De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 27 november pagina 10

27 november 1937 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

( ve fiaaf van cfc/t armen s c /tri trver GEORGE HOYER N A u", zei de deurwaarder en lichtte zijn hoed. De schrijver wantrouwde deze be leefdheid niet weinig, maar hij kon van den deurwaarder niets anders in ontvangst nemen dan beleefdheden en paperassen en het leek hem oneco nomisch niet alles te accepteeren. Zij scheidden bij het tuinhek en gingen ieder huns weegs. De deurwaarder nam de bus en reed naar huis, dacht aan zijn leghorns en den klant van den dag, die komen zou; de schrijver toefde nog even voor wat zijn huis was geweest. Hij had een goeJe inborst en het deed hem oprecht leed, dat er zoovele lieden nog geld van hem kregen. De tranen sprongen hem in de oogen, het was ook omdat hij keek naar een huis, dat vroeger van hem was geweest en waarin men hem (overeenkomstig de wet) niets dan een bed en lijfgoed had gelaten. Hij had deernis met zichzelf. Tenslotte besloot hij heen te gaan. Hij knoopte zijn regenjas dicht, stak zijn handen diep in de zakken en nam zich voor inspi ratie te gaan opdoen. Om dat doel te bereiken, richtte hij zijn schreden naar het huis van een wijze, jonge vrouw, die hem raad en wellicht een kop thee zou geven. De schrijver vroeg thee en raad en zei: Ik ben een schip zonder roer, want ik ben een schrijver zonder inspiratie. Ik heb zeven dikke boeken geschreven en zeven honderd in verbeelding. Mijn zeven boeken zijn gedrukt, gelezen, gecritiseerd en vergeten. Zij werden graag gedrukt en veel gelezen en goed gerecenseerd. Ik was een schrijver van naam, een man van beteekenis. Maar op het toppunt van mijn roem scheen het of in mij iets stierf. Zette ik mij tot schrijven dan het scheen het mij doodsch en triviaal wat ik had gedacht. Ik heb dagen en nachten gedacht en gezocht en rondge keken en er is mij niets beschrijvenswaardig voorge komen. Mijn uitgever heeft mij laten vallen, mijn lezers wanen mij dood, mijn inkomsten zijn ge slonken tot enkele penningen, mijn schulden ge stegen tot fabelachtige bedragen. Zoojuist heeft een deurwaarder mijn spullen verkocht". De wijze vrouw antwoordde hem: ,,Ën het rijke leven rondom je loopt met zijn emoties en conflicten te koop en het biedt ze aan als een courtisane. De schrijver: Wat het levert biedt is uitgerafeld, doorgedacht en platgeschreven, het leven is een dagelijksche overtreding van de auteurswet." De vrouw: Mij dunkt, dat de avond van heden een nuance somberder zal vallen dan gisteren. Ik ken dezen avond niet." De schrijver nam zijn hoed op, schudde moedeloos het hoofd, en verliet haar met zorg in het hart. Hij slenterde langs straten, wegen, pleinen, kaden, langs stegen en langs sloppen en liet niet af met bij zichzelf te mompelen, want de problemen die hém bezig hielden waren veelvuldig en de gedachten die hem bestormden waren zoo talrijk, dat hij ze hardop prevelen moest, om ze niet terstond te verliezen. TOEN de avond begon te vallen, kreeg hij eensklaps het hulpelooze gevoel, dat hij bijstand dringend ontbeerde. Hij zag om zich heen en bevond, dat hij stond op een plein met in het hart een kerk gebouw. Voor de kerk bij een brandende lantaarn stond de koster en klopte een roodfluweelen kussen uit. De schrijver stapte op den koster toe en zei: ,,Ik zou u iets willen vragen." De koster: ,,De prijzen van de plaatsen...." De schrijver: ,,Neen, neen; U dient mij goed te begrijpen. Ik wilde u iets vragen van mensch tot mensch." De koster: Ahem" (middelerwijl klopte hij door, terwijl hij steels keek naar de openstaande kerkdeur en meer speciaal naar de offerbus). De schrijver: ,,Ik ben als een poëet geboren en het mangelt mij aan inspiratie: ik heb geen onder werp, laat staan een vorm." De koster (weinig op zijn gemak): ,,Meneer pastoor is juist aan zijn brevier, als u even wacht." De schrijver (ongeduldig): ,,Laat de pastoor er buiten; ik wil een mensch spreken.... een mensch met nooden en verlangens.... ik wil hem vragen wat zijn hart verkwikt. Daar wil ik over schrijven, want ik neem aan dat het de wensch van een lezer zijn zal, die mijn brein bevruchten kan." De koster: Als u even wacht...." De schrijver: ,,Ik kan niet wachten, goede man, ik wacht al dagen, weken, jaren. Wacht ik nog n minuut, dan ben ik uitgeteerd en uitgebrand en uitgedoofd." De koster: Dan haal ik even een ander kussen." Het was inmiddels geheel donker geworden; het viel den schrijver daardoor dus niet op, dat de koster zich verwijderde en na een korte spanne tijds ver scheen met een ander kussen, dat hij naarstiglijk begon te bewerken met een mattenklopper. De schrijver: Mensch ! Lezer ! Gemiddelde Man tot wien ik spreek, middels mijn geschreven en gedrukt woord, wijs mij de stof, die u behaagt. Geef mij een opdracht, een vingerwijzing, een steun, een doel!" De koster: Mijnheer Pastoor zal nu wel...." De schrijver: Houd op met den pastoor. Ik zoek het oordeel juist van u. Zeg mij waarover ik zal schrijven." De koster: O, als u het zoo zegt, wel...." Hij staakte nu het kussens kloppen en keek den schrijver onbevangen, eerlijk aan. Het is mijn werk niet, laat ik u dat op den voorgrond zeggen, ik neem als ik een boek lees meestal wat er in staat op den koop toe. Maar als u mij zoo vraagt dan zou ik zeggen: kijk ik kom uit Zeeland en als u nou es neemt...." De schrijver: Houd op. Dat is Jan Campert. Te laat.... Maar ga maar door, is er nog meer?" Met hongerige oogen las de schrijver bij het slechte licht van de suizende gaslantaarn den koster de woorden van den mond. De koster vervolgde: Dan heeft mijn zusters man een nicht en die heeft een zoon, die heeft een kleine jongen en als u neemt wat of die kleine jongen nou al zegt.... Ik zei zoo dikwijls bij mezelf (en ook wel an m'n vrouw): Dat moest eens ge schreven worden...." De schrijver (met de handen op de ooren en een gezicht als proefde hij belegen azijn) : In Godsnaam man, houd op. En Pater A. M. de Jong S.D., en zijn Merijntje en Kwerijntje, Cherubeihtje, al die keindjes, o hou op, hou op, dat is zoo afgezaagd." De koster: Wel, daar komt toch meer bij kijken PAG. 18 DE GROENE No, 3IM dan ik ooit gedacht had. Maar kijk eens hier, ik heb een broer, die in de Oost zit als koloniaal en wat die zegt " De schrijver: (moe en met terneergeslagen uiterlijk): Mevrouw S. Tschikkele, Sjékele, Sjekèlle, weet ik het. Is dat nu nieuw? (luider) Is dat origineel? Is dat waarop de wereld wacht?" De koster: O dat had u anders eerder niet gezegd. Nieuw moet het zijn. Ja, kijk eens hier, dan denk ik toch dat de pastoor Of nee." De koster scheen nu kleiner te worden, zijn schaduw groeide, zijn houding werd intriganter, zijn stem gedempter en hij vervolgde: Ik kan u dit wel zeggen.... nieuw.... ja, nieuw.... daar om den hoek, daar bij dat licht, waar u die vullesbak ziet staan.... daar woont een vrouw.... nou.... ik moet er mijnheer pastoor maar liever niets van zeggen. Die zit daar voor d'r hor en kijkt en die heeft heusch wel wat te zeggen." De koster had ditmaal langer gesproken dan zijn gewoonte was en toen zijn fluisteren wegstierf in gespannen wachten, verried zijn gezicht dat hij in stemming, verbazing of belangstelling verwachtte. De schrijver echter, met afhangende schouders en trillende lippen zei zacht en bitter: Goede man, sedert Maria Lécina (let op den klemtoon) wordt over slechte vrouwen niet meer geschreven, laat u dat gezegd zijn." Mét draaide hij zich om en verdween in een der gapende holen van de onverlichte zijstraten. De koster, dit terzijde, haalde zijn schouders op en een ander kussen uit de kerk en dacht over het voorval niet meer na. DE schrijver vervolgde zijn weg zonder doel. Hij bezat nog de energie en de wijsheid om te beseffen, dat n mislukking zijn experiment nog niet wraakte. Zoo schoot hij achtereenvolgens aan: een werkster (geen succes), een agent (een be keuring), zoo maar een man (geraaskal), nog iemand (aanbod van pak op z'n dit of dat), een nachtwaker (sinister), een bruggewachter en het leverde niet veel op en wijzer werd hij niet. Op dit punt wordt de historie echter even tragisch, want nu dient vermeld te worden, dat de schrijver tegen elven de haven naderde, lang nadacht, een trap omlaag afwandelde, hevig hijgde tegen het koude water en dat kwartier na elf zijn dophoed op het zwarte water dreef. Zonder den schrijver draaide de wereld echter gewoon door; vandaar dat aan 't relaas van z'n treurig lot de moraal niet hoeft te ontbreken. Om die te vatten is het goed zijn laatste onderhoud niet onvermeld te laten. Na aan den bruggewachter uit gelegd te hebben wat zijn streven was, zei deze: Wel, kschsch, dan zou ik zeggen, kschsch, wat mij niet gek lijkt, kschsch, dat is nou dit: kschsch: daar op den hoek, kschsch, daar woont een vrouw, kschsch, getrouwd, kschsch, en iederen morgen, kschsch, dan komt er een jonge man, kschsch, en loopt over de brug, kschsch (ik heb er zelfs niets van gemerkt: de schilder van hiernaast, kschsch, die deksels mooi kan praten, kschsch, heeft me er op geattendeerd, kschsch) en kijkt naar die vrouw kschsch, met een raar gezicht, kschsch en zij naar hem en vanavond is ie bij d'r, kschsch en wat er van kommen mot, kschsch." De schrijver: Waarom zegt u aldoor kschsch" ? De bruggewachter: Dat is m'n pruim met uw permissie, kschsch." De schrijver: En is het verhaal uit?" De bruggewachter: Uit, ja." De schrijver: Dat is toch niks." De bruggewachter keek nu zeer sip en teleur gesteld en dat was minder om dat wat de schrijver zei als wel om het. feit dat: Toen de schilder, kschsch, die merakels goed vertellen kan, kschsch het mij zei, kschsch, toen klonk het toch zoo deksels mooi, en treurig en kschsch, en zoo aandoenlijk eigenlijk, kschsch, ik had de tranen in m'n oogen. Het schijnt er aan te liggen kschsch, hoe je het zegt." De bruggewachter spoog met een zacht gefluit een bruinen speekselstraal de gracht in; de schrijver haalde z'n schouders op en verdeed zich kort nadien. ER was tot nu toe nog geen sprake van den collega van den schrijver. Deze vernam zijn lot; het kostte hem langer dan een jaar om na te gaan met wien de schrijver had gesproken, wat hij gezegd had, hoe hij gedaan had, hoe hij er uitzag, wanneer zijn stem trilde en wat men hem had gezegd. Toen schreef hij het op en het werd in zeven talen vertaald als tooneelspel gebruikt, verfilmd, verdicht, gedrukt op hout- en houtvrij, glad en rijstpapier, en wie het las, dien werd de keel gesnoerd, want er klopte het hart van het leven in. Al was de inhoud ieder gaf het tpe noch nieuw, noch zeer bijzonder en al had geen mensch er op gewacht. Want het is, zooals de bruggewachter dacht, de manier waarop de schilder vertelde, daar kwam het op aan. DE NIEUWE PRIJSVRAAG 7~\E estafetteroman is, blijkens het aantal inzendingen, met *-^ groot enthousiasme ontvangen. Dit romanschrijven en masse schijnt in een lang gevoelde behoefte'' te voorzien. Er waren onder de inzendingen dan ook zeer goede vervolgen. Sommigen legden nadruk op de gevoelens van de personen en lieten weinig actie voorkomen, anderen wierpen zich juist op die actie, zoodot het telegrammen en bezoeken regende ! Een spannend vervolg scheen de redactie dat van L. W. Schut, die in den toon van het vooraf gaande, het verhaal entte met nieuwe gebeurtenissen, die den draad weer verder spinnen. Hij is dus de schrijver van de week". Degeen, die voor het nummer van de volgende week het beste vervolg inzendt op nevenstaand verhaal, ontvangt daarvoor een reproductie naar Vincent van Gogh: Het Korenveld. Inzendingen met het vervolg moeten uiterlijk Dinsdagmorgen met de eerste post ter redactie zijn. Zij mogen niet meer dan vijfhonderd woorden bevatten en moeten op de envelop de woorden ,, Estafette-ver haal" dragen. En thans weer met goeden moed verder. Wie volgt? Inhoud van hrt voorafgaande FRAXCISCA, heeft van haar te f loofde, Hans, een briefje gekregen om hem om ccn uur of drie te ontmoeten bij Joop, een kunstschilder, de cenigc in de familie ran Hans, die hun welgezind is. I-'rancisca u'ordt op haar bellen niet opengedaan, er schijnt niemand thuis; zij zet zich dan ook om te u-achten op Hans of op den terugkeer van Joop. Ondertusschen overdenkt zij haar positie. Hans' familie mag haar niet, wil hen ook niet helpen te trouwen. Vooral Hans' voogd heeft ?>/$ tegen haar, en ;al er dan ook nooit toe overgaan den minder jarigen Hans iets van zijn kapitaal uit te kecren. Wellicht zouden se kunnen trouwn, als Hans op het voorstel van meneer Schimmel, een ecnigszins vreemden man, die vee! in zaken was geveest, het laatst in Zuid A mcrika, >i'a ingegaan, en dooi' rijf duizend gulden in diens zaak te storten een onafhankelijke positie had gekregen, \atn-inlijk zag Hans' familie op meneer Schimmel neer, behalve Joop, die het zeer goed met hem scheen te kunnen vinden. Eindelijk kwam Hans aan. Zij schoren met een fietsslettte! een atclierraampie op en drongen zoo de woning binnen. Op tafel stond een gebruikt bord en een half uitge dronken kop koffie. P'rancisca is angstig. H. Kalm blijven, meisje !" Maar heel vast was Hans' stem niet. Franciska moest glimlachen, maar vóór haar ironisch antwoord mompelde Hans al iets over pot en ketel. Wat nu"? vroeg ze dus, waarmede de spanning van het oogenblik brak. Het heele huis rondzien...." . Samen !" viel Franciska in. Goed dan" bromde Hans, die alleen had willen gaan. Gang, keuken: pijnlijke netheid, groote stilte, niets bizonders. Aan 't andere einde van de gang, de kleine zitstudeerkamer: idem. De trap op: slaapkamer normaal, bed keurig. Zolderruimte ervóór: op enkele koffers na leeg. Dat leverde dus niets op. Hans krabde per plex aan z'n bo venlip. Franciska ging erbij zitten op n der koffers, peu terde verstrooid aan een bont etiket, totdat n hoek losliet. Het ritselen wekte haar: ,,hé, Hans, wat is dat?" Hans keek en las:,,Hotel Esplanada Rio de Janeiro", kleurde, en viel uit:,,die verdomde Schimmel!" Verbazing van Franciska: wat zeg je daar, Hans?" Och, die beroerde kerel: groot gelijk PAG. 19 DE GROENE No. 3156 IMIMIIMMMIMMMMMMIMIt j Da schrijver j van de week is: l L. W. Schut had mijn brave, philistreuse oom Frederik." Net als met dat pilo-jak, hè?" Och Ciska, schei uit. Dat is het beroerdste, dat zulke menschen gelijk krijgen." Franciska, gauw haar pique kwijt, begreep deze onvolledige verklaring. Zeg op, jongen, wat is er met dien Schimmel?" Wist ik dat maar precies" .... grab belend in zijn binnenzak: ,,hier, lees maar, vanmorgen gekregen !" Franciska vloog het telegram door: Zoek voortvluchtige Schim mel Haarlem misschien Rotter dam rijkdom gelogen 100 gulden van mij zoek geen 5000 gelukkig vermoedelijk naar Z. Amerika wacht mij tot 15 u. 30. JOOP. Zie je wel, zoo'n fielt !" zei Francisca, het interessante aan den heer Schimmel volkomen vergetend. Maar Joop is vanmiddag thuis geweest !" ,,Hè?" Hans vrij béte. Wat drinkt Joop bij zijn ontbijt?" Chocola; overblijfsel uit z'n Parijschen tijd." Wat staat er beneden op tafel?" Op tafel. . . . ? ó: een halfvolle kop koffie." Nou dan; dus moest hij onver wachts weg. Anders was de kop leeg geweest en had alle etensrommel in de keuken gestaan. Ik ken jouw preciese broertje ! En daarom was het niet gek, dat wij in de penarie zaten. ..." En zitten" viel Hans in. Ik ben nóg ongerust. Joop laat ons niet voor niets loopen, behalve voor iets bizonders." Goed, ongerust dan, en als wij langer op die lamme koffer turen, wordt het er niet beter op. Wat weten we nu? Joop is misschien naar Haarlem geweest, waarschijnlijk niet naar Rotterdam; heeft zijn kof f iemaal haas tig verlaten. Allén ? Waarschijnlijk. Om Schimmel? Misschien! Jij hebt geen tweede telegram . ... héja, Hans: hoe verwachtte jij een briefje te zullen vinden in een gesloten huis?" Hans keek vrij onnoozel: stom van me !" Ja, en als jij Hans niet was, nog verdacht ook !" Verdacht, verdacht? Waarom?" Wat zei Mr. Reader ook altijd? Perhaps it is because Tve a criminal Beiden kennen Wallace en Hans kijkt gekrenkt. Franciska ziet het, krijgt medelijden, staat op, zoent Hans vluchtig op de punt van z'n neus, loopt naar de trap: Ga mee, we zul len het beneden wel uitvisschen!" (Wie vervolgt?) WILHELMINA" TAFELBILLAROS (BELASTINGVRIJ) 'n Tafelbillard is goed l Mits . .. vervaardigd zooals het moet! Dus ... zooals Wilhelmina" 't doet! Vr prosp. Billardfabr. Wilhelmina", A'dam, Stadh.kade 127, (Telef. 21919) VooR. . REN C AR L D JBUlT?NfPOBT-UlT* BESLIST LAATSTE AANBIEDING OPRUIMING TIJDSCHRIFTEN 1936 Complete in goeden staat zijnde JAARGANGEN worden tegen onderstaande sterk verlaagde prijzen uitverkocht Etsevier (11 nrs.) f. 3.50. Gids f. 3.-. Haacsch Mndbl. (10 rtrs.) f. ?£.?. Mndbl. v. beeld. kunsten (10 nrs.) f. 2.?. Nederland f. 2.50. Nvve Gids f. 2.5O. O d hoogte f. '-J.50, Stem (10 nrs.) t". 3.?. Tooneel t'. 1.5O. Cin. en theat. t'. 1.50. Eigen haard t'. Jj.?. Gr. A'dammer f. 1.?. Haag, Post. t' 1.?. Leven t'. 1.35. Prins 1. 1.35. Rtv. d. Sporten f. 1.?. Sportkron. f. 1.?. Were'.dkron. l'. 2.?. Femina f. l .50. Je sais teut t'. £.?, Lect. p. tous f.2.?. .Merc. d. Trance f.3.?. Rev. d. d. Monde* f.3.?. Illustration f.3.?, Petite Illustr. f. 1.5O. Monde 111. f. 3.?. Vu f. '£.?. Dame I'. 1.35. Deutsche R'schau f. 3.?, El, Welt f. 1.35.Magazinf. l,30. Netie RVdiau f. '*.-. Berl. 111. Ztg. f. 1.?. Flieg. BI. f.1.?. Illustrirte Ztg. f. 3.-. Jugend f. 1.50. Lustig. Bi. f.1.?. N ene Tageb. (47 nrs.) f. 1.50. Simplidss. f. 1.-. Weltbulme f. 1.50. Wien. Bikier f. 1.?. Woclie t'. 1.50. Connoisseur f. 3.50. Fortnightly Rev. f. 3.?. Nash. f. 3.?, Londen News f. 3.?, Midweek pictor. f. 1.50. Passing show f.3.?. Punch f.3.?. Sketch f. 3.50. Spliere f. 3.50, Tatler (-18 nrs.) f. 3.?. Zendingen ongefrank. onder lenibours Amsterdam franco. Br. No. 11000 Groene Amsterdammer. 56 Geschenken kunt U f e ma n d op 5 December geven. Geschenken, die U zelf op hun waarde getoetst hebt; d ie gij zelf als zeer waardevol erkent. Zie daarvoor de aankondiging op pagina 23 van dit blad u i i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl