Historisch Archief 1877-1940
Schilderijen in de natuur
Het Museum op de Hoge Veluwe
HET is zoo moeilijk zich voor te stellen, hoe
veel zesenzestig honderd hectaren is. Het is
uit te drukken in nuchtere getallen, maar
neergelegd als park in een der mooiste streken van
de Veluwe maakt het een overweldigenden indruk.
Dan is het een uitgestrektheid waar men dwalen
kan, waar wijde vergezichten u verrukken en
schilachtige boschpartijen uw bewondering wekken.
Dat is het Nationale Park De Hoge Veluwe, dat
tusschen Ede, Apeldoorn en Arnhem, bij de plaatsjes
Otterlo, Hoenderlo en Schaarsbergen op een
beboscht en geaccidenteerd stuk Veluwe ligt. Dit
voormalig landgoed van de familie Kröller-Müller
werd op i Mei 1935 door de eigenares, de N.V. Wil
helm Muller & Co., verkocht aan de Stichting Het
Nationale Park De Hoge Veluwe", die de
benoodigde gelden voor den aankoop verkreeg als een
hypothecaire geldleening van de Nederlandsche
Uitvoer Maatschappij in liquidatie. Op deze wijze
ging het belangrijke landgoed der familie Kröller
over aan de Stichting, waardoor het genot van dit
goed in den vervolge kwam aan het Nederlandsche
volk, aan allen, die het een bezoek wilde brengen.
MAAR dit natuurpark bergt meer dan herten
en konijnen, meer dan laryxen en dennen.
Midden in het uitgestrekte park verheft zich sinds
korten tijd een klein museum, dat de rijke
schilderijencollectie van Mevrouw Kröller-Müller
herbergt. Deze collectie was reeds in 1935 het eigen
dom van de Kröller-Müller-Stichting, en is sinds
dien aan den Staat overgegaan, die daarvoor zich
verplicht heeft, verschillende voorwaarden te ver
vullen, o.a. dat de verzameling zoo mogelijk als
geheel bewaard zou blijven, en dat zij in een mu
seum op het landgoed voor het nageslacht bewaard
zou blijven.
Oud-minister Marchant, die als minister deze
kwestie reeds entameerde, aanvaardde het voor
zitterschap van de besturen van de stichting.
Deze week is nu het schilderijenmuseum geopend.
Het is niet het groote museum, zooals de heer en
mevrouw Kröller dit hadden laten ontwerpen door
den Belgischen bouwmeester Henri van de Velde.
Hoewel de plannen daarvan al gereed waren, fun
damenten reeds gelegd, en zelfs de te verwerken
natuursteen reeds gedeeltelijk ter plaatse was, ver
hinderden de omstandigheden de totstandkoming
er van tot nu toe. Het thans in werkverschaffing
opgerichte gebouw is een semi-permanent museum,
eveneens van prof. Van de Velde, streng van stijl.
Het herbergt in zijn zalen ongeveer een derde van
de zeer uitgebreide collectie. De rest ligt in kelders
en bergplaatsen.
HET is verrassend op de Hoge Veluwe te komen.
Verrassend is het park. Verrassend liggen daar
de vijvers rondom het indertijd door Berlage ge
bouwde jachtslot. Uitgestrekt zijn de weiden en
heidevelden, prachtig de bosschen van hoog op
gaand hout. En verrassend ligt daar het museum
in die schoone omgeving. Dit samengaan van na
tuur en kunst is onverwacht en uitzonderlijk. Maar
als men eenmaal rustig binnen is en zich heeft kun
nen concentreeren, dan is er in die zich
aaneenreiende zalen veel schoons te genieten.
Het museum is gebouwd rondom een binnenplaats.
Elke zaal ontvangt het licht van boven. De muren
zijn rustig en niet te licht van toon en een enkel
meubelstuk en vooral de buitengewoon fraaie tapij
ten hoeden voor eenvormigheid der zalen. Deze
eerste tentoonstelling legt het accent op de kunst
historische ontwikkeling van de laatste honderd
jaar ongeveer. De inrichting van het museum en
het ophangen der schilderijen geschiedde volgens
de adviezen van mevrouw Kröller, die als directrice
honoraire de algemeene leiding over haar verzame
ling behield.
Wanneer men de collectie beziet, en de plannen
van het wellicht nog te bouwen museum, wanneer
men door het park dwaalt, beseft men, dat hier van
particulier bezit in staatseigendom is overgegaan
een monument van uitzonderlijk groote waarde.
Het loont de moeite het park een bezoek te gaan
brengen. De kosten er aan verbonden zijn gering,
het genot groot. F.
(Ingezonden mededeeling)
Geëxposeerd bij de N.V. KUNSTHANDEL P. DE BOER
op de GROOTE ZOMERTENTOONSTELLING
in de zalen HEERENGRACHT 474 ? AMSTERDAM
DAGELIJKS (BEHALVE ZONDAGS) GEOPEND VAN 10 5 UUR
A. Kenoir: De Clown
De collectie Kröller-Möller
TT\E verzameling Kröller-Müller en meer in
j l 't bijzonder de schilderijen en teekeningen
* S van Vincent van Gogh die de kern van deze
collectie vormen, zijn in het buitenland wellicht beter
bekend dan in eigen land. Het huis op de Lange
Voorhout in Den Haag, waar in vroeger jaren de
belangrijkste stukken van deze verzameling te zien
waren, was steeds een bedevaartsplaats" voor kenners
en bewonderaars der moderne kunst. Doel en wezen
van deze verzameling verschilden sterk van doel en
wezen der meeste particuliere collecties die in Neder
land gevormd werden. Niet slechts was het de meest
uitgebreide collectie van moderne kunst, die met
enorme middelen bijeengebracht werd. Het nieuwe
en waardevolle er van was, dat aan den opbouw van
dit particuliere museum, van het begin af een didacti
sche" idee ten grondslag lag. De doeken van Corot en
Van Gogh, van Seurat en Picasso die het huis van
de verzamelaarster sierden, waren niet als een uiting
van weelde en rijkdom noch a/x bewijs van een ver
fijnden smaak bedoeld. Ze dienden veeleer als leer
middel", als bewijsstukken, als levende" illustraties
van een idee. Andere mochten boeken over kunst en
kunstenaars schrijven en deze boeken met plaatjes
illustreer en. Mevrouw Kröller illustreerde haar
kunsthistorische ideeën met echte schilderijen, met
de meesterwerken zelve.
ZOO ontstond deze verzameling. Van Gogh was
in die dagen wel is waar geen onbekende meer.
Maar nergens en door niemand werd zijn werk met
zoo veel toewijding, zoo systematisch, zoo weten
schappelijk' ' verzameld als in Den Haag. Vooral de
jeugdwerken van den meester, zijn schilderijen en
teekeningen uit de Borinage, waren toen nog volko
men veronachtzaamd en het is de verdienste van
Mevrouw Kröller en van haar adviseurs geweest,
dat de werken uit deze vroege periode tot hun recht
gekomen zijn. Maar van Gogh was geen deus ex
machina". Hij had leermeesters en tijdgenooten, vol
gelingen en tegenstanders. Deze geheele sfeer mede
in haar verzameling te betrekken was de tweede orga
nische idee van Mevr. Kröller. Het kwam trouwens
ook, aesthetisch gezien, de verzameling ten goede.
D F derde logische etappe in de ontwikkeling van
deze verzameling was de studie en
bijeenbrenging van werken der moderne (levende) kunstenaars.
Dit is zeer zeker een dankbare taak, maar ook de
moeilijkste die een verzamelaar zich stellen kan. Te
allen tijde hebben in de beeldende kunst de meest
uiteenloopende richtingen naast elkaar bestaan. Uit
dezen scheppings-chaos werken van blijvende waarde
te kiezen is een heroïsche onderneming. Met een
breeden zoo objectief mogelijken kijk, zij het ook van
haar subjectief standpunt uit, heeft Mevrouw Kröller
de moderne kunst verzameld. Zoo groeide de verzame
ling en werd zij in omvang grooter dan eenige andere
particuliere collectie hier te lande. N. 5. T.
PAG. 5 DE GROENE No.3189