjes". En waarom ontbreekt Walschap, een verteller, dien men niet graag gemist had ? Inderdaad, deze verhalen waren het verzame len niet waard, in Noord-Neder land bestaan betere van zulke bundels; maar dat ne verhaal van DéPillecyn leze men l C. v. W. E R zijn weinig schrijvers die zichzelf juist door te veranderen zoozeer gelijk blijven als Gide. Ik heb Les Nourritures Terrestres" te lang geleden gelezen om tot in onderdeelen de over eenkomst en het verschil ervan na te gaan met dit late vervolg Les nouvelles Nourritures", dat door Last in het Nederlandsch werd vertaald. Maar en kele principieele punten van gelijkenis en onder scheid vallen onmiddellijk in het oog. Hoe weinig is het in den grond van de zaak een overtuiging, een standpunt, dat ons gevangen neemt of afstoot hoe beslissend daarentegen de toon, die verraadt in hoeverre overtuiging en stand punt doorleefd zijn. Mij althans heeft het bazarhedonisme van Les Nourritures terrestres" door het onwaarachtige van den toon, vooral in de z.g. poëtische stukken altijd grondig tegengestaan, terwijl hier, in dit latere boek, een zelfde carpe diem" door een oneindig sterker doorleefde ervaring een overtuigenden vorm vond. Gide is, ouder ge worden, veel minder programmatisch dan vroeger, veel minder bevangen door het goedkoope aestheticisme der symbolistische nabloeiers; hij bereikt hier, in overeenkomstige, dichterlijke, wijsgeerige bespie gelingen, afgewisseld door poignant-anecdotische ontmoetingen" een veel essentieeier fofmuleering van zijn credo dan daar. Men gelooft nu, dat het genot hem een middel werd tot zelfverwerkelijking, dat zijn rusteloosheid een vorm is eener innerlijke stabiliteit, hoe proteïsch dan ook in haar verschij ningsvormen. Men accepteert dat hij niet door zijn eigen verleden gefixeerd wenscht te blijven, dat hij vrij, open, beschikbaar wil zijn voor de verrassing, het toeval, de plotselinge onberekenbare vreugde. Men gelooft in dit evangelie der vreugde, omdat het het lijden niet uitsluit, men ondergaat het als een interpretatie, die verstandelijk zeker aanvecht baar, vooral in haar opvatting juist van het Evan gelie, persoonlijk verworven en persoonlijk betaald werd. Op enkele plaatsen na, vooral in de poëti sche" stukken, verkreeg Gide's onveranderde over tuiging in dit sereen-geworden proza een definitief accent. Ik weet te zeer uit ervaring hoe moeilijk Gide's eenvoud van formuleering in het Nederlandsch te benaderen is, om Last te verwijten dat zijn vertaling hier en daar vooral gallicistische onzuivérheden bevat. Over het algemeen maakt zij trouwens een goeden, verzorgden indruk. Het is echter, meen ik, niet juist, dat slechts de Symphonie Pastorale" en L'Immoraliste" in het Nederlandsch vertaald zijn, zooals hij in zijn voorwoord zegt. Vergis ik mij niet, dan verscheen ook l'Enfant prodigue" (bij van Gorcum, Assen ?) in onze taal, en in ieder geval publiceerde De Stem" indertijd de helaas niet als boek verschenen vertaling van Paludes" door Nijhof f. Vetwormpjes en pukkels ontsieren het gelaat. Purol doet ze verdwijnen en maakt de huid zuiver en getond PUROL U döoivn 30-60 et< BIJ Apoih. ?« MIJNHAROf Fümoogst dezer week D. C. van der Poel Een film van het Rijksmuseum R' IJKSMUSEUM"- van Otto van Nijenhoff is meer bedoeld als propaganda» dan als zuivere documentaire. Het laatste zou trou wens moeilijk verwerkelijkt kunnen worden in de twintig minuten, welke voor de ,,short" in het bioscoopprogramma beschikbaar zijn en bovendien al te zware eisen stellen aan het gemiddelde bios cooppubliek. De moeilijkheid, dat het materiaal uit den aard der zaak zeer statisch en weinig filmisch is het gevaar voor een reeks lantaarnplaatjes op de'filmband ligt hier gevaarlijk voor de hand deed Van Nijenhoff en den schrijver van het draaiboek, John Kooy, een meer bewogen inleiding kiezen; een filmische verbeelding van verzameldrang en de gevaren vuur, economische terugslag en de ,,tand des tijds" welke de particuliere verzame ling bedreigen, waartegenover de collectie van het Rijksmuseum voor kunst en cultuur staat als het goud in de safe van de Nederlandse Bank voor het economisch leven. Toch mist deze inleiding iets van het natuurlijke, dat de film onmiddellijk krijgt als wij met Van Nijenhoff en Kooy het museum betreden. Het inzicht dat zij geven in de zorg welke de verzameling omringt, zowel op wetenschappelijk als op technisch gebied (veiligheid) is levendig, instructief en boeiend. De poging om n en ander van de verzameling te laten zien, zonder te vervallen in het bovengenoemde gevaar van plaatjes", is in het algemeen goed geslaagd door de wijze waarop prachtige fotografie van schilderijen is afgewisseld met enkele bezoekers, om zó niet slechts de film levend" te houden, maar ook een voortdurend verband tussen de ver zameling en het leven aan te duiden. De gesproken tekst is gelukkig in de Franse versie de film is hoofdzakelijk bestemd voor het buitenland en in vier talen gesynchroniseerd aanmerkelijk beter dan in de Hollandse, die aan een overmatig en aan onze taal vreemd pathos lijdt. Schuld en boete Winterset" (?Een mens stierf onsclinldlg") IN Amerika is de laatste tijd een sterke onrust en critiek merkbaar ten opzichte van de recht spraak, die stellig gezien moet worden in het kader van een ontwakend sociaal bewustzijn, waarvan Roosevelt's New Deal" tegelijkertijd uiting en slagwoord is. De schrijver Maxwell Anderson brengt dit probleem op het toneel en de film, welke Alfred Santell naar dit toneelstuk maakte, draagt er onmiskenbaar de sporen van. Het verhaal betreft een Italiaansen, socialistischen of anarchistischen agitator, die ten onrechte beschul digd wordt van moord, gepleegd door een bende die even tevoren zijn auto stal. Hij wordt tot de electrische stoel veroordeeld, zo niet tegen beter weten in, dan toch met bewuste lichtvaardigheid van de rechtbank, die een schuldige nodig had en dezen man, tegen wien enige feiten spreken, maar al te gaarne daarvoor aanvaardde. Tot zover heeft het conflict een onmiskenbaar sociale inslag (er is in Amerika in dit opzicht wel n en ander gebeurd), maar deze gaat spoedig geheel verloren. In plaats van de maatschappij treden personen op de voorgrond: de werkelijk schuldigen, die door angst voor ontdekking elkaar wederom opzoeken, de rechter, die door gewetens wroeging gekweld aan het zwerven raakt, de zoon van den veroordeelde, die zekerheid wil hebben omtrent schuld of onschuld van zijn vader. De schrijver laat ten slotte al deze mensen samen komen in de woning van n van de medeplichtigen en hij voert de spanning van de schuld op tot boete in zelfvernietiging van allen die aan de dood van den onschuldige schuld dragen. Hier heeft de film zich niet voldoende van het toneel kunnen losmaken. Wat op het toneel, door de technische beperking die zijn eigen mogelijk heden en vormen heeft voortgebracht, aanvaard baar is, verdraagt de film, die technisch geheel anders bepaald is, niet. De confrontatie wordt hier verzwakt door al te veel en al te opzettelijke coïnci denties. Het samentrekken van alle personen op het ne punt principieel iets geheel anders dan concentratie op het wezenlijke blijkt in strijd met de veel grotere ruimtelijke vrijheid van de film en zijn, ten opzichte van het toneel, veel geringere mogelijkheid, realiteit te verlenen aan een feitelijk onreëele situatie. In dit verband is ook de rede van den veroordeelde te zeer van het toneel, waardoor deze op de film onnatuurlijk aandoet. Een goede bezetting, voor een deel dezelfde van het toneel, kan deze bezwaren niet opheffen, waar door de film meer belangrijk in verband met het Amerikaanse toneel, dan als film geslaagd is. MERKWAARDIG is, dat na Fury" en The green pastures" ook Winterset" eerst na langdurige overweging door de keuring toelaatbaar is verklaard. Hoezeer wij natuurlijk deze uiteinde lijke beslissing toejuichen, toch blijkt weer eens voor de zoveelste maal het gevaar van de werkwijze van deze instelling: Drie belangrijke films, die,wat inhoud betreft, een positieve tegenstelling vormen tot de gemiddelde filmkitsch, die een nobele tendens hebben en met volledige verantwoordelijkheid ten opzichte van de vorm zijn gemaakt (al is Winterset" wat dit betref t dan de zwakste) vinden kennelijk weerstand bij een college, dat wekelijks kilometers Kitsch, leugen en sensatie-om-de-sensatie met vlag en wimpel doorlaat. D. C. v. D. P. Scène uit de film Winierset" (,,Een mensch stierf onschuldig") : de vrijgesproken schuldigen aan den moord ontmoeten na jaren den zoon van den ten onrechte daarvoor terechtgestelde. Schilderkunst H lak et onbewogen oppervla Tentoonstelling A. Melnlkoff, (Kunstzaal van 1,1 er, Amsterdam) DE beeldhouwkunst van Rodin is anti-sculpturaal, maar zij heeft zooveel drift en diepte, geeft zooveel uitdrukking aan de grootste en meest ontstellende krachten die in den mensch werken, dat men den impressionistischen aard van haar vormen nauwelijks als een bezwaar ondergaat. Het genie kneedt het materiaal zooals het dat verkiest. De beeldhouwkunst van Maillol bezit de rust van het latijnsch-klassieke en het lentelijk-bloeiende daarvan, zij is gaaf, afgerond en volkomen in haar miraculeus evenwichtige verhoudingen. Die van Despiau voert het natureele op tot wonderlijke liefelijkheid, hij doet de gelaten voor ons verschijnen zooals we de gelaten zien van degenen die we beminnen. Drie hoofdtypen van beeldhouwers, de genoem den. Er zijn typen daartusschen, maar in de hoofd zaken zijn alle beeldhouwers (enkele abstracten" buiten beschouwing gelaten) tot een van die drie geaardheden te herleiden. De beeldhouwer Melnikoff, een Palestijn, weleer een agitator in het tsaristische Rusland, aardt het meest naar Rodin, althans zoo op het eerste gezicht. Beschouwt men zijn werk wat dieper, dan ziet men hoe de vervoerde exaltatie van 'n Rodin geheel ontbreekt. De vormen groeien niet organisch uit de passies en zij blijven aardzwaar, ontstijgen niet aan de dracht der materie. Men tilt, al toekijkend, bijna als een last hét gewicht der materialen waarin de beelden zijn uitgevoerd. De bewogenheid blijft aan de oppervlakte, zij blijft in den meest letterlijken zin aan de oppervlakte, want gepoogd is haar tot ons bewustzijn te brengen door een zoo ruig en gemouvementeerd mogelijke materiaalbehandeling. Die komt mij, in de meeste gevallen, met haar putten en verheffingen, met haar bergen en dalen, met gansch haar gewilde hevigheid, weinig fraai en weinig noodzakelijk voor. Niet noodzakelijk tenzij waar bijna in 't geheel geen vorm meer over zou blijven als zij ontbrak. De noodzakelijkheid is dus niet groot. De beelden ontleenen hun schijn van interessantztjn meest aan iets, wat tot de beeldhouwkunst niet wezenlijk behoort. Eenige torso's zijn door de putten en hoogsels, waar geen schoone vormen onder schuil gaan, ongenietelijk. Men denkt daar aan houtsnijders, die de gansche bekoring van hun prent zoeken in de kruimige krul en de snede van de guts. De mentaliteit van Melnikoff, bij het steken met den beitel, is niet of weinig anders, in deze werken. De Werklooze, met de ledige, vragende handen, heeft het pathetische van een Meunier, maar het beeld is minder respectabel van rriateriaalverzorging. De predikende Sint Paulus heeft het berschwangliche van den valschen geestdrijver, hij is meer een mis lukte wajangpop dari n groot apostel. Het best zijn de Slapende Jongen, waarin de rust van het sujet tot stiller aandacht genoopt schijnt te hebben, en de Kop van de palestijnsche dichteres Malka Locker, waarin een doorvoelde expressie wordt waargenomen. Maar het geheel der tentoonstelling is geen superieure openbaring van den Joodschen geest, want zij suggereert meer opwinding dan over tuiging. . JAN ENGELMAN l PAO. 10 DE GROENE No.3155 PAG H N0.115S

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl