De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 23 juli pagina 15

23 juli 1938 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

STERRENNEVELS die komen en gaan Dr, A. J. M. Wanders ER leefde in de i8de eeuw in Parijs een astronoom, die van de sterrekunde niet veel mér wist, dan dat er kometen bestonden. De naam van den man was Messier. Het opsporen 'van nog onbekende staartsterren was zijn hobby en hij heeft er op zijn stroop tochten langs den hemel zoovele kunnen verschalken, dat Lodewijk XIV voor dezen officieelen hemelspeurder van de Parijsche sterrewacht den niet onaardigen naam van kometenfret" bedacht. Dat, ondanks deze uitsluitende kometenliefhebberij des heeren Messier, tegenwoordig aan iedereen die zich weieens met sterrekunde bezighoudt diens naam bekend is, komt omdat Ie furêt des comètes" het plan opvatte om alle objecten aan den hemel, welke in zijn kijker maar een eenigszins nevelachtig uiterlijk vertoonden, te catalogiseeren, teneinde ze bij zijn hemelsche speurtochten niet bij ver gissing voor kometen te houden. Het eerste nummer van zijn lijst is de beroemde Crab-nevel in het sterrebeeld de Stier, en die draagt dan ook officieel den naam Messier i". Deze Crab-nevel, die zijn benaming ontleent aan het iet of wat fantastische uiterlijk van een kreeft, dat hij in den telescoop van Lord Rosse vertoonde, is de laatste jaren in een soort brand punt van de belangstelling komen te staan. Het begon toen Prof. J. C. Duncan op de Mt. Wilson sterrewacht een twee tal fotografische opnamen van den nevel vergeleek, welke 12 jaar uiteen lagen, en daarbij vast kon stellen, dat de Crab-nevel bij het verstrijken van den tijd een weinig grooter was ge worden ! Toen daarna ook de spectrograaf op het geval gericht werd, leverde deze op zijn beurt het verrassende feit, dat de heele nevel uitdijt met een snel heid van ongeveer 100 K.M. per secon de. Dat is dus een 30 milliard kilometer per jaar of 360 milliard in 12 jaar. En combineert men nu dit gegeven met de bevinding van Duncan, dan blijkt niet slechts de Crabnevel op een afstand van 4900 lichtjaar van ons verwijderd te zijn, maar er rolt ons meteen mis schien een nog interessanter gegeven in den schoot, namelijk dat de nevel (gezien de expansiesnelheid van noo K.M.) 8 a 900 jaar geleden van de ster af, moet zijn vertrokken, om sindsdien tot zijn afmeting van vandaag aan te groeien. Dit resultaat kwam niet heelemaal als een bliksemstraal bij helderen hemel. Integendeel, er was goede grond om te vermoeden, dat het ontstaan van den Crab-nevel nauw verband moest houden met het verschijnsel der Nieuwe sterren, of novae. NIEUWE sterren zullen aan ieder van ons althans van naam waarschijnlijk wel bekend zijn, waar we zoo gelukkig zijn geweest om er binnen 2 jaar tijds een tweetal aan onzen noordelijken hemel te hebben zien opvlammen. Het uiterlijk gebeuren laat zien heel simpel beschrijven. Een telescopisch, dus doorgaans zeer zwak, sterretje krijgt plotseling een zoodanige helder heid, dat het met het bloote oog duide lijk valt waar te nemen. Maar ook hier wist de spectroscoop ons belangrijke insiders-informaties te verschaffen. Hij vertelde ons, dat de ster bij gelegenheid van zoo'n opvlamming zijn buitenste oppervlaktelagen met een aanzienlijke vaart soms van duizend en meer kilometer in de seconde ! het wereldruim in slingert. En dat dit zoomaar geen fantasie is, kwam aan het licht toen men, na verloop van tijd, in ver schillende gevallen een rond nevel achtig vlekje rondom een voormalige nova zag ontstaan, en.... steeds verder aangroeien, lang nadat de ster haar vroegere geringe helderheid weer terug gekregen had. Dat dat nova-neveltje niet van den eersten den besten dag af al zichtbaar was, kon natuurlijk niet verwonderen, aangezien het aanvankelijk veel te klein was om het zelfs met de allergrootste telescopen te kunnen ontwaren. Er was niet zoo heel veel genie voor noodig, om deze bevindingen bij Nieuwe sterren in verband te brengen met de verschijnselen die hij den Crab-nevel waren aangetoond. Blijkbaar dankte deze laatste haar ontstaan eveneens aan een nova, en wel een die omstreeks 8 a 900 jaar geleden in het sterrebeeld de Stier verschenen moest zijn. Nu wil het geval, dat men in een oude Chineesche kroniek inderdaad melding vindt gemaakt van een ster, die in het jaar 1054 in de Stier moet zijn opge vlamd ! Met een waarschijnlijkheid, die aardig wel aan zekerheid grenst, hebben we in deze antieke nova dus de baker mat voor ons van den thans alom be kenden Crab-nevel, die in de dagen van Karel den Grooten dus eenvoudig nog heelemaal niet bestond ! De Crab-nevel is niet het eenige reliek van een voormalige nova, dat tot de goed waarneembare hemelobjecten is gaan "behooren. Integendeel, deze Mes sier i is door een soort ironie van het noodlot juist degene die men het laatst met zoo'n nieuwe ster in verband zou hebben gebracht, te oordeelen naar zijn vrij onregelmatige gedaante. Men kent aan den hemel nevelvlekjes van volmaakt gladden ronden of ovalen vorm. Dat zijn de z.g planeetvormige nevels; een naam die uit moet drukken dat ze zich als een rond schijfje in den kijker aan ons voordoen; voor het overige hebben ze natuurlijk met planeten niets uit te staan. En naar deze gaan onze ge dachten veeleer uit in de kwestie: van nova tot nevel". Ook al omdat ieder van die planetaire nevels, precies in een centrum, een.... ster heeft staan ! Het beroemdste specimen is de z.g. ringnevel in de Lier, die hiernaast in effigie" bijgaat. We kennen van derge lijke exemplaren aan den geheelen hemel een 100 a 150 stuks, en wat ligt nu meer voor de hand dan ook bij deze te gaan informeeren naar hun vermoedelijken ouderdom? OVER deze kwestie heeft onlangs de Amerikaansche sterrekundige Dr. F. Whipple van het Harvardobservatorium een boekje open ge daan. Hij vergeleek de spectrografisch waargenomen expansiesnelheid van ieder der betrokken planetaire nevels met diens ware dimensies (zooals deze uit den becijferden afstand van den Boven : De Crabnevel in het sterrebeeld de Stier. De belichtingstijd van deze foto was 3 uur. De ringnevel in het sterrebeeld de Lier. nevel gemakkelijk valt af te leiden) en vond zoo, dat de leeftijden varieer den van 1700 tot 50.000 jaar. Als gemiddelden levensduur meende hij een 30.000 jaar te moeten aannemen. Planetaire nevels zijn dus geen duurzame objecten aan den hemel. Zij komen en gaan. Ze komen, d.w.z. ze worden in onze telescopen zichtbaar, zoodra hun schijfje tot voldoende afmetingen is aangewassen om van de aarde af gezien te kunnen worden; terwijl ze gaan wanneer ze zóó sterk zijn uitgedijd, dat hun gasmassa lang zamerhand al te ijl is om ons nog vol doende licht toe te zenden. Merkwaardig is, dat al die door Whipple onderzochte expansiesnelheden op z'n hoogst enkele tientallen kilometers bedroegen. Let wel, dit is natuurlijk niet de snelheid waarmede de gassen oorspronkelijk door de ster uitgestooten werden, maar die waarmee de uitzettende nevel zijn reis door het wereldruim onderneemt, nadat eenmaal de aantrekkingskracht van de ster is overwonnen (iets wat den nevel een zeer groot gedeelte van z'n snelheid heeft kunnen kosten; te grooter, naarmate de ster zwaarder is). De snelheid, waarmee de onderzochte nevels uit dijen, beloopt van 5 tot 50 K.M. per seconde. Dat kan, zegt Whipple, geen toeval zijn. Volgens hem zullen alleen die novae een planetairen nevel in het leven roepen, waarbij de gasschil zich uit eindelijk voldoende langzaam uitzet; wat dus voornamelijk bij zware sterren het geval zal zijn. Bij het meerendeel der novae vervluchtigt het gas om zoo te zeggen veel te snel, om den gevormden nevel lang genoeg zichtbaar te doen blijven. Vandaar ook dat het aantal planetaire nevels zoo gering is, in ver gelijking tot het aantal Nieuwe sterren dat opvlamt, en dat zeker eenige tien tallen per eeuw bedraagt. Er zijn ons circa 150 van zulke planeetvormige nevels bekend, en waar deze ieder gemiddeld 30.000 jaar lang leven, zal er in doorsnee elke 200 jaar een van de bekende nevels moeten verdwijnen, terwijl er dan, ergens anders, een gloednieuwe voor in de plaats komt. Voor wat de planetaire nevels aan gaat, zal de hemel er dus over een jaar of tienduizend geheel anders uitzien dan op het oogenblik. Bij den Crab-nevel is de uitdijingssnelheid van noo K.M. per seconde al heel exceptioneel. Daaruit laat zich nu reeds voorspellen, dat deze nevel in de Stier het astronomisch ge sproken niet lang zal maken. Zijn levensduur zal de genoemde 30.000 jaar op geen stukken na bereiken. Maar zelfs afgezien van dit uitzon derlijke geval, behooren de planetaire nevels tot de kortstlevende hemellicha men die we op het oogenblik kennen. Ivorol-tandpasta (oranje-verpakking met blauwe band) Bereid volgens nieuw recept. Elke poetsing is een ware mondwassching. Geeft een frissche mond en witte tanden. Tube 60, 40 en 25 et. PAG. 15 DE GROENE Ne. 3190

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl