De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 18 december pagina 5

18 december 1937 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

( SCOTT SCOTT: een of ander kapitein der Engelsche marine. Een zekere Scott. Zijn biographie identiek met de ranglijst. Hij heeft gediend tot tevredenheid zijner superieuren, heeft later aan Shackleton's expeditie deelgenomen. Geen bizondere conduite duidt den held aan, den heros. Zijn gezicht, door de fotografie herspiegeld, dat van duizend Engelschen, van tienduizend, koud, energiek, zonder spierenspel, als 't ware bevroren van verinnerlijkte energie. Staalgrijs de oogen, stijfgesloten de mond. Nergens een romantische lijn, nergens een glans van vroolijkheid in dit gelaat van wil en practischen wereldzin. Staalhard echter deze wil: dat voelt men reeds voor de daad. Scott wil voltooien wat Shackleton begonnen was. Hij rust een expeditie uit, maar de middelen zijn niet toereikend. Dat hindert hem niet. Hij offert zijn vermogen op en maakt schulden in de zekerheid van het.slagen. Zijn jonge vrouw schenkt hem een zoon hij aarzelt niet, een tweede Hector, Andromache te verlaten. Vrienden en metgezellen zijn weldra gevonden, niets aardsch kan den wil meer buigen. MTerra Nova" heet het wonderlijke schip, dat hen tot aan den rand van de ijszee brengen moet. Wonderlijk, wijl zoo tweevoudig in zijn uitrusting, half arke Noach's, vol levend gedierte en dan weer modern laboratorium met duizend instrumenten en boeken. Want alles moet meegebracht worden, wat de mensen voor de nooddruft des lichaams en des geestes behoeft, naar deze ledige onbewoonde wereld; zonderling paart zich hier het primitieve weermiddel van den oermensch, vellen en pelsen, levend gedierte, aan het uiterste raffinement der geperfectionneerde uitrusting van den nieuwen tijd.. l'iiivcrsitu» tmturetleu IN Januari landen zij, na korte rust in Nieuw zeeland, bij Kaap Evans, aan den rand van het eeuwige ijs en richten een huis in om te overwinteren. December en Januari heeten daar de zomermaanden, omdat dan alleen in het jaar daar de zon een paar uren per dag aan den witten, metalen hemel glanst. Van hout zijn de wanden getimmerd, precies als bij de vroegere expedities, maar binnen bespeurt men den vooruitgang van den tijd. Terwijl hun voorgangers destijds nog met stinkende, smeulende traanlampen in het halfdonker zaten, moede van hun eigen gezicht, afgemat door de eentonigheid der zonlooze dagen, hebben deze menschen van de twintigste eeuw de gansche wereld, de gansche wetenschap in abbreviatie tusschen hun vier wanden. Een acetyleen-installatie verspreidt wit-warm licht, fototoestellen tooveren hun beelden uit verre landen, projecties van tropische scènes uit milder landstreken voor, een pianola brengt muziek, de grammofoon de menschelijke stem, de bibliotheek de wetenschap van hun tijd. In een vertrek hamert de schrijfmachine, de tweede dient als donkere kamer, waarin cinematografische en gekleurde opnamen ontwikkeld worden. De geoloog onderzoekt het gesteente op zijn radioactiviteit, de zoöloog ontdekt nieuwe parasieten bij de gevangen pinguïn?, meteorologische observaties wisselen af met natuurkundige experimenten. Deze twintig menschen houden voor elkander iederen avond voordrachten, universiteitscursussen in pakijs en arctische kou, ieder tracht zijn wetenschap aan de anderen mede te deelen, en in de levendige gedachtenwisseling rondt zich voor hen het wereldbeeld af. Het is ontroerend om te lezen, hoe deze ernstige menschen daartusschen door zich ver blijden kunnen in hun Kerstfeest, in de grapjes der South Polar Times", de vroolijke krant, die zij uitgeven, hoe het kleine een walvisch, die opduikt, een pony, die valt tot gebeurtenis wordt en aan den anderen kant het geweldige?het gloeiende Noorderlicht, de ontzettende koude, de machtige eenzaamheid tot iets alledaagsch en gewoons. Daartusschen door wagen zij kleine uitvallen. Zij beproeven hun motorsleden, zij leeren skiloopen en dresseeren de honden. Zij rusten een depot voor de groote reis uit, maar langzaam, heel langzaam bladert de kalender slechts af naar den Onvergelijkelijk subliem n sfeer n stemming in TANZ KLAUSE ook tijdens Thédansant STEFAN ZWEIG zomer (December), die hun het schip door het pakijs brengt met brieven van huis. Kleine groepen wagen nu ook reeds, temidden van den grimmigsten winter, hardende dagreizen, de tenten worden geprobeerd, de ervaring versterkt. Wanneer zij terugkomen, bevroren en afgemat, ontvangen hen gejuich en warme haardglans, en dit kleine be haaglijke huis op den 77en breedtegraad schijnt hun na de dagen der ontbering de zaligste ver blijfplaats der wereld. Maar eens keert een expeditie uit het westen terug, en hun boodschap werpt stilte in het huis. ,'\ >,v ju--: f \ **.* 'ü^ijr ? ?? ~ > . «i i- J> Eenige leden van Scott's exped/tfe op weg naar de poo/. reschetst door Dr. Edward A. Wilson. R.f S, is Kapitein R, Scott, B. en H.R.B, it ,,Birdie" Bowers, T.O. is ,,Titus Oates". A.C.-G. is Apsey Cherry-Gerrard. Zij hebben op hun tocht Amundsen's winter'kwartier ontdekt: opeens weet nu Scott, dat behalve de koude n het gevaar nog een ander hem den roem betwist, als eerste het geheim aan de koppige aarde ontrukt te hebben: Amundsen, de Noor. Hij meet na op de kaarten. En men voelt zijn ontzetting uit de regels natrilleh, als hij gewaar wordt, dat Amundsen's winterkwartier honderdtien kilometer dichter bij de pool geposteerd is dan het zijne. Hij schrikt, maar zonder daarom te versagen. Op voor de eer van mijn land!" schrijft hij trotsch in zijn dagboek. Opbreken uuar de l'ool EINDELIJK rinkelt de telefoon van den huttop naar de gelukkigen: de zon is verschenen, voor het eerst sinds maanden heeft zij een uur lang , haar hoofd opgeheven in den wintersenen nacht. Erg zwak is haar schijnsel, erg bleek, nauwelijks vermag het de ijzige lucht te verlevendigen, nauwe lijks roeren haar trillende golven in het apparaat dégevoelige teekens aan, doch de enkele aanblik brengt reeds bevrijdend geluk. Koortsig wordt de expeditie uitgerust, om de korte spanne lichts, die lente, zomer en herfst tegelijk beteekent en voor onze lauwe levensbegrippen nog altijd een gruwelijke winter zou zijn, ten volle te benutten. Vooraan suizen de motorsleden. Daarachter de sleden met de Siberische pony's en honden. In afzonderlijke etappes is de weg vooruitziend verdeeld, iedere twédagreizen wordt een depot opgericht, om voor de terugkeerenden nieuwe bekleeding, voeding en het voornaamste, petroleum, te bewaren, geconden seerde warmte in oneindige kou. Gezamenlijk rukt de geheele schaar uit, om in afzonderlijke groepen langzamerhand terug te keeren en zoo voor de laatste kleine groep, de verkoren veroveraars van de pool, het maximum aan bevrachting, de meest versche trekdieren en de beste sleden achter te laten. Meesterlijk is het plan uitgewerkt, zelfs de tegen slag in bijzonderheden voorzien. En die blijft niet uit. Na twee dagreizen storten de motorsleden ineen en blijven liggen, een onnutte ballast. Ook de poney's houden zich niet zoo goed, als men ver wachten kon, maar hier triomfeert het organisme over het technische werktuig, want de neergevallen dieren, die onderweg doodgeschoten moeten worden, geven den honden een welkome warme, bloedversterkende voeding en verstevigen hun energie. Den eersten November 1911 gaan zij in afzonder lijke troepen op marsch. Op de foto's ziet men de wonderlijke karavaan dezer eerst dertig, dan twin tig, dan tien en ten slotte nog maar vijf menschen door de witte woestijn eener doodsche oerwereld trekken. Vooraan steeds een man, ingepakt in pelzen en doeken, een wildbarbaarsch wezen, wien slechts de baard en de oogen vrij uit de omhulling kijken. De bepelsde hand houdt bij den halster een poney, die zijn zwaarbeladen slede sleept, en achter hem weer een ander, in dezelfde kleeding en dezelfde houding en achter hem weer een twintig zwarte punten in voortbewegende lijn in een oneindig verblindend wit. 's Nachts graven zij zich in tenten in, sneeuwwallen worden opgeworpen in de richting van den wind, om de poney's te beschutten, en 's morgens begint weer de marsch, eentonig en troosteloos, door de ijzige lucht, die sinds dujzende jaren voor de eerste maal menschelijken adem drinkt. Maar de zorgen nemen toe. Het weer blijft on aangenaam, inplaats van veertig kilometer kunnen zij er vaak slechts dertig afleggen, en iedere dag wordt hun een kostbaarheid, sinds zij weten, dat onzichtbaar in deze eenzaamheid van een anderen kant een ander op het zelfde doel aanrukt. ledere kleinigheid zwelt hier tot gevaar. Een hond is weggelocpen, een poney wil niet eten dit alles is beangstigend, omdat hier in de woestenij de waarden zoo geweldig veranderen. Hier krijgt ieder levend ding duizendvoudige waarde, j a wordt zelfs on vervangbaar. Daarbij begint de gezondheidstoestand der manschappen te lijden, eenigen zijn sneeuwblind geworden, van anderen ledematen bevroren, steeds matter worden de poney's waarvan men het voedsel korten moet, en ten slotte, vlak voor den Beardmoregletscher, bezwijken zij. De treurige plicht moet vervuld worden, deze dappere dieren, die hier in de eenzaamheid en daarom gemeenzaamheid van twee jaren tot vrienden geworden zijn, die ieder bij name kent en honderdmaal met hartelijkheden 'overlaadde, te dooden. Het slachthuisdepót" noemen zij de treurige plek. Een deel der expeditie scheidt zich op de bloedige plaats af en keert terug, de anderen maken zich nu gereed voor de laatste inspanning, voor den verschrikkelijken weg over den gletscher, den gevaarlijken ijsmuur, waarmede de pool zich omgordt, en dien slechts de gloed van een hartstochtelijken menschenwil kan doen in stukken springen. Steeds geringer worden hun marschprestaties, want de sneeuw korrelt hier korstig, niet trekken moeten zij de sleden meer, maar sleepen. Het harde ijs snijdt door de sledeijzers, de voeten wrijven zich stuk bij het loopen door het losse ijszand. Maar zij geven het niet op. Den 3oen December is de zeven entachtigste breedtegraad bereikt. Shackleton's uiter ste punt. Hier moet de laatste afdeeling omkeeren: slechts vijf uitgelezenen mogen mede tot aan de pool. Scott zoekt de mannen uit. Twee kleine, nietige t roep j es trekken daar, het eene naar het Zuiden het onbekende in, het andere naar het Noorden, terug naar huis. Weldra verdwijnt de laatste gestalte. Eenzaam trekken zij verder het onbekende in, de vijf uitverkorenen der daad: Scott, Bowers, Oates, Wilson en Evans. l>c Zuidpool X"\NRUSTIGER worden de aanteekeningen in N.X deze laatste dagen, als de blauwe naald van het kompas beginnen zij te trillen in de nabijheid van de pool. Maar er tusschendoor fonkelt steeds helderder de hoop. Steeds hartstochtelijker teekent Scott de overwonnen afstanden aan: Nog slechts 150 kilometer tot aan de pool, als dat zoo verder gaat, houden wij het niet uit", meldt nog de ver moeidheid. En twee dagen later:,,Nog 137 kilometer tot de pool, maar zij zullen ons bitter zwaar worden". Maar dan plotseling een nieuwe, zegevierender toon: Nog maar 94kilometer van de pool l Als wij er niet komen, komen wij er toch verduiveld dichtbij". Den Z4en Januari wordt de hoop tot zekerheid: ,,Nog slechts 70 kilometer, het doel ligt voor ons !" En den volgenden morgen vlamt reeds helle jubel, bijna vroolijkheid op uit de aanteekeningen: ,,Nog maar een onnoozele 50 kilometer, wij moeten er komen, het koste wat het wil!" Nog slechts een laatste ruk, en het doel is bereikt !»<? /.cis tiend f Juituiirl PLECHTIGE stemming" teekent het dagboek aan. 's Morgens zijn zij uitgerukt, vroeger dan anders, het ongeduld heeft hen uit hun slaap zakken gejaagd om sneller het geheim, het angstig schoone, te aanschouwen. 14 kilometer leggen de vijf onwrikbaren tot 's middags af, vroolijk marcheeren zij door de ziellooze witte woestijn voort: nu kan het doel niet meer gemist worden, is de beslissende daad voor de menschheid bijna gedaan. Plotseling wordt n der tochtgenooten, Bowers, onrustig. Zijn oog brandt zich vast aan een klein donker punt in het onmetelijke sneeuwveld. Hij waagt het niet zijn vermoeden uit te spreken, maar allen trilt nu dezelfde verschrikkelijke gedachte in het hart, dat een menschenhand hier een teeken zou kunnen hebben opgericht. Geforceerd trachten zij zich gerust te stellen. Zij zeggen tot zichzelf dat dit een ijsspleet moet zijn of wellicht een weer kaatsing. Met trekkende zenuwen marcheeren zij er naar toe, nog steeds trachten zij elkander wederkeerig te misleiden, hoezeer zij allen ook reeds de waarheid weten: dat de Noor, dat Amundsen hen voor geweest is. Weldra breekt de laatste twijfel voor het starre feit van een zwarte vaan, die aan een sledepaal hoog opge richt is, boven de sporen van een vreemde, verlaten legerplaats onderstukken van sleden en de afdrukken van vele nondepooten: Amundsen heeft hier gekampeerd. Het geweldige, het onvatbare in de mensch heid is geschied: de pool der aarde, sinds duizenden jaren onbezield, sinds duizenden van jaren en wellicht sinds allen aanvang ongezien door aardschen blik, is in een moleculen tijd, is binnen veertien dagen twee- . - , maal ontdekt. En zij zijn de "\ tweeden n enkele maand uit millioenen maanden te laat de tweeden bij een menschdom, waarvoor de eerste alles is en de tweede niets. Vergeefsch dus alle inspanning, belachelijk de ontberingen, waanzinnig de ver wachtingen van weken, van maanden, van jaren. ,,A1 de moeite, al de ontbering, al de ellende waarvoor?" schrijft Scott in zijn boek. Voor niets dan droomen, die nu afgeloopen zijn." Tranen komen in hun oogen, trots hun oververmoeidheid kunnen zij dien nacht niet slapen. Mismoedig, zonder hoop, als veroordeelden vangen zij den laatsten marsch aan naar de pool, die zij jube lend dachten te bestormen, Niemand tracht den ander te troosten, zonder woorden sleepen zij zich voort. Den i8en Januari bereikt kapitein Scott met zijn vier metgezellen de pool. Daar de daad, de eerste te zijn geweest, hem niet meer den blik verblindt, ziet hij slechts met doffe oogen het treurige van het landschap. Niets is hier te zien, niets, wat zich van de afschuwelijke een tonigheid der laatste dagen onderscheidt" dat is de geheele beschrijving, die Robert F. Scott van de Zuidpool geeft. Het eenige vreemde, dat zij daar ontdekken, is niet door de natuur gevormd, doch door een vijandige menschenhand: Amundsen's tent met de Noorsche vlag, die vermetel en zege* vierend op den bestormden muur der menschheid wappert. Een brief van den conquistador wacht hier op den onbekenden tweede, die na hem deze plaats betreden zou, en verzoekt, den brief aan koning Haakon van Noorwegen door te zenden. Scott neemt het op zich, dezen hardsten plicht getrouwelijk te vervullen: getuige te zijn tegenover de wereld voor eens anders daad, die hij als eigene vurig heeft nagejaagd. Treurig planten zij de Engelsche vlag, den te laat gekomen Union Jack" naast Amundsen's zegeteeken. Dan verlaten zij de trouwelooze plaats van hun eerzucht", koud jaagt de wind hen na. Met profetischen argwaan schrijft Scott in zijn dagboek: ,,Ik huiver voor den terugweg". DE terugmarsch vertienvoudigt de gevaren. Op den weg naar de pool wees hen het kompas. Nu moeten zij er op letten, bij den terugtocht bovendien nog het eigen spoor niet te verliezen, het weken lang niet n enkele maal kwijt te raken, om zich niet van de depots te verwijderen, waar hun voedsel ligt, hun kleeding en de opgehoopte warmte in de paar gallons petroleum. Ongerustheid bevangt hen daarom bij elke schrede, wanneer sneeuwjacht hun blik dichtkleeft, want iedere afdwaling loopt rechtuit den zekeren dood in. Daarbij ontbreekt hun lichamen reeds de onafgesleten frischheid van den eersten marsch, toen zij nog verwarmd werden door de chemische energieën van rijkelijke voeding, door het warme kwartier van hun antarctisch tehuis. En dan: de stalen veer van den wil is ontspannen in hun borst. Bij den heenmarsch spande de bovenaardsche hoop, de nieuwsgierigheid en het ver langen van een gansche menschheid te belichamen, haar energieën heroïsch samen, bovenmenschelijks aan kracht gewerd hun door het bewustzijn eener onsterfelijke daad. Nu vechten zij om niets als de ongeschonden huid, om hun lichamelijk, hun sterfelijk bestaan, om een roemlooze thuiskomst. Jammerlijk om te lezen zijn de aanteekeningen uit die dagen. Het weer wordt voortdurend ruwer, vroeger dan gewoonlijk is de winter ingezet, en de * zachte sneeuw korst onder hun schoenen tot een voetangel, waarin hun schreden zich vastwerken, en de koude maakt de vermoeide lichamen murw. De zworte vlag, zijn Hoe lan< ook de Ceintuurbaan U Eén Ja»per« zult d'er v ndm (d'Erkcnde Lampen-specialist) Zun klanten worden vrinden! JASPERS Grootste /om^n-spec/oo/zook in Amsterdam. Ceintuurbaan 308 Telef. 21006 91740 die Amundsen weinige kilometers van de zuidpoj/ a:/uer':et, mannen toonde, dat een ander, voor hen, deze plaats betreden (Sch«u van Dr Daarom is het steeds een kleine feestvreugde, wanneer zij weder een depot bereiken na dagenlang dwalen en beven. En niets bewijst grandiozer het geestelijk heroïsme van de paar menschen in de onmetelijke eenzaamheid, dan dat Wilson, de onderzoeker, zelfs hier, een haarbreedte van den dood, zijn wetenschappelijke waarnemingen voort zet en op zijn eigen slede, bij al de noodwendige vracht nog zestien kilogram bizondere steensoorten meesleept. Maar langzamerhand bezwijkt de menschelijke moed voor de overmacht der natuur, die hier onverbiddelijk en met door duizende jaren gestaalde kracht tegen de vijf vermetelen alle machten van den ondergang, koude, vorst, sneeuw en wind, oproept. Reeds lang zijn de voeten gehavend, en het lichaam, onvoldoende verwarmd door n enkelen warmen maaltijd per dag, verzwakt door de verminderde rantsoenen, begint het te begeven. Met schrik constateeren de metgezellen op zekeren dag, dat Evans, de krachtigste onder hen, plotseling fantastische dingen onderneemt. Hij blijft langs den weg achter, klaagt onophoudelijk over werkelij ke en ingebeelde kwalen; huiverend maken zij uit zijn vreemd gepraat op, dat de rampzalige tenge volge van een val of de ontzettende ontberingen waanzinnig geworden is. Wat met hem te beginnen ? Hem verlaten in de ijswoestijn ? Maar anderzijds moeten zij het depot zonder vertraging bereiken, anders -*~ Scott zelf aarzelt nog, het woord neer te schrijven. Om i uur 's nachts, den iyen Februari, sterft de ongelukkige officier, nauwelijks een dagmarsch voor dat ,,slachthuisdepót", waar zij voor het eerst weder rijkelijker maaltijd van de afslach ting hunner pony's in de vorige maand vinden. Met z'n vieren hervatten zij den marsch, maar noodlot l het eerstvolgende depot brengt nieuwe bittere ontgoocheling. Het bevat te weinig olie, en dat beteekent: zij moeten zuinig zijn met het noodzakelijkste, met brandstof, moeten spaarzaam zijn met warmte, het eenige weerbare wapen tegen de koude. Ijzige, van stormen doorgierde nacht en moedeloos ontwaken, nauwelijks hebben zij de kracht meer, de vilten schoenen over hun voeten te trekken. Maar zij sleepen zich verder, een van hen, Oates, reeds op afvriezende teenen. De wind waait scherper dan ooit, en in het volgende depot, den 2en Maart, herhaalt zich de gruwelijke teleur stelling : wederom is te weinig brandstof voorhanden. Nu breekt de angst tot in hun woorden door. Men voelt, hoe Scott moeite doet, het afgrijzen te be dwingen, maar steeds weder breekt schril de eene kreet der vertwijfeling na den andere door zijn kunstmatige kalmte heen. ,,Zoo kan het niet door gaan", of,,God sta ons bij ! Tegen deze inspanningen zijn wij niet meer opgewassen" of Ons spel loopt tragisch af", en ten slotte de huiveringwekkende erkenning: ,,Als ons toch de Voorzienigheid maar te hulp kwam ! Van menschen hebben wij er thans. geen m;er te wachten." Oates kan steeds slechter meeloopen, hij is steeds meer last voor zijn vrienden dan hulp. Zij moeten bij een middagtemperatuur van 42 graden den marsch vertragen, en de ramp zalige voelt en weet, dat hij zijn vrienden ongeluk brengt. Reeds bereiden zij zich op het laatste voor. Zij laten zich door Wilson, den onderzoeker, ieder tien morfinetabletten ter hand stellen, om even tueel hun einde te verhaasten. Nog n dagmarsch probeeren zij het met den zieke. Dan verlangt de ongelukkige zelf, dat zij hem in zijn slaapzak zullen achterlaten en hun lot van het zijne scheiden. Zij wijzen den voorslag energiek af, hoewel het hun allen duidelijk is, dat deze voor hen slechts ver lichting beteekent. Een paar kilometer wankelt de zieke op zijn bevroren teenen nog mede tot aan het nachtkwartier. Hij slaapt met hen tot den vol genden morgen. Zij kijken naar buiten: buiten woedt een orkaan. Plotseling staat Oates op: ,,Ik ga er een beetje uit," zegt hij tegen zijn vrienden. ,,Ik blijf mis schien een poosje buiten". De anderen beven. Ieder weet, wat deze rondgang beteekent. Maar niemand waagt een woord, om hem tegen te houden. Niemand waagt het, hem de hand ten af scheid te bieden, want zij voelen allen met eerbied, dat de ritmees ter Lawrence J. E. Oates van de Inniskülingdragonders als een held den dood tegemoet gaat. Drie moede, verzwakte men schen sleepen zich door de eindelooze ijzig-ijzeren woestijn, moede reeds, zonder hoop, slechts het doffe instinct tot zelfbehoud spant nog de pezen tot een wankelend gaan. Steeds verschrikkelijker wordt het weer, bij ieder depot hoont hen nieuwe teleurstelling, steeds weder te weinig olie, te weinig warmte. Den 2ien Maart zijn zij nog maar twintig kilometer van een depot verwijderd, maar de wind waait met zulk een moorddadige kracht, dat zij hun tent niet ver laten kunnen. lederen avond hopen zij op den volgenden morgen, om het doel te. bereiken, ondertusschen slinkt de proviand en de laatste hoop met haar. Hun brandstof is op, en de thermometer wijst veertig graden onder nul aan. ledere hoop dooft uit: zij hebben nu nog maar de keus tusschen dood door honger of koude. Acht dagen vechten deze drie menschen in een kleine tent temidden van de witte oerwereld tegen het onafwendbare einde. Den 2gen Maart weten zij, dat geen wonder hen meer redden kan. Zoo besluiten zij, geen stap het noodlot tegemoet te gaan en den dood trotsch als al het andere ongeluk* te dragen. Zij kruipen in hun slaapzakken, en van hun laatste lijden is nimmer een zucht in de wereld gedrongen. l)e brieven »un den stervende IN deze ©ogenblikken, eenzaam tegenover den onzichtbaren en toch vlakbijen dood, terwijl buiten de orkaan als een razende tegen de dunne tentwanden rent, gedenkt kapitein Scott alle gemeenschap, waarmede hij verbonden is. Alleen in het ijskoudste zwijgen, dat nog nooit de stem van een mensch doorademd heeft, wordt hij zich de broeder schap tot zijn natie, tot de gansche menschheid heroïsch bewust. Een innerlijke Fata-morgana van den geest roept in deze witte woestijn de beelden op van allen, die door liefde, trouw en vriendschap ooit aan hem verbonden waren, en hij richt het woord tot hen. Met verstijvende vingers schrijft (Slot op pag. 33) en d>e Scott en had. Edwird A Wi'scn). CHAMPAGNE brlt PAG. 8 DE GROENE No. 3159 r ? PAG. 9 DE GROENE Na 3059

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl