Historisch Archief 1877-1940
STERRENNEVELS
die komen en gaan
Dr, A. J. M. Wanders
ER leefde in de i8de eeuw in Parijs
een astronoom, die van de
sterrekunde niet veel mér wist, dan dat
er kometen bestonden. De naam van
den man was Messier. Het opsporen
'van nog onbekende staartsterren was
zijn hobby en hij heeft er op zijn stroop
tochten langs den hemel zoovele
kunnen verschalken, dat Lodewijk XIV
voor dezen officieelen hemelspeurder
van de Parijsche sterrewacht den niet
onaardigen naam van kometenfret"
bedacht.
Dat, ondanks deze uitsluitende
kometenliefhebberij des heeren Messier,
tegenwoordig aan iedereen die zich
weieens met sterrekunde bezighoudt
diens naam bekend is, komt omdat
Ie furêt des comètes" het plan opvatte
om alle objecten aan den hemel, welke
in zijn kijker maar een eenigszins
nevelachtig uiterlijk vertoonden, te
catalogiseeren, teneinde ze bij zijn
hemelsche speurtochten niet bij ver
gissing voor kometen te houden.
Het eerste nummer van zijn lijst is
de beroemde Crab-nevel in het
sterrebeeld de Stier, en die draagt dan ook
officieel den naam Messier i".
Deze Crab-nevel, die zijn benaming
ontleent aan het iet of wat fantastische
uiterlijk van een kreeft, dat hij in den
telescoop van Lord Rosse vertoonde,
is de laatste jaren in een soort brand
punt van de belangstelling komen te
staan.
Het begon toen Prof. J. C. Duncan
op de Mt. Wilson sterrewacht een twee
tal fotografische opnamen van den
nevel vergeleek, welke 12 jaar uiteen
lagen, en daarbij vast kon stellen, dat
de Crab-nevel bij het verstrijken van
den tijd een weinig grooter was ge
worden ! Toen daarna ook de
spectrograaf op het geval gericht werd, leverde
deze op zijn beurt het verrassende feit,
dat de heele nevel uitdijt met een snel
heid van ongeveer 100 K.M. per secon
de. Dat is dus een 30 milliard kilometer
per jaar of 360 milliard in 12 jaar. En
combineert men nu dit gegeven met de
bevinding van Duncan, dan blijkt niet
slechts de Crabnevel op een afstand
van 4900 lichtjaar van ons verwijderd
te zijn, maar er rolt ons meteen mis
schien een nog interessanter gegeven
in den schoot, namelijk dat de nevel
(gezien de expansiesnelheid van noo
K.M.) 8 a 900 jaar geleden van de ster
af, moet zijn vertrokken, om sindsdien
tot zijn afmeting van vandaag aan te
groeien.
Dit resultaat kwam niet heelemaal
als een bliksemstraal bij helderen
hemel. Integendeel, er was goede grond
om te vermoeden, dat het ontstaan van
den Crab-nevel nauw verband moest
houden met het verschijnsel der Nieuwe
sterren, of novae.
NIEUWE sterren zullen aan ieder
van ons althans van naam
waarschijnlijk wel bekend zijn, waar
we zoo gelukkig zijn geweest om er
binnen 2 jaar tijds een tweetal aan
onzen noordelijken hemel te hebben
zien opvlammen.
Het uiterlijk gebeuren laat zien heel
simpel beschrijven. Een telescopisch,
dus doorgaans zeer zwak, sterretje
krijgt plotseling een zoodanige helder
heid, dat het met het bloote oog duide
lijk valt waar te nemen. Maar ook hier
wist de spectroscoop ons belangrijke
insiders-informaties te verschaffen. Hij
vertelde ons, dat de ster bij gelegenheid
van zoo'n opvlamming zijn buitenste
oppervlaktelagen met een aanzienlijke
vaart soms van duizend en meer
kilometer in de seconde ! het
wereldruim in slingert. En dat dit zoomaar
geen fantasie is, kwam aan het licht
toen men, na verloop van tijd, in ver
schillende gevallen een rond nevel
achtig vlekje rondom een voormalige
nova zag ontstaan, en.... steeds verder
aangroeien, lang nadat de ster haar
vroegere geringe helderheid weer terug
gekregen had.
Dat dat nova-neveltje niet van den
eersten den besten dag af al zichtbaar
was, kon natuurlijk niet verwonderen,
aangezien het aanvankelijk veel te klein
was om het zelfs met de allergrootste
telescopen te kunnen ontwaren.
Er was niet zoo heel veel genie voor
noodig, om deze bevindingen bij Nieuwe
sterren in verband te brengen met de
verschijnselen die hij den Crab-nevel
waren aangetoond. Blijkbaar dankte
deze laatste haar ontstaan eveneens
aan een nova, en wel een die omstreeks
8 a 900 jaar geleden in het sterrebeeld
de Stier verschenen moest zijn.
Nu wil het geval, dat men in een oude
Chineesche kroniek inderdaad melding
vindt gemaakt van een ster, die in het
jaar 1054 in de Stier moet zijn opge
vlamd ! Met een waarschijnlijkheid, die
aardig wel aan zekerheid grenst, hebben
we in deze antieke nova dus de baker
mat voor ons van den thans alom be
kenden Crab-nevel, die in de dagen van
Karel den Grooten dus eenvoudig nog
heelemaal niet bestond !
De Crab-nevel is niet het eenige reliek
van een voormalige nova, dat tot de
goed waarneembare hemelobjecten is
gaan "behooren. Integendeel, deze Mes
sier i is door een soort ironie van
het noodlot juist degene die men
het laatst met zoo'n nieuwe ster in
verband zou hebben gebracht, te
oordeelen naar zijn vrij onregelmatige
gedaante.
Men kent aan den hemel
nevelvlekjes van volmaakt gladden ronden
of ovalen vorm. Dat zijn de z.g
planeetvormige nevels; een naam die
uit moet drukken dat ze zich als een
rond schijfje in den kijker aan ons
voordoen; voor het overige hebben ze
natuurlijk met planeten niets uit te
staan. En naar deze gaan onze ge
dachten veeleer uit in de kwestie: van
nova tot nevel". Ook al omdat ieder
van die planetaire nevels, precies in
een centrum, een.... ster heeft staan !
Het beroemdste specimen is de z.g.
ringnevel in de Lier, die hiernaast in
effigie" bijgaat. We kennen van derge
lijke exemplaren aan den geheelen
hemel een 100 a 150 stuks, en wat ligt
nu meer voor de hand dan ook bij deze
te gaan informeeren naar hun
vermoedelijken ouderdom?
OVER deze kwestie heeft onlangs
de Amerikaansche sterrekundige
Dr. F. Whipple van het
Harvardobservatorium een boekje open ge
daan. Hij vergeleek de spectrografisch
waargenomen expansiesnelheid van
ieder der betrokken planetaire nevels
met diens ware dimensies (zooals deze
uit den becijferden afstand van den
Boven : De Crabnevel
in het sterrebeeld de
Stier. De
belichtingstijd van deze foto
was 3 uur.
De ringnevel in het
sterrebeeld de Lier.
nevel gemakkelijk valt af te leiden)
en vond zoo, dat de leeftijden varieer
den van 1700 tot 50.000 jaar. Als
gemiddelden levensduur meende hij een
30.000 jaar te moeten aannemen.
Planetaire nevels zijn dus geen
duurzame objecten aan den hemel. Zij
komen en gaan. Ze komen, d.w.z. ze
worden in onze telescopen zichtbaar,
zoodra hun schijfje tot voldoende
afmetingen is aangewassen om van de
aarde af gezien te kunnen worden;
terwijl ze gaan wanneer ze zóó sterk
zijn uitgedijd, dat hun gasmassa lang
zamerhand al te ijl is om ons nog vol
doende licht toe te zenden.
Merkwaardig is, dat al die door
Whipple onderzochte
expansiesnelheden op z'n hoogst enkele tientallen
kilometers bedroegen. Let wel, dit is
natuurlijk niet de snelheid waarmede
de gassen oorspronkelijk door de ster
uitgestooten werden, maar die waarmee
de uitzettende nevel zijn reis door het
wereldruim onderneemt, nadat eenmaal
de aantrekkingskracht van de ster is
overwonnen (iets wat den nevel een zeer
groot gedeelte van z'n snelheid heeft
kunnen kosten; te grooter, naarmate
de ster zwaarder is). De snelheid,
waarmee de onderzochte nevels uit
dijen, beloopt van 5 tot 50 K.M. per
seconde.
Dat kan, zegt Whipple, geen toeval
zijn. Volgens hem zullen alleen die
novae een planetairen nevel in het leven
roepen, waarbij de gasschil zich uit
eindelijk voldoende langzaam uitzet;
wat dus voornamelijk bij zware sterren
het geval zal zijn. Bij het meerendeel
der novae vervluchtigt het gas om zoo
te zeggen veel te snel, om den
gevormden nevel lang genoeg zichtbaar te doen
blijven. Vandaar ook dat het aantal
planetaire nevels zoo gering is, in ver
gelijking tot het aantal Nieuwe sterren
dat opvlamt, en dat zeker eenige tien
tallen per eeuw bedraagt.
Er zijn ons circa 150 van zulke
planeetvormige nevels bekend, en waar
deze ieder gemiddeld 30.000 jaar lang
leven, zal er in doorsnee elke 200 jaar
een van de bekende nevels moeten
verdwijnen, terwijl er dan, ergens
anders, een gloednieuwe voor in de
plaats komt.
Voor wat de planetaire nevels aan
gaat, zal de hemel er dus over een jaar
of tienduizend geheel anders uitzien
dan op het oogenblik.
Bij den Crab-nevel is de
uitdijingssnelheid van noo K.M. per seconde
al heel exceptioneel. Daaruit laat zich
nu reeds voorspellen, dat deze nevel
in de Stier het astronomisch ge
sproken niet lang zal maken. Zijn
levensduur zal de genoemde 30.000 jaar
op geen stukken na bereiken.
Maar zelfs afgezien van dit uitzon
derlijke geval, behooren de planetaire
nevels tot de kortstlevende hemellicha
men die we op het oogenblik kennen.
Ivorol-tandpasta (oranje-verpakking met blauwe band)
Bereid volgens nieuw recept. Elke poetsing is een ware mondwassching. Geeft een frissche mond en witte tanden. Tube 60, 40 en 25 et.
PAG. 15 DE GROENE Ne. 3190