Historisch Archief 1877-1940
Ademende
weefsels
WAT is ademhaling van het
organisme ?
ledere mensch haalt een
vijftiental keeren per minuut adem, en
weet dat hij, als hij dat niet meer kan
.doordat bv. zijn ademhalingsspieren
verlamd zijn, of de passage door zijn
luchtpijp belemmerd is hij zal ster
ven. Ieder weet ook, dat de toevoer
vanversche lucht naar de longen niet
alleen voor den mensch, maar voor alle
dieren een primaire levensvoorwaarde
is. Misschien herinneren velen zich nog
dat de zuurstof, het gas dat een vijfde
deel van de ons omringende lucht uit
maakt, bij dit proces de belangrijkste
rol speelt: de zuurstof dringt door de
fijne membraantjes heen, die de
holtetjes in de long scheiden van de
haarvaten, waar het bloed in stroomt. Zoo is
dus het bloed, dat ,,ganz besond're
Saft" zooals reeds Goethe zei met
zuurstof beladen en verspreidt het zich
in het organisme, zijn taak tege
moet.
Want, waarvoor dient de zuurstof?
Het is ruim 150 jaar geleden, dat
Antoine-Laurent Lavoisier, beroemd
Fransch chemicus en een der stichters
van de chemie-als-wetenschap hij
eindigde zijn leven in 1794 onder de
guillotine niet alleen de zuurstof
ontdekte, maar ook aantoonde, dat
deze zuurstof noodig is voor de verbran
ding van andere stoffen, een verbran
ding waarbij energie vrijkomt, die men
als warmte waar kan nemen.
Welnu het organisme heeft
energie noodig: om een temperatuur te
handhaven, die boven die van de om
geving ligt, om het hart te laten klop
pen, om de spieren te laten
sarraentrekken, kortom om te leven.
Wat was dus eenvoudiger om aan te
nemen, dan dat de
microscopischkleine cellen, die de weefsels en dus het
organisme opbouwen, bepaalde pro
ducten, als suikers en vetten, welke
met de voeding toegevoerd en in den
darm opgenomen worden, verbranden
een verbranding, waarbij ener
gie voor de levensprocessen gevormd
wordt ?
Men kon immers in het laboratorium
dezelfde suikers en vetten verbranden !
Het bleek echter, dat deze verbranding,
in een steenen schaaltje, pas plaats
greep, als men het te verbranden pro
duct sterk verhitte, tot 200°en hooger.
Verhitte men het maar tot 37°, de
lichaamstemperatuur, dan gebeurde
er niets. En dit bleek nu het groote
raadsel te zijn, dat Lavoisier en zijn
tijdgenooten niet konden oplossen: hoe
komt het, dat deze stoffen in het
organisme wél bij 37°verbranden?
Prof. v. Szent-Györgyi, de Hongoorsche Nobelprijswinnaar f/937), en een van zijn assistenten in het laboratorium
TEGELIJK met de chemie van het
levende, de fciochemie, ontwik
kelden zich de andere onderdeden dier
natuurwetenschap. Zoo was het den
scheikundigen opgevallen, dat de gas
sen zuurstof en waterstof, die beide in
de atmosfeer voorkomen en zich tot
water (H2O) kunnen verbinden, een
geringe neiging hebben, om zich met
elkaar te verbinden: indien er al water
ontstond, dan ging dit zóó langzaam en
werden er dus zulke geringe hoeveel
heden gevormd, dat deze vrijwel niet
aan te toonen waren.
Voerde men echter een mengsel van
zuurstof en waterstof over gloeiend
platina, dan werd de reactiesnelheid
zeer veel grooter en ontstonden meet
bare hoeveelheden van het reactie
product. De functie van het gloeiend
platina was dus blijkbaar, de reactie
snelheid sterk te vergrooten. Men
noemde nu dergelijke stoffen, die in
geringe concentratie aanwezig behoef
den te zijn, om een bepaalde reactie
versneld te doen verloopen, kata
lysatoren. Gewapend met deze ken
nis kon de mensch de Natuur weer
n harer raadselen ontfutselen!
Immers, nu beseften ook de bio
chemici de beteekenis van deze myste
rieuze katalysatoren voor het orga
nisme: suikers en vetten verbranden
in het laboratorium óók bij 37°maar
de reactiesnelheid is vél en vél te
klein. Het organisme beschikt echter
over katalysatoren, fermenten ge
naamd, die de chemische processen
zoodanig versnellen, dat ze bij
lichaamstemperatuur met groote snel
heid verloopen.
DE schoonste lauweren heeft de
biochemie nu geoogst bij het
isoleeren en analyseeren van deze
geheimzinnige verbindingen, die de
verbranding bij 37°mogelijk maken.
Zij is hierbij van de hypothese uit
gegaan, ja, moeten uitgaan, dat alle
levende cellen, volgens dezelfde prin
cipes energie vormen. Om met zoog
diercellen, en dan nog wel zenuwcellen,
de teerste en kostbaarste van het
organisme, te experimenteeren, is bui
tengewoon moeilijk cellen van
lagere dieren kunnen beter tegen een
stootje ! Zoo komt het ook, dat Prof.
O. Warburg zijn eerste onderzoe
kingen aan het Kaiser Wilhelm In
stituut te Berlijn verrichtte met behulp
van roode bloedlichaampjes van vogels!
? En men heeft nog een voorwaarde
aangenomen: als nl. een extract van
levende cellen, bv. gistcellen, een
bepaalde reactie in de reageerbuis kan
bewerkstelligen, dan zal in dit extract
een stof, een ferment, voorkomen, dat
in het organisme dezelfde functie kan
uitoefenen, verondersteld, dat de
reageerende stoffen er in aanwezig zijn.
Gevaarlijke hypothesen in handen
van den onbedrevene ! Maar voor den
ervaren en critischen onderzoeker zijn
zij goud waard: het is veelal gemakke
lijker met een extract te werken,
en, men kan dit extract zuiveren,
splitsen in werkzame en niet-werkzame
fracties en zoodoende de fermenten
concentreeren en tenslotte isoleeren.
Niet voor niets heeft de Duitsche
wetenschap zooveel op dit gebied
gepresteerd: door een nauwe samen
werking tusschen bierbrouwerijen en
universiteits- of fabriekslaboratoria was
het mogelijk, den onderzoekers tonnen
gistextract ter beschikking te stellen
terwijl men zich elders reeds over
kilogrammen verheugde !
Weinig Duitsche bierdrinkers zullen
vermoed hebben dat hun voortdurend
stoffige kelen bijgedragen hebben tot
den groei en bloei van de weten
schap.
MAAR, laten wij van de methode
terugkeeren naar de resultaten.
Na jarenlang werken was Prof. War
burg tot de conclusie gekomen, dat in
de levende cellen een ferment voor
moest komen, dat de reactiesnelheid
tusschen de te verbranden stoffen, de
substraten, en de zuurstof, versnelde,
doordat het de laatste op een bepaalde
wijze activeerde.
Anderen, onder aanvoering van
prof. Wieland en prof. Thunberg,
betoogden met evenveel hartstocht,
dat niet de zuurstof, maar de substraten
geactiveerd werden. Wieland had n.l.
aangetoond, dat verbranding niet alleen
te beschouwen valt als opname van
zuurstof, maar ook als afgifte van
waterstof: de zuurstof diende slechts,
om zich met de waterstofatomen van
het, door waterstof-onttrekkende fer
menten geactiveerde substraat te ver
eenigen tot water. Aangezien er ook
andere chemische verbindingen be
staan, die waterstof kunnen binden,
kende de theorie van Wieland aan de
zuurstof dus een veel minder groote
beteekenis toe, dan die van Warburg,
Jarenlang is er fel over dit punt
gestreden geen der beide scholen
had voor de argumenten, en soms ook
voor de verdedigers van de andere
geen goed woord over. Ironie van het
noodlot, in casu de Zweedsche
Akademie van Wetenschappen, wilde, dat
Wieland en Warburg beiden de Nobel
prijs ontvingen om elkaar te be
strijden !
M
AAR, zooals het meer gaat in de
wetenschap tenslotte is ge
bleken, dat de waarheid in het midden
ligt, m. a. w. dat in beide theorieën
een kern van waarheid zit. De synthese,
die niet in het minst door toedoen van
prof. A. von Szent-Györgyi te Szegedin
(Hongarije) en prof. A. J. Kluyver te
Delft, bereikt is, kent zoowel aan
waterstof-onttrekkende, als aan
zuurstof-activeerende fermenten een taak
toe die zij tezamen in de cel, en elkan
der aanvullend, uitoefenen.
Een vergelijking kan wellicht die
nen, hun gedachtengang te verdui
delijken: Stel u een brand voor in
een middeleeuwsche stad: de brand is
in ons betoog de zuurstof. De burgers
worden gealarmeerd en snellen nader
bij ; zij vormen een lange keten van
de gracht (het substraat) naar het
brandende huis.
En nu wordt water geput en worden
de volle emmers doorgereikt en in het
vuur geworpen !
Het water wat uit de gracht geput
wordt, is het symbool voor de water
stof, die door het waterstof-onttrekkend
ferment aan het substraat onttrokken
wordt.
De emmers water gaan door vele
rappe handen: zoo worden in het
organisme de waterstofatomen door
zg. waterstoftransporteurs als het gele
ademhalingsferment, cytochroom,
cozymase, barnsteenzuur, etc. de
beteekenis van deze stoffen is men
voornamelijk na 1930 gaan inzien
overgedragen, tot de waterstof tenslotte
belandt bij de geactiveerde zuurstof
en dan is haar laatste uur geslagen.
Zoo komen, bij onzen brand, de volle
emmers tenslotte bij den man-op-de
ladder en wordt het water op de vlam
men geworpen.
Welnu wie heeft bij het blusschen
de belangrijkste taak?
De stoere knaap, die het water uit
de gracht put? De dappere burger, die
op de ladder staat? Of de anderen, die
voor het transport zorgen? Het ant
woord kan niet moeilijk zijn: Allen
zijn zij van waarde en geen kan
gemist worden !
Zoo komt ook in het organisme de
verbranding slechts tot stand door
harmonische samenwerking tusschen
alle drie de factoren: de
waterstofonttrekkende en zuurstofactiveerende
fermenten en de waterstoftranspor
teurs !
Dr. J. OUDENBOSCH
Bij Examens en Openbaar Optreden, Gejaagdheid, Onrust en Zenuwachtigheid,
gebruike men de Zenuwstillende Mijnhardt's Zenuwtabletten. Buisje 40 en 75 et.
PAG. 15 DE GROENE.No. 3188