Historisch Archief 1877-1940
'i-1')
*,?
E S TORI L. Portugal.
IDEAAL WINTERVERBLIJF aan de
Portugeesche Zonnekust nabij Lissabon. Gem.
wintertemp. 53 Fahr. Zeebaden het geheele jaar.
Casino (roulette, baccara), Golf (18 holes).
Goede verbinding per ROTTERDAMSCHE
LLOYD, dagel. trein Parijs-Lissabon en Luft
hansa. Intern, telefoon.
In geheel Portugal heerscht absolute rust.
Eerste rang hotels en pensions naar Ieders
beurs en smaak. Inlichtingen bij:
Soc. Prop. Costa do Sol, Estoril, Portugal en
Irisstraat 154, Den Haag.
PIPE5
CICARETTE
HOLDERS
KERSTMIS EN NIEUWJAAR in het
CARLTON HOTEL - AMSTERDAM
Van 25 December tot en met l Januari
LES SOEURS SCHWARZ
CADEAUX
ATTRACTIES
SURPRISES
let artistes d'une ardeur comique, brillahte et riante
LES FABIANS
let célebre* danseurs du Théatre A.B.C, de Parij
NOELLE & NAVARRO
THE MANHATTAN MELODIANS
EDDIE OLJVER AND HIS BAND
JENNY JOYCE en ANN OLIVER
TANGO ORKEST PEROCCO
TZIGANENORKEST LAJOS VERES
Op beide Kerstdagen en Nieuwjaarsdag Thé-dansant. ........ f 2.<
Kerstdiner en Oudejaarssouper f6.
Overige dagen Thé-dansant . . f l.?, Diner-dansant f 3.?, f 4.?, f 5.
Reserveert vooral tijdig uw tafel
snoeien en bespuiten van vruchtbomen, rozen en heesters
vanvoorst.bussum.meerweg22.tel.3100
Adverteeren... doet verkoopen!
QE PLANTENGROEI
VflN DE POOLSTREKEN
Dr, ]ac. P. Thijsse
OVER het Zuidpoolland kan ik
kort zijn. Daar groeien geen
hoogere planten, alleen hier en
daar, - waar sneeuw en ijs het
toelaten, enkele wieren en korstmossen.
Het ligt zuiver begrensd juist binnen
den Zuidpoolcirkel. Onlangs verscheen
in de welbekende serie van de ,,Penguin
Books" in een nieuwe uitgaaf het
werk van Apsley Cherry-Gerrard over
de noodlottige expeditie van Scott naar
de Zuidpool in de jaren 1910?1913.
Hij geeft een eenvoudig, maar diep
treffend en schrijnend beeld van de
wreede onherbergzaamheid van dit
oord van koude en stormvlagen.
MET Noordpoolland is het heel
anders. Heel wat toeristen hebben
van hun reisje naar Spitsbergen genoten
en daar meer bloemen gezien, dan zij ver
moedelijk kenden. En een jaar of
vijftien geleden kon Wilhjalmur
Steffanson ons verblijden met zijn boek:
The friendly Arctic", waarin hij zijn
jarenlange omzwervingen in de eilan
denwereld benoorden Canada doet
voorkomen als een reusachtige picnic.
En, om wat dichter bij huis te blij
ven; een van onze jonge geleerden,
die eenige jaren geleden aan het Pool
jaar deelnam, geeft ons in zijn
,,Eskimoland" een aantrekkelijk relaas, dat
duidelijk maakt, dat een sportief aan
gelegd bioloog even sterk kan hun
keren naar Groenland als ik hier nu
in mijn studeerkamer naar Texel en
Terschelling, naar Zwitserland of naar
de Preanger. Deze jonge geleerde,
Dr. N. Tinbergen, heeft in De Levende
Natuur verteld van de bloemen en
vogels van Torssukataq op Groenland,
en in 1921 gaf Dr. G. J. van Oordteen
mooie beschrijving van de vogels en
bloemen van Spitsbergen.
De Noordpoolcirkel is niet zoo'n
fraaie biologische grens als zijn collega
aan den anderen kant en voor de be
grenzing van de Arctische flora neemt
men dan ook in den regel de boomgrens.
