De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 4 december pagina 6

4 december 1937 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

C /'/ Waakzaamheid UetkeetJt r eetAe Aemocta Hoe een legende ontstaat Menno ter Braak OP 26 Mei j.l. maakte de heer Mussert, die zich voorgenomen had naar de macht te grijpen", een tamelijk ernstige tuimeling; hij werd van een dreigend gevaar leider eener kleine politieke partij. Daarom kon hij nu ook niet langer de rol van hoofd van Jut" spelen, die hem een zoo bruikbaar negatief element in de democratische samenleving deed zijn; hij was er plotseling te onbeduidend voor geworden, tot zijn ware proporties teruggebracht. Men slaat niet op een hoofd, dat geen hoofd van Jut kan zijn door gebrek aan symbolische proporties. Sedert den vreedzamen Bartholomeusnacht van de N.S.B, is het dus noodzakelijk geworden, het probleem van den strijd tegen fascisme en nationaal-socialisme anders te stellen; maar aangezien de wetten der traagheid ook op dit gebied (juist op dit gebied!) een belangrijken invloed uitoefenen, kost het zeer velen bestrijders van fascisme en nationaal-socialisme moeite om zich af te wennen op het verdwenen hoofd van Jut te blijven steun; dat gebaar was immers zoo eenvoudig, en het had bovendien bij een deel van het altijd tot lachen geneigde publiek ook veel succes ! Men blijft uitgaan van de gemakkelijke, au fond zeer oppervlakkige en in wezen foutieve absolute tegen stelling tusschen democratie en nationaal-socialisme, die in den verkiezingsstrijd het voordeel had van overzich telijkheid voor de kiezerspsyche, maar aan de zijde der democraten tegelijk een zekere onmiskenbare oncritische zelfgenoegzaamheid te weeg brengt; want het gevaar, dat in Nederland van het nationaal-socialisme dreigt, is zeker niet in de eerste plaats het gevaar van de dictatuur, nu aan de politieke ambities van den heer Mussert voorloopig de bodem is ingeslagen; hét groote gevaar is het op komen en massgebend" worden van simplistische denk wijzen, of met andere woorden: het afleggen van persoon lijke, critische verantwoordelijkheid om er een phrase voor in de plaats te stellen. HET is duidelijk voor degenen, die met de werken van Le Bon en Ortega y Gasset op de hoogte zijn, dat de oorzaken voor het ontstaan eener phraseologische overheersching niet gezocht moeten worden in het nationaalsocialisme, maar in de democratie zelf; zij is de paradox van algemeen recht - algemeene ontwikkeling eenerzijds en ongelijke verdeeling- ongelijke begaafdheid anderzijds; het algemeene" van de theorie komt ieder oogenblik in conflict met het ongelijke" van de practijk."Het natio naal-socialisme is slechts een poging om dat paradoxale element uit de democratie op een gewelddadige manier te verwijderen; die poging gaat uit van een half beschaafde ? massa, die eerst door de democratische algemeene ont wikkeling" naar den geest werd gelijkgeschakeld", en er nu ook geen been in ziet de persoonlijke, critische ver antwoordelijkheid op ieder gebied over te dragen aan gepervefteerd-democratische fetischen. Dat zich in Nederland groote groepen van de bevolking tegen die fetisch-vereering hebben verzet, b.v. door zich in de spontaan opgekomen beweging Eenheid door Demo cratie" te vereenigen, wil dus nog allerminst zeggen, dat ' men nu alom plotseling critisch staat tegenover de demo cratie, integendeel. Zulke spontane bewegingen danken haar succes gewoonlijk aan een paar suggestieve leuzen (die in den verkiezingsstrijd 1937 voor de hand lagen en dan ook ingeslagen zijn), en wanneer de spontaneiteit eenmaal heeft gezegevierd is het zeer de vraa'g, of de Op komende zelfgenoegzaamheid niet sterker zal blijken dan de neiging tot zelfcritiek. Ten opzichte van de houding, die de beweging Eenheid door Democratie" na haar succesvollen verkiezingsdag is gaan aannemen, is een dergelijke sceptische vraag zeker niet misplaatst. Tracht zij zich rekenschap te geven van het paradoxale karakter der democratie? Durft zij de democratie als een minimum en een .probleem in plaats van als een ad infinitum te bejubelen, maximum te aanvaarden? Men merkt er niet veel van; het orgaan van Eenheid door Democratie" blijft nuttig werk verrichten door de fascistische en kryptofascistische propaganda, die dagelijks over den braven burger wordt uitgestort, te ontmaskeren, maar daarnaast ventileert het een soort geuzen-rhetoriek, die niet zoo veel KUNSTHANDEL SANTEE LANDWEER KKiZE««o«AC?T403 BXI'OÜITIW VAN 4 TOT 24 DEC. 1O37 <LEi.»c?B«T«AAT) AXTOOX KRUYHEN A M B T K R D A M G. GALLIBEUT verschilt van de bloed-en-bodem-rhetoriek, wat de critische verantwoordelijkheid voor de gebruikte termen betreft. En erger: het deinst er niet voor terug de critische werk zaamheid van een andere organisatie, n.l. het Comit van Waakzaamheid van Anti-nationaalsocïalistische In* tellectueelen", herhaaldelijk verdacht te maken van het verleenen van hand- en spandiensten" aan Moskou ! Omdat de bewijzen uiteraard niet te vinden zijn, neemt men zijn toevlucht tot insinueeren, tot vrijblijvend waarschuwen"; zoozeer heeft de leuze van den strijd tegen twee fronten" hier reeds de critische gezindheid overstemd, zoo weinig begrip bestaat er, ook in dit kamp, voor een poging tot weerbaarmaking tegen de nationaal* socialistische phrase, die nu eens niet op den kiezer, maar op de critische verantwoordelijkheid van het individu is gericht. HET zou niet de moeite waard zijn, dergelijke volkomen onbewezen en onbewijsbare verdachtmakingen zelfs maar door een woord van weerlegging waardig te keuren, wanneer deze soort bestrijding" niet symptomatisch was voor een bepaalde soort democratische zelfgenoegzaamheid die voor zichzelf het monopolie van de ware, de maxi male" democratie opeischt en in anders georiënteerde stroomingen niet anders dan (tout comme chez Hitler!) de hand van den bolsjewistischen duivel kan zien. Wanneer zich zulk een duivel-conceptie eenmaal heeft vastgezet, laat zij zich door het ontbreken van feiten geenszins meer schokken; men is bereid alles over het hoofd te zien, waardoor de simplistische, oncritische redeneering zou kunnen worden verstoord. Zoo schijnt het de redactie van het orgaan Eenheid door Democratie" van nul en geener waarde, dat de leiding van het Comitéin handen is van menschen, die met het communisme niets uitstaande hebben, afgezien van den historicus dr. Jan Romein, die marxistisch denkt, maar geen lid is van eenige politieke partij. ^ Zoo schijnt dezelfde redactie niet te weten, dat het Co. mitétot dusverre een tiental critisch-wetenschappelijke brochures heeft uitgegeven in verband met het pro. bleem van het nationaal-socialisme, waarvan sommige schrijvers (ondergeteekende incluis) zich waar noodig ook tegen de phraseologie van uiterst links hebben gericht. MET voorbijgaan van al deze feiten, die de oriëntatie van het Comitéreeds meer dan voldoende in het licht stellen, weet deze redactie niets beters te doen dan te insinueeren over ,,Volksfronterij" (n.b.!) en een Inter nationale Juristen-vereeniging, die stiekem communistisch zou zijn en waarmee het Comitédan weer stiekem relaties zou hebben onderhouden. De waarheid omtrent dit laatste waarlijk overstelpende) feit is, dat het Comiténooit relaties met deze Juristenvereniging heeft onderhouden, omdat zulks niet op zijn weg lag, maar eens een uit» noodiging voor een congres aan eenige juristen heeft doorgezonden; tot welke laatste demonische handeling het zich te meer gerechtigd achtte, omdat de organisatie in quaestie o.m. werd gedekt door den naam van.... prof. Van Embden ! Zoo komen de legenden in de wereld, en zoo worden communistische mantelorganisaties ont. maskerd" l . Het bedenkelijke aan deze heele geschiedenis (en daarom heb ik haar symptomatisch genoemd) is, dat in dit geval een simplistische conceptie in staat is gebleken, zich dwars tegen de feiten in door de suggestie van het woord com munisme" te handhaven. De redactie van het blad Een heid door Democratie" heeft zich nog niet eens kunnen opwerken tot het onpolitieke standpunt, dat het Comit van den beginne af heeft ingenomen; zij eischt van een organisatie, die zich, blijkens haar brochures en lezingen, geheel wenscht te wijden aan de critisch-wetenschappelijke bestudeering van en daardoor weerbaarmaking tégen de nationaal-socialistische phraseologie, een politiek strijdprogramma (?strijd tegen twee fronten"); en wanneer die organisatie weinig geneigd schijnt om het doel, waarvoor zij werd opgericht, te verloochenen, dan wordt zij met middelen bestreden, waarvoor de qualificatie simplistisch" de zachtmoedigste is! Het symptomatische is hier de begeerte om critiekloos te gelooven, wat men gaarne wil gelooven, ook als de feiten het tegen deel bewijzen: in casu, om te gelooven aan eigen onfeilbaarheid en anderer listig bedrog of dom bedrogen-zijn. A. Maslov OVER van Thales tot New van Newton tot de ONGEVEER twintig jaar geleden was er bij vele ontwikkelden een mode: men sprak en dis cussieerde veel over de relativiteits theorie van Einstein, meestal welis waar, zonder er iets van te begrijpen, aangezien deze theorie een groote hoeveelheid moeilijke mathematische berekeningen vereischt. Sedert deze mode op den achtergrond is geraakt, heeft de natuurkunde van onzen tijd een grondige verandering ondergaan. Bij nauwkeuriger studie van de struc tuur der materie kwamen de natuur kundigen, zoowel zij die de proefonder vindelijke natuurkunde beoefenden als de theoretici, tot verschijnselen, die geschikt zijn, het totale wereldbeeld van den gemiddelden ontwikkelden mensch van onzen tijd te beïnvloeden. Het is daarom niet misplaatst, eenige opmerkingen over de problemen, die daarbij opnieuw gerezen zijn, te maken. Zou iemand het bezwaar opperen, dat het hier om ,,al te speciale vraagstuk ken" gaat, dan moet hij er op opmerk zaam worden gemaakt, dat telkens, wanneer het onderzoekingswerk op het gebied der natuurwetenschap pen een beslissenden stap vooruit heeft gedaan, het om een al te spe ciaal" vraagstuk ging. Zoo was het toen Copernicus optrad, toen Galilaei zijn nieuwe ideeën publiceerde, toen Newton een nieuw wereldbeeld teekende, toen Faraday, Maxwell en Hertz de grondslagen van de electriciteit theoretisch en practisch schiepen, toen Planck de quanten theorie, H. A. Lorentz de electronentheorie, Rutherford, het echtpaar Curie en hun scholen de verschijnselen der radioactiviteit bestudeerden en verklaarden. En toen de nieuwste tijd, steunend op den arbeid van al deze geleerden, op het werk van Ein stein over het photoëlectrische effect en op Bohr's atoomstructuur, zich bij de nieuwste onderzoekingen over het wezen van het atoom aansloot, die dit ,,ondeelbare" (atoom beteekent in het Grieksch: ,,dat wat niet onderver deeld kan worden") in nieuwe en ten deele nog problematische werelden veranderden. Ik hoorde ongeveer vijfentwintig jaar geleden als eerste groote college op het gebied der natuurkunde, een bui tengewoon belangrijke serie voordrach ten van den grooten Duitschen natuur kundige Max Planck, die Het stelsel van de theoretische natuurkunde" ge noemd was. De groote onderzoeker, die in de twintigste eeuw, door de in voering van het begrip quantum een volledige omwenteling in de tot dusver heerschende opvattingen over energie en physica te weeg had gebracht, trachtte werkelijk een stelsel van theoretische opvattingen over de materieele wereld tégeven. Nog geen vier jaar later, nadat ik den geheelen cyclus van de theoretische voordrach ten van Planck had gehoord, hoorde ik dezelfde" voordracht weer. Maar terwijl Planck, toen ik voor de eerste maal dit stelsel leerde kennen, als centraal hoofdstuk van zijn uiteenzet tingen de relatie tot de toenmaals nieuwe kleine" relativiteitstheorie van Einstein had kunnen kiezen en zich overigens tot een bijna niet meer /problematische, samenhangende groe peering van alle verschijnselen der natuurkunde had kunnen beperken, deze luttele jaren later was deze har monie volkomen verstoord; een groote reeks onderzoekingen had veel weer twijfelachtig gemaakt, wat tot dat VERONTRUSTENDE THEORIEËN DER NIEUWE NATUURKUNDE ton, atoomstructuur moment eenigermate zeker had ge schenen. Intusschen had ik het geluk, van Einstein zelf de beschrijving van zijn groote" relativiteitstheorie te hooren; intusschen waren proefonder vindelijk nieuwe resultaten bereikt, intusschen was de structuur der atomen besproken en de denkbeelden daarover gewijzigd en sedertdien heeft de physica zich volkomen veranderd. Wanneer ik mij vergun, deze enkele persoonlijke herinneringen te maken, dan is het slechts, omdat ik overtuigd ben, dat de niet-vakman, die geen speciale studie achter zich heeft, ge neigd zou kunnen zijn, aan te nemen, dat een wetenschap toch eigenlijk niet met zoo'n snelheid kan veranderen. Hij heeft het mis en juist vandaar niet alleen deze voorafgaande opmer kingen, maar dit geheele artikel. IN de eerste plaats moet men steeds bedenken, dat de geheele natuur kundige wetenschap zeer jong is. Zeker, eenige begrippen en zelfs natuurwetten zijn in de oudheid bekend geweest; zeker, het intuïtieve genie van oude Grieksche denkers, een bijna onbegrijpelijk talent voor het abstracte denken heeft als de natuurfilosoof Thales van Milete misschien een wet kunnen uitspreken die tegenwoordig, gewijzigd, juist is gebleken. Toen Thales zei, terwijl hij de wereld monistisch trachtte te verklaren, alles is water, is dat niet alleen een gewel dige denkprestatie geweest, doch bo vendien om zoo te zeggen een voor gevoel van de vondst van de twintigste eeuw, dat het waterstofatoom de een voudigste structuur van alle atomen bezit. En dat de Grieksche filosofen Demokritus en Leukipus berhaupt een atoomhypothese opstelden, is geen geringere denkprestatie; want de zicht bare verschijnselen zijn, van buiten bekeken, geheel en al niet als van een atoom. Men denkt bijvoorbeeld aan het zichtbaarste" van alle zichtbare phenomenen, het licht; hier iets van atomen" te ontdekken is eerst de allerjongste onderzoeking gegeven ge weest. Daarmee zijn wij echter reeds met een grooten sprong in de moderne natuurkunde beland. De ontwikkeling der natuurkunde werd mogelijk ge maakt door aan den eenen kant practische ervaring, door het experiment, en aan den anderen kant combinatie van een oneindig aantal ervaringen en door ontdekking van haar wet matigheid; dat was echter pas mogelijk doordat en nadat men de rekenkundige, mathematische instrumenten had uit gevonden, die in staat waren zulke wetten in eenvoudiger vorm op te schrijven, te controleeren en uit te breiden. Eerst Newton, die de differen; tiaal- en integraalrekening uitvond, ; schiep daarmee de theoretische hulp middelen, die het volgende mogelijk maakten: kent men van een stoffelijk , punt, of een stoffelijk systeem van ; punten op een gegeven moment de op , hem of het inwerkende krachten, de positie en de snelheid, dan kan men berekenen, waar en in welke snelheid dit punt of dit systeem zich op ieder willekeurig moment zal bevinden. Maar wanneer men hier van punten Jl en systemen van punten sprak, dan ' stelde rnen zich de materie tegelijker tijd juist door de gekozen nieuwe wijze van berekening niet als punten en bewegend voor, doch sta tisch en daarmee had men een eerste innerlijke tegenspraak. Dat bleek ter stond, toen de vraag optrad, wat dan eigenlijk licht was. Newton had de hypothese, dat licht een stroom van de lichtbron w ggeslingerde zeer kleine stoffelijke lichaampjes, van zoogenaamde corpuscula", was geuit. Op deze hypothese paste echter de totale verdere be schouwing der Newtonsche physica niet; bijna twee eeuwen bleef deze hypothese braak liggen. Aan den anderen kant meende de Hollandsche natuurkundige Huygens, dat licht een golfbeweging was, die zich in een hypothetisch, statisch en overal ver spreid stoffelijk lichaam, aether ge naamd, voortplantte. Deze hypothese beleefde haar grootste triomphen, toen in het laatst van de ige eeuw de electromagnetisehe theorie van Max well door de experimenten van Hertz bevestigd en de identiteit" van het licht en electriciteit bewezen werd. Maar reeds het werk van den genialen Engelschen natuurkundige Faraday, had in de vooronderstellingen van de theorie van Maxwell en Hertz een bres geslagen. Deze berustte namelijk op de voorstelling vanstatische verschijnselen, terwijl de arbeid van Faraday over electrolyse de brug sloeg naar een toentertijd streng van de natuurkunde gescheiden en volledige atomistische theorie der chemie, die reeds met de atoomstructuur van de materie en met zekerheid van haar materieel bestaan werkt. De chemie zelf had zich reeds zoover ontwikkeld, dat Mendelejev, een Russische chemicus, te zelfder tijd dat de statische physica haar triomphen vierde, een tabel van chemische elementen opstelde. Met deze tabel, die hij na zuiver theoretische overwegingen had opgesteld, beweerde hij alle (92) materieel mogelijke elementen (dus atoomformaties) van onze aarde te hebben vastgelegd. De triomph van deze theorie was geweldig: want in zijn periodieke systeem" dat op beschouwingen over atoom gewichten was opgebouwd kregen elementen een plaats, die toentertijd nog nooit een mensch had gezien; zij werden later gedeeltelijk op de zon, door spektraalanalyse, ontdekt (helium, dat men tegenwoordig ook op aarde zeer goed kent), gedeeltelijk eerst veel later, toen men de verschijnselen der radioactiviteit leerde kennen. Dit sys teem is volkomen houdbaar gebleken. DE bovengenoemde moeilijkheid der klassieke electriciteitsleer het dualisme tusschen vastheid en de atoomleer bleef langen tijd bestaan, De golventheorie van het licht maakte het mogelijk vele verschijnselen te verklaren, die anders zonder verklaring bleven. Aan den anderen kant heeft de groote natuurkundige, H. A. Lorentz, getracht, door het uitwerken van een electronentheorie, de wetten van Max well te verfijnen en bij deze po gingen stootte men op nieuwe tegen strijdigheden. Maar de grootste revolutioneerende prestatie van de zoogenaamde klas sieke natuurkunde volbracht Max Planck. Hij vernietigde namelijk, in het begin van onze eeuw, een eeuwen oud vooroordeel, dat Leibnitz had ge formuleerd: natura non facit saltus", de natuur maakt geen sprongen. Het is geoorloofd op de diepe, innerlijke tegenstrijdigheid te wijzen, die deze stelling van Leibnitz met zijn eigen wereldopvatting had: de denkwereld van Leibnitz bestond uit monaden", die men zich eigenlijk slechts als in het geheel niet statisch verdeelde eehcellige wezens kon voorstellen na tura facit saltus, de natuur maakt wel sprongen, tenmin ste van het eene ondeel bare deel op het andere. Maar bij Planck ging het niet om philosophie, doch om een diepgaand onderzoek van datgene, wat men in de physica straling noemt. Men weet, dat licht, ontleed zoowel als niet ontleed, straalt. Bij de berekening van de energie der straling stiet men, toen men bij de klassieke voor stellingen van het con stante opnemen en af geven van energie bleef, op onoplosbare tegenstrijdigheden. Zorgvuldige experimenteele metingen toonden, dat het niet ging cm theoretische, doch om reëale, practische moeilijkheden. Daarom was de toen maals ongehoord stout moedige hypothese van Planck waarachtig re volutionair: dat men moest aannemen, dat stralingsenergie niet constant geab sorbeerd en uitgezonden wordt, maar sprongsgewijze. Energie wordt afge-. geven en opgenomen in veelvouden van heele getallen van een zeker elementair quantum energie. Dezr hoeveelheid wordt sedertdien ge karakteriseerd door de zoogenaamde constante van Planck. De hypothese van Planck heeft zich echter sedert dien van het gebied der hypothese tot in het gebied der zekerheid ontwikkeld: zonder de quantumtheorie is heden geen physica meer mogelijk. ZOU men de vraag stellen, waarom het zoo lang duurde, tot men op een zoo eenvoudig" idee kwam, dan is daarop op dritërlei wijze te ant woorden. Ten eerste: bekijkt men een zeer blank gepolijsten spiegel met het bloote oog, dan schijnt het dat iets gladders, regelmatigers", eenvoudigers niet kan bestaan. Maar bekijkt u eens dezelfde oppervlakte met een sterken microscoop ! hij ziet er bijna uit als een ruw gebergte met toppen en dalen. Evenzoo scheen alles glad" en bijna eenvoudig toe, zoolang men de stoffelijke wereld in het groot bekeek. Maar de onderzoekingen van Planck betroffen den stralingsdruk en dat is een gebied, waarin men met zeer kleine massa's heeft te doen; daar houdt de eenvoudigheid en glad heid op. Het mechaniek van Newton is ook tegenwoordig zeer goed, zoo lang het gaat om verschijnselen in het groot en zoo te zeggen grove; de theorie van Maxwell-Hertz over het electromagnetisme is volkomen toe reikend, wanneer men zich aan het groote en grove houdt. Beide worden verkeerd, wanneer men tot zeer kleine deeltjes komt, die men ondertusschen gedwongen is te bestudeeren. Want de voortgang der chemie, der (bij gebrek aan een beteren term zoo genoemde) physische chemie en voor alles de verschijnselen der radioactiviteit, die practisch tot het vraagstuk der atomen leidde (omdat de elementen van Mendelejev in elkaar overgingen en daardoor de-oude droom der alche misten werkelijkheid werd), dat alles noodzaakte tot verfijnde onderzoe kingen, die dus geen gril meer waren, doch ook practisch noodzakelijk. Ten tweede: de totale rekenkundige E.nste n ontwikkeling der mathematisch theo retische physica belemmerde iedere andere beschouwing, dan die, die op constantheidshypothesen berustte. Wanneer ook de fraaie beschouwingen van Maxwell en Boltzmann over de kinetische gastheorie geheel en al van de statistische en atomistische be schouwingswijze uitgingen en dan in de resultaten van de statische mecha nica van Gibbs en voor alles van Einstein buitengewoon nuttige beves tigingen vonden, toch bleef dit gebied gescheiden van de overige bestendigheidsnatuurkunde, en de rekenkundige methoden waren (en zijn het sedert Newton nog heden) geheel en al op constantheidsbeschouwingen opgebouwd. Ten derde : de ,,eenvoudige" idee was, zelfs begripsmatig, geweldig ge compliceerd, daar zij met voorstellingen brak, die ingeworteld waren en abscluut zeker schenen. Geen wonder, dat Planck zelf steeds weer trachtte, zijn revolutioneerende hypothese, later theo rie, met de klassieke beschouwingen in harmonie te brengen. Deze synthese is niet gelukt en vandaar stamt de tegenwoordige diepe crisis van de totale theoretische physica. MEN moet het me niet kwalijk nemen, dat deze opmerkingen tamelijk lang en misschien gedeeltelijk abstract schijnen; ik vrees dat het zich niet korter liet zeggen. In werkelijkheid gaat het toch om een schetsmatig bekorte beschrijving van een hoogst zwaren denk- en experimenteelen arbeid, waar aan zich vooraanstaande geesten van onzen tijd hebben gewijd. En wanneer men tenminste een klein voorgevoel heeft van den grond der moeilijkheden, zal men weinig geneigd zijn, uit de tegenwoordige theoretische moeilijk heden der tegenwoordige physica pessi mistische gevolgtrekkingen te maken. Ruwe huid Ruwe handen PU ROL verzacht en geneest Dooi 30-60 (t Slj ApotH *1 OrogiK.n f 'il vi PAO. 10 Dl GROENE N». li»7 PAG. II DE GROENE Na.MS7

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl