De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 9 juli pagina 15

9 juli 1938 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

Ademende weefsels WAT is ademhaling van het organisme ? ledere mensch haalt een vijftiental keeren per minuut adem, en weet dat hij, als hij dat niet meer kan .doordat bv. zijn ademhalingsspieren verlamd zijn, of de passage door zijn luchtpijp belemmerd is hij zal ster ven. Ieder weet ook, dat de toevoer vanversche lucht naar de longen niet alleen voor den mensch, maar voor alle dieren een primaire levensvoorwaarde is. Misschien herinneren velen zich nog dat de zuurstof, het gas dat een vijfde deel van de ons omringende lucht uit maakt, bij dit proces de belangrijkste rol speelt: de zuurstof dringt door de fijne membraantjes heen, die de holtetjes in de long scheiden van de haarvaten, waar het bloed in stroomt. Zoo is dus het bloed, dat ,,ganz besond're Saft" zooals reeds Goethe zei met zuurstof beladen en verspreidt het zich in het organisme, zijn taak tege moet. Want, waarvoor dient de zuurstof? Het is ruim 150 jaar geleden, dat Antoine-Laurent Lavoisier, beroemd Fransch chemicus en een der stichters van de chemie-als-wetenschap hij eindigde zijn leven in 1794 onder de guillotine niet alleen de zuurstof ontdekte, maar ook aantoonde, dat deze zuurstof noodig is voor de verbran ding van andere stoffen, een verbran ding waarbij energie vrijkomt, die men als warmte waar kan nemen. Welnu het organisme heeft energie noodig: om een temperatuur te handhaven, die boven die van de om geving ligt, om het hart te laten klop pen, om de spieren te laten sarraentrekken, kortom om te leven. Wat was dus eenvoudiger om aan te nemen, dan dat de microscopischkleine cellen, die de weefsels en dus het organisme opbouwen, bepaalde pro ducten, als suikers en vetten, welke met de voeding toegevoerd en in den darm opgenomen worden, verbranden een verbranding, waarbij ener gie voor de levensprocessen gevormd wordt ? Men kon immers in het laboratorium dezelfde suikers en vetten verbranden ! Het bleek echter, dat deze verbranding, in een steenen schaaltje, pas plaats greep, als men het te verbranden pro duct sterk verhitte, tot 200°en hooger. Verhitte men het maar tot 37°, de lichaamstemperatuur, dan gebeurde er niets. En dit bleek nu het groote raadsel te zijn, dat Lavoisier en zijn tijdgenooten niet konden oplossen: hoe komt het, dat deze stoffen in het organisme wél bij 37°verbranden? Prof. v. Szent-Györgyi, de Hongoorsche Nobelprijswinnaar f/937), en een van zijn assistenten in het laboratorium TEGELIJK met de chemie van het levende, de fciochemie, ontwik kelden zich de andere onderdeden dier natuurwetenschap. Zoo was het den scheikundigen opgevallen, dat de gas sen zuurstof en waterstof, die beide in de atmosfeer voorkomen en zich tot water (H2O) kunnen verbinden, een geringe neiging hebben, om zich met elkaar te verbinden: indien er al water ontstond, dan ging dit zóó langzaam en werden er dus zulke geringe hoeveel heden gevormd, dat deze vrijwel niet aan te toonen waren. Voerde men echter een mengsel van zuurstof en waterstof over gloeiend platina, dan werd de reactiesnelheid zeer veel grooter en ontstonden meet bare hoeveelheden van het reactie product. De functie van het gloeiend platina was dus blijkbaar, de reactie snelheid sterk te vergrooten. Men noemde nu dergelijke stoffen, die in geringe concentratie aanwezig behoef den te zijn, om een bepaalde reactie versneld te doen verloopen, kata lysatoren. Gewapend met deze ken nis kon de mensch de Natuur weer n harer raadselen ontfutselen! Immers, nu beseften ook de bio chemici de beteekenis van deze myste rieuze katalysatoren voor het orga nisme: suikers en vetten verbranden in het laboratorium óók bij 37°maar de reactiesnelheid is vél en vél te klein. Het organisme beschikt echter over katalysatoren, fermenten ge naamd, die de chemische processen zoodanig versnellen, dat ze bij lichaamstemperatuur met groote snel heid verloopen. DE schoonste lauweren heeft de biochemie nu geoogst bij het isoleeren en analyseeren van deze geheimzinnige verbindingen, die de verbranding bij 37°mogelijk maken. Zij is hierbij van de hypothese uit gegaan, ja, moeten uitgaan, dat alle levende cellen, volgens dezelfde prin cipes energie vormen. Om met zoog diercellen, en dan nog wel zenuwcellen, de teerste en kostbaarste van het organisme, te experimenteeren, is bui tengewoon moeilijk cellen van lagere dieren kunnen beter tegen een stootje ! Zoo komt het ook, dat Prof. O. Warburg zijn eerste onderzoe kingen aan het Kaiser Wilhelm In stituut te Berlijn verrichtte met behulp van roode bloedlichaampjes van vogels! ? En men heeft nog een voorwaarde