Het blijkt dan, dat de Arctische flora
om zoo te zeggen scheïf ligt op de
Poolkap, want die boomgrens ligt op New
Foündland al op omtrent 50 N^B. (de
breedte van Weenen) en reikt in Si
beriëtot over de 72°.
DE boomgroei wordt bepaald door
omstandigheden van licht en
warmte,, windkracht, vochtigheids
graad van de lucht en den toestand van
den bodem. Waar die niet gunstig zijn
kan de houtige plant zich niet verheffen
boven manshoogte. Maar vlak bij den
grond kunnen de omstandigheden wel
gunstiger zijn, vooral onder invloed
van de langdurige bestraling door de
zon. Op veel plaatsen is de ondergrond
weer blijvend bevroren, maar langs de
heuvelklingen is dat dikwijls niet het
geval. Zoodoende krijgen we een groote
verscheidenheid van plaatselijke
klimaatjes en daarmee samenhangende
begroeiing: eenvorm'ge moerassige
toendra met hoofdzakelijk mos en
grassen en zeggen, maar ook bloem
rijke beemden met eenige soorten
boterbloemen, met onze welbekende
pinksterbloem, met klokjes, eereprijs,
kartelblad, gentiaantjes en primula's.
Elders weer zien we kussens van de
stengellooze Silene, van mansschild
(Androsace) vele soorten Steenbreek, en de
mooie Papaver nudicaule, die ge kent
Uit uw border of rotstuintje. En soms
is de rotsvloer bedekt met de mooie
Loiseleuria of de nog fraaier Dryas.
Over deze Pool-Alpenplanten, de
Arctisch-alpineplanten, is in de weten»
schap al heel veel te doen geweest. De
eenvoudige mensch vindt al veel vrede
in de overweging dat tijdens den
Grooten Ijstijd de Poolgletschers zich
uitstrekten tot de Ruhr en het Erts
gebergte, terwijl de Alpengletschers
reikten tot aan de Donau en het lijkt
dus wel zeer waarschijnlijk dat n
en dezelfde soort zoowel Poolwaarts
als Alpenwaarts kon meegaan met het
zich terugtrekkend ijs. Maar in de
Poolwereld kregen ze een ander lot
dan hun soortgenoten in de Alpen.
Die hebben het heele jaar door be
hoorlijk afwisseling van dag en nacht.
Maar in de Poolstreken, laat ons zeggen
op 70°N.B., krijgen ze drie maanden
achtereen onafgebroken zonneschijn,
dan drie maanden van dagen die korten
van 24 uren tot o, dan drie maanden
nacht en dan weer drie maanden van
lengende dagen. Noordelijker worden
die getallen 4 en 2, 5 en i en eindelijk
aan de Noordpool zelf: zes maanden
dag en zes maanden nacht.
Aan al die dingen zijn de planten
aangepast. Ik herinner mij nog heel
goed, dat zestig jaar geleden, toen
de Vega overwinterd had, daar dicht
bij de Behringstraat, de botanicus
Kjilmann wist te vertellen van een
lepelblad-plantje, dat bij het invallen
van den poolnacht juist zou gaan
bloeien en dat nu onbedekt den winter
trotseerde en een half jaar later
gewoon doorgroeide alsof er niets ge
beurd was. Ongeloovige Thomassen
van later hebben wel gevraagd naar
bevestiging van dit geval, maar het is
heusch niet zoo'n groot wonder.
De Poolwereld kan zelfs bogen op
honderdjarige boomen, die zijn dan
weliswaar niet hooger dan enkele
centimeters, maar toch echte houtge
wassen met behoorlijke jaarringen, al
moet men die dan ook zoeken met het
microscoop. Zoo is aan de
FransJozefsfjord een boom van de
Veenboschbes of Rysbes (Vaccinium
uliginosum) aangetroffen met 93 jaar
ringen. Deze Rysbes komt in Ellesmere
land tot bijna 80°N.B. Het is aardig, dat
de Rysbes ook bij ons groeit. Weliswaar
is hij al bijna wég-ontgonnen, maar in
het Korenburgerveen, bezitting van de
Vereeniging tot Behoud van Natuur
monumenten is hij nog in volle fleur
aanwezig. Daar geven wij ook bescher
ming aan de prachtige Lavendelheide.
(Andromeda) die in Groenland reikt
tot over 74°N.B. Een andere Ericacee,
maar die wij hier niet hebben, vormt
in de Poolstreek ook heele ,,wouden",
dat is de fraaie Cassiope tetragona.
Onze dotterbloem komt ook al tot
71°en ons Engelsch gras tot 82 ,
onze Vosbes tot dicht aan de 76°en
de Kraaiheide (Empetraim) tot 80°.
Deze Kraaiheide is wel een van de
belangrijkste planten uit het Pool
gebied. Zij groeit bij ons veel op het
Diluvium, in het Schoorlsche duin en
vooral op de Noordzee-eilanden, veelal
in gezelschap van Rendiermos. Dit
jaar trok zij in de Bleekersvallei op
Texel de aandacht door de overvloedige
groote bessen, die we bijna lekker
konden vinden. De Groenlandsche vorm
geeft grooter en beter vruchten, die
dan ook door de menschen gegeten
worden, hetzij uit de hand, hetzij met
zeehondenspek of met zure melk. Ze
maken het zelfs mogelijk, dat de
sneeuwhoenders in deze barre streken
den winter kunnen overblijven.
Dit alles klinkt gemoedelijk genoeg,
maar we mogen niet vergeten dat de
Noordpoolstreek toch ook zijn woestij
nen heeft van sneeuw en ijs, doch die
toch ook weer met een kleurigen,
levenden rand.
Zoowel in Noordpoolland als in
Zuidpoolland worden steenkoollagen
aangetroffen afkomstig van een rijke
flora in het Tertiaire tijdvak.
PAG. 20 DE GROENE No. 3159
Pooldieren
Dr. K. KUIPER
WANNEER uitwendige levensomstandigheden
de samenstelling van een fauna in zoodanige
mate beïnvloeden, als de Lamarckisten mee*
nen, dan zou de overeenstemming, die er toch
in velerlei opzicht bestaat tusschen de levensvoorwaarden
in het extreme Noorden en Zuiden allicht een grooter
parallelisme tusschen de Arctische en Antarctische dieren
wereld hebben doen ontstaan, dan in werkelijkheid het
geval is. Ondanks de alles overheerschende factoren van
zeer strenge koude gedurende het grootste gedeelte des
jaars en de meest volkomen wisseling in duur van licht
en duisternis, die de poolgebieden gemeen hebben, zijn
de punten van verschil tusschen de beide fauna's dezer
streken opvallender dan de punten van overeenkomst.
Natuurlijk is het niet zoo moeilijk daar een verklaring
van te geven. Deze vindt men in de geophysische ver
schillen tusschen Arctis en Antarctis en in de wordings
geschiedenis van beide poolstreken. Het antarctisch gebied,
een vasteland omgeven door oceanen.heeft ook in
hetzomerhalf jaar een temperatuur, die gemiddeld nauwelijks boven
het nulpunt komt; het mist ook allen hoogeren planten
groei. Het arctisch gebied daarentegen bestaat uit
circumpolair gelegen landgebieden, die een permanent bevroren
zee omgeven; de temperatuur is er in den zomer milder en
de plantengroei toendra-achtig, dus rijker. Maar dit is
mijn terrein niet, ik releveer het slechts in het algemeen,
omdat de aanwezigheid van landzoogdieren, die in de
Antarctis geheel ontbreken, erdoor wordt mogelijk ge
maakt en er dus min of meer door wordt verklaard.
De circumpolaire gebieden hebben den zoögepgrafen
nog al eenige moeite gegeven. Men kan zich dat begrijpen.
Eensdeels vertoont b.v. het arctisch gebied een aantal
punten van aanraking, zoowel met de palaearctische als
met de nearctische fauna, zoodat men geneigd zou zijn,
het poolgebied zoögeografisch als onderrijk zoowel bij
het palaearctische als bij het nearctische rijk in te deelen;
men kan echter het geheele noordpoolgebied ook onder
den naam Arctis of Holarctis den rang van ,,rijk" toe
kennen. Het antarctisch gebied wordt door zijn armoede
aan hoogere dieren meestal niet de moeite van een nauw
gezette indeeling waardig gekeurd. Men sluit het gemaks
halve maar bij het neotropisch rijk, dat is dus Zuid Ame
rika, aan, waarmee het in het verleden moet hebben
samengehangen.
BESTAAT er nu heelemaal geen parallelisme tusschen
de dierenwereld van Noord- en Zuidpoolstreken? Het
zou te ver gaan als we eenvoudig neen antwoordden. In
het water hebben we, om te beginnen, zoowel extreem
noordelijk als zuidelijk, robben. Natuurlijk zijn het niet
dezelfde soorten: de Noordpoolstreken zijn b.v. gekenmerkt
door het voorkomen van den walrus, den ruigen donkeren
snorrebaard met de geweldige hoektanden in de bovenkaak,
die hij gebruikt om er de mollusken, die zijn hoofdvoedsel
vormen, mee los te maken van de rotsen en die hij als
verdedigingswapen kan bezigen; de Zuidpool herbergt
den zee-olifant, die nog grooter wordt. Andere voorbeelden
zijn in deze familie voor het grijpen. Ook de familie van
de walvisschen is zoowel in het hooge Noorden als in 't dito
Zuiden door allerlei soorten vertegenwoordigd, terwijl we
hetzelfde kunnen zeggen van de roof meeuwen, die we
jagers" plegen te noemen. We mogen echter niet uit het
oog verliezen, dat de circumpolair levende vertegenwoor
digers dezer dieren verwanten hebben in meer gematigde
en subtropische streken, zoodat we niet met specifieke
pooldierfamilies te maken hebben.
Maar zijn er eigenlijk wel families, die volkomen alleen
in de poolgebieden worden aangetroffen? In dat opzicht
is het antarctisch gebied bekender dan het arctische, want
de pinguins, al mogen ze dan in enkele soorten ook aan
de kusten van Zuid Afrika en Zuid Amerika voorkomen,
zijn en blijven de karakterdieren van de Zuidpoolstreken.
Eigenlijk schaam ik mij een beetje dat ik dit feit zoo
met nadruk releveer, maar er zijn heusch -nog altijd
vele menschen die denken, dat een pinguin van de Noord
pool komt en als ik bedenk hoe onwetend ik me zelf voel,
ook in de gewoonste dingen van eens andermans vak, zelfs
in de eigen,,faculteit", b.v. in de astronomie, dan vertrouw
ik wel, dat men deze elementaire mededeeling zal slikken.
Van de Pinguins en hun lief en leed, hun kolonieleven, hun
hofmakerijen, hun broedverzorging en hun jaarlijksche
trekbewegingen zijn we langzamerhand aardig op de
hoogte gekomen, dank zij den onderzoekingen, die er door
de verschillende zuidpoolexpedities aan gewijd zijn. We
kunnen de lezing van de onderhoudende boeken, die over
pinguins geschreven zijn, bijzonder aanraden. Het nieuwste
is bij mijn weten, dat v&n Cherry Kearton over de
Zwartvoet-pinguins, die nu toevallig geen echte Zuidpooldieren
zijn, doch op Dasseneiland nabij de Kaap in ontelbare
scharen broeden. Het zou verleidelijk zijn op de pinguins
nader in te gaan, maar dat veroorlooft de ruimte niet. Ik
volsta dus met op n merkwaardigheid te wijzen, die
zoover mij bekend is, buiten de familie der pinguins niet
gevonden wordt, n.l! dat het broeden (bij de Keizerpinguin)
in het hartje van den winter dus bij 40 50°vorst, plaats
De ijsbeer, koning van de poolstreken
vindt, waarbij hét ei in een soort huidplooi wordt geborgen
en door den poot tegen afkoeling aan de onderzijde be
schermd wordt.
Tegenover de antarctische pinguins, wier lichaamsbouw
zich zoo geheel aan het waterleven heeft aangepast, dat de
vleugels tot roeiorganen geworden zijn, staat in de
Noordpoolstreken de familie der Alken, die weliswaar in het
winterseizoen ook zuidelijker wordt aangetroffen, maar
die toch echte poolstreekbroedvogels zijn. Een vertegen
woordiger van die familie heeft treurige vermaardheid
gekregen door het feit dat hij in historische tijden uitge
roeid is n.l. de Reuzenalk (Plautus impennis). Ook deze
vogels hebben het vliegvermogen ingeboet, maar zij be
wegen zich meer op dan door het water voort en gebruiken
daarbij veelmeer hun pooten dan hun rudimentaire
vleugels.... Er is stellig aanleiding deze aanpassing aan
het waterleven bij beide families als een convergentiever
schijnsel te beschouwen.
ALS we nu van de Zuidpoolfauna afstappen om ons
nog eenoogenblik met de dierenwereld van het hooge
Noorden bezig te houden, valt het volgende terstond
op. In de eerste plaats, dat alle soorten, die arctisch
leven, verwanten nebben, die Zuidelijker, hetzij in het
palaearctisch hetzij in het nearctisch gebied wonen; anders
gezegd op het eurasisch en Amerikaansch continent. Vooral
in Amerika vinden we verschillende berensoorten» aaiden..
ijsbeer verwant. Ten tweede, dat bij ve«t4ieren een pels of
bevedering optreedt, die hen nagenoeg onzichtbaar maakt
in sneeuw en ijs. Is die kleur bij den ijsbeer permanent,
andere dieren, zooals poolvos, sneeuwhaas, hermelijn,
sneeuwhoen, houden er een zomercostuum op na, dat heel
anders, bonter of in elk geval donkerder gekleurd is.
Overigens is die kleurwisseling gewoonlijk alleen volkomen
bij die dieren welke werkelijk in het poolgebied of hoog
in het gebergte wonen. Onze hermelijnen krijgen immers
nooit de zuiver witte, waardevolle pels van de'Siberische
soortgenooten. En in Zuid Engeland en Ierland worden de
hermelijnen heelemaal niet wit. >
Zoo zonder het uitdrukkelijk te zeggen, liet ik al mer
ken, dat de hoogere dieren, speciaal de zoogdieren in de
Arctis, vertegenwoordigd zijn. Het toendra-achtig karakter
van groote gebieden maakt dat knaagdieren, zooals
sneeuwhaas en lemming, en herkauwers als rendier en
muskusos er kunnen leven. En waar deze een bestaan
PAG. 21 DE GROENE Na. 3159
~tJf* '??? »?!!?? . l '
vinden, komen ook hun vijanden de roofdieren
voor, van wie de ijsbeer steeds in het Noorden
blijft, waar hij of beter zij, diep in een ijshol in
gegraven, tijdens den slechts door Noorderlicht
verhelderden poolnacht een paar zeer
hulpelooze jongen voortbrengt, die maandenlang
gevoed worden met de moedermelk die zich
vormt uit de enorme massa's reservestoffen,
die het moederdier in zijn dikke vetlaag bezit,
een vetlaag die overigens ook beteekenis heeft
als isolatiemateriaal tot het bewaren van de
Hchaamswarmte. De andere roofdieren trek
ken met het invallen van het koudere jaar
getijde naar ietwat herbergzamere streken.
De grootste der planteneters in het arctisch
gebied is niet het rendier, waarvan de wilde
vorm, door de Amerikanen caribou genaamd
wordt, maar de muskusos, die in historische
tijden slechts van het Amerikaansche pool
gebied bekend is. Deze diersoort heeft in de
laatste tientallen jaren veel van jagers te lijden
gehad, die op onverantwoordelijke wijze onder
de kudden hebben huisgehouden. Dit geschied
de ter wille van het bemachtigen der jongen,
welke de ouderdieren in het midden van een
soort gesloten carréhouden als er een aanval
op de kudde gedaan wordt. Gelukkig hebben
de Denen op Groenland naar het schijnt den
laatsten tijd ernst gemaakt met beschermings
maatregelen.
Het is waarlijk niet gemakkelijk in kort be
stek een beeld te geven van de merkwaardige
fauna van het Noordpoolgebied. Over het doen
en laten, der vogels op Groenland kan onze
Nederlandsche ornitholoog Dr. Nico Tinbergen
ons alles verhalen, maar als we de voornaam
ste zoogdieren n vogels voor ons zelf willen
doen leven, dan doen we goed» de onlangs ge
ntroduceerde film Toendra" te gaan kijken.
Als we afzien van het te fantastisch verhaal
van den schipbreuk lijdenden dokter-vlieger
blijft er een prachtige natuuropname over,
waarin we een massa pooldieren in hun eigen
omgeving kunnen zien optreden «Is onbe
wuste filmsterren.