Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER
OPGERICHT
1877
Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam - C. Tet. 37964. Abonnement f. 10.?per jaar. Postrekening: 72880. Gem. Giro G 1000.
Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd.
9 JULI
1938
;
?^P'WEE tot de Nederlandse Regering gerichte
l uitnodigingen van recente datum maken
l opnieuw de vraag actueel welke houding ons
land inneemt als lid van de Volkengemeenschap: de
uitnodiging van de Britse Regering tot deelneming
aan een commissie van onderzoek naar de bombar
dementen op open steden in Spanje en de uitnodiging
aan den minister van Buitenlandse Zaken tot een
conferentie te Kopenhagen met zijn ambtgenoten
van de Oslo-staten.
De bombardementen uit de lucht op open steden
in Spanje, in het bijzonder die op Alicante en
Granolles, dood en verderf verspreidende onder de
burgerbevolking, verwekten ook in het buitenland
een golf van verontwaardiging. Naar aanleiding van
noodkreten van de Spaanse Regering en onder de
drang van de publieke opinie nam de Britse Re
gering het initiatief tot de samenstelling van een
onpartijdige commissie, die ter plaatse een onderzoek
zou instellen naar de vraag of inderdaad onbe
schermde steden, die geen militair doel hebben, tot
slachtoffers zijn gemaakt van bombardementen. De
uitnodiging tot aanwijzing van een lid in deze com
missie werd gericht tot de Verenigde Staten, Noor
wegen, Zweden en Zwitserland. Amerika weigerde,
blijkbaar op grond van de overweging, dat het hier
een Europese aangelegenheid betreft, waarin de Ver
enigde Staten zich niet moeten mengen. Hoe be
treurenswaardig dit standpunt ook is, het ligt in de
historische lijn van het land, dat zich niet dan iij
gevallen van uiterste noodzaak wenst in te laten
met de aangelegenheden van andere werelddelen.
Zweden en Noorwegen moeten de uitnodiging
hebben aangenomen. De Nederlandse Regering gaf
ten antwoord, dat zij aan het beoogde onderzoek
slechts kan deelnemen, wanneer blijkt, dat beide
strijdende partijen zulk een onderzoek wensen.
Blijkens een bericht uit Engeland wordt tengevolge
van Nederland's houding het onderzoek ernstig
belemmerd.
WELKE overwegingen onze Regering hebben
geleid tot het innemen van haar standpunt,
is bij het gemis van iedere toelichting, nog moeilijk
te beoordelen. Zeker echter is, dat de poging om
het volle licht te doen schijnen op een methode van
geweld-toepassing, waarvan vrouwen en kinderen
het slachtoffer zijn en die het geweten der mensheid
schokt, door de houding van Nederland in sterke mate
bemoeilijkt wordt. Het is toch hoogst onwaarschijn
lijk, dat de partij, die deze geweld-methoden heeft
toegepast, zelf de wens zal te kennen geven naar
een onpartijdig onderzoek. Er is bovendien voor
alsnog maar n wettige regering in Spanje. Franco
en de zijnen hebben zelfs nog niet de rechten van
oorlogvoerende. Waartoe is dan zijn toestemming,
ja zelfs een wens zijnerzijds nodig voor dit onder
zoek, dat trouwens uitsluitend zou betreffen het
werpen van bommen op het gebied van de Spaanse
regering? Inmenging in de rampzalige strijd zelf
ligt niet op de weg van Nederland, Daarvan is in
dezen echter ook geen sprake. De uiterste zorg
vuldigheid, door Engeland aan den dag gelegd, zich
niet in die strijd te mengen, niettegenstaande de
rechtstreekse schade aan personen en goederen
onder Britse vlag daarbij geleden, is een waarborg,
dat met de beoogde commissie van onderzoek niet
de weg der inmenging zal worden betreden. Een
hoog belang van menselijkheid het onpartijdig
onderzoek naar de bedoelde geweldmethoden, waar
over nagenoeg de gehele wereld met ontzetting is
vervuld zou er door zijn gediend. De vraag dringt
zich daarom met klem op, waarom onze Regering
zich niet zonder meer bereid heeft verklaard deel
te nemen aan een werk, dat ten doel heeft in een
verwilderende wereld althans tegen een der ernstigste
schendingen van een algemene regel van recht en
moraal paal en perk te stellen.
VOOR ELKE BEURS 'N
BROCHES
20 STUKS
Mr. A. M. Joekes
lid der Tweede Kamer der
Staten Generaal
DE andere uitnodiging, die voor de conferentie
te Kopenhagen op 22 Juli a.s. van de ministers
van Buitenlandse Zaken der Oslo-Staten (de vier
Scandinavische landen, België, Luxemburg en
Nederland) is, voor zover ons bekend, zonder voor
waarde aangenomen. De voornaamste onderwerpen
van bespreking zullen ongetwijfeld zijn de vragen
gerezen met betrekking tot de Volkenbond, in het
bijzonder die der collectieve veiligheid. Het is
duidelijk, dat de Volkenbond gefaald heeft in de
verwezenlijking van de collectieve veiligheid. De
gewapende inval van Japan in Mandchourije in
i93i/'32, het Gran Chaco-conflict tussen Bolivia en
Paraguay, de verovering van Abessiniëdoor Italië,
de huidige inval van Japan in China, bewijzen het.
Om niet te spreken van de Spaanse burgeroorlog
en de Oostenrijkse Anschlusz, welke twee laatste
gevallen een van de andere conflicten afwijkend
karakter hebben. Slechts eenmaal, bij de Italiaanse
aanval op Abessiniëhebben de leden van de Volken
bond, met een enkele uitzondering, economische
sancties toegepast, en dat nog onvolledig, zodat de
toevoer van voor de oorlogvoering onmisbare be
nodigdheden als olie onbelemmerd voortging. Het
resultaat van de sancties tegen Italiëwas negatief
en blijft een pijnlijke herinnering.
Deze omstandigheden dwongen tot nader beraad
over de vraag op welke wijze de beginselen van het
Pact beter in toepassing kunnen worden gebracht.
De Assemblee van 1936 benoemde daartoe een
Comitévan 28 leden, met de opdracht omtrent deze
vraag rapport uit te brengen. De twee belangrijkste
onderwerpen, door het Comitéin behandeling ge
nomen, waren het probleem der universaliteit
van de Bond en dat der collectieve veiligheid.
Omtrent het eerstgenoemde onderwerp werd een
belangwekkend rapport uitgebracht door den ver
tegenwoordiger van Engeland, lord Cranborne, over
het tweede door den Nederlandsen vertegenwoor
diger, prof. Rutgers. Op 31 Januari, i en 2 Februari
van dit jaar heeft het Comitéuitvoerige beschou
wingen gewijd aan het vraagstuk der universaliteit,
hetwelk met dat der collectieve veiligheid nauw
verband houdt, en besloot het deze beschou
wingen zomede de opgestelde rapporten aan de
Assemblee voor te leggen. Bepaalde conclusies
bevat het verslag van het Comiténiet, maar het
vormt een grondslag voor de behandeling van het
onderwerp in de algemene vergadering in Sep
tember a.s. Reeds uit dien hoofde kan deze belangrijk
worden en is het van gewicht, dat de leiders van de
buitenlandse politiek der Oslo-staten met elkaar
omtrent deze vraagstukken overleg plegen. Een
overleg, dat meer dan eens vroeger is gehouden
door de vertegenwoordigers dier landen en enkele
andere, tijdens of kort voor de Assemblee.
WELKE houding zal de Nederlandse Regering
daarbij aannemen? Zal zij, met erkenning
van door de omstandigheden opgelegde beperkingen,
aan de beginselen van de Volkenbond, zoals die
totnogtoe algemeen zijn verstaan, trouw blijven
evenals vorige Nederlandse Regeringen of zal zij
onder de druk van de tekortkomingen der inter
nationale samenwerking het beginsel der collectieve
veiligheid zo al niet als ideaal dan toch voor de
practische politiek van thans willen prijs geven?
Uitingen van Nederlandse regeringszijde wettigen
de vrees, dat onder de tegenwoordige leiding het
laatstgenoemde standpunt zal worden ingenomen.
Wij denken aan een befaamd interview van den
minister-president in een Frans blad, waarbij de
collectieve veiligheid dood en begraven" werd
genoemd en aan een uitlating van dezelfde autoriteit
in een Engels blad, volgens welke de Nederlandse
politiek nog steeds is die van neutraliteit". Welis
waar staan daar verscheidene officiële schriftelijke
en mondelinge uitlatingen van de Nederlandse
Regering tegenover, volgens welke ook de tegen
woordige Regering vasthoudt aan het beginsel
der collectieve veiligheid als het beste middel om
de vrede te helpen verzekeren. Het is echter niet
te miskennen, dat meer dan n regerings-uiting in
deze van wankelmoedigheid getuigt. Ook in de
rede van den Nederlandsen vertegenwoordiger in
het Comitévan 28 komen enkele zinnen voor (in
het bijzonder het slot met de herinnering aan
het adagium chacun pour soi, Dieu pour tous"),
die deze indruk wekken. De algemene strekking
ervan echter was minder negatief.
Prof. Rutgers toch verklaarde in gelukkige tegen
stelling met een der hierboven vermelde uitingen
van dr. Colijn ,,de Nederlandse Regering heeft
nimmer gewenst en wenst (ook thans) niet de terug
keer tot het oude stelsel van algemene neutraliteit
wanneer een oorlog uitbreekt." Weliswaar liet hij
daarop volgen minder gelukkige weerklank op
het andere interview van den minister-president
men kan zeggen, dat voor het heden deze ver
plichting (tot toepassing van sancties) dood is, dood
en begraven". Deze aanzegging gold echter uit
sluitend de bindende verplichting tot
toepassing van sancties. Hij voegde daaraan uit
drukkelijk toe, dat in stand is gebleven de mogelijk
heid tot gemeenschappelijke toepassing van sancties,
zodat naar zijn oordeel de Volkenbond is te be
schouwen als een Sociétéfacultativement co
rcitive", een instelling, die niet steeds tot sanctie
toepassing verplicht, maar waarvan de leden daartoe
kunnen besluiten.
DEZE opvatting sloot zich in het algemeen aan
bij die van den vertegenwoordiger van Zweden,
den heer Undén, die de besprekingen over dit
onderwerp in de laatste zitting van het Comitévan
28 had geopend. Van de drie typen van Volkenbond,
welke mogelijk zijn met automatisch dwingend
karakter, van louter adviserende aard zonder dwang
of de tussenvorm met mogelijkheid van dwang
sprak hij zich voor de laatste vorm uit. Automatische
toepassing van de dwingende bepaling tot toepassing
van sancties is onder de huidige omstandigheden,
o.m. door het mislukken van de ontwapening, niet
mogelijk gebleken. Dit moet worden erkend en
duidelijk tot uitdrukking worden gebracht. Van deze
gedachte ging ook uit de verklaring der zeven
ex-neutrale mogendheden van i Juli 1936, waarin
er op wordt gewezen, dat zolang het Pact niet vol
ledig wordt ten uitvoer gelegd, ook wat de ont
wapening betreft, bij de toepassing van artikel 16
van het Pact betreffende de sancties daarmede
rekening moet worden gehouden. Tevens echter
verklaarde de Zweedse gedelegeerde, dat een
Volkenbond op den duur zijn samen
hang niet kan behouden noch in
vloed oefenen op de internationale
politiek, indien h ij in beginsel
afziet van alle andere middelen
van dwang dan die van morele
aard. Een organisatie van staten, die, aldus
terecht de heer Undén, de eerbied voor de vrede tot
een beginsel van de eerste orde van het volkenrecht
verheffen, kan niet met toegefelijkheid de schending
van dit beginsel aanschouwen zonder zich bloot te
stellen aan het gevaar van geleidelijke ontbin
ding.
MOGE deze gedachte, met overtuiging beleden,
de grondslag vormen van de komende be
sprekingen op de ministers-conferentie te Kopen
hagen en de leidraad zijn, ook voor den vertegen
woordiger van Nederland, bij het zoeken naar de
beste weg om de Volkenbond te doen zijn een doel
matige organisatie tot behoud van de vrede. Niet
nationale afsluiting kan daartoe leiden, noch
vorming van groter of kleiner groepen, maar alleen
de wil tot samenwerking en de bereidheid tot ge
meenschappelijke inspanning met alle landen, die
het beginsel van vrede door recht aanvaarden.
Zonder zodanige samenwerking kan, zeker voor
kleine landen, niettegenstaande alle opofferingen,
op den duur geen veiligheid worden verkregen.
PAG. 3 DE GROENE No. 3188