De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 4 december pagina 11

4 december 1937 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

i i l 7 Uerftaat uit fiet aapjes-üjdperf HET verwonderde me heelemaal niet, toen midden in de blinde kaart van Europa, de onze klas in opschudding brengende boodschap kwam, dat er buiten een koets voor mij gereed stond. Dag na dag, uur na uur wachtte ik er op: eens, wist ik, zou het" gebeuren. Een schip met zwarte zeilen en zeeroovers in de kade tegen over de school, helgroene woonwagens, zigeuners en kunstenmakers in bonte kleedij met knallende zweepen, familieleden uit een ver, vreemd land, trappers en cowboys met groote, grijze vilthoeden en roode dassen zouden me af komen halen en de zeeroovers of de zigeuners (hoe graag zou ik door hen gestolen willen worden !) of wellicht het familie lid uit Rio zou zeggen: ,,Nu is het genoeg geweest; nooit hoef je meer getreiterd te worden voor de klas door een ellendig mannetje, dat iets van je weten wil, dat je onmogelijk weten kunt, omdat je je lessen niet geleerd hebt (en zelfs als je het wel deed, er toch niets van begrijpen zou), nooit hoef je meer op een vieze bruine blinde kaart te staren, nu mag je op de prachtige bonte onein dige kaart van de wereld zelf gaan reizen met wijdopen verwonderde oogen. Je hoeft niets meer", zouden de zeeroovers of de zigeuners of de vreemdelingen van verre gekomen zeggen, ,,je hoeft niets, je mag alles. Je mag opgewekt en vriendelijk zijn en plaatjes zien en boeken lezen die bijna zoo zijn als wij zelf. Je hoeft nooit meer te huilen of moeilijke leugens te verzin nen. In plaats van déblinde, stomme en levenlooze landkaarten, krijg je stre ken te zien waar de menschen bruin, zwart, geel of rood van huid zullen zijn. 2e zullen voor je dansen en liedjes zingen en overal blijf je een tijdje om de taal te leeren, zonder zwakke en sterke werk woorden en verbuigingen, waar je straf voor kreeg, omdat je het uit boekjes niet onthouden kon. We zijn van verre gekomen", zullen de zeeroovers of de zigeuners of de andere vreemdelingen zeggen, ,,van heel ver, omdat je aldoor aan ons gedacht hebt en briefjes zonder postzegels in de bus hebt gedaan". VOLKOMEN beheerscht en op de hoogte van de situatie stond ik dus op, toen de conciërge een in het Fransch gesteld briefje aan den aardrijkskündeleeraar had overhandigd, waarin mijn komst onverwijld geëischt werd door het familielid uit Rio eigenlijk was ik meer gesteld geweest op de zeeroovers of de zigeuners maar iemand uit Rio kon er ook wel mee door. ,,Hij heeft zeker geen Portugeesch geschreven, omdat u dat toch niet begrijpt", gaf ik als laatsten steek den leeraar te verstaan; tegelijkertijd bleek hij nu rotsvast overtuigd te zijn, dat alles in orde was met Rio. ,,Je kunt gaan", zei hij, ,,maar denk er aan, dat je thuis het Donaubekken doorneemt". De vuil bruin-groene plek, waar je met een stok iets op aan moest wijzen, scheen dus het Donau bekken geweest te zijn. Dat woord zal me nu wel eeuwig bijblijven, dacht ik nog. ,,Moet je je aardrijkskundeboek en je atlas niet meenemen voor je huiswerk?" vroeg de leeraar nog in zijn onnoozelheid en tot het laatst toe van zijn leeraarsbelangen vervuld. Braaf en haastig pakte ik de verlangde boeken mee en griste in de gang mijn muts en jas van den kapstok. Oppassen voor den directeur, stel je voor, wanneer er nog iets tusschen mocht komen i Ik liet me van de trapleuning afglijden om vlugger beneden te zijn, de schooldeur stond wagewijd open, door de opening was duidelijk de koets te onderscheiden. Een oogenblik .was ik bang dat alles niet waar zou zijn en ik een visioen zag, maar de zware ,,Atlas der gansche Aarde" was werkelijkheid. Werkelijkheid was het rijtuig no. 20 (in groote cijfers op de lantaarn) en de scheeve schouders van den aap j es-koetsier met een groen-zwarte jas, een verfomfaaid gezicht in duizend rimpels, roode oogen en neus en een gedeukten glimmenden hoogehoed alles zoo oud als de wereld. Werkelijkheid bleek ook te zijn mijn zusje Hetty met een opge schoten jongmensch. Jasses", zei ik als begroeting. Voorloopig wilde ik niet eens meer iets weten, ik zag dat de briefjes zonder postzegel toch niet aan het juiste adres kwamen. Vaag hoorde ik het relaas van mijn zusje, dat het lange jongmensch Johnnie de Greeve heette, student ergens in was en met haar een rijtoertje naar Het Verloren Schaapje" had willen maken, een oude, in het groen verscholen uitspanning en speeltuin buiten de stad. Halverwege waren ze natuurlijk Oome Louis tegengekomen, MARY DORNA die op hatelijk-veelzeggende manier gewuifd had. Als het koor uit een Grieksche tragedie vervolgden we beiden, Hetty woedend opgewonden en ik onverschillig en dof berustend: en dan gaat Oome Louis altijd naar Vader en Moeder en maakt alles erger dan het is en zorgt dat er vreeselijke straffen uitgedeeld worden". Na de ontmoeting met den grijnzenden familie-rechercheur had Hetty een nogal handig plan in elkaar gezet om, door mij erin te betrekken als een soort duefia, garante harér deugdzaamheid, voor zich zelf het ergste af te wenden. Doe of je een oom uit Braziliëbent", had ze den student verzocht, ,,en dan krijg je met een Fransch briefje mijn zusje Mary wel uit de klas om afscheid te nemen voor den laatsten keer of zoo iets." Wat Hetty aanpakte, lukte altijd, haar briefjes kwamen wél aan. Ook het idee om brutaal langs Oome Louis' z'n huis te rijden had succes. Ik zag zijn onbemind gelaat direct naast het spionnetje achter de vitrage-gordijnen met engelen erin geweven opduiken, nieuwsgierig, ver baasd en verontwaardigd, daarna de gezichten van Tante, neefje Alfredje dat mispuntje en ik geloof zelfs huispersoneel, allemaal achter de engelen-gordijnen. Nu ziet die naarling ons met z'n drieën.'lekker", constateerde Hetty met voldoening, ,,en je houdt vol er van het begin af bij geweest te zijn", commandeerde ze mij, ze zullen veel minder lawaai maken, als we aldoor met ons drieën zijn geweest dan dat ik alleen met Johnnie in een koets heb gezeten". Het scheen iets heel ergs te zijn alleen met een Johnnie of een Wim of een ander onbeduidend iemand gesignaleerd te worden, waarom, begreep ik niet goed; ze schenen elkaar dan meer te zoenen dan wanneer je met z'n drieën was. Jasses", fluisterde ik zacht. Maar Johnnie had het toch gehoord. Wat een onmogelijk kind zeg, ze zegt niets anders dan jasses". Hij was niet eens leelijk, die Johnnie, ik geloof dat iedereen hem erg knap vond; Hetty althans keek vol bewondering en sympathie naar de porceleinblauwe oogen en het ronde rose gezicht met kleine blinkend-witte tandjes en de slobkousen. Beige slobkousen en verder heelemaal netjes maar hoe je er toe kan komen zooiets te zoenen en er door gezoend te willen worden was me een raadsel. Hij had leelijke dikke vingers, dat zag ik toen, hij zijn geelwitte zeemleeren handschoenen uit deed. En een af schuwelijk fatum liet me voor den derden kser .Jasses" zeggen. Maar dat kind is gek, volslagen idioot, geen wonder dat die niet mee kan op school", riep ge agiteerd de geërgerde Johnnie, die het woord ojt zijn eigen persoon begon te betrekken. ,,Ik had driemaal reden om jasses te zeggen". antwoordde ik duister, beslist en verdrietig. IN Het Verloren Schaapje" heb ik dan toch nog een beetje pleizier gehad. Een oeroude, .vriende lijke kellner nam de moeite om me te schommelen; er waren op dat doordeweeksche voormiddaguur geen kinderen, waarmee je op den schommel of de wip kon gaan spelen. Hetty en haar bonbonachtige Johnnie wisten niet hoe vlug ze van mij af konden komen en ik werd gematigd tevreden gehouden met diverse automaten, waar je voor een dubbeltje iets uit kon trekken; vervolgens presenteerde Johnnie mij een vertering, ik koos n keer frambozenlimonade en n keer advocaat. Deze laatste drank gaf me toch weer den moed om een briefje zonder postzegel te schrijven. Ik vroeg den vriendelijken kellner een potlood te leen en op den achter kant van een bierviltje schreef ik: Aan alle zee roovers, zigeuners en verre bloedverwanten uit Braziliëen omstreken, haal me uit dit saaie leven vandaan, waarin ik te gronde zal gaan; red een arm, hulpeloos kind uit de klauwen van school, leeraren en eenige ooms en tantes. Mary van de Copernicus-school die niet leeren kan". Ik gooide het bierviltje in een soort brie venbus, waarvan ik tot heden nog niet weet of het een automaat of een ander vreemd soortig werktuigkundig instrument was. Daarna bezocht ik, overmoedig geworden, den doolhof en kon er niet meer uitkomen. Het ergste was, dat op mijn angstig geroep Johnnie mij eruit moest halen met zijn dédain gezicht. Hetty zat op damesachtige manier te wachten; ze zag er beeldig uit met lange, golvende, bronskleurige krullen, slanke f ijngevormde handen en raadselach tige bruingrijze oogen met groene puntjes erin. Het zou absoluut goed afloopen met Oome Louis, je kon het aan Hetty zien; wat Hetty aanpakte, ging niet verkeerd. TOEN we den terugtocht aanvaardden, was mijn stemming nog beneden het peil van het begin gezakt. Had mijn zusje mij gister dit avontuurtje voorgesteld (samen spijbelen en dan nog wel in een koets I), ik zou er gretig op in zijn gegaan en de rijtoer ware een exquis genoegen voor mij geweest. Nu had ik oneindig meer ver wacht: het Andere, het Nieuwe Leven. Het was tóch een visioen geweest die koets, die ik in de schoolgang door de wijdopen deuren gezien had. In een traag en drenzerig tempo sukkelde het aapje naar de stad terug de koetsier op den bok slaperig, scheef, in elkaar gezakt en verfomfaaid, een somber silhouet tegen den wegstervenden gloed van den laten namiddaghemel. De vroege-voorjaarsdag begon kil en huiverig te worden. Toen de stilte, rhytmisch gescandeerd door het geluid der paardehóeven, al beklemmender werd, zei Johnnie ineens: Wat een verschil is er tusschen jullie" en ik begreep, dat hij iets naars bedoelde tegen mij. Denkelijk nog onder den invloed van de advocaat en het doodsbenauwde dwalen in den dooltuin, hield ik een monoloog als een soort schoolthema, waarvan Hetty later zei, dat zij en zelfs de onverstoorbare Johnnie ervan geschrokken waren: Hetty is beeldig en schrijft briefjes die altijd goed aankomen, Johnnie is een kwal met dikke vingers en een wassenbeeldengezicht en ik heb een briefje ge schreven aan de zeeroovers en de zigeuners en dien oom uit Rio, die Johnnie natuurlijk niet kan zijn. Johnnie zou nooit uït Rio kunnen komen, Johnnie komt van zijn Moe en zijn Pa. Ik zag vanmorgen een heel andere koets, een koets waar Johnnie in zit is een gammel aapje met een halfmanken knol er voor, dat langs het huis van Oome Louis moet rijden. Het is een aapje, waarmee je weer naar de saaiheid en de verveling en de alledaagschheid terugrijdt". | Na dezen monoloog kreeg ik zulk een medelijden met mezelf, dat ik nog ontdekt heb, dat Johnnie zijden zakdoeken gebruikte, waanzinnig groote, schoone zijden zakdoeken, keurig opgevouwen, ?die hij me eenigszins onwillig gaf. Daar moesten mijn tranen mee gedroogd worden, want Hetty's zakdoekje was net groot genoeg voor een traan of vijf, en ik huilde er wel meer dan duizend. Natuurlijk behoorde ik tot het soort ongelukkigen dat nooit ten zakdoek bij de hand heeft, als het hoog noodig is. Ook de wereldatlas had ik niet bij de hand op de volgende aardrijkskundeles, die had ik in Het Verloren Schaapje" laten liggen, en geen Hetty en Johnnie en aapje en zelfs geen dubbeltje voor de paardetram waren aanwezig om dit gewichtig leerboek terug te halen. Twee uur heen en twee uur terug moest ik loopen om weer te beginnen waar ik zoo overmoedig gelukkig dacht te kunnen eindigen: het Donaubekken op de blinde kaart. Het Schouwburgvraagstuk w; der bliider hebben onsVorstenhuis welonblijdere omstan digheden in onze stad gehad, maar toch, dat in deze moeilijke da gen Zij in het oude Amsterdam ver toeven is een troost, nu iedereen met hen in kommernis verkeert. Want ja, het verkeer kent geen standen. Voor het verkeer bestaan geen vorsten of prinsen; voor het verkeer bestaan alleen wél of niet-slachtoffers. Geen voorrang geldt. En dat maakt je aan het filosofeeren. Maar dat alles doet toch niet vergeten, dat we maar n wensch hebben: dat de prins maar weer gauw heelemaal beter is! Bij ons in de zaak praten de menschen over niets anders. En zoo zie je, hoe het heele volk meeleeft. En dat doet goed. In den nood.... IN den nood. . .. Want er is meer nood. Zoo is het wel gek met het schouwburgprobleem. Want zegt een Jongedame actrice tegen mij: ,,We hadden B. en W. met een schouwburg en een schouwburg met een bespeler en een bespeler zonder publiek. Maar nu raken wij dien bespeler ook nog kwijt, zoodat er alleen B. en W. met een leegen schouw burg overblijven." Het is de vraag of er een oplossing voor te vinden is. En misschien is dan nog het beste dat het Gemeentebestuur zelf voorstellingen in den schouwburg gaat geven. Want als je nagaat is er geen stuk zoo spannend als dat wat je meemaakt op de publieke tribune van de raadszaal. En waarom zou je dan je publieke tribune niet eens wat uitbreiden, gelachen wordt er genoeg, en meteen brachten begrootingszittingen dan nog wat aan entrees op ook, en dat was al weer een manier om de tekorten wat op te heffen want ik weet zeker, dat het Amsterdamsche publiek al zijn lievelingen en lievelingssters gaarne ruilt voor n bon mot van Wethouder Boekman, die zelf al zoo'n oerkomiek snuit heeft dat Buziau er een harden dobber aan zal hebben; en dat we veel roerende snikscènes zouden willen geven, om een maal de Heer Theo Thijssen, van de sociaal democraten, te hooren pleiten voor het verstrekken van schoenen inplaats van klompen aan de behoeftige jeugd. Daar had Herman Heijermans nog nooit aangedacht, maar het zou een effect zijn ! En als je het mij vraagt is dat meteen de oplossing van het schouwburgvraagstuk en misschien ook zelfs van het stadhuisvraagstuk, waar nu «Itijd nog maar niets van gehoord wordt. Op die manier had een mensch dubbel plezier van zijn belastinggeld. En voor de politiek zou ook nog meer animo ontstaan dan voorheen, wan neer je bij de verkiezingen meteen zou moeten uitmaken, wie je vier jaar op de planken zou zien. Dan zouden de menschen wel imposantere figuren tot raadslid kiezen, sprekers met indruk wekkende rollende r"-s, met prachtig-volle baarden en breede gebaren. En de heeren Raadsleden zouden hun best er voor doen, zich een beetje imposanter te kleeden, niet meer uitsluitend in slordige, slechtzittende colbertjes. En er zou de kans bestaan, dat de Dames Raadsleden eens een beetje opgeknapt zouden worden, dat het, wie weet, verleidelijke vrouwen werden, die vurige blikken in het kiezers-publiek zouden werpen, en die duizenden en duizenden stemmen op zich wisten te vereenigen. En het gekke was, dat wie ik dat ook vertelde, dat niemand er aan wilde. geen acteur en geen Heeren en Dames Raadsleden, zoodat iedereen boos op Kist was, wat zijn inkomsten geen goed gedaan heeft. WMMfllI llllltllllHMIIIIIIMHIIIIIIIIMIIIIIIIMIIIIIIItlllllIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllllllllllllll IIIIIHimlIMIMMIIMIIMIMIiU lUUIUItMMimillllllHtllllltllÉllMlllllllllllllllllllllimilllllHlllltlllllllllllllllllltlllltlllMMIIIIIflIII IIMIItlllllimlIHIIIIIU AMSTEl BOCKBIER Thans verkrijgbaar i Óók in de bekende A m stel Stoop, vóór Het zér begrijpelijke geval, dat U ook thuis genieten wilt van een versch-getapt glas Amstel Bock! DUBBELE AMSTEL STOOP (5 Lrter Amstel Bockbier) ?2.90 Allén bij Uw bierhandelaar verkrijgbaar. ANSTEL BROUWERIJ niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniuiiiiiiMiitiiii iiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniinHii iiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiHiniiiii «HiiiiHiiMiiiiitifnitiiuiiiiiiiiiiiiiitiiiHi I. r PAG. 20 Df GROENE No. 3157

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl