Historisch Archief 1877-1940
(
ve
fiaaf
van cfc/t
armen s c /tri
trver
GEORGE HOYER
N
A u", zei de deurwaarder en lichtte zijn
hoed. De schrijver wantrouwde deze be
leefdheid niet weinig, maar hij kon van den
deurwaarder niets anders in ontvangst nemen dan
beleefdheden en paperassen en het leek hem oneco
nomisch niet alles te accepteeren.
Zij scheidden bij het tuinhek en gingen ieder
huns weegs. De deurwaarder nam de bus en reed
naar huis, dacht aan zijn leghorns en den klant van
den dag, die komen zou; de schrijver toefde nog
even voor wat zijn huis was geweest. Hij had een
goeJe inborst en het deed hem oprecht leed, dat er
zoovele lieden nog geld van hem kregen. De tranen
sprongen hem in de oogen, het was ook omdat hij
keek naar een huis, dat vroeger van hem was
geweest en waarin men hem (overeenkomstig de
wet) niets dan een bed en lijfgoed had gelaten. Hij
had deernis met zichzelf. Tenslotte besloot hij heen
te gaan. Hij knoopte zijn regenjas dicht, stak zijn
handen diep in de zakken en nam zich voor inspi
ratie te gaan opdoen. Om dat doel te bereiken,
richtte hij zijn schreden naar het huis van een wijze,
jonge vrouw, die hem raad en wellicht een kop thee
zou geven. De schrijver vroeg thee en raad en zei:
Ik ben een schip zonder roer, want ik ben een
schrijver zonder inspiratie. Ik heb zeven dikke
boeken geschreven en zeven honderd in verbeelding.
Mijn zeven boeken zijn gedrukt, gelezen, gecritiseerd
en vergeten. Zij werden graag gedrukt en veel
gelezen en goed gerecenseerd. Ik was een schrijver
van naam, een man van beteekenis. Maar op het
toppunt van mijn roem scheen het of in mij iets
stierf. Zette ik mij tot schrijven dan het scheen het
mij doodsch en triviaal wat ik had gedacht. Ik heb
dagen en nachten gedacht en gezocht en rondge
keken en er is mij niets beschrijvenswaardig voorge
komen. Mijn uitgever heeft mij laten vallen, mijn
lezers wanen mij dood, mijn inkomsten zijn ge
slonken tot enkele penningen, mijn schulden ge
stegen tot fabelachtige bedragen. Zoojuist heeft een
deurwaarder mijn spullen verkocht".
De wijze vrouw antwoordde hem: ,,Ën het rijke
leven rondom je loopt met zijn emoties en conflicten
te koop en het biedt ze aan als een courtisane.
De schrijver: Wat het levert biedt is uitgerafeld,
doorgedacht en platgeschreven, het leven is een
dagelijksche overtreding van de auteurswet."
De vrouw: Mij dunkt, dat de avond van heden
een nuance somberder zal vallen dan gisteren. Ik
ken dezen avond niet."
De schrijver nam zijn hoed op, schudde moedeloos
het hoofd, en verliet haar met zorg in het hart.
Hij slenterde langs straten, wegen, pleinen, kaden,
langs stegen en langs sloppen en liet niet af met bij
zichzelf te mompelen, want de problemen die hém
bezig hielden waren veelvuldig en de gedachten die
hem bestormden waren zoo talrijk, dat hij ze hardop
prevelen moest, om ze niet terstond te verliezen.
TOEN de avond begon te vallen, kreeg hij
eensklaps het hulpelooze gevoel, dat hij bijstand
dringend ontbeerde. Hij zag om zich heen en bevond,
dat hij stond op een plein met in het hart een kerk
gebouw. Voor de kerk bij een brandende lantaarn
stond de koster en klopte een roodfluweelen
kussen uit. De schrijver stapte op den koster toe en
zei: ,,Ik zou u iets willen vragen."
De koster: ,,De prijzen van de plaatsen...."
De schrijver: ,,Neen, neen; U dient mij goed te
begrijpen. Ik wilde u iets vragen van mensch tot
mensch."
De koster: Ahem" (middelerwijl klopte hij door,
terwijl hij steels keek naar de openstaande
kerkdeur en meer speciaal naar de offerbus).
De schrijver: ,,Ik ben als een poëet geboren en
het mangelt mij aan inspiratie: ik heb geen onder
werp, laat staan een vorm."
De koster (weinig op zijn gemak): ,,Meneer
pastoor is juist aan zijn brevier, als u even wacht."
De schrijver (ongeduldig): ,,Laat de pastoor er
buiten; ik wil een mensch spreken.... een mensch
met nooden en verlangens.... ik wil hem vragen
wat zijn hart verkwikt. Daar wil ik over schrijven,
want ik neem aan dat het de wensch van een lezer
zijn zal, die mijn brein bevruchten kan."
De koster: Als u even wacht...."
De schrijver: ,,Ik kan niet wachten, goede man,
ik wacht al dagen, weken, jaren. Wacht ik nog n
minuut, dan ben ik uitgeteerd en uitgebrand en
uitgedoofd."
De koster: Dan haal ik even een ander kussen."
Het was inmiddels geheel donker geworden; het
viel den schrijver daardoor dus niet op, dat de koster
zich verwijderde en na een korte spanne tijds ver
scheen met een ander kussen, dat hij naarstiglijk
begon te bewerken met een mattenklopper.
De schrijver: Mensch ! Lezer ! Gemiddelde Man
tot wien ik spreek, middels mijn geschreven en
gedrukt woord, wijs mij de stof, die u behaagt. Geef
mij een opdracht, een vingerwijzing, een steun, een
doel!"
De koster: Mijnheer Pastoor zal nu wel...."
De schrijver: Houd op met den pastoor. Ik zoek
het oordeel juist van u. Zeg mij waarover ik zal
schrijven."
De koster: O, als u het zoo zegt, wel...."
Hij staakte nu het kussens kloppen en keek den
schrijver onbevangen, eerlijk aan.
Het is mijn werk niet, laat ik u dat op den
voorgrond zeggen, ik neem als ik een boek lees
meestal wat er in staat op den koop toe. Maar als u
mij zoo vraagt dan zou ik zeggen: kijk ik kom uit
Zeeland en als u nou es neemt...."
De schrijver: Houd op. Dat is Jan Campert. Te
laat.... Maar ga maar door, is er nog meer?"
Met hongerige oogen las de schrijver bij het
slechte licht van de suizende gaslantaarn den
koster de woorden van den mond.
De koster vervolgde: Dan heeft mijn zusters
man een nicht en die heeft een zoon, die heeft een
kleine jongen en als u neemt wat of die kleine
jongen nou al zegt.... Ik zei zoo dikwijls bij mezelf
(en ook wel an m'n vrouw): Dat moest eens ge
schreven worden...."
De schrijver (met de handen op de ooren en een
gezicht als proefde hij belegen azijn) : In Godsnaam
man, houd op. En Pater A. M. de Jong S.D., en zijn
Merijntje en Kwerijntje, Cherubeihtje, al die
keindjes, o hou op, hou op, dat is zoo afgezaagd."
De koster: Wel, daar komt toch meer bij kijken
PAG. 18 DE GROENE No, 3IM
dan ik ooit gedacht had. Maar kijk eens hier, ik heb
een broer, die in de Oost zit als koloniaal en wat
die zegt "
De schrijver: (moe en met terneergeslagen
uiterlijk): Mevrouw S. Tschikkele, Sjékele,
Sjekèlle, weet ik het. Is dat nu nieuw? (luider) Is dat
origineel? Is dat waarop de wereld wacht?"
De koster: O dat had u anders eerder niet gezegd.
Nieuw moet het zijn. Ja, kijk eens hier, dan denk ik
toch dat de pastoor Of nee."
De koster scheen nu kleiner te worden, zijn
schaduw groeide, zijn houding werd intriganter, zijn
stem gedempter en hij vervolgde: Ik kan u dit wel
zeggen.... nieuw.... ja, nieuw.... daar om den
hoek, daar bij dat licht, waar u die vullesbak ziet
staan.... daar woont een vrouw.... nou.... ik
moet er mijnheer pastoor maar liever niets van
zeggen. Die zit daar voor d'r hor en kijkt en die heeft
heusch wel wat te zeggen."
De koster had ditmaal langer gesproken dan zijn
gewoonte was en toen zijn fluisteren wegstierf in
gespannen wachten, verried zijn gezicht dat hij in
stemming, verbazing of belangstelling verwachtte.
De schrijver echter, met afhangende schouders en
trillende lippen zei zacht en bitter: Goede man,
sedert Maria Lécina (let op den klemtoon) wordt
over slechte vrouwen niet meer geschreven, laat u
dat gezegd zijn."
Mét draaide hij zich om en verdween in een der
gapende holen van de onverlichte zijstraten. De
koster, dit terzijde, haalde zijn schouders op en een
ander kussen uit de kerk en dacht over het voorval
niet meer na.
DE schrijver vervolgde zijn weg zonder doel. Hij
bezat nog de energie en de wijsheid om te
beseffen, dat n mislukking zijn experiment nog
niet wraakte. Zoo schoot hij achtereenvolgens aan:
een werkster (geen succes), een agent (een be
keuring), zoo maar een man (geraaskal), nog iemand
(aanbod van pak op z'n dit of dat), een nachtwaker
(sinister), een bruggewachter en het leverde niet veel
op en wijzer werd hij niet.
Op dit punt wordt de historie echter even tragisch,
want nu dient vermeld te worden, dat de schrijver
tegen elven de haven naderde, lang nadacht, een
trap omlaag afwandelde, hevig hijgde tegen het
koude water en dat kwartier na elf zijn dophoed op
het zwarte water dreef.
Zonder den schrijver draaide de wereld echter
gewoon door; vandaar dat aan 't relaas van z'n
treurig lot de moraal niet hoeft te ontbreken. Om
die te vatten is het goed zijn laatste onderhoud niet
onvermeld te laten. Na aan den bruggewachter uit
gelegd te hebben wat zijn streven was, zei deze:
Wel, kschsch, dan zou ik zeggen, kschsch, wat
mij niet gek lijkt, kschsch, dat is nou dit: kschsch:
daar op den hoek, kschsch, daar woont een vrouw,
kschsch, getrouwd, kschsch, en iederen morgen,
kschsch, dan komt er een jonge man, kschsch, en
loopt over de brug, kschsch (ik heb er zelfs niets van
gemerkt: de schilder van hiernaast, kschsch, die
deksels mooi kan praten, kschsch, heeft me er op
geattendeerd, kschsch) en kijkt naar die vrouw
kschsch, met een raar gezicht, kschsch en zij naar
hem en vanavond is ie bij d'r, kschsch en wat er
van kommen mot, kschsch."
De schrijver: Waarom zegt u aldoor kschsch" ?
De bruggewachter: Dat is m'n pruim met uw
permissie, kschsch."
De schrijver: En is het verhaal uit?"
De bruggewachter: Uit, ja."
De schrijver: Dat is toch niks."
De bruggewachter keek nu zeer sip en teleur
gesteld en dat was minder om dat wat de schrijver
zei als wel om het. feit dat: Toen de schilder,
kschsch, die merakels goed vertellen kan, kschsch
het mij zei, kschsch, toen klonk het toch zoo deksels
mooi, en treurig en kschsch, en zoo aandoenlijk
eigenlijk, kschsch, ik had de tranen in m'n oogen.
Het schijnt er aan te liggen kschsch, hoe je het zegt."
De bruggewachter spoog met een zacht gefluit
een bruinen speekselstraal de gracht in; de schrijver
haalde z'n schouders op en verdeed zich kort
nadien.
ER was tot nu toe nog geen sprake van den
collega van den schrijver. Deze vernam zijn
lot; het kostte hem langer dan een jaar om na te
gaan met wien de schrijver had gesproken, wat hij
gezegd had, hoe hij gedaan had, hoe hij er uitzag,
wanneer zijn stem trilde en wat men hem had
gezegd.
Toen schreef hij het op en het werd in zeven talen
vertaald als tooneelspel gebruikt, verfilmd, verdicht,
gedrukt op hout- en houtvrij, glad en rijstpapier, en
wie het las, dien werd de keel gesnoerd, want er
klopte het hart van het leven in. Al was de inhoud
ieder gaf het tpe noch nieuw, noch zeer
bijzonder en al had geen mensch er op gewacht.
Want het is, zooals de bruggewachter dacht, de
manier waarop de schilder vertelde, daar kwam
het op aan.
DE NIEUWE PRIJSVRAAG
7~\E estafetteroman is, blijkens het aantal inzendingen, met
*-^ groot enthousiasme ontvangen. Dit romanschrijven en masse
schijnt in een lang gevoelde behoefte'' te voorzien. Er waren onder
de inzendingen dan ook zeer goede vervolgen. Sommigen legden
nadruk op de gevoelens van de personen en lieten weinig actie
voorkomen, anderen wierpen zich juist op die actie, zoodot het
telegrammen en bezoeken regende ! Een spannend vervolg scheen
de redactie dat van L. W. Schut, die in den toon van het vooraf
gaande, het verhaal entte met nieuwe gebeurtenissen, die den draad
weer verder spinnen. Hij is dus de schrijver van de week".
Degeen, die voor het nummer van de volgende week het beste
vervolg inzendt op nevenstaand verhaal, ontvangt daarvoor een
reproductie naar Vincent van Gogh: Het Korenveld. Inzendingen
met het vervolg moeten uiterlijk Dinsdagmorgen met de eerste post ter
redactie zijn. Zij mogen niet meer dan vijfhonderd woorden bevatten
en moeten op de envelop de woorden ,, Estafette-ver haal" dragen.
En thans weer met goeden moed verder. Wie volgt?
Inhoud van hrt voorafgaande
FRAXCISCA, heeft van haar
te f loofde, Hans, een briefje
gekregen om hem om ccn uur
of drie te ontmoeten bij Joop, een
kunstschilder, de cenigc in de familie
ran Hans, die hun welgezind is.
I-'rancisca u'ordt op haar bellen
niet opengedaan, er schijnt niemand
thuis; zij zet zich dan ook om te
u-achten op Hans of op den terugkeer
van Joop. Ondertusschen overdenkt
zij haar positie. Hans' familie mag
haar niet, wil hen ook niet helpen
te trouwen. Vooral Hans' voogd
heeft ?>/$ tegen haar, en ;al er dan
ook nooit toe overgaan den minder
jarigen Hans iets van zijn kapitaal
uit te kecren. Wellicht zouden se
kunnen trouwn, als Hans op het
voorstel van meneer Schimmel, een
ecnigszins vreemden man, die vee!
in zaken was geveest, het laatst in
Zuid A mcrika, >i'a ingegaan, en dooi'
rijf duizend gulden in diens zaak
te storten een onafhankelijke positie
had gekregen, \atn-inlijk zag Hans'
familie op meneer Schimmel neer,
behalve Joop, die het zeer goed met
hem scheen te kunnen vinden.
Eindelijk kwam Hans aan. Zij
schoren met een fietsslettte! een
atclierraampie op en drongen zoo de
woning binnen. Op tafel stond een
gebruikt bord en een half uitge
dronken kop koffie. P'rancisca is
angstig.
H.
Kalm blijven, meisje !" Maar heel
vast was Hans' stem niet. Franciska
moest glimlachen, maar vóór haar
ironisch antwoord mompelde Hans al
iets over pot en ketel.
Wat nu"? vroeg ze dus, waarmede
de spanning van het oogenblik brak.
Het heele huis rondzien...."
. Samen !" viel Franciska in.
Goed dan" bromde Hans, die alleen
had willen gaan.
Gang, keuken: pijnlijke netheid,
groote stilte, niets bizonders. Aan 't
andere einde van de gang, de kleine
zitstudeerkamer: idem. De trap op:
slaapkamer normaal, bed keurig.
Zolderruimte ervóór: op enkele
koffers na leeg.
Dat leverde dus niets op.
Hans krabde per
plex aan z'n bo
venlip. Franciska
ging erbij zitten op
n der koffers, peu
terde verstrooid aan een bont etiket,
totdat n hoek losliet. Het ritselen
wekte haar: ,,hé, Hans, wat is dat?"
Hans keek en las:,,Hotel Esplanada
Rio de Janeiro", kleurde, en viel uit:,,die
verdomde Schimmel!" Verbazing van
Franciska: wat zeg je daar, Hans?"
Och, die beroerde kerel: groot gelijk
PAG. 19 DE GROENE No. 3156
IMIMIIMMMIMMMMMMIMIt
j Da schrijver
j van de week is:
l L. W. Schut
had mijn brave, philistreuse oom
Frederik."
Net als met dat pilo-jak, hè?"
Och Ciska, schei uit. Dat is het
beroerdste, dat zulke menschen gelijk
krijgen."
Franciska, gauw haar pique kwijt,
begreep deze onvolledige verklaring.
Zeg op, jongen, wat is er met dien
Schimmel?"
Wist ik dat maar precies" .... grab
belend in zijn binnenzak: ,,hier, lees
maar, vanmorgen gekregen !"
Franciska vloog het telegram door:
Zoek voortvluchtige Schim
mel Haarlem misschien Rotter
dam rijkdom gelogen 100 gulden
van mij zoek geen 5000 gelukkig
vermoedelijk naar Z. Amerika
wacht mij tot 15 u. 30. JOOP.
Zie je wel, zoo'n fielt !" zei
Francisca, het interessante aan den heer
Schimmel volkomen vergetend. Maar
Joop is vanmiddag thuis geweest !"
,,Hè?" Hans vrij béte.
Wat drinkt Joop bij zijn ontbijt?"
Chocola; overblijfsel uit z'n
Parijschen tijd."
Wat staat er beneden op tafel?"
Op tafel. . . . ? ó: een halfvolle kop
koffie."
Nou dan; dus moest hij onver
wachts weg. Anders was de kop leeg
geweest en had alle etensrommel in
de keuken gestaan. Ik ken jouw preciese
broertje ! En daarom was het niet gek,
dat wij in de penarie zaten. ..."
En zitten" viel Hans in. Ik ben nóg
ongerust. Joop laat ons niet voor niets
loopen, behalve voor iets bizonders."
Goed, ongerust dan, en als wij
langer op die lamme koffer turen,
wordt het er niet beter op. Wat weten
we nu? Joop is misschien naar
Haarlem geweest, waarschijnlijk niet naar
Rotterdam; heeft zijn kof f iemaal haas
tig verlaten. Allén ? Waarschijnlijk.
Om Schimmel? Misschien! Jij hebt
geen tweede telegram . ... héja, Hans:
hoe verwachtte jij een briefje te zullen
vinden in een gesloten huis?"
Hans keek vrij onnoozel: stom
van me !"
Ja, en als jij Hans niet was, nog
verdacht ook !"
Verdacht, verdacht? Waarom?"
Wat zei Mr. Reader ook altijd?
Perhaps it is because Tve a criminal
Beiden kennen Wallace en Hans
kijkt gekrenkt. Franciska ziet het,
krijgt medelijden, staat op, zoent Hans
vluchtig op de punt van z'n neus,
loopt naar de trap: Ga mee, we zul
len het beneden wel uitvisschen!"
(Wie vervolgt?)
WILHELMINA" TAFELBILLAROS
(BELASTINGVRIJ)
'n Tafelbillard is goed l
Mits . .. vervaardigd zooals het moet!
Dus ... zooals Wilhelmina" 't doet!
Vr prosp. Billardfabr. Wilhelmina", A'dam, Stadh.kade 127, (Telef. 21919)
VooR. .
REN
C AR L D
JBUlT?NfPOBT-UlT*
BESLIST LAATSTE AANBIEDING
OPRUIMING TIJDSCHRIFTEN 1936
Complete in goeden staat zijnde JAARGANGEN worden tegen onderstaande
sterk verlaagde prijzen uitverkocht
Etsevier (11 nrs.) f. 3.50. Gids f. 3.-. Haacsch Mndbl. (10 rtrs.) f. ?£.?. Mndbl. v. beeld.
kunsten (10 nrs.) f. 2.?. Nederland f. 2.50. Nvve Gids f. 2.5O. O d hoogte f. '-J.50,
Stem (10 nrs.) t". 3.?. Tooneel t'. 1.5O. Cin. en theat. t'. 1.50. Eigen haard t'. Jj.?.
Gr. A'dammer f. 1.?. Haag, Post. t' 1.?. Leven t'. 1.35. Prins 1. 1.35. Rtv. d. Sporten
f. 1.?. Sportkron. f. 1.?. Were'.dkron. l'. 2.?. Femina f. l .50. Je sais teut t'. £.?,
Lect. p. tous f.2.?. .Merc. d. Trance f.3.?. Rev. d. d. Monde* f.3.?. Illustration f.3.?,
Petite Illustr. f. 1.5O. Monde 111. f. 3.?. Vu f. '£.?. Dame I'. 1.35. Deutsche R'schau
f. 3.?, El, Welt f. 1.35.Magazinf. l,30. Netie RVdiau f. '*.-. Berl. 111. Ztg. f. 1.?. Flieg.
BI. f.1.?. Illustrirte Ztg. f. 3.-. Jugend f. 1.50. Lustig. Bi. f.1.?. N ene Tageb. (47 nrs.)
f. 1.50. Simplidss. f. 1.-. Weltbulme f. 1.50. Wien. Bikier f. 1.?. Woclie t'. 1.50.
Connoisseur f. 3.50. Fortnightly Rev. f. 3.?. Nash. f. 3.?, Londen News f. 3.?,
Midweek pictor. f. 1.50. Passing show f.3.?. Punch f.3.?. Sketch f. 3.50. Spliere
f. 3.50, Tatler (-18 nrs.) f. 3.?. Zendingen ongefrank. onder lenibours Amsterdam franco.
Br. No. 11000 Groene Amsterdammer.
56 Geschenken
kunt U f e ma n d
op 5 December geven.
Geschenken, die U zelf
op hun waarde getoetst
hebt; d ie gij zelf als
zeer waardevol erkent.
Zie daarvoor de aankondiging
op pagina 23 van dit blad
u
i
i