Historisch Archief 1877-1940
l ?:?'?
EEN WEDSTRIJD IN LAGE TEMPERATUUR
DE naald van het kompas wijst niet precies
naar het Noorden. Wij weten alle, dat de
z.g. magnetische Noordpool eigenlijk nog
een flink eind verwijderd is van de werkelijke Pool.
En dat niet alleen: de magnetische Noordpool
kuiert nog een beetje rond ook. Zoodat de afwijking
van de kompasnaald ten opzichte van het werke
lijke Noorden gedurig varieert.
Er is ook een ,,Koude-pool". De laagste
wintertemperatuur heerscht niet aan de Noordpool, maar
midden in Oost-Siberië. De nivelleerende werking
van oceaan-stroomingen en zee-winden is er de
oorzaak van dat het record voor winterkoude niet
anders dan ver land-inwaarts op eert groot kontinent
bereikt kan worden. Vandaar Siberië.
MET dit al ligt het allerkoudste punt ter wereld
nog heel ergens anders. Dit allerkoudste punt
heeft dan ook niets met meteorologische of
climatologische omstandigheden te maken. Het is zuiver
en alleen door menschen geschapen. Het ligt in
Leiden en het is te vinden in een der physische
universiteitslaboratoria in het
cryogeenlaboratofium, of zooals dit tegenwoordig ter eere van de
onsterflijke nagedachtenis van een groot geleerde
genoemd wordt: het Kamerlingh Onnes Labora
torium.
Den loden Juli 1908 was het prof. Kamerlingh.
Onnes gelukt om het gas Helium vloeibaar te maken.
Dit resultaat, op het gebied der physische weten-1
schap bereikt, was tevens een koude-record. Waren
bij deze proef niet alle toenmaals bekende
kouderecords door dezen eminenten Leidschen geleerde
geslagen, dan zou hij er ook niet in geslaagd zijn,
helium vloeibaar te maken.
Dat zit zoo: vroeger dacht men, dat alle gassen,
zooals dat o.a. bij koolzuur het geval is, vloeibaar
gemaakt konden worden door ze eenvoudig samen
te persen, al zou men soms ook tot een druk van
honderden atmosferen dienen te gaan. Men was tot
het inzicht gekomen, dat. alle stoffen in drie zg.
agregaat-toestanden voorkwamen, nl. als gas, als
vloeistof en als vaste stof. Men was daarbij tot de
ontdekking gekomen, dat het punt waarop de een
of andere vloeistof in een vaste stof verandert of in
gasvorm overgaat (vriespunt of stollingspunt, en
kookpunt) niet altijd vaste punten zijn op de
temperatuur-schaal, maar daarentegen samenhangen
met den atmosferischen druk. Wij kennen dit ver
schijnsel bij water. Ijs smelt onder de snede van
onze schaats. Water kookt boven op een berg
reeds bij lagere temperatuur. In stoomketels laten
wij den druk hoog oploopen om een dampspanning
van verscheidene atmosferen te kunnen krijgen;
maar het kookpunt van het water in deze ketels
is dan ook hooger dan 100" C.
BIJ het onder druk brengen van gassen, met
het doel deze tot den toestand van een vloeistof
te brengen, beoogde men feitelijk niets anders dan
kunstmatig de omstandigheden te scheppen, waar
onder een gas, dat ,,van nature" alleen gasvormig
voorkomt, zich aan, ons oog in vloeibaren toestand
zou voordoen. In de meeste gevallen lukte dat ook.
Maar daarbij moet men met n zaak rekening
houden: drukt men een gas in, dan ontwikkelt zich
warmte. Ieder kent dit verschijnsel bij zijn fietspomp.
Het arbeidsvermogen, benoodigd voor de
samenpersing, moet toch ergens blijven ! Omgekeerd: laat
men een samengeperst gas zich plotseling
expanseeren, dan onttrekt het warmte aan zich zelf,
precies zooals een vervluchtigende stof b.v.
ether doet. Zoo ontstaat er ,,koude".
Bij de techniek van het samenpersen van gassen
kwam dus vanzelf het vraagstuk naar voren dat
de zich ontwikkelende warmte door koelsystemen
moest worden weggevoerd.
Deze koeltechniek bleek vooral daarom van het
allergrootste belang, omdat men al spoedig ont
dekte dat de redeneering, dat hoe groot de druk
ook zijn moest, er voor ieder gas een? een punt
moest komen waarop het in een vloeistof veranderde,
in haar algemeenheid volstrekt niet opging. ,
Men was tot het inzicht gekomen, dat er voor
ieder gas een bepaalde temperatuur bestond, een
z.g. critische temperatuur, boven welke temperatuur
Uw Zenuwen
worden gekalmeerd
en gesterkt en Uw
slaap wordt weer rustig door het gebruik van
Mijnhardt's Zenuwtabletten
Glazen Buisje 75 et. Bij Apoth. en Drogisten
het nooit kon gelukken het gas tot een vloeistof
samen te persen. En voor een zeer groot aantal
stoffen, gasmengsels van samengestelden aard
(zooals lucht), zoowel als gasvormige elemen
ten" (waterstof en edelgassen zooals helium)
lag hierin de verklaring, dat het nooit gelukt
was ze vloeibaar te maken. Hun ,,critische
temperatuur" lag n.l. zér laag, in een
temperatuurgebied, dat nog niet onderzocht was
en nog in geen enkel laboratorium bereikt.
Het was duidelijk dat men voortaan den weg
der ultra-lage temperaturen diende in te
slaan.
WAT is eigenlijk temperatuur? Is het een
oneindige schaal, of houdt het begrip
,,temperatuur" ergens op? Loopt de thermometer
althans in theorie door tot min-oneindig, of
is er een absoluut nul-punt ?
De physica geeft op deze vraag een antwoord. Er
is een laagtegrens, een absoluut nul-punt, daar waar
alle beweging der stof (de vibratie der moleculen)
ophoudt. Om op ons stokpaardje, de gassen, terug
te komen daarbij zien wij dat zij bij constanten
druk n tweehonderddrie-en-zeventigste deel van
hun volume toenemen bij iederen graad Celsius
dat de temperatuur stijgt. Of zooveel afnemen bij
iederen graad temperatuur-daling. Wanneer wij
dus uitsluitend op de theorie letten en daarbij de
(zeer geringe) individueele eigenzinnigheden van
ieder gas buiten beschouwing laten, alsook de heb
belijkheid van verreweg de meeste gassen om
vloeibaar te worden en daarna zelfs te bevriezen,
dan kunnen wij zeggen dat bij 273°C. een gas
ophoudt nog eenig volume te hebben, kortweg
ophoudt een gas te zijn en verder te bestaan.
Dit nulpunt noemen wij het absolute nulpunt.
Wij meten gemakshalve de temperatuur (in gewone
centigraden) daar vanaf en spreken over graden
Keivin". Naar William Thomson, de
koude-physicus, die wegens zijn verdiensten geridderd is en den
naam Lord Keivin ontving. Dus: het vriespunt van
water ligt bij 273°K., het kookpunt bij 373°K.
De temperatuur van o°K. bestaat nergens. Zelfs
niet in de wereldruimte tusschen de sterren, waar
door de straling altijd nog wel een temperatuur
van eenige graden-Kelvin heerscht. En in het labo
ratorium kan deze temperatuur ook nooit bereikt
worden, al kan zij er wel worden benaderd.
NADAT het inzicht in de koude-physica gerijpt
was, slaagden de physici er in, langzamerhand
ook de hardnekkigste gassen vloeibaar te maken.
In 1885 gelukte hefWroblewski vloeibare zuurstof
te maken. Sir James Dewar maakte in 1893 zelfs
,,vaste" lucht in en 1898 vloeibare waterstof. Om
dit eenigen tijd te kunnen bewaren vond hij een
laboratorium-ustensiel uit, een dubbelwandig glazen
vat, dat tusschen de wanden luchtledig en verzil
verd was, zoodat de ultra-koude stoffen vrijwel vol
ledig waren geïsoleerd. In het laboratorium heet
dit een Dewarglas, maar in de wandeling noemen
wij het r?want wij kennen en gebruiken het im
mers allemaal een thermosflesch. Een dergelijk
glas was onontbeerlijk, want vloeibare waterstof
kookt bij 20°K. (?253°C.) !
Dit was voor den jongen Kamerling Onnes*) in
Leiden een aansporing om te trachten nog lager te
komen. Helium bleef nog over. Het was nog niet
,,getemd". Hij zou nog aanzienlijk lagere tempe
raturen moeten fabriceeren, want de kritische tem
peratuur van helium ligt in de buurt van 5°K.
Om tot dergelijke lage temperaturen te komen,
maakt men gebruik van de cascade-methode. Boven
een vloeibaar gas vermindert men plotseling den
druk. Het verdampt gedeeltelijk en onttrekt (het
moet daartoe volkomen geïsoleerd zijn) warmte aan
zich zelf, m.a.w. het wordt nóg kouder. Daarmee
koelt men weer een gas met nóg lager critische
temperatuur, etc. etc. In theorie klinkt dat heel
eenvoudig, de praktijk is uiterst moeilijk. Er zijn
telkens nóg tallooze andere problemen van
chemischen en physischen aard op te lossen. Het gas, dat
als proefdier dient, moet ook volkomen zuiver
zijn.
Na zeer veel inspannenden arbeid slaagde Kamer
lingh Onnes er dus in 1908 in, het helium vloeibaar
te maken en de kritische temperatuur van dit gas,
die op 4,2°K bleekste liggen, te overwinnen. Door
drukvermindering was het alweer mogelijk nu zelfs
nóg lager te komen en het temperatuur-gebied
beneden 4,2' K te onderzoeken. Daarbij zijn later
zeer belangrijke ontdekkingen gedaan, die de
namen van Kamerlingh Onnes en het Leidsche
MC. 10 PE GROCNE NfelIM
jiin""
Prof. Keesom bij den helium-liquefactor in hef
Leidsche Cryogeen-laboratorium,
laboratorium onsterfelijk hebben gemaakt. Een
deel dezer ontdekkingen betreffen het vraagstuk der
electrische geleiding. Het zou te ver voeren, daarop
nader in te gaan.
Op n December 1913 heeft Kamerlingh Onnes
den Nobelprijs gekregen. Hij heeft nog elf jaar het
cryogeen-laboratoriurn geleid. Op zijn zeventigste
jaar trad hij af. Twee jaar later stierf hij.
GELUKKIG had Kamerlingh Onnes in de beide
hoogleeraren Keesom en De Haas uitnemende
opvolgers gevonden. En het Leidsche
Cryogeenlaboratorium liet zich de eer niet ontnemen, het
koudste plekje op aarde te herbergen. In andere
laboratoria is men er nu ook in geslaagd een
heliumliquefactor te monteeren en daarmee te werken.
Het is niet meer noodig vloeibaar helium per
vliegmachine naar Engeland te brengen, zooals vijf jaar
geleden nog gebeurde.
In het Kamerlingh Onneslaboratorium heeft de
physische wetenschap het absolute nulpunt nóg een
stap nader beslopen en wel op geheel andere
wijze. Kamerlingh Onnes had niet alleen reeds
aangegeven hoe, maar ook zelf de machine geschetst,
waarmee dit zou gebeuren: een reusachtige magnePt.
In 1932 heeft professor De Haas dit instrument .'-».
dienst gesteld. Het principe, dat men daarbij volgt,
ligt op het gebied der magnetische verschijnselen,
waarbij een fenomeen optreedt, dat parallel loopt
met de koude-verschijnselen die men waarneemt
bij het verdampen van vluchtige stoffen en bij de
bekende plotselinge drukvermindering van gassen.
Sommige zouten, kristallijne verbindingen, be
staan als het ware uit louter magneetjes. Deze
onzichtbare magneetjes kan men met behulp van
een electro-magneet richten", precies als het
padvinderskompasje van uw jongsten zoon. In normalen
staat wijzen deze magneetjes of kompasjes kris kras
door-elkaar. En tot dezen normalen staat keeren zij,
door de atoombeweging, vanzelf weer terug. Dit
,,terug-richten" kost energie, i.c. warmte.
Wanneer men nu in het cryogeen-laboratorium
een dergelijke kristallijne stof eerst niet alleen
magnetisch ,,richt", maar ook koelt, en zoodanig
geïsoleerd houdt, dat zij geen warmte aan de om
geving kan onttrekken (b.v. door middel van vloei
baar helium), dan zal men bij hét vanzelf optredend
structuurherstel der stof een nóg1 lagere temperatuur
zien optreden.
Dit is het wereldrecord van het
Cryogeenlaboratorium, waarmee men tenslotte een temperatuur
van 0,0043°K bereikt heeft.
* Dr. K. VAN DEN BURGH
*) Wie hierover meer wit weten, koope het
alleronderhoudendste populaire boekje, dat van de hand
van DR, J. A. KOK in de Schijnwerperbibliotheek
(Uitg. HET SPECTRUM) verschenen is.
DE BETEEKENIS VAN DE POOLSTREKEN
DE meteorologie is in den kring
van de natuurwetenschappen
een van de jongste, en het
is dus geen wonder, dat haar
belangstelling in de Poolstreken van jongeren
datum is dan die van zeevaarders en ontdekkings
reizigers. Pytheas van Massilia drong reeds in 325
v.C. tot Thule (vermoedelijk in Noorwegen) door en
merkte op, dat de dag daar bijna 24 uur duurde. In
1596 ontdekten Barentsz en Heemskerk bij hun
poging, de Noordoostpassage te vinden, die tot de
overwintering op Nova Zembla voerde, Spitsbergen.
Eerstin 1860 kwam men boven 80 en eerst Nansen
en Peary kwamen in 1895 en 1906 boven 85 \ Maar
dat is reeds lang na het eerste internationale pooljaar
1882?'83, zoodat, toen de belegering van de pool
in ernst begon, de meteorologen hun belangstelling
reeds op zeer energieke wijze hadden doen blijken.
En thans kan men zeggen, dat de meteorologie aan
de spits staat, sinds het gelukt is, een drijvend station
in de onmiddellijke nabijheid van de pool te stichten.
Niet alleen heeft men de pool bereikt, maar men blijft
er een jaar en zendt ons vandaar geregeld berichten.
VOOR DE WEERKUNDE
Prof. Dr. E. van Everdingen
Hoofddirecteur van het Koninklijk Neder
land se h Meteorologisch Instituut
M
EN kan zeggen, dat de groote ontwikkeling
van de meteorologie als wetenschap begint met
de ontdekking van Buys Ballot, dat de wind
beheerscht wordt door de verschillen in
luchtdrukking en dat de wind op het Noordelijk halfrond niet
rechtstreeks waait van den hoogen naar den lagen
druk, maar met een afwijking naar rechts, die aan
de draaiing der aarde moet worden toegeschreven.
Het is door later onderzoek komen vast te staan, dat
het lange leven van de depressies, de gebieden waar
overal de barometer lager staat dan in de omgeving,
uitsluitend aan die aardrotatie moet worden toege
schreven. Want is in de onderste luchtlagen de
wind althans gedeeltelijk naar de laagste drukking
gericht, in de hoogere luchtlagen blijkt, wegens de
geringe wrijving, de wind geheel langs de lijnen van
gelijken druk de isobaren te waaien, zoodat
er daar geen vereffening van de luchtdrukverschillen
plaats vindt. En hieruit volgt weer, dat de opvulling
der depressies door de toestroomende winden mis
lukt, en dat de depressies met het vat der Danaïden
vergeleken kunnen worden. Al wat beneden toe
stroomt, veroorzaakt stijgende luchtstroomen, die
weer evenveel afvoeren. Het omgekeerde gebeurt
bij gebieden van hoogen luchtdruk of maxima al
wat van onderen uitstroomt, wordt van boven weer
aangevuld. Dat tenslotte die gebieden wel eens op
lossen en verdwijnen, komt grootendeels door ver
schijnselen van straling of door stroomen in veel
hoogere luchtlagen, waarover wij niet verder
kunnen uitweiden.
Het gevolg van een en ander is, dat er een buiten
gewoon ingewikkeld systeem van stroomingen in
de atmosfeer ontstaat, en dat men, om de verande
ringen te volgen en het verband der verschijnselen
te overzien, een volledig overzicht moet hebben van
de stroomingen over een zoo groot mogelijk deel
van de aarde en tot in zoo hoog mogelijke luchtlagen.
Terwijl het inzicht in de beteekenis der hoogere
luchtlagen nog zeer jong is, niet meer dan op zijn
hoogst veertig jaar, heeft men reeds eerder ingezien,
dat het overzien en vooruitzien der veranderingen
alleen mogelijk was bij een volledig overzicht in een
zoo wijd mogelijken omtrek. Men is dus reeds lang
geleden begonnen, de weerkaarten ook voor vroegere
tijdperken aan te vullen met scheepswaarnemingen
op den Atlantischen Oceaan, en die kaarten zijn
jaren lang door de gezamenlijke zorgen van Deen
sche en Duitsche Instituten gepubliceerd.
Een groot gemis daarbij bleken de afwezige waar
nemingen uit de poolstreken. Al vormen deze naar
hun oppervlakte slechts een klein deel van de weer
kaart, er spelen zich daar zóó geweldige processen
af, de uitstraling van warmte kan er zulke lage
temperaturen veroorzaken, dat de invloed der pool
streken op het weer bizonder groot wordt. Dit geldt
vooral voor den winter, wanneer de Poolzee vrijwel
geheel met ijs en sneeuw is bedekt en óp die manier
zich als landmassa gaat gedragen. Men ziet dit aan
het kaartje van de luchtdrukverdeeling aan de pool,
ontworpen op grond van de waarnemingen der
Noordelijkste stations en enkele expedities, waar de
lijnen van 765 mm een hooge-drukverbinding over
de poolzee aanduiden.
Er is aangetoond, dat een eenmaal gevormde kap
van ijs en sneeuw in de poolstreken zich door zijn
eigen invloed op de drukverdeeling sterk zal
uit, breiden, zoodra een maximum van bepaalde middel
lijn -overschreden is. Daardoor neemt dan weer de
kracht van de koude Noord Oosten-winden toe, valt
door hun wisselwerking met de vochtige Zuid
Westen-winden meer sneeuw op het vasteland en
kan zoo een strenge winter ontstaan. Het is dus van
Kaartje der poo/streken waarop de voornaamste
waarnem/ngsstot/ons vóór het 2e internationale pooljaar staan.
De lijnen, die de punten met gelijke* luchtdruk met
elkaar verbinden, zgn. isobaren, tosr.en een over de pool'
zee loopende hoogedrukverbïnding van :r 765 m.m. aan.
Het punt bij' A" is de vliegtuigbosis voor de Russische
expeditie, die op een ijsschots dicht bij de Pool drijft.
Dit inzicht heeft er toe gevoerd, dat men in 1882
'83 voor de eerste maal probeerde met vereende
krachten het probleem aan te pakken, door een
12-tal expedities uit te zenden, die moesten trachten,
vooraf bepaalde plaatsen binnen den poolcirkel
te bezetten en daar ongeveer een jaar te blijven
waarnemen. Onder den geestdriftigen invloed van
Buys Ballot kwam ook een Nederlandsche expeditie
tot stand, die onder leiding van dr. M. Snellen en
met den lateren meteoroloog dr. H. Ekama, aan
boord van de ,,Varna" naar de Poolzee trok om den
mond van de Lena te bezetten. Dit doel werd niet
bereikt, omdat het schip in de Karazee invroor en
later door ijspersing werd vernield. Maar de expeditie
vond onderdak bij het Deensche schip de Dymphna
in de nabijheid en keerde tenslotte ongedeerd, met
een schat van waarnemingen, terug.
De verzameling van de uitkomsten van alle
twaalf expedities gaf voor de eerste maal de gelegen
heid, de weerkaarten tot de poolzee uit te breiden en
de groote beteekenis van de snelle veranderingen
in de poolzee op het weer in onze streken te leeren
kennen. Ook op het gebied van aardmagnetisme en
poollicht was veel wetenswaardigs verzameld, en
jaren lang heeft al onze kennis van de afwijking der
magneetnaald in het Noorden op de uitkomsten van
dit pooljaar berust.
VIJFTIG jaar later, 1932?'33, heeft men dit
poolonderzoek op nog veel grooter schaal her
haald. Ditmaal werd meer aandacht besteed aan het
verband tusschen poollicht en aardmagnetisme,
maar bovendien was het de bedoeling, het meteoro
logisch onderzoek ook tot de hoogere luchtlagen in
de nabijheid van de pool uit te breiden.
Was de eerste maal vooral bedoeld als oriënteering
in een vrijwel onbekend gebied, ditmaal kon men
wijzen op een groot aantal onderzoekingen, die het
belang van nauwkeurige waarnemingen van de
meteorologische elementen in het poolgebied
aantoonen. In de yerloopen vijftig jaar had men vooral
vorderingen gemaakt in het vinden van onderlinge
betrekkingen tusschen de afwijkingen der weersge
steldheid in verwijderde gebieden of in vroegere
tijdperken. Het is mogelijk gebleken, uit dergelijke
afwijkingen, gedurende een reeks van jaren waar
genomen, conclusies te trekken over de afwijkingen
in andere gebieden en komende tijdperken, en op
deze wijze met een waarschijnlijkheid, die niet
zoo heel veel kleiner is dan die van de dagelijksche
weersverwachtingen, iets te zeggen omtrent het
karakter van een aanstaand seizoen. Op dergelijke
methoden berusten de seizoensverwachtingen, die
het Meteorologisch Instituut in Nederland onlangs
begonnen is te publiceeren. Bij het vooronderzoek
werd bijv. de wintertemperatuur in Nederland in
groot belang, de uitgebreidheid van de ijsontwikke- verband gebracht met het weer in den herfst in
ling in de poolstreken te bewaken.
Nederland zelf, met den luchtdruk in herfst en
PAG. II DE GROENE No,«3IS9
zomer op de Azoren, met den
Nijlvloed in den afgeloopen zomer, den
regen een jaar te voren te Paramaribo
en den regen twee jaar te voren in
Charleston in Amerika. Bij het nader onderzoek
zullen waarschijnlijk eenige dezer factoren door
andere worden vervangen.
Bij -dergelijke onderzoekingen in het buitenland
is de hoeveelheid ijs in de poolzee van invloed ge
weest, ook de snelheid van de zeestroomen, die de t
ijs meevoeren naar streken, waar het zal afsmelten
en zoo de zeetemperatuur verlagen. Terwijl men
zich overal in de wereld met dergelijke onderzoe
kingen bezighoudt, zijn zij met bizonder veel kracht
aangevat in de Sovjet-republiek, waar men hoopt
de economische omstandigheden door het gebruik
van dergelijke verwachtingen te kunnen verbeteren.
Door haar ligging heeft de Sovjet-republiek een
groot direct belang bij de poolstreken, en het ge
noemde verwijderde belang was oorzaak, dat het
plan voor het tweede internationale pooljaar daar
met groot enthousiasme werd ontvangen en met alle
hulpmiddelen gesteund, terwijl men trachtte het
internationale plan nog uit te breiden met waar
nemingen in de Oceanen. Het is vooral de overtui
ging geweest, dat Rusland in ieder geval het plan
zou doorzetten, die in 1932 het Internationaal Meteo
rologisch Comitébewogen heeft, ondanks de econo
mische crisis, het plan door te zetten. Men kan thans
reeds zeggen, dat dit besluit door den uitslag gerecht
vaardigd is. De deelneming aan het tweede Inter
nationale pooljaar was veel algerneener dan de eerste
maal, en het waarnemingsprogram was bovendien
veel uitgebreider. Niet minder dan vierenveertig
landen en vier groote internationale organisaties
namen er aan deel; tweeëntwintig landen vestigden
tijdelijke stations buiten hun grondgebied in de
poolstreken. (Nederland richtte een magnetisch en
meteorologisch station op Groenland en een vlieg
tuigstation op IJsland in),
Drieëndertig magnetische stations bevonden zich
boven 55" Noorderbreedte en zes ten Noorden van
75 , waar er anders in het geheel geen zijn. Het
meteorologische onderzoek van al deze stations
met dat van de schepen op de Oceanen heeft het
mogelijk gemaakt dagelijksche weerkaarten van
het Noordelijk halfrond te ontwerpen, waarvan
thans reeds drie maanden zijn gepubliceerd. Van
de magnetische resultaten is een zeer uitgebreid
archief op films in Kopenhagen verzameld, dat elke
belangstellende nu kan raadplegen.
HET groote belang, dat de Russen in dit onder
zoek stelden blijkt uit de vele stations die 2ij
in het Noorden vestigden, maar op de weer
kaarten bleef toch nog een plek leeg, de cirkel
binnen den kring van 82' breedte, want hierop lagen
de noordelijkste plaatsen, waar men nog stations
kon vestigen. Thans is ook deze leegte verminderd,
doordat zooals hierachter vermeld is de Russen per
vliegtuig een drijvend station op een ijsschots hebben
gevestigd, dat reeds sinds einde Mei in werking is
en geregeld per radio weerberichten zendt. De
geregelde weerberichten zullen ongetwijfeld licht
werpen op de beteekenis van het
pool-hoogedrukgebied op onze wintertoestanden; immers de
koudestroomen, van dit centrum uitgaande, zijn
n van de oorzaken voor de groote wisseling in
weerstoestanden, die ons winterklimaat kenmerkt,
en, samen met den wisselenden invloed van het
Golfstroomwater, bepalen zij de kracht en den levens
duur van onze winterstormen.
We hebben nu echter niet alleen allerlei vernomen
over de weerstoestanden, de betrekkelijke zachtheid
van den zomer, enz., maar de zeestroomingen zijn
nu onthuld door de plaatsverandering van de
ijsschots, die onlangs tot ongeveer 8: van de pool
was weggedreven, wij hebben vernomen van het
zoutgehalte en de temperatuur in het zeewater,
waar, opplm. 500 m diepte, een zoutrijke laag met
temperatuur boven O5 is aangetroffen ? het
Golfstroomwater, dat hier krachtens zijn zwaarte onder
het met smeltwater verdunde oppervlakte-water is
gezakt. Men mat ook de zeediepte, die op vele
plaatsen meer dan 2000 m is, en bemerkte, dat de
planten- en dierenwereld rijker was dan men ge
dacht had.
Gevaarloos is deze onderneming zeker niet, maar
men rekent op de hulp van de vliegtuigen, die een
basis hebben op Rudolfs-eiland de A op het kaartje
als er iets mocht gebeuren. Laten wij hopen, dat
de thans ingetreden winter zulke hulp overbodig zal
maken en de expeditie rustig in haar tent met
gewatteerde kussens bekleed de zware winterstormen
en sneeuwjachten zal kunnen trotseeren, en dat de
rijke buit aan ervaringen niet alleen de wetenschap
za! bevorderen, maar ook zal bijdragen tot het vinden
van verkeerswegen in deze onherbergzame streken,
wat aan handel en verkeer ten goede zal komen.
l
l