Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER
OPGERICHT
1877
Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam - C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per jaar. Postrekening: 72880. Gem. Giro G 1000.
Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd.
23 JULI
1938
Amsterdam's niet goedgekeurde begroting
J 932 (?67.240.804,26.)
2.7%
25.7
10%
1 R.E5ERVE KWADE POSTEN
INKOMSTEN BELA3TI NG
2 UITKERING AAN BEOR.IJF
VOOR ft£5£RveR.INCj
De verdeeling van de netto
uitgaven van Amsterdam in 1932
De moeilijkheden tussen
het Rijk en de Hoofdstad
Mr* W» Verkade
NA langdurige briefwisseling tussen het ge
meentebestuur van Amsterdam, de Rege
ring en de gedeputeerden van
NoordHolland en na verschillende mondelinge discussies,
is enkele dagen voordat de rekening over het
jaar 1937 moest zijn afgesloten definitief aan
de begroting voor 1937 de goedkeuring van Gedepu
teerden onthouden. Het is een staatsrechtelijk
novum, dat het tot een half jaar duurt na de
periode waarover een begroting loopt, voordat over
het lot van die begroting wordt beslist, en dat dit
bovendien dan nog in negatieve zin geschiedt.
Bovendien ligt aan deze maatregel niet zozeer een
meningsverschil tussen gemeente- en provincie
bestuur ten grondslag: herhaaldelijk is tot uiting
gekomen dat de gedeputeerden van Noord-Holland
het in de grond met het standpunt van Amsterdam
eens waren en slechts op formele punten met het
gemeentebestuur van mening verschilden.
Het begrotingsverschil is nu tot een prin
cipiële zaak geworden, die tot in hoogste
instantie moet worden uitgevochten, wil men niet
ook voor andere jaren en voor andere gemeenten
de zaak bederven. Want het begrotingsgeschil is
geworden tot een ,,test-case" voor de gehele ver
houding tussen Rijk en gemeenten.
OLECHTS weinigen hebben zo scherp als wijlen
^ Wibaut in 1929 de gevaren gezien voor de
gemeentelijke zelfstandigheid, die er scholen in de
toentertijd in de Kamers behandelde wet op de
financiële verhouding tussen Rijk en gemeenten.
Men leefde in een financieel gunstige tijd, jhr. de
Geer scheen de oplossing gevonden te hebben voor
de technische puzzle, die het gemeentelijke financie
wezen reeds lange jaren vormde. Volgens objec
tieve gegevens voortvloeiende uit een aantal vaste
gemeentelijke uitgaven en een aantal dat verband
hield met wat men de gemeentelijke
levensLorre
verwacht
*
RH E N EN
op den
Grebbeberg
HollantTs mooiste
natuurpark
standaard" zou kunnen noemen, zouden uit een
gemeenschappelijk fonds jaarlijks uitkeringen aan
de gemeenten worden gedaan, waarbij de te grote
belastingverschillen tussen aangrenzende gemeen
ten teruggebracht zouden worden tot een redelijk
peil, dat overeenkwam met de mate van service"
die men in de betreffende gemeente van overheids
wege kreeg. Bij normale omstandigheden zou dit
stelsel waarschijnlijk ook wel bevredigend gewerkt
hebben; en een voordeel is ongetwijfeld ook ge
weest, dat de gemeentelijke inkomsten minder ge
voelig werden voor wisselingen in de conjunctuur,
al waren grote schokken bij de periodieke her
zieningen niet uitgesloten. Maar een groot bezwaar
daarentegen is, dat hierdoor de heffing van inkom
stenbelastingen zo sterk werden beperkt, dat bij
moeilijkheden de gemeentebesturen alleen een uit
weg konden zoeken in onredelijk zware personele
belastingen, tariefverhogingen van de bedrijven en
andere zakelijke lasten. Een nog ernstiger bezwaar
is, dat bij amendement de mogelijkheid in de wet
gebracht is, dat het Rijk in tijden van moeilijke
financiële omstandigheden op de uitkering kon
worden gekort, iets wat inderdaad in 1933 gebeurd
is. En wat gevolgd is door de vijfjaarlijkse her
ziening, die (ondanks garantiebepalingen) Amster
dam b.v. op ^ 5 millioen komt te staan.
Deze twee bezwaren worden nog versterkt door
een derde: nl. dat weliswaar de inkomsten der
gemeenten minder gevoelig zijn geworden voor de
conjunctuurschommelingen, maar dat dit niet het
geval is met de gemeenteuitgaven. Tengevolge van
de crisis zijn immers de uitgaven voor werkloosheids
steun en voor armenzorg tot ontzaglijke bedragen
gestegen in alle gemeenten waar conjunctuur
gevoelige bedrijven gevestigd waren. Voor een
gemeente als Amsterdam loopt dit bedrag gedurende
de crisisjaren in de tientallen millioenen. Van een
post van vijf millioen in normale jaren zijn de uit
gaven voor steun en armenzorg voor de hoofdstad
gestegen tot bedragen van boven de dertig millioen,
waarvan de helft nog ten laste van de gemeente zelf
blijft; en wel tot een totaal in de jaren 1930 tot en
met 1938 van ? 136 millioen, dat is dus ' 91 millioen
meer dan in negen normale jaren.
En nu heeft de regering in 1935 ne*
Werkloosheidssubsidiefonds ingesteld, waardoor ook de
werkloosheidsuitgaven meer over de gemeenten
werden verdeeld, maar de armenzorg, die b.v. ook
geldt voor de in Amsterdam zj overvloedig aanwezig
kleine zelfstandigen, blijft volledig voor rekening
van de gemeente. En nu loopt het geschil met de
regering over de begroting over de vraag of de
gemeente voor 1937 en volgende jaren naast de
85 pCt. vergoeding die de regeering most geven
(?objectieve" bijdrage) in de begroting ook nog de
op 14 pCt. had mogen rekenen die de regering bij
verstoord evenwicht in de begroting kan geven
(, ,subj ectieve'' bij drage).
Nu de regering daar een afwijzend standpunt
tegenover inneemt, voelt Amsterdam zich te kort
gedaan. Heeft het gemeentebestuur niet 31 millioen
naar beneden gebracht op de normale uitgaven?
Is Amsterdam er tussen 1931 en '35 niet in zijn
begroting met 195 millioen op achteruit gegaan?
Zijn er in die jaren niet 87 millioen bezuinigd? Zijn
er niet zeven maal loons- en salarisverlagingen
doorgevoerd? Heeft Amsterdam zijn crisisfonds
niet meer dan uitgeput ? En zou nu Amsterdam om
de positie van noodlijdende gemeente te mogen
ontgaan, geen aanspraken mogen maken op een
volledige subjectieve bijdrage"?
Wie de correspondentie heeft gelezen tussen
Amsterdam en het hoger gezag, die door het
gemeentebestuur is gepubliceerd, staat af en toe
verbaasd welke argumenten de regering heeft
gebruikt om deze aanspraken af te wijzen. Omdat
de uitkomsten over 1935 zo gunstig waren (waarin
Amsterdam zijn laatste reserves had uitgeput);
omdat Amsterdam 20 millioen meer uit de
Rijksfondsen trekt, dan er aan belastinggeld inkomt (in
een door de regering niet weerlegde brief komt
Amsterdam op een verschil van 5,8 millioen; wat
niet overdreven hoog is gezien de grote aantallen
armlastigen en steuntrekkenden, die uit de platte
landsgemeente naar Amsterdam komen afzakken);
omdat Amsterdam nog meer bezuinigen moet, want
er staan nog interingen uit reserves op de begroting
(alsof er anders niet veel ernstiger op niet-financieele
krachten van Amsterdam zou worden ingeteerd).
1930 (/72.<öl.eS9,-)
3o,i%,
10.3%
De verdeling van de netto-uitgaven van Amsterdam in
1938. Men lette er op, dat a//es buiten de
kapitaalsen de crisisuitgaven sterk is ingekrompen.
Er is slechts n punt waarop de regering
Amtsterdam zeer terwille is geweest en dat is
mecredieten uit het werkfonds voor allerlei Amster
damse openbare werken. Hiermee versterkt Am.
sterdam zijn economische positie voor de toekomst
Maar direct voordeel geeft het voor de Amsterdam
se gemeentefinanciën niet of nauwelijks: de door
deze werkverruiming uitgespaarde werkloosheids
steun, is juist die welke voor 85 pCt. door het rijk
gedragen mozt en naar Amsterdam hoopt voor
99 pCt. gedragen zal worden.
KAN Amsterdam nog meer bezuinigen? Som
migen menen van niet en kunnen hiervoor
sterke argumenten aanvoeren. In de ,,De Gemeente"
heeft wethouder De Miranda aan de hand van boven
staande grafieken aangetoond hoezeer buiten de
kapitaalsuitgaven (die door de overeenkomstige
inkomsten ruimschoots gedekt zijn) en de onder
steuning van werklozen en behoeftigen (waar niet
af kan zonder ongelukken te maken) de andere
uitgaven tot het uiterste zijn ingekrompen. Tezamen
zijn de resterende uitgaven bij een lajer totaal
bedrag ingekrompen van 43,3 tot 35,3 pCt. der
begroting. Als men deze situatie goed in zich op
neemt kan men tot de conclusie komen, dat er
misschien nog eenige duizenden af kunnen; maar
geen millioenen meer, zoals de regering wenst.
Anderen zeggen dat er van een begroting altijd
wat af kan. En dat men dan maar afstand moet doen
van gehele takken van overheidsbemoeienis. Maar
wie de geschiedenis van de overheidsbemoeiing
der grote steden kent, weet dat haar uitbreiding
werkelijk niet uit liefhebberij heeft plaats gehad
maar uit bittere noodzaak.
DONDERDAG jl. heeft de Amsterdamse ge
meenteraad besloten tegen de afkeuring der
begroting in beroep te gaan bij de Kroon. Bij de
tegenpartij zelf zal men zeggen. Maar dat is niet
juist, want in dit geval zal een advies van de Raad
van State nodig zijn. Dit is een onpartijdige instantie
en de regering pleegt maar zelden van haar
advies af te wijken. In ieder geval wil Amsterdam
haar aanspraken tot het uiterste handhaven. En
zolang er hoop is, is er leven.
Maar ook indien Amsterdam gelijk mocht
krijgen, zal er toch nog een grondige herziening
moeten komen van de financiële verhouding tussen
Rijk en gemeenten. Juist op het punt van
crisislasten: en dat niet meer alleen voor de werkloosheid
maar ook voor de armenzorg.
En het is ook goed, dat het geschil tussen Am
sterdam en het Rijk op deze kant van de kwestie de
aandacht vestigt.
VOOR 6LKE BEUCS 'N
BROCHES
20 STUKS
PAG. 3 DE GROENE No. 3190