De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 18 december pagina 6

18 december 1937 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

l ?:?'? EEN WEDSTRIJD IN LAGE TEMPERATUUR DE naald van het kompas wijst niet precies naar het Noorden. Wij weten alle, dat de z.g. magnetische Noordpool eigenlijk nog een flink eind verwijderd is van de werkelijke Pool. En dat niet alleen: de magnetische Noordpool kuiert nog een beetje rond ook. Zoodat de afwijking van de kompasnaald ten opzichte van het werke lijke Noorden gedurig varieert. Er is ook een ,,Koude-pool". De laagste wintertemperatuur heerscht niet aan de Noordpool, maar midden in Oost-Siberië. De nivelleerende werking van oceaan-stroomingen en zee-winden is er de oorzaak van dat het record voor winterkoude niet anders dan ver land-inwaarts op eert groot kontinent bereikt kan worden. Vandaar Siberië. MET dit al ligt het allerkoudste punt ter wereld nog heel ergens anders. Dit allerkoudste punt heeft dan ook niets met meteorologische of climatologische omstandigheden te maken. Het is zuiver en alleen door menschen geschapen. Het ligt in Leiden en het is te vinden in een der physische universiteitslaboratoria in het cryogeenlaboratofium, of zooals dit tegenwoordig ter eere van de onsterflijke nagedachtenis van een groot geleerde genoemd wordt: het Kamerlingh Onnes Labora torium. Den loden Juli 1908 was het prof. Kamerlingh. Onnes gelukt om het gas Helium vloeibaar te maken. Dit resultaat, op het gebied der physische weten-1 schap bereikt, was tevens een koude-record. Waren bij deze proef niet alle toenmaals bekende kouderecords door dezen eminenten Leidschen geleerde geslagen, dan zou hij er ook niet in geslaagd zijn, helium vloeibaar te maken. Dat zit zoo: vroeger dacht men, dat alle gassen, zooals dat o.a. bij koolzuur het geval is, vloeibaar gemaakt konden worden door ze eenvoudig samen te persen, al zou men soms ook tot een druk van honderden atmosferen dienen te gaan. Men was tot het inzicht gekomen, dat. alle stoffen in drie zg. agregaat-toestanden voorkwamen, nl. als gas, als vloeistof en als vaste stof. Men was daarbij tot de ontdekking gekomen, dat het punt waarop de een of andere vloeistof in een vaste stof verandert of in gasvorm overgaat (vriespunt of stollingspunt, en kookpunt) niet altijd vaste punten zijn op de temperatuur-schaal, maar daarentegen samenhangen met den atmosferischen druk. Wij kennen dit ver schijnsel bij water. Ijs smelt onder de snede van onze schaats. Water kookt boven op een berg reeds bij lagere temperatuur. In stoomketels laten wij den druk hoog oploopen om een dampspanning van verscheidene atmosferen te kunnen krijgen; maar het kookpunt van het water in deze ketels is dan ook hooger dan 100" C. BIJ het onder druk brengen van gassen, met het doel deze tot den toestand van een vloeistof te brengen, beoogde men feitelijk niets anders dan kunstmatig de omstandigheden te scheppen, waar onder een gas, dat ,,van nature" alleen gasvormig voorkomt, zich aan, ons oog in vloeibaren toestand zou voordoen. In de meeste gevallen lukte dat ook. Maar daarbij moet men met n zaak rekening houden: drukt men een gas in, dan ontwikkelt zich warmte. Ieder kent dit verschijnsel bij zijn fietspomp. Het arbeidsvermogen, benoodigd voor de samenpersing, moet toch ergens blijven ! Omgekeerd: laat men een samengeperst gas zich plotseling expanseeren, dan onttrekt het warmte aan zich zelf, precies zooals een vervluchtigende stof b.v. ether doet. Zoo ontstaat er ,,koude". Bij de techniek van het samenpersen van gassen kwam dus vanzelf het vraagstuk naar voren dat de zich ontwikkelende warmte door koelsystemen moest worden weggevoerd. Deze koeltechniek bleek vooral daarom van het allergrootste belang, omdat men al spoedig ont dekte dat de redeneering, dat hoe groot de druk ook zijn moest, er voor ieder gas een? een punt moest komen waarop het in een vloeistof veranderde, in haar algemeenheid volstrekt niet opging. , Men was tot het inzicht gekomen, dat er voor ieder gas een bepaalde temperatuur bestond, een z.g. critische temperatuur, boven welke temperatuur Uw Zenuwen worden gekalmeerd en gesterkt en Uw slaap wordt weer rustig door het gebruik van Mijnhardt's Zenuwtabletten Glazen Buisje 75 et. Bij Apoth. en Drogisten het nooit kon gelukken het gas tot een vloeistof samen te persen. En voor een zeer groot aantal stoffen, gasmengsels van samengestelden aard (zooals lucht), zoowel als gasvormige elemen ten" (waterstof en edelgassen zooals helium) lag hierin de verklaring, dat het nooit gelukt was ze vloeibaar te maken. Hun ,,critische temperatuur" lag n.l. zér laag, in een temperatuurgebied, dat nog niet onderzocht was en nog in geen enkel laboratorium bereikt. Het was duidelijk dat men voortaan den weg der ultra-lage temperaturen diende in te slaan. WAT is eigenlijk temperatuur? Is het een oneindige schaal, of houdt het begrip ,,temperatuur" ergens op? Loopt de thermometer althans in theorie door tot min-oneindig, of is er een absoluut nul-punt ? De physica geeft op deze vraag een antwoord. Er is een laagtegrens, een absoluut nul-punt, daar waar alle beweging der stof (de vibratie der moleculen) ophoudt. Om op ons stokpaardje, de gassen, terug te komen daarbij zien wij dat zij bij constanten druk n tweehonderddrie-en-zeventigste deel van hun volume toenemen bij iederen graad Celsius dat de temperatuur stijgt. Of zooveel afnemen bij iederen graad temperatuur-daling. Wanneer wij dus uitsluitend op de theorie letten en daarbij de (zeer geringe) individueele eigenzinnigheden van ieder gas buiten beschouwing laten, alsook de heb belijkheid van verreweg de meeste gassen om vloeibaar te worden en daarna zelfs te bevriezen, dan kunnen wij zeggen dat bij 273°C. een gas ophoudt nog eenig volume te hebben, kortweg ophoudt een gas te zijn en verder te bestaan. Dit nulpunt noemen wij het absolute nulpunt. Wij meten gemakshalve de temperatuur (in gewone centigraden) daar vanaf en spreken over graden Keivin". Naar William Thomson, de koude-physicus, die wegens zijn verdiensten geridderd is en den naam Lord Keivin ontving. Dus: het vriespunt van water ligt bij 273°K., het kookpunt bij 373°K. De temperatuur van o°K. bestaat nergens. Zelfs niet in de wereldruimte tusschen de sterren, waar door de straling altijd nog wel een temperatuur van eenige graden-Kelvin heerscht. En in het labo ratorium kan deze temperatuur ook nooit bereikt worden, al kan zij er wel worden benaderd. NADAT het inzicht in de koude-physica gerijpt was, slaagden de physici er in, langzamerhand ook de hardnekkigste gassen vloeibaar te maken. In 1885 gelukte hefWroblewski vloeibare zuurstof te maken. Sir James Dewar maakte in 1893 zelfs ,,vaste" lucht in en 1898 vloeibare waterstof. Om dit eenigen tijd te kunnen bewaren vond hij een laboratorium-ustensiel uit, een dubbelwandig glazen vat, dat tusschen de wanden luchtledig en verzil verd was, zoodat de ultra-koude stoffen vrijwel vol ledig waren geïsoleerd. In het laboratorium heet dit een Dewarglas, maar in de wandeling noemen wij het r?want wij kennen en gebruiken het im mers allemaal een thermosflesch. Een dergelijk glas was onontbeerlijk, want vloeibare waterstof kookt bij 20°K. (?253°C.) ! Dit was voor den jongen Kamerling Onnes*) in Leiden een aansporing om te trachten nog lager te komen. Helium bleef nog over. Het was nog niet ,,getemd". Hij zou nog aanzienlijk lagere tempe raturen moeten fabriceeren, want de kritische tem peratuur van helium ligt in de buurt van 5°K. Om tot dergelijke lage temperaturen te komen, maakt men gebruik van de cascade-methode. Boven een vloeibaar gas vermindert men plotseling den druk. Het verdampt gedeeltelijk en onttrekt (het moet daartoe volkomen geïsoleerd zijn) warmte aan zich zelf, m.a.w. het wordt nóg kouder. Daarmee koelt men weer een gas met nóg lager critische temperatuur, etc. etc. In theorie klinkt dat heel eenvoudig, de praktijk is uiterst moeilijk. Er zijn telkens nóg tallooze andere problemen van chemischen en physischen aard op te lossen. Het gas, dat als proefdier dient, moet ook volkomen zuiver zijn. Na zeer veel inspannenden arbeid slaagde Kamer lingh Onnes er dus in 1908 in, het helium vloeibaar te maken en de kritische temperatuur van dit gas, die op 4,2°K bleekste liggen, te overwinnen. Door drukvermindering was het alweer mogelijk nu zelfs nóg lager te komen en het temperatuur-gebied beneden 4,2' K te onderzoeken. Daarbij zijn later zeer belangrijke ontdekkingen gedaan, die de namen van Kamerlingh Onnes en het Leidsche MC. 10 PE GROCNE NfelIM jiin"" Prof. Keesom bij den helium-liquefactor in hef Leidsche Cryogeen-laboratorium, laboratorium onsterfelijk hebben gemaakt. Een deel dezer ontdekkingen betreffen het vraagstuk der electrische geleiding. Het zou te ver voeren, daarop nader in te gaan. Op n December 1913 heeft Kamerlingh Onnes den Nobelprijs gekregen. Hij heeft nog elf jaar het cryogeen-laboratoriurn geleid. Op zijn zeventigste jaar trad hij af. Twee jaar later stierf hij. GELUKKIG had Kamerlingh Onnes in de beide hoogleeraren Keesom en De Haas uitnemende opvolgers gevonden. En het Leidsche Cryogeenlaboratorium liet zich de eer niet ontnemen, het koudste plekje op aarde te herbergen. In andere laboratoria is men er nu ook in geslaagd een heliumliquefactor te monteeren en daarmee te werken. Het is niet meer noodig vloeibaar helium per vliegmachine naar Engeland te brengen, zooals vijf jaar geleden nog gebeurde. In het Kamerlingh Onneslaboratorium heeft de physische wetenschap het absolute nulpunt nóg een stap nader beslopen en wel op geheel andere wijze. Kamerlingh Onnes had niet alleen reeds aangegeven hoe, maar ook zelf de machine geschetst, waarmee dit zou gebeuren: een reusachtige magnePt. In 1932 heeft professor De Haas dit instrument .'-». dienst gesteld. Het principe, dat men daarbij volgt, ligt op het gebied der magnetische verschijnselen, waarbij een fenomeen optreedt, dat parallel loopt met de koude-verschijnselen die men waarneemt bij het verdampen van vluchtige stoffen en bij de bekende plotselinge drukvermindering van gassen. Sommige zouten, kristallijne verbindingen, be staan als het ware uit louter magneetjes. Deze onzichtbare magneetjes kan men met behulp van een electro-magneet richten", precies als het padvinderskompasje van uw jongsten zoon. In normalen staat wijzen deze magneetjes of kompasjes kris kras door-elkaar. En tot dezen normalen staat keeren zij, door de atoombeweging, vanzelf weer terug. Dit ,,terug-richten" kost energie, i.c. warmte. Wanneer men nu in het cryogeen-laboratorium een dergelijke kristallijne stof eerst niet alleen magnetisch ,,richt", maar ook koelt, en zoodanig geïsoleerd houdt, dat zij geen warmte aan de om geving kan onttrekken (b.v. door middel van vloei baar helium), dan zal men bij hét vanzelf optredend structuurherstel der stof een nóg1 lagere temperatuur zien optreden. Dit is het wereldrecord van het Cryogeenlaboratorium, waarmee men tenslotte een temperatuur van 0,0043°K bereikt heeft. * Dr. K. VAN DEN BURGH *) Wie hierover meer wit weten, koope het alleronderhoudendste populaire boekje, dat van de hand van DR, J. A. KOK in de Schijnwerperbibliotheek (Uitg. HET SPECTRUM) verschenen is. DE BETEEKENIS VAN DE POOLSTREKEN DE meteorologie is in den kring van de natuurwetenschappen een van de jongste, en het is dus geen wonder, dat haar belangstelling in de Poolstreken van jongeren datum is dan die van zeevaarders en ontdekkings reizigers. Pytheas van Massilia drong reeds in 325 v.C. tot Thule (vermoedelijk in Noorwegen) door en merkte op, dat de dag daar bijna 24 uur duurde. In 1596 ontdekten Barentsz en Heemskerk bij hun poging, de Noordoostpassage te vinden, die tot de overwintering op Nova Zembla voerde, Spitsbergen. Eerstin 1860 kwam men boven 80 en eerst Nansen en Peary kwamen in 1895 en 1906 boven 85 \ Maar dat is reeds lang na het eerste internationale pooljaar 1882?'83, zoodat, toen de belegering van de pool in ernst begon, de meteorologen hun belangstelling reeds op zeer energieke wijze hadden doen blijken. En thans kan men zeggen, dat de meteorologie aan de spits staat, sinds het gelukt is, een drijvend station in de onmiddellijke nabijheid van de pool te stichten. Niet alleen heeft men de pool bereikt, maar men blijft er een jaar en zendt ons vandaar geregeld berichten. VOOR DE WEERKUNDE Prof. Dr. E. van Everdingen Hoofddirecteur van het Koninklijk Neder land se h Meteorologisch Instituut M EN kan zeggen, dat de groote ontwikkeling van de meteorologie als wetenschap begint met de ontdekking van Buys Ballot, dat de wind beheerscht wordt door de verschillen in luchtdrukking en dat de wind op het Noordelijk halfrond niet rechtstreeks waait van den hoogen naar den lagen druk, maar met een afwijking naar rechts, die aan de draaiing der aarde moet worden toegeschreven. Het is door later onderzoek komen vast te staan, dat het lange leven van de depressies, de gebieden waar overal de barometer lager staat dan in de omgeving, uitsluitend aan die aardrotatie moet worden toege schreven. Want is in de onderste luchtlagen de wind althans gedeeltelijk naar de laagste drukking gericht, in de hoogere luchtlagen blijkt, wegens de geringe wrijving, de wind geheel langs de lijnen van gelijken druk de isobaren te waaien, zoodat er daar geen vereffening van de luchtdrukverschillen plaats vindt. En hieruit volgt weer, dat de opvulling der depressies door de toestroomende winden mis lukt, en dat de depressies met het vat der Danaïden vergeleken kunnen worden. Al wat beneden toe stroomt, veroorzaakt stijgende luchtstroomen, die weer evenveel afvoeren. Het omgekeerde gebeurt bij gebieden van hoogen luchtdruk of maxima al wat van onderen uitstroomt, wordt van boven weer aangevuld. Dat tenslotte die gebieden wel eens op lossen en verdwijnen, komt grootendeels door ver schijnselen van straling of door stroomen in veel hoogere luchtlagen, waarover wij niet verder kunnen uitweiden. Het gevolg van een en ander is, dat er een buiten gewoon ingewikkeld systeem van stroomingen in de atmosfeer ontstaat, en dat men, om de verande ringen te volgen en het verband der verschijnselen te overzien, een volledig overzicht moet hebben van de stroomingen over een zoo groot mogelijk deel van de aarde en tot in zoo hoog mogelijke luchtlagen. Terwijl het inzicht in de beteekenis der hoogere luchtlagen nog zeer jong is, niet meer dan op zijn hoogst veertig jaar, heeft men reeds eerder ingezien, dat het overzien en vooruitzien der veranderingen alleen mogelijk was bij een volledig overzicht in een zoo wijd mogelijken omtrek. Men is dus reeds lang geleden begonnen, de weerkaarten ook voor vroegere tijdperken aan te vullen met scheepswaarnemingen op den Atlantischen Oceaan, en die kaarten zijn jaren lang door de gezamenlijke zorgen van Deen sche en Duitsche Instituten gepubliceerd. Een groot gemis daarbij bleken de afwezige waar nemingen uit de poolstreken. Al vormen deze naar hun oppervlakte slechts een klein deel van de weer kaart, er spelen zich daar zóó geweldige processen af, de uitstraling van warmte kan er zulke lage temperaturen veroorzaken, dat de invloed der pool streken op het weer bizonder groot wordt. Dit geldt vooral voor den winter, wanneer de Poolzee vrijwel geheel met ijs en sneeuw is bedekt en óp die manier zich als landmassa gaat gedragen. Men ziet dit aan het kaartje van de luchtdrukverdeeling aan de pool, ontworpen op grond van de waarnemingen der Noordelijkste stations en enkele expedities, waar de lijnen van 765 mm een hooge-drukverbinding over de poolzee aanduiden. Er is aangetoond, dat een eenmaal gevormde kap van ijs en sneeuw in de poolstreken zich door zijn eigen invloed op de drukverdeeling sterk zal uit, breiden, zoodra een maximum van bepaalde middel lijn -overschreden is. Daardoor neemt dan weer de kracht van de koude Noord Oosten-winden toe, valt door hun wisselwerking met de vochtige Zuid Westen-winden meer sneeuw op het vasteland en kan zoo een strenge winter ontstaan. Het is dus van Kaartje der poo/streken waarop de voornaamste waarnem/ngsstot/ons vóór het 2e internationale pooljaar staan. De lijnen, die de punten met gelijke* luchtdruk met elkaar verbinden, zgn. isobaren, tosr.en een over de pool' zee loopende hoogedrukverbïnding van :r 765 m.m. aan. Het punt bij' A" is de vliegtuigbosis voor de Russische expeditie, die op een ijsschots dicht bij de Pool drijft. Dit inzicht heeft er toe gevoerd, dat men in 1882 '83 voor de eerste maal probeerde met vereende krachten het probleem aan te pakken, door een 12-tal expedities uit te zenden, die moesten trachten, vooraf bepaalde plaatsen binnen den poolcirkel te bezetten en daar ongeveer een jaar te blijven waarnemen. Onder den geestdriftigen invloed van Buys Ballot kwam ook een Nederlandsche expeditie tot stand, die onder leiding van dr. M. Snellen en met den lateren meteoroloog dr. H. Ekama, aan boord van de ,,Varna" naar de Poolzee trok om den mond van de Lena te bezetten. Dit doel werd niet bereikt, omdat het schip in de Karazee invroor en later door ijspersing werd vernield. Maar de expeditie vond onderdak bij het Deensche schip de Dymphna in de nabijheid en keerde tenslotte ongedeerd, met een schat van waarnemingen, terug. De verzameling van de uitkomsten van alle twaalf expedities gaf voor de eerste maal de gelegen heid, de weerkaarten tot de poolzee uit te breiden en de groote beteekenis van de snelle veranderingen in de poolzee op het weer in onze streken te leeren kennen. Ook op het gebied van aardmagnetisme en poollicht was veel wetenswaardigs verzameld, en jaren lang heeft al onze kennis van de afwijking der magneetnaald in het Noorden op de uitkomsten van dit pooljaar berust. VIJFTIG jaar later, 1932?'33, heeft men dit poolonderzoek op nog veel grooter schaal her haald. Ditmaal werd meer aandacht besteed aan het verband tusschen poollicht en aardmagnetisme, maar bovendien was het de bedoeling, het meteoro logisch onderzoek ook tot de hoogere luchtlagen in de nabijheid van de pool uit te breiden. Was de eerste maal vooral bedoeld als oriënteering in een vrijwel onbekend gebied, ditmaal kon men wijzen op een groot aantal onderzoekingen, die het belang van nauwkeurige waarnemingen van de meteorologische elementen in het poolgebied aantoonen. In de yerloopen vijftig jaar had men vooral vorderingen gemaakt in het vinden van onderlinge betrekkingen tusschen de afwijkingen der weersge steldheid in verwijderde gebieden of in vroegere tijdperken. Het is mogelijk gebleken, uit dergelijke afwijkingen, gedurende een reeks van jaren waar genomen, conclusies te trekken over de afwijkingen in andere gebieden en komende tijdperken, en op deze wijze met een waarschijnlijkheid, die niet zoo heel veel kleiner is dan die van de dagelijksche weersverwachtingen, iets te zeggen omtrent het karakter van een aanstaand seizoen. Op dergelijke methoden berusten de seizoensverwachtingen, die het Meteorologisch Instituut in Nederland onlangs begonnen is te publiceeren. Bij het vooronderzoek werd bijv. de wintertemperatuur in Nederland in groot belang, de uitgebreidheid van de ijsontwikke- verband gebracht met het weer in den herfst in ling in de poolstreken te bewaken. Nederland zelf, met den luchtdruk in herfst en PAG. II DE GROENE No,«3IS9 zomer op de Azoren, met den Nijlvloed in den afgeloopen zomer, den regen een jaar te voren te Paramaribo en den regen twee jaar te voren in Charleston in Amerika. Bij het nader onderzoek zullen waarschijnlijk eenige dezer factoren door andere worden vervangen. Bij -dergelijke onderzoekingen in het buitenland is de hoeveelheid ijs in de poolzee van invloed ge weest, ook de snelheid van de zeestroomen, die de t ijs meevoeren naar streken, waar het zal afsmelten en zoo de zeetemperatuur verlagen. Terwijl men zich overal in de wereld met dergelijke onderzoe kingen bezighoudt, zijn zij met bizonder veel kracht aangevat in de Sovjet-republiek, waar men hoopt de economische omstandigheden door het gebruik van dergelijke verwachtingen te kunnen verbeteren. Door haar ligging heeft de Sovjet-republiek een groot direct belang bij de poolstreken, en het ge noemde verwijderde belang was oorzaak, dat het plan voor het tweede internationale pooljaar daar met groot enthousiasme werd ontvangen en met alle hulpmiddelen gesteund, terwijl men trachtte het internationale plan nog uit te breiden met waar nemingen in de Oceanen. Het is vooral de overtui ging geweest, dat Rusland in ieder geval het plan zou doorzetten, die in 1932 het Internationaal Meteo rologisch Comitébewogen heeft, ondanks de econo mische crisis, het plan door te zetten. Men kan thans reeds zeggen, dat dit besluit door den uitslag gerecht vaardigd is. De deelneming aan het tweede Inter nationale pooljaar was veel algerneener dan de eerste maal, en het waarnemingsprogram was bovendien veel uitgebreider. Niet minder dan vierenveertig landen en vier groote internationale organisaties namen er aan deel; tweeëntwintig landen vestigden tijdelijke stations buiten hun grondgebied in de poolstreken. (Nederland richtte een magnetisch en meteorologisch station op Groenland en een vlieg tuigstation op IJsland in), Drieëndertig magnetische stations bevonden zich boven 55" Noorderbreedte en zes ten Noorden van 75 , waar er anders in het geheel geen zijn. Het meteorologische onderzoek van al deze stations met dat van de schepen op de Oceanen heeft het mogelijk gemaakt dagelijksche weerkaarten van het Noordelijk halfrond te ontwerpen, waarvan thans reeds drie maanden zijn gepubliceerd. Van de magnetische resultaten is een zeer uitgebreid archief op films in Kopenhagen verzameld, dat elke belangstellende nu kan raadplegen. HET groote belang, dat de Russen in dit onder zoek stelden blijkt uit de vele stations die 2ij in het Noorden vestigden, maar op de weer kaarten bleef toch nog een plek leeg, de cirkel binnen den kring van 82' breedte, want hierop lagen de noordelijkste plaatsen, waar men nog stations kon vestigen. Thans is ook deze leegte verminderd, doordat zooals hierachter vermeld is de Russen per vliegtuig een drijvend station op een ijsschots hebben gevestigd, dat reeds sinds einde Mei in werking is en geregeld per radio weerberichten zendt. De geregelde weerberichten zullen ongetwijfeld licht werpen op de beteekenis van het pool-hoogedrukgebied op onze wintertoestanden; immers de koudestroomen, van dit centrum uitgaande, zijn n van de oorzaken voor de groote wisseling in weerstoestanden, die ons winterklimaat kenmerkt, en, samen met den wisselenden invloed van het Golfstroomwater, bepalen zij de kracht en den levens duur van onze winterstormen. We hebben nu echter niet alleen allerlei vernomen over de weerstoestanden, de betrekkelijke zachtheid van den zomer, enz., maar de zeestroomingen zijn nu onthuld door de plaatsverandering van de ijsschots, die onlangs tot ongeveer 8: van de pool was weggedreven, wij hebben vernomen van het zoutgehalte en de temperatuur in het zeewater, waar, opplm. 500 m diepte, een zoutrijke laag met temperatuur boven O5 is aangetroffen ? het Golfstroomwater, dat hier krachtens zijn zwaarte onder het met smeltwater verdunde oppervlakte-water is gezakt. Men mat ook de zeediepte, die op vele plaatsen meer dan 2000 m is, en bemerkte, dat de planten- en dierenwereld rijker was dan men ge dacht had. Gevaarloos is deze onderneming zeker niet, maar men rekent op de hulp van de vliegtuigen, die een basis hebben op Rudolfs-eiland de A op het kaartje als er iets mocht gebeuren. Laten wij hopen, dat de thans ingetreden winter zulke hulp overbodig zal maken en de expeditie rustig in haar tent met gewatteerde kussens bekleed de zware winterstormen en sneeuwjachten zal kunnen trotseeren, en dat de rijke buit aan ervaringen niet alleen de wetenschap za! bevorderen, maar ook zal bijdragen tot het vinden van verkeerswegen in deze onherbergzame streken, wat aan handel en verkeer ten goede zal komen. l l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl