Historisch Archief 1877-1940
(
SCOTT
SCOTT: een of ander kapitein der Engelsche
marine. Een zekere Scott. Zijn biographie
identiek met de ranglijst. Hij heeft gediend
tot tevredenheid zijner superieuren, heeft
later aan Shackleton's expeditie deelgenomen.
Geen bizondere conduite duidt den held aan, den
heros. Zijn gezicht, door de fotografie herspiegeld,
dat van duizend Engelschen, van tienduizend, koud,
energiek, zonder spierenspel, als 't ware bevroren
van verinnerlijkte energie. Staalgrijs de oogen,
stijfgesloten de mond. Nergens een romantische lijn,
nergens een glans van vroolijkheid in dit gelaat van
wil en practischen wereldzin.
Staalhard echter deze wil: dat voelt men reeds
voor de daad. Scott wil voltooien wat Shackleton
begonnen was. Hij rust een expeditie uit, maar de
middelen zijn niet toereikend. Dat hindert hem niet.
Hij offert zijn vermogen op en maakt schulden in
de zekerheid van het.slagen. Zijn jonge vrouw
schenkt hem een zoon hij aarzelt niet, een
tweede Hector, Andromache te verlaten.
Vrienden en metgezellen zijn weldra gevonden,
niets aardsch kan den wil meer buigen. MTerra
Nova" heet het wonderlijke schip, dat hen tot aan
den rand van de ijszee brengen moet. Wonderlijk,
wijl zoo tweevoudig in zijn uitrusting, half arke
Noach's, vol levend gedierte en dan weer modern
laboratorium met duizend instrumenten en boeken.
Want alles moet meegebracht worden, wat de
mensen voor de nooddruft des lichaams en des
geestes behoeft, naar deze ledige onbewoonde
wereld; zonderling paart zich hier het primitieve
weermiddel van den oermensch, vellen en pelsen,
levend gedierte, aan het uiterste raffinement der
geperfectionneerde uitrusting van den nieuwen tijd..
l'iiivcrsitu» tmturetleu
IN Januari landen zij, na korte rust in Nieuw
zeeland, bij Kaap Evans, aan den rand van
het eeuwige ijs en richten een huis in om te
overwinteren. December en Januari heeten daar de
zomermaanden, omdat dan alleen in het jaar daar de
zon een paar uren per dag aan den witten, metalen
hemel glanst. Van hout zijn de wanden getimmerd,
precies als bij de vroegere expedities, maar binnen
bespeurt men den vooruitgang van den tijd. Terwijl
hun voorgangers destijds nog met stinkende,
smeulende traanlampen in het halfdonker zaten,
moede van hun eigen gezicht, afgemat door de
eentonigheid der zonlooze dagen, hebben deze
menschen van de twintigste eeuw de gansche wereld,
de gansche wetenschap in abbreviatie tusschen hun
vier wanden. Een acetyleen-installatie verspreidt
wit-warm licht, fototoestellen tooveren hun beelden
uit verre landen, projecties van tropische scènes
uit milder landstreken voor, een pianola brengt
muziek, de grammofoon de menschelijke stem,
de bibliotheek de wetenschap van hun tijd. In een
vertrek hamert de schrijfmachine, de tweede dient
als donkere kamer, waarin cinematografische en
gekleurde opnamen ontwikkeld worden. De geoloog
onderzoekt het gesteente op zijn radioactiviteit, de
zoöloog ontdekt nieuwe parasieten bij de gevangen
pinguïn?, meteorologische observaties wisselen af
met natuurkundige experimenten. Deze twintig
menschen houden voor elkander iederen avond
voordrachten, universiteitscursussen in pakijs en
arctische kou, ieder tracht zijn wetenschap aan de
anderen mede te deelen, en in de levendige
gedachtenwisseling rondt zich voor hen het wereldbeeld
af. Het is ontroerend om te lezen, hoe deze
ernstige menschen daartusschen door zich ver
blijden kunnen in hun Kerstfeest, in de grapjes
der South Polar Times", de vroolijke krant, die
zij uitgeven, hoe het kleine een walvisch, die
opduikt, een pony, die valt tot gebeurtenis wordt
en aan den anderen kant het geweldige?het
gloeiende Noorderlicht, de ontzettende koude, de
machtige eenzaamheid tot iets alledaagsch en
gewoons.
Daartusschen door wagen zij kleine uitvallen.
Zij beproeven hun motorsleden, zij leeren
skiloopen en dresseeren de honden. Zij rusten een
depot voor de groote reis uit, maar langzaam, heel
langzaam bladert de kalender slechts af naar den
Onvergelijkelijk subliem
n sfeer n stemming in
TANZ KLAUSE
ook tijdens Thédansant
STEFAN ZWEIG
zomer (December), die hun het schip door het
pakijs brengt met brieven van huis. Kleine groepen
wagen nu ook reeds, temidden van den grimmigsten
winter, hardende dagreizen, de tenten worden
geprobeerd, de ervaring versterkt. Wanneer zij
terugkomen, bevroren en afgemat, ontvangen hen
gejuich en warme haardglans, en dit kleine be
haaglijke huis op den 77en breedtegraad schijnt
hun na de dagen der ontbering de zaligste ver
blijfplaats der wereld.
Maar eens keert een expeditie uit het westen
terug, en hun boodschap werpt stilte in het huis.
,'\
>,v
ju--:
f \
**.* 'ü^ijr
? ?? ~ > .
«i
i- J>
Eenige leden van Scott's exped/tfe op weg naar de poo/.
reschetst door Dr. Edward A. Wilson.
R.f S, is Kapitein R, Scott, B. en H.R.B, it ,,Birdie" Bowers, T.O.
is ,,Titus Oates". A.C.-G. is Apsey Cherry-Gerrard.
Zij hebben op hun tocht Amundsen's winter'kwartier
ontdekt: opeens weet nu Scott, dat behalve de
koude n het gevaar nog een ander hem den roem
betwist, als eerste het geheim aan de koppige aarde
ontrukt te hebben: Amundsen, de Noor. Hij meet
na op de kaarten. En men voelt zijn ontzetting uit
de regels natrilleh, als hij gewaar wordt, dat
Amundsen's winterkwartier honderdtien kilometer
dichter bij de pool geposteerd is dan het zijne. Hij
schrikt, maar zonder daarom te versagen. Op
voor de eer van mijn land!" schrijft hij trotsch in
zijn dagboek.
Opbreken uuar de l'ool
EINDELIJK rinkelt de telefoon van den huttop
naar de gelukkigen: de zon is verschenen,
voor het eerst sinds maanden heeft zij een uur lang
, haar hoofd opgeheven in den wintersenen nacht.
Erg zwak is haar schijnsel, erg bleek, nauwelijks
vermag het de ijzige lucht te verlevendigen, nauwe
lijks roeren haar trillende golven in het apparaat
dégevoelige teekens aan, doch de enkele aanblik
brengt reeds bevrijdend geluk. Koortsig wordt de
expeditie uitgerust, om de korte spanne lichts, die
lente, zomer en herfst tegelijk beteekent en voor
onze lauwe levensbegrippen nog altijd een gruwelijke
winter zou zijn, ten volle te benutten. Vooraan
suizen de motorsleden. Daarachter de sleden
met de Siberische pony's en honden. In afzonderlijke
etappes is de weg vooruitziend verdeeld, iedere
twédagreizen wordt een depot opgericht, om voor
de terugkeerenden nieuwe bekleeding, voeding en
het voornaamste, petroleum, te bewaren, geconden
seerde warmte in oneindige kou. Gezamenlijk rukt
de geheele schaar uit, om in afzonderlijke groepen
langzamerhand terug te keeren en zoo voor de
laatste kleine groep, de verkoren veroveraars van
de pool, het maximum aan bevrachting, de meest
versche trekdieren en de beste sleden achter te laten.
Meesterlijk is het plan uitgewerkt, zelfs de tegen
slag in bijzonderheden voorzien. En die blijft niet
uit. Na twee dagreizen storten de motorsleden ineen
en blijven liggen, een onnutte ballast. Ook de
poney's houden zich niet zoo goed, als men ver
wachten kon, maar hier triomfeert het organisme
over het technische werktuig, want de neergevallen
dieren, die onderweg doodgeschoten moeten worden,
geven den honden een welkome warme,
bloedversterkende voeding en verstevigen hun energie.
Den eersten November 1911 gaan zij in afzonder
lijke troepen op marsch. Op de foto's ziet men de
wonderlijke karavaan dezer eerst dertig, dan twin
tig, dan tien en ten slotte nog maar vijf menschen
door de witte woestijn eener doodsche oerwereld
trekken. Vooraan steeds een man, ingepakt in pelzen
en doeken, een wildbarbaarsch wezen, wien slechts
de baard en de oogen vrij uit de omhulling kijken.
De bepelsde hand houdt bij den halster een poney,
die zijn zwaarbeladen slede sleept, en achter hem
weer een ander, in dezelfde kleeding en dezelfde
houding en achter hem weer een twintig zwarte
punten in voortbewegende lijn in een oneindig
verblindend wit. 's Nachts graven zij zich in tenten
in, sneeuwwallen worden opgeworpen in de richting
van den wind, om de poney's te beschutten, en
's morgens begint weer de marsch, eentonig en
troosteloos, door de ijzige lucht, die sinds dujzende
jaren voor de eerste maal menschelijken adem
drinkt.
Maar de zorgen nemen toe. Het weer blijft on
aangenaam, inplaats van veertig kilometer kunnen
zij er vaak slechts dertig afleggen, en iedere dag
wordt hun een kostbaarheid, sinds zij weten, dat
onzichtbaar in deze eenzaamheid van een anderen
kant een ander op het zelfde doel aanrukt. ledere
kleinigheid zwelt hier tot gevaar. Een hond is
weggelocpen, een poney wil niet eten dit alles
is beangstigend, omdat hier in de woestenij de
waarden zoo geweldig veranderen. Hier krijgt ieder
levend ding duizendvoudige waarde, j a wordt zelfs on
vervangbaar. Daarbij begint de gezondheidstoestand
der manschappen te lijden, eenigen zijn sneeuwblind
geworden, van anderen ledematen bevroren, steeds
matter worden de poney's waarvan men het voedsel
korten moet, en ten slotte, vlak voor den
Beardmoregletscher, bezwijken zij. De treurige plicht
moet vervuld worden, deze dappere dieren, die hier
in de eenzaamheid en daarom gemeenzaamheid
van twee jaren tot vrienden geworden zijn, die
ieder bij name kent en honderdmaal met
hartelijkheden 'overlaadde, te dooden. Het
slachthuisdepót" noemen zij de treurige plek. Een deel der
expeditie scheidt zich op de bloedige plaats af en
keert terug, de anderen maken zich nu gereed voor
de laatste inspanning, voor den verschrikkelijken
weg over den gletscher, den gevaarlijken ijsmuur,
waarmede de pool zich omgordt, en dien slechts de
gloed van een hartstochtelijken menschenwil kan
doen in stukken springen.
Steeds geringer worden hun marschprestaties,
want de sneeuw korrelt hier korstig, niet trekken
moeten zij de sleden meer, maar sleepen. Het harde
ijs snijdt door de sledeijzers, de voeten wrijven zich
stuk bij het loopen door het losse ijszand. Maar zij
geven het niet op. Den 3oen December is de zeven
entachtigste breedtegraad bereikt. Shackleton's uiter
ste punt. Hier moet de laatste afdeeling omkeeren:
slechts vijf uitgelezenen mogen mede tot aan de
pool. Scott zoekt de mannen uit. Twee kleine,
nietige t roep j es trekken daar, het eene naar het
Zuiden het onbekende in, het andere naar het
Noorden, terug naar huis. Weldra verdwijnt de
laatste gestalte. Eenzaam trekken zij verder het
onbekende in, de vijf uitverkorenen der daad:
Scott, Bowers, Oates, Wilson en Evans.
l>c Zuidpool
X"\NRUSTIGER worden de aanteekeningen in
N.X deze laatste dagen, als de blauwe naald van
het kompas beginnen zij te trillen in de nabijheid
van de pool. Maar er tusschendoor fonkelt steeds
helderder de hoop. Steeds hartstochtelijker teekent
Scott de overwonnen afstanden aan: Nog slechts
150 kilometer tot aan de pool, als dat zoo verder
gaat, houden wij het niet uit", meldt nog de ver
moeidheid. En twee dagen later:,,Nog 137 kilometer
tot de pool, maar zij zullen ons bitter zwaar worden".
Maar dan plotseling een nieuwe, zegevierender
toon: Nog maar 94kilometer van de pool l Als wij er
niet komen, komen wij er toch verduiveld dichtbij".
Den Z4en Januari wordt de hoop tot zekerheid:
,,Nog slechts 70 kilometer, het doel ligt voor ons !"
En den volgenden morgen vlamt reeds helle jubel,
bijna vroolijkheid op uit de aanteekeningen: ,,Nog
maar een onnoozele 50 kilometer, wij moeten er
komen, het koste wat het wil!" Nog slechts een
laatste ruk, en het doel is bereikt
!»<? /.cis tiend f Juituiirl
PLECHTIGE stemming" teekent het dagboek
aan. 's Morgens zijn zij uitgerukt, vroeger
dan anders, het ongeduld heeft hen uit hun slaap
zakken gejaagd om sneller het geheim, het angstig
schoone, te aanschouwen. 14 kilometer leggen de
vijf onwrikbaren tot 's middags af, vroolijk
marcheeren zij door de ziellooze witte woestijn voort:
nu kan het doel niet meer gemist worden, is de
beslissende daad voor de menschheid bijna gedaan.
Plotseling wordt n der tochtgenooten, Bowers,
onrustig. Zijn oog brandt zich vast aan een klein
donker punt in het onmetelijke sneeuwveld. Hij
waagt het niet zijn vermoeden uit te spreken, maar
allen trilt nu dezelfde verschrikkelijke gedachte in
het hart, dat een menschenhand hier een teeken
zou kunnen hebben opgericht. Geforceerd trachten
zij zich gerust te stellen. Zij zeggen tot zichzelf
dat dit een ijsspleet moet zijn of wellicht een weer
kaatsing. Met trekkende zenuwen marcheeren zij
er naar toe, nog steeds trachten zij elkander
wederkeerig te misleiden, hoezeer zij allen ook reeds de
waarheid weten: dat de Noor, dat Amundsen hen
voor geweest is.
Weldra breekt de laatste twijfel voor het starre
feit van een zwarte vaan, die
aan een sledepaal hoog opge
richt is, boven de sporen van
een vreemde, verlaten legerplaats
onderstukken van sleden
en de afdrukken van vele
nondepooten: Amundsen heeft hier
gekampeerd. Het geweldige,
het onvatbare in de mensch
heid is geschied: de pool der
aarde, sinds duizenden jaren
onbezield, sinds duizenden van
jaren en wellicht sinds allen
aanvang ongezien door aardschen
blik, is in een moleculen tijd,
is binnen veertien dagen twee- . - ,
maal ontdekt. En zij zijn de "\
tweeden n enkele maand
uit millioenen maanden te laat
de tweeden bij een
menschdom, waarvoor de eerste alles is
en de tweede niets. Vergeefsch dus
alle inspanning, belachelijk de
ontberingen, waanzinnig de ver
wachtingen van weken, van
maanden, van jaren. ,,A1 de
moeite, al de ontbering, al de
ellende waarvoor?" schrijft Scott in zijn
boek. Voor niets dan droomen, die nu afgeloopen
zijn." Tranen komen in hun oogen, trots hun
oververmoeidheid kunnen zij dien nacht niet slapen.
Mismoedig, zonder hoop, als veroordeelden vangen
zij den laatsten marsch aan naar de pool, die zij jube
lend dachten te bestormen, Niemand tracht den
ander te troosten, zonder woorden sleepen zij zich
voort. Den i8en Januari bereikt kapitein Scott
met zijn vier metgezellen de pool. Daar de
daad, de eerste te zijn geweest, hem niet meer
den blik verblindt, ziet hij slechts met doffe oogen
het treurige van het landschap. Niets is hier
te zien, niets, wat zich van de afschuwelijke een
tonigheid der laatste dagen onderscheidt" dat
is de geheele beschrijving, die Robert F. Scott van
de Zuidpool geeft. Het eenige vreemde, dat zij daar
ontdekken, is niet door de natuur gevormd, doch
door een vijandige menschenhand: Amundsen's
tent met de Noorsche vlag, die vermetel en zege*
vierend op den bestormden muur der menschheid
wappert. Een brief van den conquistador wacht
hier op den onbekenden tweede, die na hem deze
plaats betreden zou, en verzoekt, den brief aan
koning Haakon van Noorwegen door te zenden.
Scott neemt het op zich, dezen hardsten plicht
getrouwelijk te vervullen: getuige te zijn tegenover
de wereld voor eens anders daad, die hij als eigene
vurig heeft nagejaagd.
Treurig planten zij de Engelsche vlag, den te laat
gekomen Union Jack" naast Amundsen's
zegeteeken. Dan verlaten zij de trouwelooze plaats
van hun eerzucht", koud jaagt de wind hen na.
Met profetischen argwaan schrijft Scott in zijn
dagboek: ,,Ik huiver voor den terugweg".
DE terugmarsch vertienvoudigt de gevaren. Op
den weg naar de pool wees hen het kompas.
Nu moeten zij er op letten, bij den terugtocht
bovendien nog het eigen spoor niet te verliezen, het
weken lang niet n enkele maal kwijt te raken, om
zich niet van de depots te verwijderen, waar hun
voedsel ligt, hun kleeding en de opgehoopte warmte
in de paar gallons petroleum. Ongerustheid bevangt
hen daarom bij elke schrede, wanneer sneeuwjacht
hun blik dichtkleeft, want iedere afdwaling loopt
rechtuit den zekeren dood in. Daarbij ontbreekt
hun lichamen reeds de onafgesleten frischheid van
den eersten marsch, toen zij nog verwarmd werden
door de chemische energieën van rijkelijke voeding,
door het warme kwartier van hun antarctisch tehuis.
En dan: de stalen veer van den wil is ontspannen
in hun borst. Bij den heenmarsch spande de
bovenaardsche hoop, de nieuwsgierigheid en het ver
langen van een gansche menschheid te belichamen,
haar energieën heroïsch samen, bovenmenschelijks
aan kracht gewerd hun door het bewustzijn eener
onsterfelijke daad. Nu vechten zij om niets als de
ongeschonden huid, om hun lichamelijk, hun
sterfelijk bestaan, om een roemlooze thuiskomst.
Jammerlijk om te lezen zijn de aanteekeningen
uit die dagen. Het weer wordt voortdurend ruwer,
vroeger dan gewoonlijk is de winter ingezet, en de
* zachte sneeuw korst onder hun schoenen tot een
voetangel, waarin hun schreden zich vastwerken,
en de koude maakt de vermoeide lichamen murw.
De zworte vlag,
zijn
Hoe lan< ook de Ceintuurbaan U
Eén Ja»per« zult d'er v ndm
(d'Erkcnde Lampen-specialist)
Zun klanten worden vrinden!
JASPERS
Grootste /om^n-spec/oo/zook in Amsterdam.
Ceintuurbaan 308
Telef. 21006 91740
die Amundsen weinige kilometers van de zuidpoj/ a:/uer':et,
mannen toonde, dat een ander, voor hen, deze plaats betreden
(Sch«u van Dr
Daarom is het steeds een kleine feestvreugde,
wanneer zij weder een depot bereiken na dagenlang
dwalen en beven. En niets bewijst grandiozer het
geestelijk heroïsme van de paar menschen in de
onmetelijke eenzaamheid, dan dat Wilson, de
onderzoeker, zelfs hier, een haarbreedte van den
dood, zijn wetenschappelijke waarnemingen voort
zet en op zijn eigen slede, bij al de noodwendige
vracht nog zestien kilogram bizondere steensoorten
meesleept.
Maar langzamerhand bezwijkt de menschelijke
moed voor de overmacht der natuur, die hier
onverbiddelijk en met door duizende jaren gestaalde
kracht tegen de vijf vermetelen alle machten van
den ondergang, koude, vorst, sneeuw en wind,
oproept. Reeds lang zijn de voeten gehavend, en
het lichaam, onvoldoende verwarmd door n
enkelen warmen maaltijd per dag, verzwakt door de
verminderde rantsoenen, begint het te begeven.
Met schrik constateeren de metgezellen op zekeren
dag, dat Evans, de krachtigste onder hen, plotseling
fantastische dingen onderneemt. Hij blijft langs
den weg achter, klaagt onophoudelijk over werkelij
ke en ingebeelde kwalen; huiverend maken zij uit
zijn vreemd gepraat op, dat de rampzalige tenge
volge van een val of de ontzettende ontberingen
waanzinnig geworden is. Wat met hem te beginnen ?
Hem verlaten in de ijswoestijn ? Maar anderzijds
moeten zij het depot zonder vertraging bereiken,
anders -*~ Scott zelf aarzelt nog, het woord neer te
schrijven. Om i uur 's nachts, den iyen Februari,
sterft de ongelukkige officier, nauwelijks een
dagmarsch voor dat ,,slachthuisdepót", waar zij voor
het eerst weder rijkelijker maaltijd van de afslach
ting hunner pony's in de vorige maand vinden.
Met z'n vieren hervatten zij den marsch, maar
noodlot l het eerstvolgende depot brengt nieuwe
bittere ontgoocheling. Het bevat te weinig olie, en
dat beteekent: zij moeten zuinig zijn met het
noodzakelijkste, met brandstof, moeten spaarzaam
zijn met warmte, het eenige weerbare wapen tegen
de koude. Ijzige, van stormen doorgierde nacht
en moedeloos ontwaken, nauwelijks hebben zij de
kracht meer, de vilten schoenen over hun voeten te
trekken. Maar zij sleepen zich verder, een van hen,
Oates, reeds op afvriezende teenen. De wind
waait scherper dan ooit, en in het volgende depot,
den 2en Maart, herhaalt zich de gruwelijke teleur
stelling : wederom is te weinig brandstof voorhanden.
Nu breekt de angst tot in hun woorden door. Men
voelt, hoe Scott moeite doet, het afgrijzen te be
dwingen, maar steeds weder breekt schril de eene
kreet der vertwijfeling na den andere door zijn
kunstmatige kalmte heen. ,,Zoo kan het niet door
gaan", of,,God sta ons bij ! Tegen deze inspanningen
zijn wij niet meer opgewassen" of Ons spel loopt
tragisch af", en ten slotte de huiveringwekkende
erkenning: ,,Als ons toch de Voorzienigheid maar
te hulp kwam ! Van menschen hebben wij er thans.
geen m;er te wachten." Oates kan steeds slechter
meeloopen, hij is steeds meer last voor zijn vrienden
dan hulp. Zij moeten bij een middagtemperatuur
van 42 graden den marsch vertragen, en de ramp
zalige voelt en weet, dat hij zijn vrienden ongeluk
brengt. Reeds bereiden zij zich op het laatste voor.
Zij laten zich door Wilson, den onderzoeker, ieder
tien morfinetabletten ter hand stellen, om even
tueel hun einde te verhaasten. Nog n dagmarsch
probeeren zij het met den zieke. Dan verlangt de
ongelukkige zelf, dat zij hem in zijn slaapzak zullen
achterlaten en hun lot van het zijne scheiden. Zij
wijzen den voorslag energiek af, hoewel het hun
allen duidelijk is, dat deze voor hen slechts ver
lichting beteekent. Een paar kilometer wankelt de
zieke op zijn bevroren teenen nog
mede tot aan het nachtkwartier.
Hij slaapt met hen tot den vol
genden morgen. Zij kijken naar
buiten: buiten woedt een orkaan.
Plotseling staat Oates op: ,,Ik
ga er een beetje uit," zegt hij
tegen zijn vrienden. ,,Ik blijf mis
schien een poosje buiten". De
anderen beven. Ieder weet, wat
deze rondgang beteekent. Maar
niemand waagt een woord, om
hem tegen te houden. Niemand
waagt het, hem de hand ten af
scheid te bieden, want zij voelen
allen met eerbied, dat de ritmees
ter Lawrence J. E. Oates van de
Inniskülingdragonders als een
held den dood tegemoet gaat.
Drie moede, verzwakte men
schen sleepen zich door de
eindelooze ijzig-ijzeren woestijn,
moede reeds, zonder hoop,
slechts het doffe instinct tot
zelfbehoud spant nog de pezen
tot een wankelend gaan. Steeds
verschrikkelijker wordt het weer,
bij ieder depot hoont hen nieuwe teleurstelling, steeds
weder te weinig olie, te weinig warmte. Den 2ien
Maart zijn zij nog maar twintig kilometer van
een depot verwijderd, maar de wind waait met zulk
een moorddadige kracht, dat zij hun tent niet ver
laten kunnen. lederen avond hopen zij op den
volgenden morgen, om het doel te. bereiken,
ondertusschen slinkt de proviand en de laatste hoop
met haar. Hun brandstof is op, en de thermometer
wijst veertig graden onder nul aan. ledere hoop
dooft uit: zij hebben nu nog maar de keus tusschen
dood door honger of koude. Acht dagen vechten
deze drie menschen in een kleine tent temidden
van de witte oerwereld tegen het onafwendbare
einde. Den 2gen Maart weten zij, dat geen wonder
hen meer redden kan. Zoo besluiten zij, geen stap
het noodlot tegemoet te gaan en den dood trotsch
als al het andere ongeluk* te dragen. Zij kruipen in
hun slaapzakken, en van hun laatste lijden is
nimmer een zucht in de wereld gedrongen.
l)e brieven »un den stervende
IN deze ©ogenblikken, eenzaam tegenover den
onzichtbaren en toch vlakbijen dood, terwijl
buiten de orkaan als een razende tegen de dunne
tentwanden rent, gedenkt kapitein Scott alle
gemeenschap, waarmede hij verbonden is. Alleen in
het ijskoudste zwijgen, dat nog nooit de stem van een
mensch doorademd heeft, wordt hij zich de broeder
schap tot zijn natie, tot de gansche menschheid
heroïsch bewust. Een innerlijke Fata-morgana van
den geest roept in deze witte woestijn de beelden
op van allen, die door liefde, trouw en vriendschap
ooit aan hem verbonden waren, en hij richt het
woord tot hen. Met verstijvende vingers schrijft
(Slot op pag. 33)
en d>e Scott en
had.
Edwird A Wi'scn).
CHAMPAGNE
brlt
PAG. 8 DE GROENE No. 3159
r ?
PAG. 9 DE GROENE Na 3059