aangenomen: als nl. een extract van levende cellen, bv. gistcellen, een bepaalde reactie in de reageerbuis kan bewerkstelligen, dan zal in dit extract een stof, een ferment, voorkomen, dat in het organisme dezelfde functie kan uitoefenen, verondersteld, dat de reageerende stoffen er in aanwezig zijn. Gevaarlijke hypothesen in handen van den onbedrevene ! Maar voor den ervaren en critischen onderzoeker zijn zij goud waard: het is veelal gemakke lijker met een extract te werken, en, men kan dit extract zuiveren, splitsen in werkzame en niet-werkzame fracties en zoodoende de fermenten concentreeren en tenslotte isoleeren. Niet voor niets heeft de Duitsche wetenschap zooveel op dit gebied gepresteerd: door een nauwe samen werking tusschen bierbrouwerijen en universiteits- of fabriekslaboratoria was het mogelijk, den onderzoekers tonnen gistextract ter beschikking te stellen terwijl men zich elders reeds over kilogrammen verheugde ! Weinig Duitsche bierdrinkers zullen vermoed hebben dat hun voortdurend stoffige kelen bijgedragen hebben tot den groei en bloei van de weten schap. MAAR, laten wij van de methode terugkeeren naar de resultaten. Na jarenlang werken was Prof. War burg tot de conclusie gekomen, dat in de levende cellen een ferment voor moest komen, dat de reactiesnelheid tusschen de te verbranden stoffen, de substraten, en de zuurstof, versnelde, doordat het de laatste op een bepaalde wijze activeerde. Anderen, onder aanvoering van prof. Wieland en prof. Thunberg, betoogden met evenveel hartstocht, dat niet de zuurstof, maar de substraten geactiveerd werden. Wieland had n.l. aangetoond, dat verbranding niet alleen te beschouwen valt als opname van zuurstof, maar ook als afgifte van waterstof: de zuurstof diende slechts, om zich met de waterstofatomen van het, door waterstof-onttrekkende fer menten geactiveerde substraat te ver eenigen tot water. Aangezien er ook andere chemische verbindingen be staan, die waterstof kunnen binden, kende de theorie van Wieland aan de zuurstof dus een veel minder groote beteekenis toe, dan die van Warburg, Jarenlang is er fel over dit punt gestreden geen der beide scholen had voor de argumenten, en soms ook voor de verdedigers van de andere geen goed woord over. Ironie van het noodlot, in casu de Zweedsche Akademie van Wetenschappen, wilde, dat Wieland en Warburg beiden de Nobel prijs ontvingen om elkaar te be strijden ! M AAR, zooals het meer gaat in de wetenschap tenslotte is ge bleken, dat de waarheid in het midden ligt, m. a. w. dat in beide theorieën een kern van waarheid zit. De synthese, die niet in het minst door toedoen van prof. A. von Szent-Györgyi te Szegedin (Hongarije) en prof. A. J. Kluyver te Delft, bereikt is, kent zoowel aan waterstof-onttrekkende, als aan zuurstof-activeerende fermenten een taak toe die zij tezamen in de cel, en elkan der aanvullend, uitoefenen. Een vergelijking kan wellicht die nen, hun gedachtengang te verdui delijken: Stel u een brand voor in een middeleeuwsche stad: de brand is in ons betoog de zuurstof. De burgers worden gealarmeerd en snellen nader bij ; zij vormen een lange keten van de gracht (het substraat) naar het brandende huis. En nu wordt water geput en worden de volle emmers doorgereikt en in het vuur geworpen ! Het water wat uit de gracht geput wordt, is het symbool voor de water stof, die door het waterstof-onttrekkend ferment aan het substraat onttrokken wordt. De emmers water gaan door vele rappe handen: zoo worden in het organisme de waterstofatomen door zg. waterstoftransporteurs als het gele ademhalingsferment, cytochroom, cozymase, barnsteenzuur, etc. de beteekenis van deze stoffen is men voornamelijk na 1930 gaan inzien overgedragen, tot de waterstof tenslotte belandt bij de geactiveerde zuurstof en dan is haar laatste uur geslagen. Zoo komen, bij onzen brand, de volle emmers tenslotte bij den man-op-de ladder en wordt het water op de vlam men geworpen. Welnu wie heeft bij het blusschen de belangrijkste taak? De stoere knaap, die het water uit de gracht put? De dappere burger, die op de ladder staat? Of de anderen, die voor het transport zorgen? Het ant woord kan niet moeilijk zijn: Allen zijn zij van waarde en geen kan gemist worden ! Zoo komt ook in het organisme de verbranding slechts tot stand door harmonische samenwerking tusschen alle drie de factoren: de waterstofonttrekkende en zuurstofactiveerende fermenten en de waterstoftranspor teurs ! Dr. J. OUDENBOSCH Bij Examens en Openbaar Optreden, Gejaagdheid, Onrust en Zenuwachtigheid, gebruike men de Zenuwstillende Mijnhardt's Zenuwtabletten. Buisje 40 en 75 et. PAG. 15 DE GROENE.No. 3188

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl