De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 18 december pagina 3

18 december 1937 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

(i") ~-i4-;*rvV -A-istt* " -r"** i. «C ? ^.Mt:.fifc >^<3rt> &&>* Titelblad van1 een jfFransche uitgave Jvon fcet v^rhoo/ van Gerard de Veer drie re/'zen om den Noord en von de overwintering von Hcerrskerk en Barentïz NOVA ZEMBLA Bezing, o Muze, mij den roe'ii van Holland'.» helden. Die tromv en onversaagd op Nova Zemblu's velden, Verstard on ijzi.u, /onder leven, /onder licht, Volhardden in hun taak, gehoorzaam aan hnn pliclu. Twee reizen waren reeds, schoon vrnchtloos, ondernomen, Om door het Noorden naar Opstihdiëte komen, Ker Portugal voor Spanje boo.tr, was 't steeds gelukt Ons ruimschoots te voor/ion van 't Zuidelijk prodiikt: Het stond ons immers vrij. 't uit Lissabon te halen. Kn 't daar met onze Xoordsehe waren te betalen. Maar Philips nam, zon dikwijls hij er kans .toe /.a.y, De schepen van zijn oproerlingen in beslag. D'.t noopte dus zijn zoogenaamde onderdanen Zich zelf een eigen weg rechtstreeks naar d'Oost ie banen, En voor den derden tocht naar de begeerde kust Zijn door de Staten twee galjoenen uitgerust. Ik wil voor een daarvan des lozers aandacht vragen; .Aan Heemskerk was de hoogo leiding opgedragen, En Barentsz hield den helmstok in zijn vaste hand. Spitsbergen rij si .va n ver. D.ia r wordt voor kort geland, Maar als men met den speurtocht voortgang tracht te maken. Begint liet vaartuig in liet ijs bekneld te raken, Geknauwd, gekneusd, gekraakt, door berg en bank en schot». Spits, scherp als een houweel, en hard gelijk een rots. Het schurkt, geperst, links, rechts, aan voor- eu achtersteven. Geschokt, omhoog, als door eon dommekracht geheven; Pin, vreezend' dat het schip dien druk niet zou doorstaan. Xarn Heemskerk liet besluit, aan vasten wal te gaan; Want zelfs al onderging liet de/en drang der kraditen Met ongebroken kiel. toch kon hij niet venvachten, Dat het beklemde vaartuig vlot geraken xou Voordat de lente kwam, met matiging van kou. Het noodlot dwong hen dus, zoo God.het- mocht geheugen, Den wintertijd op Nova Zembla door te brengen. Thans was hun eerste taak het bouwen van een hut. Ter poozing metterwoon, beveiligd on beschut. Maar hoe zal 't volk in dit on/alig oord verblijven? Wat zal het einde zijn!-1 Verhongeren, verstijven, Verslonden worden door de beren, woest en wreed. De dreigend sluipen op het meterdikke kleed? Waar, op die kille korst, omklemmend streek en stranden, Waar vinden zij hun hout voor bouwen en voor branden? Godlof! D-iar brengt een .man 't verblijdende bericht, Dat ginder aan de kust een reeks van hoornen ligt, Uit Rusland of uit Tartarijcn aangedreven. Die mare doet hun hoop op lijfsbehoud herleven; Vol ijver zet zich de bemanning aan het werk, En eerlang staat het huis, hnn kremlin, hecht en sterk. Natuurlijk mocht een sneeuwen meib^om niet ontbreken: Die werd erop gezet, als zinrijk zo^etcekon, Dat uit zijn blanke borst d'aloude spreuke sprak: Het 'grondwerk is gereed, het huis is onder dak ! Men bracht van 't schip, na spijs en drank, ook andre zaken, Die zulk een ruw verblijf bewoonbaar moeten maken, Als meubels, eetgerei, warm dek en wollen goed, Gelukkig was er kruit en lood in overvloed, En waren zij voorzien van deugdlijkc geweren, Vereischt voor stagen strijd met bloedbeluste beren. Nog wordt er braaf geteerd, getimmerd, dag en nacht. En eindlijk is trots weer en wirid liet werk volbracht. Zoo was hun huis gereed, maar somber was de stemming. Gedrukt door een gevoel van angst en van beklemming, Dat deze trage tijd van nooddruft, koud' en pijn Voor menschelijken moed en kracht te zwaar zou zijn. De dagen slonken snel, de /on ving aan te kwijnen. Hu weldra zou des hemels oog voor lang verdwijnen. 't Rantsoen, waarvan de schipper 't scheepsvolk schaars voorzat;, Reeds karig in 't begin, werd minder met den dag. Wie kan d'onduldbre kou naar werklijkheid beschrijven, l)!e d'adem schier bevroos, de leden deed verstijven? Zij hokten vlak bij 't vuur van zwaar verworven hout Het .schroeide zool en sok, naar liet de voeten koud. Des nachts in wol gewikkeld woelend in hun kooien, Probeerden zij vergeefs het lichaam'te ontdooien. Soms namen drie of' vier tezamen in een vat. Voor zuinigheid gelijk, een kort-verwarmend bad. De timmerman had spijkers in den mond genomen, Zij vroren vast, bij rukte 7.' uit. en 't bloed ging stroomen. Hun uurwerk gaf het op, de wachter van den tijd: Oen -datum vonden zij met groote schranderheid. D )or dien des nachts, met >torrekaarten uit de leekenen Aan 't l'onklend firmament, nauwkeurig te berekenen. 't Was 4 November. Toen begon de lange nacht, Die hun zoo mogelijk nog meer beproeving bracht. De olie was verbruikt. Nu wist men te bedenken f>o pitten met gesmolten berenvet te drenken; Dat hadden zij genoeg, want alle dagen weer Was er een strijd op dood en leven met een beer. Steeds hooger stijgt de nood, steeds wordt de koude feller; Het vuur, van kool .gevoed, laait hooger op, en heller, ? Kn zie, terwijl het volk verkleumd ter kooie ligt. Kruipt een der maats eruit, en stopt den schoorsteen dicht. Op hoop van minder kou en meerdere verkwikking; Hij wijlt en voelt, versuft: daar dreigt hen gasverstikking ' Hij wankelt naar de deurplank',' die hij openstoot, Kn dankt den wilden wind, den redder van den dood. Hun leven sleepte zich. in saaie dagverdeeling; Ken grauwe gast sloop in, de demon der verveling. Wel zocht men bezigheid in 't boeten van een net. Wel werd er wat gekaart, gedobbeld en gewed, Maar dagwerk was er niet, en langzaam schoven d'uren, Alsof een dag een week, een weck een maand zou duren. Slechts eenmaal is de liu-t vol vróolijkheid? geweest, ? In d'ecrsten maand des jaars. Het was Drievorstenfeest. Men vroeg den Schipper wijn. Hij liet niet lang verzoeken, Maar gaf nog meel en vet. Zij bakten pannekoeken, Ken jantje werd gekroond als Xova Zembla's vorst, Kn 't vaderlandsche lied weerklonk uit volle borst. Soms scheen de Schepping zelf vervuld van mccledoogen, En maalde hun een machtig stralenspel voor oogen, Het wonder van de zon,"Aurora's Noorderlicht, Waarvan de zanger zingt in zijn vermaard gedicht: ,,Nu daagt het heerlijk op, in cirkelronde kringen. Kn regenbogen, die 'zich vormen en verdringen, . Waaruit een-tin tien-d vuur, van alle verf en gloed, ? In zuilen afstroomt, schuimt, en d'omtrek fonklen doet." Ten langen lest' is dan de zon weer opgekomen, Een zwakke schemering werd daaglijks waargenomen, De felle kou verzwakt, de lieve lent is daar, Kn moeizaam maakt men 't schip voor deri terugtocht klaar. Maar voor het zeilree was, moest 't scheepsvolk, diep verslagen, Den wakk'ren Schipper. Willem Barentsz, grafwaarts dragen. Nu ving de thuisreis aan door 't halfbevroren vocht; Hen wachtte nog een lange, kommervolle tocht, Maar mo'edig wist men allen onspoed te verwinnen, Kn eind October liep het schip den Maasmond binnen. Zij werden t' Amsterdam met luid gejuich begroet. Geprezen om hun trouw, hun geestkracht en hun moed. Zij hadden bitt'ren nood en jammer moeten dulden, Maar zij verdienden vijfentwintig duizend gulden ('HARIVARIIN Nansen de sporfsman 187.1 DE twaalfjarige Fridjof Nansen is een spor tieve knaap; op de heereboerderij Store Fröen is deze patricische advocatenzoon in de soberste omgeving en met strenge tucht opge groeid: boter op het brood is een verwennerij, de school is sinds het zesde jaar dagelijks drie kwartier loopen geweest> ongerekend de dagelijksche vecht partij met de stadsjongens van Oslo (en 's zomers kwam daar nog twee uur heen en terug bij voor het zwemmen in de fjord). Sedert een paar jaar heeft hij zijn rood ge lakte ski's, en alle heuvels klimt hij op en af, behalve den grooten Husebyheuvel, dat verboden is. Maar dezen winterdag is de verleiding niet te weerstaan en Fridjof springt, net als de groote jongens van springschans op het midden der helling. Maar daar komt er een boven van den heuvel af en nu kan hij niet de mindere blijven, klautert ook naar boven, zweeft lang in de lucht en dan staan plotseling de twee ski's in een groote sneeuwhoop en maakt de kleine Nansen nog een groote boog door de lucht en komt terecht op zijn voorhoofd en schiet diep in de sneeuw. Doodsche stilte op den heuvel, die echter onmiddellijk over gaat in hoongelach als het blijkt dat hij ongedeerd is. Een jaar later springt hij mee in den officieelen wedstrijd op den Husebyheuvel en wint den eersten prijs. Hij wil deze echter niet mee naar huis nemen, want hij heeft dien dag voor het eerst den nieuwen stijl der Telemarkers gezien, die zonder stokken skiën, geheel vertrouwend op de soepelheid van het lichaam. Dezen stijl wil hij ook leerenen voor dien tijd accepteert hij geen prijzen, 's Zomers zijn jagen, visschen, woudloopen, zwemmen en zeilen de sporten. Hij acht een hengel en luci fers voldoende om dagen en dagen in de een zame bosschen te verblijven. En hij zoekt die een_ zaamheid om tot zelfstandig karakter te groeien 4 tVlirtiari IHS4 DE jonge Nansen is al een natuuronderzoeker van eénigen naam geworden; lang vóórdat hij afgestudeerd is, wordt hij aangesteld als con servator aan het zoölogisch museum in Bergen onder leiding van den begaafden Dr. Danielsen. Deze aanstelling was onmiddellijk gevolgd op eenvoorjaarsreis met een zeehonden-expeditie; een wilde tocht, een waaghalzerig zeilen, gevechten met ijsberen ,tusschen de ijsschotsen, krachtmetingen met de matrozen; waarvan Nansen een voor treffelijk verslag heeft geschreven in zijn boek: Onder zeehonden en beren". Even intens als hij het leven aan boord had meegemaakt, wierp hij zich nu op de studie van het Leven"; hij gaat er uitzien als een asceet, straks zal hij telkens met een jaar tusschenpoos de resultaten publiceerlh. Maar af en toe moet hij er even uitbreken en op het bericht van een ski-wedstrijd op zijn ouden Husebyheuvel is hij per ski van Bergen naar Oslo getrokken over het hooggebergte van Voss, een tocht door niemand te voren gemaakt. Hij komt bijtijds aan voor den wedstrijd en verovert zich een prijs. Dan begint de terugtocht, hij kiest een nog mooieren, maar ook nog moeilijkeren weg maar hij verdwaalt en na een tocht van 18 uren kan hij niet meer van den slaap; dan graaf t hij zich in de sneeuw in, slaapt *!jl en een half uur, wordt wakker bij maan licht en tracht zich te oriënteeren, maar het lukt hem niet; dan maar weer zich ingraven en slapen tot het dag wordt. Dan blijkt de weg inderdaad te vinden, al stopt hij eens maar net voor het randje van een diepen afgrond, en moet de punt van zijn skistok hem soms in staat stellen over den ver ijsden bergwand boven langs een rivier of een waterval te kruipen. Om n uur 's nachts komt hij aan en den volgenden dag zit hij weer braaf, en geheel opgefrischt achter zijn microscoop. De modeene poolónderzoeker 84 September iftftS DE bodemgesteldheid van het binnenland van Groenland, althans vér noordwaarts, is nog geheel een geografisch raadsel. Reeds menigmaal hebben expedities van de beschutte westkust zich naar het binnenland gewaagd, maar alle zijn tot nu toe onverrichter zake teruggekeerd: de weers omstandigheden waren te bedenkelijk, de weg terug naar het punt van uitgang was de beste mogelijk heid om er behouden af te komen. Een expeditie die naar de oostkust (op zich zelf zeer moeilijk re Mr. W. Verkade J bereiken door den stroom van ijsbergen, die er langs schuurt) wil terugkeeren is ten doode gedoemd. Maar daarom heeft Nansen juist het plan opgevat aan de oostkust een expeditie te beginnen, dan moet men ook als men zijn huid wil redden wel naar het Westen en bovendien hoeft men slechts proviand voor den tocht zelf mee te nemen. De tweede nieuwigheid in Nansen's plan is ge baseerd op de ontdekking van de Laplanders, die Nordenskjöld in 1883 had meegenomen; dat er n.l. niet al te ver van de kust in het binnenland eindelooze sneeuwvelden zijn, waarop men goed kan skiën. Na een voorbereiding van vier en een half jaar en tegen veel ongeloof en spot in is Nansen erin geslaagd een expeditie uit te rusten. Op 28 April is hij gepromoveerd; op z Mei is hij onderweg naar Groenland. De expeditie be staat uit vier Noren: Nansen, Sverdrup, den meteo roloog Dietrichson, Kristiansen en twee Laplanders. Bijna een maand is verloren gegaan door afdrij ven van het schip iri het ijs en voor den weg terug naar het noorden. Het gevolg was, dat zij eerst op 16 Augustus den tocht begonnen en eerst i September over de gletscherspleten de hoogvlakte bereiken. die dan door het gevorderde seizoen vol nieuwe sneeuw ligt, waarop de ski's niet glijden; hevig ploeteren bracht de mannen toch niet meer dan 2 k 3 kilometer per dag voorwaarts. Drie dagen te voren, op 14 September, is eindelijk het hoogste punt bereikt (2716 M.), dalend gaat de tocht iets gemakkelijker en nu komt een sneeuwspreeuw als een bode van de andere kust hen tegemoet; tegelijk keeren de kansen: de wind steekt op en Nansen be veelt de sleden twee aan twee samen te binden en van zeilen te voorzien. Het lukt. In vliegende vaart glijdt de kleine expeditie vele mijlen voort en wer kelijk, 's middags zien zij in de verte een strook land onder het gletscherdek uitsteken. Maar bijna glijden zij op dezen geluksdag toch nog den dood in: slechts enkele meters voor een diepe spleet in het ijs weet Nansen de voorste slede in haar vaart te remmen. In het schimmige maanlicht durven zij nu toch niet verder en de tent wordt opgeslagen, de mannen kruipen drie aan drie in de twee slaapzakken. Nan sen zelf kan echter niet slapen van de pijnlijke vin gers, die bij het sturen der slede bevroren zijn. Den volgenden morgen zal de geheele moeitevolle tocht rijkelijk beloond worden met een vrij uitzicht over de geheele zuid-westkust van Groenland; en daarin vinden de expeditieleden ook de kracht vcor de gymnastische toeren, die noodig zijn om zichzelf en hun bagage heelhuids over den ,,duivelsdansvloer' van het spletengebied te brengen. Maar dan voelen zij ook weer heide onder hun schoenen, vinden zij water en ruiken weer gras. In Sverdrup's pijp rookt mos en hij vindt het den heerlijksten avond zijns levens. 14 .Haart tS«5 DERTIEN stoere Noren huizen in het hartje van het Noordpoolgebied op den 84$ten breedtegraad en recht ten noorden van Kaap Tsjeljoeskin. Ta melijk comfortabel zijn zij gehuisvest in het speciaal voor dezen pooltocht gebouwde schip Fram", dat koudedicht is en de persing van het ijs, waarin het nu al anderhalf jaar vastgevroren zit, volkomen verdraagt; elke druk glijdt af langs de ronde spanten en heeft alleen tot effect, dat de Fram" weer eenige centimeters hooger komt te liggen. Noch aan voedsel noch aan materiaal, noch aan lectuur, noch aan gezelligheid heeft de bemanning gebrek gehad, maar toch is de gezagvoerder Nansen onrustig. Niet dat zijn grondtheorie, waarop deze expeditie is ge baseerd, onjuist is. Neen, evenals de overblijfselen van de Jeannette" schuift zijn schip in het ijs met een golfstroom van Oost-Siberiënaar de richting van Spitsbergen. Maar de Poolzee is veel dieper dan verwacht werd, de stroom heeft minder effect en in mismoedige buien heeft hij den duur der expeditie wel eens op acht jaar geschat in plaats van drie. Ook laat het zich aanzien dat de koers van het schip wel eert vijftal breedtegraden links van de pool zal blijven. Reeds bijna een jaar heeft Nansen daarom zitten werken aan een plan om met slechts n man en enkele sleden een poging te doen de Pool te be reiken; dat daarna de Fram" teruggevonden zal worden is uitgesloten, zoodat zij zelfstandig een weg naar Spitsbergen of Frans Jozef land moeten zoeken. Na twee vergeefsche pogingen wordt dezen morgen de sprong gewaagd. Nansen en Johansen staan klaar met hun drie sleden elk met negen honden bespannen; voor de honden was voor een maand voedsel aanwezig; daarna moeten zij de een na den ander afgeslacht worden om aan de overlevenden tot voedsel te dienen: dat kan 50 dagen duren; voorts is er voor 100 dagen proviand voor de beide mannen. Als laatste woord vraagt Sverdrup Nansen te wachten op hem, wanneer hij weer terug en naar de Zuidpool denkt te gaan. Dan trekken de honden aan en tot afscheid weergalmt een saluutschot van de ,,Fram".... 17 Juni 1&95 HET is een vol jaar later en nauwelijks zal iemand in de twee behaarde in lompen en beestenvellen gehulde, volkomen vervuilde mannen, Europeanen herkennen. De een ligt nog wat te slapen. De ander. Nansen, heeft vuur aangelegd en vleesch gesneden en loopt dan naar den naasten heuvel. Dan hoort hij hondengeblaf, dan niets meer. ... Na het ontbijt opnieuw geluiden, hondensporen en dan in de verte een hond en een man. Nansen rent er op af, het blijkt de poolreiziger Jackson te zijn, en zijn eerste woorden zijn ,,I am glad to see you". Na eenig heen en weer praten gaat Jackson een licht op; zou deze behaarde wildeman Nansen kunnen zijn? Hij informeert voorzichtig en op het simpele ,,Yes, I am" kan hij niet anders herhalen dan ,,By Jove, I am glad to see you". Als er gegeten is en gebaad, als Nansen met be vende handen de voor hem bestemde brieventrommel heeft opengemaakt, komen de verhalen los. Nansen en Johansen vertellen, dat, hoewel zij op hun tocht na een drietal weken hebben moeten omkeeren wegens de onophoudelijke metershooge schotsenstapels, zij toch ruim 500 K.M. noordelijker zijn gekomen, dan iemand voor hen, hoe zij op de Noordzijde van de Frans-Jozefeilanden een geheelen winter hebben doorgebracht, heel wat minder geriefelijker dan op de ,,Fram", soms 20 uur per dag slapend en zich grootendeels voedend met beren- en walrussenvleesch; en hoe zij vijf dagen te voren het ergste oogenblik van hun tocht hebben gehad, toen hun kajaks met al hun hebben en houden waren afgedreven en Nansen ze alleen met inspanning van zijn alleruiterste krachten, zwemmend in het ijs koude water, heeft kunnen terugkrijgen. Een avond van groote vreugde volgt; de eenige onzekerheid is het lot van ,,De Fram". Maar dat zal een vijftal weken later ook opgelost zijn. Daags nadat Nansen uit Hammerfest weer met zijn Eva is vereenigd, zal hem het telegram van de behouden aankomst van de ,,Fram" uit het Poolijs bereiken. De theorie van den ijsgolfstroom is bewezen en geen poolexpeditie zal meer mislukken, die de methode-Nansen" volgt. De nationale bevrijder 23 Oetobcr 1905 ALS gerijpt man, die in vele jaren van studie en raad, de resultaten van zijn Poolreis verwerkt heeft en het professoraat in de oceanografie met eere bekleedt, staat Nansen tegenover den jongen Deenschen prins Carl, met de opdracht van het Noorsche volk hem de Noorsche Koningskroon aan te bieden. Nansen is inderdaad de aangewezen man om dit te doen. Heeft hij niet met zijn adviezen en artikelen bewerkt, dat det Noorsche volk op zijn stuk is blijven staan tegenover het Unie-land Zweden, in zijn eisch van eigen consulaire vertegenwoordi ging ? Heeft hij de scheiding der twee onvereenigbare landen niet mede doorgezet? En heeft hij anderzijds » PAG ^ oe GROENE N«. PAG. i DE GROENE No 3)59 u ir«i' .'!«- .'.-«:.. f.?_ 1-Mft.' -r

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl