De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 16 juli pagina 14

16 juli 1938 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

Uit de natuur k t e iaveen TT lf~3 riP 1 " i\ J a c, l o l h rj s s D1 Friesche heide werd van rommelland" tot waardevolle cultuurbodem gemaakt".... Het Fochtelo-veen is een boomloos vacuüm" tusschen het Friesche dorp Appelscha en het Drentsche Veen huizen." Dit beweert Mr. J. W. van Balen in De Gulden Spade". Wil men in ons land voor de gene raties, die na ons komen, nog iets bewaren van de hoogveenmoerassen, die vroeger geheele landstreken van West-Europa kenmerkten, die zulk een belangrijk aandeel hebben gehad in den opbouw van onzen bodem, dan is het nu het laatste ogenblik. Laat dus ieder, die wat voelt voor het bewaren van die schoonheid van die anders verdwijnende levensgemeen schap, van zijn gevoelens doen blijken door een bijdrage aan de Vereenigingen die zich het behoud van het hoogveen van Fochtelo tot taak hebben gesteld: de Vereeniging tot Behoud van Natuur monumenten in Nederland en It Fryske Gea." Dit beweert Professor Weevers in De Levende Natuur van April. Ziehier dus twee tegenovergestelde meeningen. Ik ben Mr. van Balen dankbaar voor zijn duidelijke meeningsuiting en het is mij in de laatste maanden nog een paar keer overkomen, dat ik prettige, beschaafde, hooggeplaatste mannen ontmoette, die praktijk en nuttig rendement" verre plaatsten boven de wenschelijkheid van na tuurbescherming en die geen flauw benul bleken te hebben van de beteekenis van onze Nederlandsche Natuur in het wereldbeeld, noch van de behoorlijkheid en de wetenschappelijke beteekenis van onze wilde flora en fauna, van den bouw aan ons land schap. Ik maak hun daar geen verwijt van, want ons onderwijs heeft in die rich ting danig gefaald en ook nu nog blijft het in gebreke, om de jeugd op te leiden tot waardeering van ons Eigen Land. Trouwens dit geldt niet alleen voor onze Natuur, maar ook even goed voor Landbouw, Scheepvaart, Industrie Waterstaat, Geschiedenis, Koloniën. Overal stuit men op onkunde, onver schilligheid, gebrek aan piëteit, tekort aan levensvreugde. En zoo hebben wij dus allemaal reden tot klagen, de ontginners even goed als de natuurbeschermers. Even wel, met wat goeden wil en kennis neming van elkanders werken en streven kunnen die klachten verkeeren in tevredenheid. WAT nu Fochtelo betreft ga ik natuurlijk door dik en dun mee met professor Weevers. In zijn artikel in De Levende Natuur schetst hij kort en duidelijk, hoe het hoogveen groeit als bodemlaag, meters en meters dik, voornamelijk onder invloed van de merkwaardige plantengroep der veenmossen. In den loop der eeuwen wisse len verschillende plantengroepen met elkander af en de getuigenissen van die ontwikkelingsgeschiedenis zijn nog in het veem te vinden als zware kienhoutstammen, plantenvezels van aller lei aard, korreltjes stuifmeel van velerlei herkomst, allemaal stof voor boeiend en leerzaam onderzoek. Dit omvat ook de geschiedenis van de oude bewoning van deze streken, van CMiige duizenden jaren voor Christus tjt heel kort geleden toe, want dat hoogveen leeft en groeit nog altijd. En in die bovenste laag, waaronder de tegenwoordige klimatologische om standigheden het veenmos nog weer eens hoofdfiguur is groeien, nog tal van merkwaardige en mooie planten, die eigen zijn aan dit hoogveen: in de eerste plaats de prachtige Lavendelheide (Andromeda) een prachtig struikje met fijn groen grijs gebladerte en sierlijk hangende rose klokjes, de Veenbes, die in lange slierten over het veenmos kruipt en zich tooit met mooie roode bloemen, de Wollegrassen, die straks het landschap kleeden in wapperend wit, de Zonnedauwtjes, om slechts de hoofdfiguren te noemen. Dophei, Blauwe Gentiaan, Arnica, Struikhei vormen hier en daar het slotaccoord. Deze bijzondere flora wordt ver gezeld door een even bijzondere dieren wereld, insecten van allerlei aard, lastige maar prachtige steekvliegen, de Zingende Hoogveenvlieg (Sericomyia borealis), die onherroepelijk verdwijnt, wanneer het hoogveen verloren gaat. Wellicht zijn het ook de laatste Goudplevieren, die hier nog broeden. In voor- en najaar trekken die nog bij duizenden door ons land en in vroeger tijden broedden ze hier op de hooge venen en natte heiden van Groningen tot in Limburg, maar hun gebied werd al kleiner en kleiner en thans hebben ze alleen nog maar een kansje hier aan de grens van Friesland en Drente en ergens in de Brabantsche of Limburgsche Peel. Nu kun je heel gelukkig zijn zonder broedende goudplevieren of zingende zweefvliegen, maar als het hoogveen verdwijnt gaan er nog een paar honderd andere soorten van wilde planten en dieren verloren en daarmee een schat aan wetenschap en schoon Toerisme Goudplevier bij zijn nest heid, een aanleiding tot wetenschap pelijke belangstelling. Men vergeet te licht, dat de opgroeiende jeugd zich instinctmatig, men zou kunnen zeggen atavistisch, aangetrokken voelt tot de wildernis en de vrije natuur en het is daar dat de besten hun grondslag en inspiratie vinden voor wat zij later presteeren zullen op het gebied van kunst en wetenschap. DOCH er is nog meer. Op het Internationaal Botanisch Con gres te Amsterdam in 1936 hebben geleerden van de heele wereld erkend, dat zij met laboratoriumwerk alleen niet klaar komen, maar dat zij vol strekt noodig hebben de bestudeering van het leven in de vrije natuur en wel in de eerste plaats de levensvormen in hun natuurlijke omgeving, dat wil zeggen de wilde flora en de wilde fauna op de woeste gronden. Alleen hierom zou het van wijs beleid getuigen indien de Regeering en de bijzondere Organisaties zich toelegden op het behoud van die woeste gronden en bezadigdheid betrachtten in het wég-ontginnen van wat daarvan nog is overgebleven. Nu de Natuurbeschermingswet nog steeds op zich laat wachten en de Werk verschaffing altijd dringender eischen stelt, is het de plicht van de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten, de allerbelangrijkste landschappen te behouden. En daartoe behoort het Veen van Fochteloo, aan de grens van Friesland en Drente, tusschen Oosterwolde en Veenhuizen. Indien de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten een ledental had, evenredig aan het belang van haar taak, dan zou zij dat veen zoo uit de hand kunnen koopen, uit de vestzak betalen. Maar het raadselachtig ver schijnsel doet zich voor, dat duizenden en duizenden die profiteeren van haar werk bezoekers van Texel, Leuvenumsche Bosch, Velp, de Steeg, Ellecom, Dieren, Oisterwijk enz. ver zuimen, zich bij het kantoor der Ver eeniging Heerengracht 540 Amsterdam op te geven als lid tegen een minimum contributie van een rijksdaalder per jaar. Daarom moet zij nog altijd bij iederen belangrijken aankoop een beroep doen" op de goedgezinden. Ik vind dat onaangenaam en verontrus tend. Het is natuurlijk heel prettig, dat eenige honderden van die goed gezinden met hun gaven komen, maar veel gezonder zou het zijn, wanneer duizenden dien jaarlijkschen rijks daalder konden vinden. Denk dus ook eens aan Fochtelo en zend gift of aanmelding voor lidmaatschap aan bovengenoemd adres. Het postgironummer is 32391. Nieaws uit Zwitserland LUZERN LUZERN doet van zich spreken. Niet alleen door de schoonheid van haar nooit genoeg te prijzen om geving, niet alleen wegens haar heer lijke ligging aan een van de mooie armen van het Vierwaldstattermeer, maar ook door alles wat de stad in het volle seizoen haar bezoekers aan gebeurtenissen op allerlei gebied weet aan te bieden. Het traditioneele inter nationale concours hippique waaraan de fine fleur van dames- en heeren ruiters uit binnen- en buitenland deel nemen, eindigde op 10 Juli. Daar zijn dan verder de internationale muziek feesten van midden Juli tot einde Augustus, waar we reeds eerder mel ding van maakten. HET hoogtepunt van dit uitgebreidde klankenfestijn is het door Arturo Toscanini te dirigeeren feestconcert te Tribschen dat plaats vindt op 25 Augustus. Van belang zijn de schitterende opvoeringen van het Luzerner Passiespel voor de Hofkirche (tot il September), de internationale muziektentoonstelling in het oude raadhuis aan de Kornmarkt en de groote solistenconcerten in de Kurzaal. Tenslotte is er nog de door de geheele Zwitsersche pers zoo hoog geroemde tentoonstelling in het Kunsthaus". Bijna nimmer heeft Luzern tijdens het zomerseizoen zooveel te genieten gegeven als thans het geval is. Want, behalve de bovengenoemde gebeurte nissen, kan men te Luzern natuurlijk allerlei op sportgebied meemaken. Er wordt golf gespeeld en tennis, en het strandbad Lido weet ook iederen zomer weer een grooten stroom vreem delingen tot zich te trekken. Het landelijke Bönigen ALS Arcadiëwerkelijk zoo mooi is geweest als de dichters het be zongen hebben, dan moeten zijn her dersdorpen er uit gezien hebben als Bönigen. Verscholen in een woud van vruchtboomen waarvan de malsche grasvlakte doorstroomd wordt door een kristalhelder beekje, staan een stuk of honderd landelijke huisjes die met drui ven begroeid zijn en die alle omgeven zijn door tuintjes welker bloemen heer lijke geuren verspreiden. Bij veel van deze hutten, ontspringen bronnen die, door hun geruisch, een zacht ge murmel veroorzaken en de omgeving aangenaam afkoelen." Dit, en nog veel meer aanlokkelijks over Bönigen staat te lezen in een reisboek getiteld: Reise von Bern nach Interlaken", dat in het jaar 1805 het licht zag. AAN wat er over Bönigen in dit reisboek geschreven staat, zouden wij liefst niets toevoegen. Wie is er tegenwoordig, in onzen nuchteren tijd, nog in staat de schoonheid van zoo'n landelijk dorpje op een dergelijke ma nier weer te geven ? Sinds ruim 130 jaar is natuurlijk niet alles hetzelfde gebleven, d. w. z. er is veel veranderd, er is veel bijgekomen. Het landelijke idyllische van het oude Bönigen is gelukkig bewaard gebleven, dit heeft van daag de dag nog dezelfde aantrekkelijkheid als voorheen; maar het dorp Bönigen is aanmerkelijk uit gebreid. Aan de honderd landelijke hutjes" zijn heele straten met moderne frissche woningen toegevoegd, welke, evenals de oude hutjes, door mooie tuinen omgeven zijn welker bloemen de heerlijkste geuren verspreiden". Als badplaats heeft Bönigen zich de laatste decennia uitgebreid in de rich ting van het meer. Aan een vriendelijke oeverkromming van het Brienzermeer rezen ruim een half dozijn hotels en pensions van middelmatige grootte op, welke van het begin af aan hun goeden naam, wat comfort en service betreft, wisten te handhaven. Een mondain Grandhotel" vinden we er niet, overi gens is er voor ieder die in zijn vacantie uit wil rusten en van de natuur genie ten, wat naar zij gading te vinden, zoowel te land als op het water. Er is een nieuw strandbad gekomen, men kan zich in gondels over het water laten drijven of met een stoombootje een grooteren tocht over het water maken. Men kan er wandelen over de vele wandel weggetjes en zijn blik laten gaan over het stil spiegelende water en de rustig mijmerende dorpjes die niets afweten van haasthebben en stadslawaai. PAG. 14 DE GROENE No. 3169

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl