De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 16 juli pagina 11

16 juli 1938 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

Twee ster-correspondenten Engeland oordeelt over Europa Douglas Reed, Insanity Fair (Jonathan Cape) F. A. Voigt, Unto Caesar (Constable) MEN kan zeggen, dat sinds de annexatie van Oostenrijk, de Engelsche publieke opinie voorgoed ontwaakt is en tot het besef is gekomen, dat ze nu met het geweer aan den voet moet wachten op de dingen, die komen zullen. De beide bovengenoemde schrijvers, beide ster-corres pondenten", zien de zaken echter niet zóó zwart als . de Australiër Roberts wiens House that Hitler built onlangs in deze kolommen is behandeld. Niet, dat zij optimistisch zijn, of ook maar in de geringste mate ontbloot van zin voor critiek of realiteit geenszins. Maar zij zien een nieuwen wereldbrand niet als iets dat totaal onvermijdelijk is. Deze visie, en vanzelf ook de behandelde onderwerpen uit de politieke geschiedenis van de allerlaatste jaren, zijn het eenige dat deze boeken gemeen hebben, die alleen al naar bouw en opzet op alle punten met elkaar verschillen. REED is jarenlang correspondent van de Times geweest, reizend verslaggever en, sinds 1927, correspondent te Berlijn, waar hij tot '35 bleef. Hij was het, die de reis van Simon en Eden naar Duitschland meemaakte, waarbij het historische bezoek plaats vond dat de Britsche ministers bij die gelegenheid aan Hitler brachten. Wanneer er iets tot het begrip heeft bijgedragen, welke gevaren er langzamerhand voor den Europeeschen vrede dreig den, dan is dat dit bezoek geweest. Hitler heeft zich bij deze gelegenheid niet in toom kunnen hou den. Achteraf blijkt dat een zegen te zijn geweest. Reed heeft ook de verdere reis van Eden alleen meegemaakt. Naar Warschau, Praag en Moskou. En later naar Stresa. Zoo wordt dit boek vanzelf tot een autobiografie, tot een beschrijving van een stuk van Reed's eigen leven, met als achtergrond telkens politieke tafereelen. Zijn kennis van zaken, zijn oordeel over den toestand, in aanmerking genomen de korte tijd dien hij telkens heeft om zich te oriënteeren, zijn ongelooflijk goed gefundeerd. Daardoor toont hij zich een ster-journalist, dat hij uit bepaalde feiten en uit vertrouwelijke mededeelingen (een ver trouwen, dat een goed journalist nooit beschaamt) met bijna onfeilbare exactheid een politieke situatie weet te schetsen of het karakter van een diplomatiek gesprek weergeeft. Een aardig voorbeeld daarvan naar aanleiding van Eden's onderhoud met Stalin: Reed heeft door een Russischen vriend den nauwkeurigen inhoud van deze gedachtenwisseling ver nomen, 's Avonds ontmoet hij Eden in den salon van het Engelsche gezantschap. Mr. Eden, ik kan u moeilijk vragen, mij te vertellen wat Stalin u gezegd heeft, maar uit een andere bron heb ik het een en ander gehoord. Ik zal u vertellen wat ik gehoord heb. Wilt u me dan zeggen of ik iets onjuist weergeef?" Dat is niet minder dan fair. Begint u maar." Men zei mij, dat Stalin u vroeg of u meende dat de kans op oorlog nu grooter of kleiner was dan in '14; dat u zei: kleiner. En dat hij van tegenover gestelde meening was en zijn meening toelichtte met de woorden, dat er in '14 maar n mogendheid was, die de eerzucht had zijn gebied te willen vergrooten ten koste van anderen, terwijl er nu meer mogendheden zijn, die dergelijke ambities koesteren nietwaar?" Zeker, gaat u door." Hij was vol bewondering voor de eigenschappen van het Duitsche volk. En naar zijn meening is iedere poging, om een dergelijke natie in het midden van Europa te isoleeren, ijdel. Maar hij zei, dat Duitschland op dit oogenblik, geestelijk gesproken, in een gevaarlijke conditie was en dat veiligheidsmaatregelen voor den vrede in Europa absoluut noodzakelijk waren." Eden knikte. Verder hoorde ik, dat hij op een gegeven oogen blik tijdens dit gesprek naar een wereldkaart keek en wees op het kleine eiland in den Atlantischen Oceaan, dat Engeland is, en op de geweldige uit gestrektheid van Rusland, en dat hij daarbij op merkte dat de beslissing over oorlog en vrede in de handen van zoo'n klein land lag." Dat is zwarte kunst", zei Eden, hoe doet u dat? Kruipt u soms onder de tafel?" Zoo wordt Nieuws geboren. Maar het is niet alleen het Nieuws, dat Reed interesseert. Hij kiest partij. Van huis uit conserva tief (kan het anders bij den correspondent van de Times f), komt hij tot de overtuiging dat Engeland onder Baldwin in de war is gekomen. Hij voelt zich tot dat deel van de oppositie aangetrokken, dat sneller bewapening en gedecideerder optreden eischt. Hij is in Weenen, wanneer het misgaat. Door de radio hoort hij hoe Hitler op Eden schimpt, hoe Eden het kabinet verlaat. Het is alsof de grond onder hem wegzakt. Kan Engeland dan niet tot het inzicht komen, dat het zich niet langer afzijdig mag houden, dat het wereldgebeuren het Britsche Rijk óók aangaat, dat Europa een gekkenhuis is geworden, en een gevaarlijk gekkenhuis bovendien? Insanity fair. Zooals reeds opgemerkt: dit boek heeft er het zijne toe bijgedragen, dat de publieke opinie ont waakt is. VOIGT's boek, intusschen, gaat veel dieper. Unto Caesar (geef den keizer wat des keizers is....) treedt buiten de eigenlijke journalistiek. Veeleer is het een filosophisch en misschien zelfs religieus tractaat. Het is een te boek gestelde en met de feiten van vandaag gestaafde overtuiging. Een credo, dat naast de groote werken uit de histo rische literatuur staat. Wanneer al die andere boeken op zijn hoogst nog curieuze relazen uit bewogen tijden zullen zijn geworden, zal Unto Caesar hoogstwaarschijnlijk nog levende literatuur zijn. Niet, dat het niet óók journalistiek is. Actueele journalistiek. De diplomatieke correspondent van de Manchester Guardian kan zijn journalist-zijn nooit verloochenen. In zijn beschouwing over den politieken toestand ontbreken de gebeurtenissen dan ook niet. En evenmin zijn eigen visie daarop. Hij heeft vroeger reeds een boek over Hindenburg geschreven, dat ten onzent veel te weinig bekend is. In dit laatste boek komt hij opnieuw op de Hindenburg-legende terug. Hij laat de voosheid van alle legenden en ideologieën zien. Het Leitmotiv dat door zijn boek loopt (daaraan ontleent hij ook den titel), is zijn verwerping van de vergoddelijking van het Stelsel", onverschillig of dit stelsel sowjet-communisme is, of fascisme of nationaal-socialisme. Hij ziet hierin een dreigend gevaar dat evenzeer geestelijk is, als materieel politieke machtsmiddelen daarbij als materie" ziende. Het is de taak van Engeland om, tezamen met Amerika en den Volkenbond, dit gevaar te keeren. Een ideaal, dat niet onbereikbaar is. Geestelijk en materieel. Dus: bewapening ! Maar bewapening, eenerzijds zóó zwaar, dat geen macht ter wereld het zal wagen den vrede te verstoren, anderzijds moreel zóó sterk, dat het niet aan twijfel onderhevig kan zijn, dat zij het Recht dient. Niet een subjectief recht, zooals dat van de totalitaire staten, niet de tot seculaire religie verheven ideologieën" of de eerzucht van een land of een partij, maar de .bescherming van de beschaving en de menschheid. Zijn conclusie is dat Engeland derhalve zóó sterk hoort te worden, dat het niet bevreesd hoeft te zijn voor een aanval van de machtspolitiek en dat het zelf de machtspolitiek kan blijven verwerpen. M. K. De organisatie der politie Mr. G. T. J. de Jongh H l OE lang is men in ons land bezig de politie te organiseeren ? In den regel is er een jaar of 25 voor noodig om hier een wettelijke regeling tot stand te brengen, maar over de politie praktiseeren wij nu ruim 80 jaren en wij zijn nog weinig of niet opgeschoten. Geen eenheid, geen samenhang, geen systeem. Wij hebben rijksveldwachters, gemeentepolitie, marechaussee, rijksrechercheurs, militaire politie en wat nog al meer. Maar het ergste is, dat er in de plaatsen, waar deze verschillende corpsen vertegenwoordigd zijn, de afgunst veelal zoo groot is, dat er eerder van tegen-, dan van samenwerking gesproken kan worden. Er is brand geweest. De gemeentepolitie is er achter gekomen dat de eigenaar eenige dagen tevoren vermoedelijk iets in den grond heeft verstopt; de marechaussee heeft vernomen, dat er een poging is gedaan het pand hooger te verzekeren; de rijksveldwacht weet iets van petroleumlucht; tezamen een prachtig stel aanwijzingen, maar de een verzwijgt zijn wetenschap voor den ander en zoo komt er niets van terecht. De geroutineerde grootestadsdieven en inbrekers stroopen met een auto gemakkelijk het geheele land af, zij gebruiken de meest moderne werktuigen en methodes en de dorpspolitie en de plattelandsburgemeester slaan de handen in de lucht en staan voor een onoplosbaar raadsel. Wat weten zulke menschen er berhaupt van, hoe zij bij vergiftiging, bij moord of een inbraak moeten handelen, daar elke ervaring op dat stuk hun ontbreekt.? OF is ervaring niet de beste leerschool, hoe een dergelijk geval aangepakt moet worden om het onderzoek in de juiste richting te leiden ? Zelfs de rechter van instructie en de officier van justitie zijn niet altijd de menschen, die in een duistere geschiedenis den weg kunnen vinden, want ook in hun loopbaan is het zelden of nooit voor gekomen, dat zij een dergelijk raadsel moesten oplossen. Bovendien is er voor het recherchewerk, als het doelmatig wil geschieden, nog iets meer noodig dan een zekere scholing, want aanleg spreekt ook een ernstig woordje mee. In de bestrijding der misdaad is een voortreffelijke opsporingsdienst, die niet aan een enkele gemeente is gebonden, maar zoo noodig haar netten over het geheele land uitzet, het beste wapen. Met strenge straffen zal men er niet komen, want de dief, die aan broodgebrek lijdt, zal allicht hopen en ver wachten, dat hij slimmer is dan degene, die hem besluipt en de groote kans, dat hij niet gepakt wordt, doet hem het risico nemen. EEN over het geheele land verspreide een en ondeelbare politiedienst, waarbij men elkaar ter zijde staat en aan n plan arbeidt, zal oneindig meer bereiken dan het huidige versnipperde stelsel. Een systeem met enkele groote centra, waar het beste materiaal voor den opsporingsdienst te vinden is, met de kopstukken, die in ernstige ge vallen zich snel verplaatsen kunnen met auto en motorfiets, die telephonisch over hun geheele district of het geheele land hun instructies kunnen verspreiden en hun inlichtingen kunnen ontvangen, zou de veiligheid in hooge mate bevorderen. Voor de dagelijksche rust en orde en de veldpolitie dient er natuurlijk een plaatselijke dienst over te blijven, doch de opsporing van de daders van mis drijven van eenige beteekenis dient in handen te worden gesteld van een enkel corps, dat over het geheele land is verspreid en onder commissarissen en inspecteurs of hoe men ze noemen wil, samen komt in een of meer hoofden van dienst, van waar uit alles wordt verspreid en binnengehaald. Eenvoudigheidshalve zou de organisatie in de groote steden, die aan redelijke eischen voldoet, tot voorbeeld kunnen strekken en alle bruikbare krachten uit de tegenwoordige rijksveldwacht, marechaussee en wat er verder aan de markt is, zouden in dit nieuwe groote lichaam de plaats kunnen krijgen, die hun toekomt naar hun positie en vooral naar hun capaciteit. Aan een opperleiding van een lid van de rechterlijke macht is m.i. geen behoefte. Bij relletjes en opstootjes zou gemakkelijk ter plaatse een concentratie van macht kunnen plaats vinden om dit euvel te bestrijden. In het centrum van het net zou onder deskundige leiding een verzameling van de meest moderne instrumenten ter opsporing aangelegd moeten worden, waarvan het geheele district voordeel zou kunnen putten. Radio en vliegmachine zouden eventueel ten dienste moeten staan. Het vuur zal de inbrekersbende zoo na aan de schenen moeten worden gelegd, dat het bedrijf nagenoeg geen kans van succes overblijft en de heeren zich nolens volens op een anderen tak van bestaan zullen moeten toeleggen. Ook zal valsche munters, internationale booswichten, spionnen en dergelijke hier te lande het leven zoo zuur moeten worden gemaakt, dat zij hun tenten naar elders moeten overplaatsen. Indien ook maar de helft waar is van hetgeen de Bossche Procureur-Generaal over de onbekwaam heid der marechaussee heeft medegedeeld, dan is er reden te over om deze oude, ruim Sojarige koe bij de horens te vatten en deze zaak eindelijk tot een behoorlijke oplossing te brengen. PAG. M DE GROENE No. 3189

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl