De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 16 juli pagina 16

16 juli 1938 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

Een verhaal van de Groene door R. M. del V alle Inclan AAN den ouden zwijgzamen molenaar, die me als gids diende bij een bezoek aan de Keltische steenen van de Monte Rouriz, bewaar ik een herinnering die koud, hard en snij dend is als de sneeuw die de bergtoppen bedekte. Wellicht meer nog door zijn tragische geschiedenis dan door zijn uiterlijk dat gehouwen scheen uit hard graniet, komt mij telkens weer dit duistere gezicht in gedachten. Wanneer ik de oogen sluit, zie ik hem voor mij: knokig, mager en sterk als de stam van een eeuwenouden wijnstok; als mos op een oud beeld groeide zijn baard, en zijn droge lippen waren met strenge onverschilligheid gesloten. Onbewegelijk en peinzend was zijn gezicht, een uitdrukkingslooze kop als een Egyptisch relief. Neen, nooit zal ik hem vergeten ! Hij was een hartstochtelijk strijder geweest. Gedurende den tweeden burgeroorlog begaf hij zich met zijn vijf zonen op weg, en weinig dagen later was hij er in geslaagd een bekwame troep bij elkaar te brengen. Van tijd tot tijd gaf hij het bevel over aan zijn zoon Juan Maria en verdween in de bergen, vastberaden als een wolf die daar zijn hol heeft. Wanneer men hem het minst verwachtte keerde hij dan terug, vergezeld van een of ander dom uitzienden angstigen boerenjongen, die tegen wil en dank bij zijn gelederen werd ingelijfd. Op den heenen terugweg ging hij dan even naar zijn molen om te kijken hoe de familie het maakte, wat de klein kinderen deden, en of het werk voortgang had. Op een zomermiddag kwam hij daar weer eens en vond alles in wanorde. Vastgebonden aan een stijl van het prieel weeklaagde de molenaarsvrouw en riep vergeefs haar kleinkinderen die naar het dorp waren gevlucht; de hond jankte met een gekneusden poot in de lucht; de deur was vernield en de vloer bedekt met koren en meel; op tafel stonden nog de resten van het onderbroken maal, en de oude kist waar het geld in bewaard werd lag uitgeplunderd in den hof. De aanvoerder bekeek dit alles nauwkeurig zonder een klacht uit te brengen, naderde toen zijn vrouw en zei met zijn toonlooze en chaotische stem van ouden dooven man: Kwamen de zwarten ?" De schurken....!" Hoe laat kwamen ze?" Ik geloof tegen etenstijd ! Ik ben zoo ge schrokken dat ik 't me niet meer herinner !" Hoeveel waren er? Wat heb je gezegd?" De vrouw snikte luider. In plaats van te antwoor den barstte ze uit in scheldwoorden tegen die slechte vijanden die het huis vernielden van een arme die zich met niemand ter wereld bemoeide. De echtgenoot bekeek haar met zijn wantrouwende lichtbruine oogen: Wel verduiveld ! Je kunt me niet bedriegen'. Jij hebt ze gezegd waar de troep is." Zij huilde ontroostbaar verder. Hou op, man ! Zie je niet hoe die beulen van Jeruzalem me hebben vastgebonden ! Op dezelfde manier als Onzen Heer !" De hoofdman herhaalde, woedend met zijn geweer zwaaiend: Zal je nu antwoorden, mensch ! Wat heb je gezegd?" Maar man, bedenk toch. ... !" Ze zweeg diep zuchtend zonder verder te durven gaan, zoo zeer beangstigde haar dat oude gerimpelde gezicht. Hij drong niet meer aan, doch nam zijn mes. En toen zij dacht dat hij haar zou dooden, sneed hij de touwen door zonder een woord te zeg gen en beduidde haar dat ze hem zou volgen. De vrouw hield niet op met klagen: Ach, kinderen van mijn hart! Waarom heb ik me niet eerder levend laten roosteren dan te zeggen waar jullie waren? Jullie, jonge gezonde kerels. Ik, een oude vrouw met n been in het graf. Duizend jaar zou ik ter bedevaart moeten zwerven over wegen en paden om van God vergiffenis te krijgen. Ach mijn jongens ! Mijn jongens!" Bevend van angst liep daar de oude vrouw met haar grove werkvingers woelend in den aschgrauwen haarbos. Wanneer ze even zuchtend stil wou staan, duwde de man, steeds onheilspellender kijkend, haar voort met de kolf van het geweer, zonder toorn, als was ze een tamme koe in eigen stal geboren die wat moeilijk ging. ZE verlieten dv'n door de Augustuszon geblakerden moestuin, en na de weiden te hebben overgestoken sloegen ze een hollen bergweg in. De vrouw zuchtte: Allerheiligste Maagd, verlaat mij niet in dit uur !" Ze gingen zonder aarzelen tot ze bij een kromming in den weg kwamen waar een kleine kapel stond. De hoofdman klom tegen den hoogen berm op en spiedde argwanend naar dat gedeelte van den weg wat hij van daaruit overzien kon. Hij spande den haan van zijn geweer en bekruiste zich met de lang zame aandacht van ouden christen: Sabela, ga knielen bij het altaar van de geloovige zielen !" De vrouw gehoorzaamde bevend. De oude veegde zich een traan weg: Beveel je ziel aan God, Sabela. Ay man, maak me niet dood ! Wacht ten minste totdat je weet of de jongens kwaad is over komen !" De strijder streek weer met zijn handen langs de oogen, nam daarna zijn oude houten rozenkrans en gaf die aan de vrouw, die hem snikkend aannam. Toen klom hij weer op den berm en fluisterde ernstig: Hij is gezegend door den bisschop van Orense, met een volle aflaat in het uur van sterven." Hijzelf begon eentonig mompelend te bidden. Van tijd tot tijd wierp hij een onrustigen blik op den weg. Langzamerhand werd de vrouw kalmer. In de eerbiedwaardige groeven van haar rimpelig gezicht beefden de tranen; haar oude trillende handen deden het kruis en de medailles van den rozenkrans rinkelen; kloppend op de borst boog zij zich diep en kuste plechtig den grond. De oude fluisterde: Ben je klaar?" Zij vouwde de handen met christelijke overgave. Uw heilige wil geschiede, Jezus !" Maar toen ze zag hoe de verschrikkelijke oude zijn geweer aan den schouder bracht en mikte, stond ze angstig op en liep met geopende armen naar hem toe: Maak me niet dood, dood me niet, bij de ziel van. ... !" Het schot klonk, en zij viel midden op den weg neer met doorboord voorhoofd. De man nam zijn bebloeden rozenkrans van den grond op, kuste het bronzen kruis, en zonder zich nog op te houden om het geweer te laden, vluchtte hij in de richting van het gebergte. Hij had zoo juist de steken der guardias civiles in de verte bespeurd. IK moet bekennen dat ik beefde toen de goede Urbino Pimentel me in Viana deze geschiedenis vertelde, want ik herinner me hoe stuurs en driftig ik dien ouden opstandeling in de herberg van Brandeso had weggestuurd, geërgerd als ik was geweest door de sluwe hardheid van die uit glanzend eiken hout gesneden sfinx. iiiiiiiiliiMiitlimiiiiiiMiiiiiiilMliiiimimMiiiiiiiiiuiiliiiinimiiiiiiiiiiiifiiii iiiiin Paindeluxe-brood Het is nog voorbarig reeds mededeelingen te doen." (K-) Beter perspectief in uitzicht ge steld." (T.) Uit de Hoogeschool der journalistiek Het spreekt van zelf dat deze werkzaamheden niet gepaard gaan zonder eenige kosten." (X. Tilb. C.) Het ladderen van de kousen die wij tegenwoordig dragen is talrijk en even talrijk zijn de verzuchtingen." Oneerbiedige journalistiek Prins Bernhard hield zijn bruine hoed in de hand, en het was een aardig oogenblik, toen Hij dit neer legde, om, na zijn eigen sigaret aan gestoken te hebben, ook burgemeester De Bordes een vlammetje aan te bieden." (Laarder C.) De vaderlandslievende lezer heeft ongetwijfeld het onvoegzame zijn verbeterd in Zijn. HARIVARIA Dat lastige Hollandsch Het gezelschap ontbijtte aan liet stationsbuffet." (R.) Ken havelooze menigte pleegde er massa-meeting te houden." (H.) Doelstellerij Dit is noodig om haar doelstelling te bereiken." (Vrijh.) De noodzakelijkheid en de do stelling van onze marine." (Vat Instellingen met liefdadige do stelling." (H. D.) Dat is de belangrijkste doeist ling van het memorandum." (H.) Deze doelstelling was liet tegc gaan van koersschommelingen." (J'rov. O. en /.w. C Onze kunstcritici De laatste resten reserve verdwe nen nit de zaal voor de onweerstaan baarheid van zijn dansinstinct het leven van zijn spanningen en ontspan ningen, de ontembaarheid van zijn nu eens grimmige en met in den vloer bijtende voeten gestampte, dan \vcci~ uitgelaten vroolijke, eindelijk fantas tische kunst. (T.) De stem die in klankkleur eenigcrmate aan den weeken toon van ivoor herinnert, is prachtig doorwerkt en doet het in alle registers even zege vierend en klaar van uitdrukking." De wijzen uit het Westen Men gaat in Duitschlaml natuur lijkerwijze van deze omstandigheden uit." (Jt.) Dit brengt het beroep noodzake lijkerwijze niet zich mee." (H.) , .Gelukkigerwijs nemen vele oiulcr\\ijxers een leidende ]>OMÜC m." ((>? J ) Hij noemde dat geestigere ijs een fascistische wedloop." (l:, il. D.) Deze gegevens werden mij /eer toevalligerwijze verstrekt. " fff.) Spinnewebpuzlzc ook voor den rechter een pulzze." (T.) Ook voor den zetter een pluzle. ( orrespondentic l 'rullenmaml verkeerd ? Antw. Duitsch ontuig. Eigenlijk ook overigens, minstens en hoogstens, maar die zijn er nu eenmaal in. Prof. Cosijn, die het ontwerp van het Wetboek van Strafrecht te corrigeeren kreeg minstens ik ge loof dat hij het was verbeterde al de hoogstensen van den minister in ten hoogstes; u kent art. 461. Ach, vergevens ! Het gedrochtje heeft zich'hier binnengedrongen en zit vast. Waarom raadpleegt u voor zulke vragen niet Haje 's Taalschut (Leidsche U. M.) ? Dat boekje hebt u toch ? Het moet in het bezit zijn van ieder die wel eens schrijft, dus van iedereen. Zie over tweedens, strengstens, duidelijkstens, enz. blz. 46. ninnniiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiHiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiniiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiniiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiititiiiiiiMuiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii niiniiiiiiiiit uiimtiiiiiiiiimim uiiiiiiiiiiiiimiiiiimiimiHiuiiiiiiiiiiiimimiii iiiiiiimniiimiinmmim PAG. 16 DE GROENE No. 3 189

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl