De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 9 juli pagina 16

9 juli 1938 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

Een verhaal van de Groene IK had een afspraak gemaakt met mijn verloofde en het was tijd om weg te gaan. Maar door de sneeuw en regen die in de nacht waren gevallen, waren de straten zoo modderig, dat ik besloot, mijn ski-schoenen aan te doen. Willen ski-schoenen er behoorlijk uit zien, dan moet men ze invetten tot ze glimmen. Stoffig en uitgedroogd zien zij er leelijk uit. Ongelukkig genoeg, had ik geen vet in huis. Ik zocht in de doos voor het schoenpoetsgerei, ik haalde de bijkeuken en het schuurtje overhoop, maar ik kon niets vinden dat geschikt was om de schoenen in te vetten. Op het laatste moment ontdekte ik echter op een plank in de provisiekast een stuk ja, daar rook het naar beschimmelde leverpastei. Waarom zou ik er niet mijn ski-schoenen mee insmeren? Dan diende het tenminste nog ergens voor. Ik scharrelde dus een borstel op en begon met het karwei. Het karwei verrichtte ik met de grootst mogelijke zorg, want daar ik uitgenoodigd was om met mijn toekomstige schoonvader te lunchen, wilde ik een goeden indruk maken. De schoenen zagen er dan ook vroolijk uit. Ze vlamden in de zon, terwijl ik voortliep. Ik hield even stil bij een etalage. Er zijn zooveel dingen om aan te denken, wanneer men gaat trou wen! Deegrollen, braadpannen, en nog veel meer. Plotseling voelde ik dat iets mijn voet raakte. Het was een hond, een groote witte poedel, die kalmpjes aan mijn schoen likte. Ruk in l" zei ik. Denk je soms dat ik je voor de lunch heb uitgenoodigd? Vooruit!" Het beest had reeds aan een kant van een schoen alle glans er afgelikt. Ik probeerde het daarom op een behoor lijke afstand te houden en liep door. Bij den volgenden hoek voegde zich een lange zwarte taks bij ons. De beide honden volgden mij zorgvuldig op de hielen en zoodra ik stil stond, begonnen zij elk aan een schoen te likken. Ik had mij altijd gevleid met de gedachte dat honden een zwak voor mij hadden, maar dat was meer dan ik kon verdragen. Bovendien toonden de honden minder voor mij een zwak dan wel voor mijn schoenen. Ik versnelde mijn tred. Dan zouden ze wel gauw moe worden. Enkele blokken verder verscheen een derde hond. Een Schotsche terriër. Hij zag er agressief uit. De poedel en de taks waren echter van meening dat zij de eerste rechten hadden en een gevecht ontspon zich. Ik probeerde van de gelegen heid gebruik te maken en liep hard weg. Vlug de hoek om, herademend meende ik reeds aan hen ontsnapt te zijn, toen zij gedrieën nee, nu waren het er vier mij blaffend achterna renden. De vierde was een kolossale Deensche dog. WAT kon ik doen ? Ik bleef woedend stilstaan. Terstond begonnen de honden alle vier aan mijn schoenen te likken. Ik keek op ze neer. Ik had er genoeg van. Bo^ endien had ik haast. Daarom vluchtte ik in een café, dronk als een razende een kopje koffie, en glipte door een zijdeurtje naar buiten. Ternauwernood had ik twee stappen gedaan, of ze zaten me alweer op de hielen. Nu werd ik strategisch. Ik kocht bij een slager een enorme lap vleesch. Ik hield het de honden voor de neus en wierp het daarop zoo ver mogelijk weg. Als een haas liep ik de andere kant uit. Ik had verwacht dat de honden elkaar boven het vleesch zouden verscheuren en mij zouden vergeten. Geen sprake van. De Deensche dog liep kalm het vleesch achterna, greep het beet en daarop kwamen ze gevieren verheugd om mijn voeten springen. Er had zich op dat oogenblik reeds een groepje kinderen verzameld. Hékijk eens ! Wat een rare vent met al die honden t" zsi er een. Hedaar," riep een politie agent, U moogt geen menigte verzamelen, 't Is hier geen terrein voor circus-opvoeringen. Doorloopen, als 't u blieft!" Ik rende weg met de honden op mijn hielen. Het was al laat. Ze zaten al op me te wachten. Er moest iets aan gedaan worden. Wat moesten mijn toekomstige schoonouders wel van me den ken, als ik met dat dierenpark kwam aanzetten? Ik probeerde een nieuwe oplossing. Ik koos een poort uit, een onschuldig-uitziende poort die toegang bleek te geven tot een binnenplaats. Ik opende de deur, en ging naar binnen. De honden volgden. Het waren nieuwsgierige honden. Toen zij allen binnen waren, glipte ik naar buiten en wilde de deur met een klap dichtslaan. De deur sloot echter van zelf". Dat duurde eenige tijd. Drie van de honden die niet zoo vlug begrepen wat er gebeurde, werden opgesloten, maar de poedel die aan mijn hielen hing, wist te ontsnappen. Verheugd dat hij zijn rivalen kwijt was, likte hij als een bezetene aan mijn arme schoenen. "T^OEN kwam er een tram aan. Ik sprong op het l balcon. De poedel stond er even beteuterd van te kijken maar begon onmiddellijk de tram achterna te rennen. De tram ging harder. De poedel ook. Wij passeerden de eene halte na de andere. Het viel de hond moeilijk om ons tusschen de halte's bij te houden, maar telkens als we stopten, kwam hij weer bij. Het beest zou wel gauw moe worden en het opgeven ! Ach kijk toch eens; dat arme hondje !" merkte een dame naast mij, op. Waar haalt U de moed vandaan om het zoo te laten rennen !" riep een ander. Ja, ik heb het tegen U" (haar oogen flitsten), Het is Uw hond !" Het is niet mijn hond !" antwoordde ik. Het helpt niet of U het ontkent. Ik zag zelf dat U er mee liep. U moest U schamen om zoo wreed te zijn." Zeker", zei ik, maar U vergist U. Die hond is niet van mij." Onzin", zei ze. Het was een imponeerende dame. Iedereen kan zien dat het dier aan U gehecht is. U moet uitstappen en er voor zorgen. Anders roep ik een politie-agent en laat ik de Vereeniging voor Dierenbescherming een proces tegen U beginnen." De dame was blijkbaar niet gewend tegen gesproken te worden. Mijn mede-passagiers waren op haar hand. Ik zuchtte en stapte uit. En daar was de poedel weer. Vroolijk begon hij aan mijn schoen te snuffelen. Het was hopeloos ! ER stond een auto tegen het troitoir. Er was niemand in. Ik probeerde of het portier open was. Het portier was open. Honden zijn er dol op om in auto's mee te rijden, bedacht ik. Het zou makkelijk genoeg zijn om het dier in de auto te krijgen. De eigenaar zou het niet zoo erg vinden. Trouwens, vóór hij er was en het beest er uit joeg, zou ik al in veiligheid zijn. Het plan lokte me zeer aan. Ik keek om. Er was niemand te zien. Dus klom ik naar binnen en ging achter het stuur zitten. O, dacht de poedel, we gaan een eindje rijden. Hij sprong naar binnen en ging trots naast me zitten. Daarop deed ik alsof ik er uit ging, om ergens iets te koopen. Ik sloeg de deur dicht voor des poedels neus. Eindelijk ben ik je toch kwijt !", zei ik. Ik snelde weg. Hedaar ! Een oogenblik, meneer !" riep iemand achter mij. Het was een agent. U mag hier niet parkeeren. Ziet U niet dat juist aan den overkant een parkeerplaats is! Daar moet U de wagen maar neerzetten". Wat moest ik doen? Ik kon de agent moeilijk vertellen, dat het mijn wagen niet was. Hij had gezien dat ik er uitging. Ik keerde dus naar mijn plaats achter het stuur terug. De hond begroette mij vroolijk. Hé" zei de agent U hebt het sleuteltje in de motor laten zitten. Weet U niet, dat dat verboden is? Dat zal U een boete kosten." Ik dacht, dat ik wel met een auto kon rijden. Ik had geen rijbewijs, maar ik had wel eens met een auto van een vriend gereden. Maar of ik nu vergeten was hoe het moest of afgeleid werd door den agent en den hond ik trapte op vol-gas inplaats van op de rem. De auto wierp een lantaarnpaal tegen den grond en kwam eerst tot stilstand in de etalage van een bloemist. DAAR ik een fatsoenlijk mensch ben, wilde ik op het politiebureau de heele geschiedenis uit leggen, maar toen ik begon over de leverpastei, schudde de brigadier het hoofd. Ik moest mij aan een langdurig onderzoek naar eventueele dronken schap onderwerpen. Er zijn tal van moeilijke woorden, die ik ook niet kan uitspreken wanneer ik nuchter ben. Bij examina heb ik nooit succes gehad. Ik zakte dan ook. Ik kreeg vier maanden voor poging tot roof, veertig dagen voor rijden zonder rijbewijs, twee maanden voor autorijden, hoewel verkeerende in kènnelijken staat enz., n maand voor de ver nieling van een etalage, tien gulden boete, omdat ik het sleuteltje in mijn auto had laten zitten, vijf-en-twintig gulden boete voor onbehoorlijk gedrag en zestig gulden boete voor dierenmis handeling. Bovendien moest ik de gemeente zeventig gulden betalen voor de lantarenpaal, de verzekeringsmaatschappij vijfhonderd gulden voor de etalage, den bloemist zeshonderd gulden voor beschadiging aan voorraad en winkelgerei, den huis baas vierhonderd gulden wegens schade, toegebracht aan zijn eigendom, de juffrouw uit de bloemen winkel vierhonderd gulden wegens geschokte zenuwen, het boodschappenjongetje vijf-en-twintig gulden voor zijn vernielde fiets en den autobezitter vijftien-honderd gulden aan reparatie-kosten. Voorts verloor ik vijf jaar het recht om auto te rijden. Mijn toekomstige schoonouders hadden een uiterst ongunstigen indruk van mij gekregen. Mijn verloving werd verbroken. Smeer uw schoenen daarom nooit met lever pastei in ! AAGE V. HORMAND GOEDKOOPE RETOURS NAAR Prosp. en Inl. voor de dagdienst bij de S.M. ZEELAND. Vlissingen en hare Hoofdagenten WM H. MULLER & Co. N.V.; voor de nachtdienst b/d Fa. HUDIG& PIETERS, R'dam en Hoek. VOOR BEIDE ROUTES BIJ DE REISBUREAUX. Bezoekt de British Empire Exhibition, Glasgow, Mel-October PAG. 16 DE GROENE No. 3188

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl