Historisch Archief 1877-1940
Een verhaal van de Groene
IK had een afspraak gemaakt met mijn verloofde
en het was tijd om weg te gaan. Maar door de
sneeuw en regen die in de nacht waren gevallen,
waren de straten zoo modderig, dat ik besloot, mijn
ski-schoenen aan te doen.
Willen ski-schoenen er behoorlijk uit zien, dan
moet men ze invetten tot ze glimmen. Stoffig en
uitgedroogd zien zij er leelijk uit. Ongelukkig
genoeg, had ik geen vet in huis. Ik zocht in de doos
voor het schoenpoetsgerei, ik haalde de bijkeuken
en het schuurtje overhoop, maar ik kon niets
vinden dat geschikt was om de schoenen in te
vetten.
Op het laatste moment ontdekte ik echter op
een plank in de provisiekast een stuk ja, daar
rook het naar beschimmelde leverpastei. Waarom
zou ik er niet mijn ski-schoenen mee insmeren?
Dan diende het tenminste nog ergens voor. Ik
scharrelde dus een borstel op en begon met het
karwei. Het karwei verrichtte ik met de grootst
mogelijke zorg, want daar ik uitgenoodigd was om
met mijn toekomstige schoonvader te lunchen, wilde
ik een goeden indruk maken. De schoenen zagen
er dan ook vroolijk uit. Ze vlamden in de zon,
terwijl ik voortliep.
Ik hield even stil bij een etalage. Er zijn zooveel
dingen om aan te denken, wanneer men gaat trou
wen! Deegrollen, braadpannen, en nog veel meer.
Plotseling voelde ik dat iets mijn voet raakte.
Het was een hond, een groote witte poedel, die
kalmpjes aan mijn schoen likte.
Ruk in l" zei ik. Denk je soms dat ik je voor
de lunch heb uitgenoodigd? Vooruit!" Het beest
had reeds aan een kant van een schoen alle glans
er afgelikt. Ik probeerde het daarom op een behoor
lijke afstand te houden en liep door.
Bij den volgenden hoek voegde zich een lange
zwarte taks bij ons. De beide honden volgden mij
zorgvuldig op de hielen en zoodra ik stil stond,
begonnen zij elk aan een schoen te likken. Ik had
mij altijd gevleid met de gedachte dat honden een
zwak voor mij hadden, maar dat was meer dan ik
kon verdragen. Bovendien toonden de honden
minder voor mij een zwak dan wel voor mijn
schoenen.
Ik versnelde mijn tred. Dan zouden ze wel gauw
moe worden. Enkele blokken verder verscheen
een derde hond. Een Schotsche terriër. Hij zag er
agressief uit. De poedel en de taks waren echter
van meening dat zij de eerste rechten hadden en een
gevecht ontspon zich. Ik probeerde van de gelegen
heid gebruik te maken en liep hard weg. Vlug de
hoek om, herademend meende ik reeds aan
hen ontsnapt te zijn, toen zij gedrieën nee, nu
waren het er vier mij blaffend achterna renden.
De vierde was een kolossale Deensche dog.
WAT kon ik doen ? Ik bleef woedend stilstaan.
Terstond begonnen de honden alle vier aan
mijn schoenen te likken.
Ik keek op ze neer. Ik had er genoeg van. Bo^
endien had ik haast. Daarom vluchtte ik in een café,
dronk als een razende een kopje koffie, en glipte
door een zijdeurtje naar buiten. Ternauwernood
had ik twee stappen gedaan, of ze zaten me alweer
op de hielen.
Nu werd ik strategisch. Ik kocht bij een slager
een enorme lap vleesch. Ik hield het de honden
voor de neus en wierp het daarop zoo ver mogelijk
weg. Als een haas liep ik de andere kant uit.
Ik had verwacht dat de honden elkaar boven het
vleesch zouden verscheuren en mij zouden vergeten.
Geen sprake van. De Deensche dog liep kalm het
vleesch achterna, greep het beet en daarop kwamen
ze gevieren verheugd om mijn voeten springen.
Er had zich op dat oogenblik reeds een groepje
kinderen verzameld.
Hékijk eens ! Wat een rare vent met al die
honden t" zsi er een. Hedaar," riep een politie
agent, U moogt geen menigte verzamelen, 't Is
hier geen terrein voor circus-opvoeringen.
Doorloopen, als 't u blieft!"
Ik rende weg met de honden op mijn hielen.
Het was al laat. Ze zaten al op me te wachten.
Er moest iets aan gedaan worden. Wat moesten
mijn toekomstige schoonouders wel van me den
ken, als ik met dat dierenpark kwam aanzetten?
Ik probeerde een nieuwe oplossing. Ik koos een
poort uit, een onschuldig-uitziende poort die
toegang bleek te geven tot een binnenplaats. Ik
opende de deur, en ging naar binnen. De honden
volgden. Het waren nieuwsgierige honden. Toen
zij allen binnen waren, glipte ik naar buiten en
wilde de deur met een klap dichtslaan. De deur
sloot echter van zelf". Dat duurde eenige tijd.
Drie van de honden die niet zoo vlug begrepen wat
er gebeurde, werden opgesloten, maar de poedel
die aan mijn hielen hing, wist te ontsnappen.
Verheugd dat hij zijn rivalen kwijt was, likte hij
als een bezetene aan mijn arme schoenen.
"T^OEN kwam er een tram aan. Ik sprong op het
l balcon. De poedel stond er even beteuterd van
te kijken maar begon onmiddellijk de tram achterna
te rennen. De tram ging harder. De poedel ook.
Wij passeerden de eene halte na de andere. Het
viel de hond moeilijk om ons tusschen de halte's bij
te houden, maar telkens als we stopten, kwam
hij weer bij. Het beest zou wel gauw moe worden
en het opgeven !
Ach kijk toch eens; dat arme hondje !"
merkte een dame naast mij, op. Waar haalt U de
moed vandaan om het zoo te laten rennen !" riep
een ander. Ja, ik heb het tegen U" (haar oogen
flitsten), Het is Uw hond !"
Het is niet mijn hond !" antwoordde ik.
Het helpt niet of U het ontkent. Ik zag zelf dat
U er mee liep. U moest U schamen om zoo wreed
te zijn."
Zeker", zei ik, maar U vergist U. Die hond is
niet van mij."
Onzin", zei ze. Het was een imponeerende dame.
Iedereen kan zien dat het dier aan U gehecht is.
U moet uitstappen en er voor zorgen. Anders roep
ik een politie-agent en laat ik de Vereeniging voor
Dierenbescherming een proces tegen U beginnen."
De dame was blijkbaar niet gewend tegen
gesproken te worden.
Mijn mede-passagiers waren op haar hand.
Ik zuchtte en stapte uit.
En daar was de poedel weer. Vroolijk begon hij
aan mijn schoen te snuffelen.
Het was hopeloos !
ER stond een auto tegen het troitoir. Er was
niemand in. Ik probeerde of het portier open
was. Het portier was open. Honden zijn er dol op
om in auto's mee te rijden, bedacht ik. Het zou
makkelijk genoeg zijn om het dier in de auto te
krijgen. De eigenaar zou het niet zoo erg vinden.
Trouwens, vóór hij er was en het beest er uit joeg,
zou ik al in veiligheid zijn.
Het plan lokte me zeer aan. Ik keek om. Er was
niemand te zien. Dus klom ik naar binnen en ging
achter het stuur zitten. O, dacht de poedel, we gaan
een eindje rijden. Hij sprong naar binnen en ging
trots naast me zitten.
Daarop deed ik alsof ik er uit ging, om ergens
iets te koopen. Ik sloeg de deur dicht voor des
poedels neus. Eindelijk ben ik je toch kwijt !", zei
ik. Ik snelde weg.
Hedaar ! Een oogenblik, meneer !" riep iemand
achter mij. Het was een agent. U mag hier niet
parkeeren. Ziet U niet dat juist aan den overkant
een parkeerplaats is! Daar moet U de wagen maar
neerzetten".
Wat moest ik doen? Ik kon de agent moeilijk
vertellen, dat het mijn wagen niet was. Hij had gezien
dat ik er uitging. Ik keerde dus naar mijn plaats
achter het stuur terug. De hond begroette mij
vroolijk.
Hé" zei de agent U hebt het sleuteltje in de
motor laten zitten. Weet U niet, dat dat verboden
is? Dat zal U een boete kosten."
Ik dacht, dat ik wel met een auto kon rijden.
Ik had geen rijbewijs, maar ik had wel eens met
een auto van een vriend gereden.
Maar of ik nu vergeten was hoe het moest of
afgeleid werd door den agent en den hond ik
trapte op vol-gas inplaats van op de rem. De auto
wierp een lantaarnpaal tegen den grond en kwam
eerst tot stilstand in de etalage van een bloemist.
DAAR ik een fatsoenlijk mensch ben, wilde ik
op het politiebureau de heele geschiedenis uit
leggen, maar toen ik begon over de leverpastei,
schudde de brigadier het hoofd. Ik moest mij aan
een langdurig onderzoek naar eventueele dronken
schap onderwerpen. Er zijn tal van moeilijke
woorden, die ik ook niet kan uitspreken wanneer
ik nuchter ben. Bij examina heb ik nooit succes
gehad. Ik zakte dan ook.
Ik kreeg vier maanden voor poging tot roof,
veertig dagen voor rijden zonder rijbewijs, twee
maanden voor autorijden, hoewel verkeerende in
kènnelijken staat enz., n maand voor de ver
nieling van een etalage, tien gulden boete, omdat
ik het sleuteltje in mijn auto had laten zitten,
vijf-en-twintig gulden boete voor onbehoorlijk
gedrag en zestig gulden boete voor dierenmis
handeling. Bovendien moest ik de gemeente
zeventig gulden betalen voor de lantarenpaal, de
verzekeringsmaatschappij vijfhonderd gulden voor
de etalage, den bloemist zeshonderd gulden voor
beschadiging aan voorraad en winkelgerei, den huis
baas vierhonderd gulden wegens schade, toegebracht
aan zijn eigendom, de juffrouw uit de bloemen
winkel vierhonderd gulden wegens geschokte
zenuwen, het boodschappenjongetje vijf-en-twintig
gulden voor zijn vernielde fiets en den autobezitter
vijftien-honderd gulden aan reparatie-kosten. Voorts
verloor ik vijf jaar het recht om auto te rijden.
Mijn toekomstige schoonouders hadden een uiterst
ongunstigen indruk van mij gekregen. Mijn verloving
werd verbroken.
Smeer uw schoenen daarom nooit met lever
pastei in ! AAGE V. HORMAND
GOEDKOOPE RETOURS
NAAR
Prosp. en Inl. voor de dagdienst bij de S.M. ZEELAND.
Vlissingen en hare Hoofdagenten WM H. MULLER & Co. N.V.;
voor de nachtdienst b/d Fa. HUDIG& PIETERS, R'dam en Hoek.
VOOR BEIDE ROUTES BIJ DE REISBUREAUX.
Bezoekt de British Empire Exhibition, Glasgow, Mel-October
PAG. 16 DE GROENE No. 3188