Historisch Archief 1877-1940
KANTTEEKEÏVINGEÏV
De bevestiging der Entente-Cordiale"
DE Entente Cordiale", versterkt door de
besprekingen van Daladier en Bonnet te
Londen in April van dit jaar, heeft een
officieele en glansrijke bevestiging gekregen door
het bezoek dat het Engelsch koninklijk echtpaar
in de afgeloopen week aan Parijs heeft gebracht.
Over en weer zijn tal van vriendelijke woorden
gewisseld. Dat er zoowel van Fransche als van
Engelsche zijde op werd gewezen, dat de goede
verstandhouding tusschen de beide democratiën
geen enkele andere vriendschap uitsloot, is, naar
het ons voorkomt, meer dan een phrase, vooral van
den kant der Engelsche regeering. Frankrijk, de
mogendheid welker zwaartepunt in Europa ligt,
heeft de Entente Cordiale" meer noodig dan het
Engelsche wereldrijk, welks centrum ergens tus
schen de drie wereldoceanen gelegen is. Dit plaatst
de Engelsche regeering in een betrekkelijk sterke
positie tegenover de Fransche, een positie die in
wezen reeds twee jaar geleden door Blum's non
interventie-politiek een concessie aan Engeland
is aangeduid. Het ligt dan ook volkomen in de
lijn der Britsche politiek, die een stabilisatie der
Europeesche verhoudingen nastreeft, om op het
oogenblik dat de banden met Frankrijk aangehaald
worden, ook de mogelijkheid van een verbetering
der Duitsche betrekkingen onder oogen te zien.
De overeenkomst over de Oostenrijksche en Duitsche
schulden en het aantrekkelijke handelsverdrag dat
drie weken geleden met het Derde Rijk tot stand
is gekomen, zijn onmiskenbare symptomen. De
Duitsche regeering schijnt er niet blind voor te zijn.
Alvorens naar Frankrijk te vertrekken, had minister
Halifax, een der voorvechters van een pact met
Duitschland, een onderhoud met Hitler's persoon
lijken adjudant, kapitein Wiedemann, die de Engel
sche regeering in kennis stelde van den goeden wil
des Führers" tegenover de Britsche regeering. De
Duitsche regeering liet duidelijk doorschemeren,
dat zij een overeenkomst met Engeland op hoogen
prijs stelt.
Balans van Europa
DIT is het juist dat de Europeesche situatie van
het oogenblik zoo verward maakt: dat men
de scheiding tusschen de beide as-staten aan de
eene-, en de staten der Entente Cordiale" aan de
andere zijde, als te schematisch moet qualificeeren.
Zou Engeland volledig aan de zijde van Frankrijk
staan, dan zou de Engelsche politiek niet zoo
verzoeningsgezind zijn tegenover het Derde Rijk. Indien
Italiëonomwonden aan den kant van Duitschland
stond, hoe moet men dan de vriendelijke woorden
interpreteeren die dezer dagen gewisseld zijn
tusschen Mussolini en de Hongaarsche ministers
Imredy en De Kanya? De eenige uitlegging die
men aan het opzienbarend bezoek dier staatslieden
geven kan, is deze, dat zij vertegenwoordigers
der Hongaarsche grootgrondbezitters op
ostentatieve wijze bij Italiësteun zoeken tegen de Duitsche
regeering die op Hongarije van buiten af druk
uitoefent door politieke manoeuvres, van binnen uit
door de nationaal-socialistische actie van de kleine
boeren en^een deel van het landbouwproletariaat. Het
is een bellum omnium contra omnes". En nergens
worden de inwendige tegenstellingen tusschen de
schijnbaar zoo hecht verbonden partijen duidelijker,
dan bij de twee moeilijkste problemen waarvoor de
Europeesche politiek staat: ten eerste de Spaansche
burgeroorlog, waarin de voorshands winnende
partij nog niet eens Valencia, laat staan Madrid
en Barcelona kon veroveren en waarbij tegenover
Engeland, dat nu eens neutraal schijnt te zijn, dan
weer Franco bevoordeelt, Frankrijk staat, dat
onder geen beding van een volledige overwinning
der rechtschen wil weten; ten tweede de quaestie
der Tsjecho-Slowaaksche minderheden, waarin
merkwaardig contrast met de actieve belang
stelling van Frankrijk en Engeland Italiëeen
zorgvuldige distantie bewaart, die duidelijk aan
toont met welke gevoelens het een versterking van
den Duitschen invloed in Centraal Europa beziet. En
tenslotte moge er in dit vluchtig panorama nog op
gewezen worden, dat de rechtstreeksche invloed
van de Sowjet-Unie op de Europeesche politiek
gestadig afneemt. Rusland's stem wordt in Europa
ternauwernood meer gehoord. Moet men hiervoor
binnenlandsche moeilijkheden aansprakelijk stel
len, of acht de Russische regeering de worsteling
in het Verre Oosten belangrijker dan de span
ningen en ontspanningen waartusschen de Euro
peesche politiek den weg zoekt naar een wankel
evenwicht?
Rusland en het verre Oosten
STELLIG eischten de gebeurtenissen van de
afgeloopen week aan de Mandsjoekwosche
grens de volle aandacht van Moskou op. Volgens
een verontrustend telegram uit Tokio zouden
Russische soldaten Mandsjoekwo zijn binnen
getrokken en er een strategisch belangrijk punt
hebben bezet. Een fel protest van de Mandsjoe
kwosche marionetten-regeering volgde. Ook Japan
liet zich niet onbetuigd. De Russische regeering
antwoordde dat de bezette streek Russisch grond
gebied was. In het begin van deze week zag het er
korten tijd dreigend uit. De spanning is nu weer
eenigermate geweken. Zoowel van Japansche als
van Russische zijde verwacht men, dat het incident
op vreedzame wijze geregeld zal worden. Het was
niet het eerste. Van 1931 tot 1936 was het jaar
gemiddelde aan incidenten aan de
drie-en-eenhalf-duizend km lange grens van Mandsjoekwo:
achttien, zijnde ongeveer n incident per drie
weken. Japan houdt in Mandsjoekwo zijn beste
troepen achter en de U.S.S.R. heeft langs de grens
ongeveer vijfduizend forten gebouwd. In
Wladiwostok zijn honderd zware bommenwerpers gecon
centreerd alsmede een zestigtal onderzeeërs. Het
zou Rusland weinig moeite kosten om de Japansche
centra te bombardeeren. Aan den anderen kant
maken de slechte verbindingen tusschen
OostAziëen Europeesch Rusland den uitslag van een
langdurigen oorlog zeer twijfelachtig. Is de Russische
regeering inderdaad van zins op een gegeven moment
in het Oost-Aziatisch conflict in te grijpen, dan zal
zij dat moment zoo lang mogelijk uitstellen. De
positie waarin Japan verkeert, dient dan nog vrij wat
benarder te zijn dan op het oogenblik het geval is.
Dat Japan de organisatie der Olympische Spelen
heeft afgezegd, bewijst dat er moeilijkheden zijn.
Onoverkomelijk zijn zij echter niet, en de situatie
van Tsjang-kai-Tsjek's regeering is, vooral na de
weigering van het Engelsche kabinet om een
leening aan China te sanctioneeren, nog vrij wat
hachelijker geworden.
Tsjechoslowakije
DE spanning rondom Tsjechoslowakije neemt
weer gestadig toe. Vrijdag geruchten van
Tsjechische zijde, dat de Sudetenduitschers van zins
waren een algemeene staking te proclameeren.
Zaterdag geruchten van Duitsche zijde dat de
Tsjechen voortgingen met het samentrekken van
belangrijke troepencontingenten aan de grens. De
toon van de Duitsche pers werd weer merkbaar
agressiever. En in deze atmosfeer moet de Tsje
chische regeering werken aan het
minderhedenstatuut. Haar positie is weer aanzienlijk moeilijker
geworden, nu wij de gedetailleerde eischen kennen
die de Sudentenduitschers haar hebben gesteld.
Zij komen in wezen neer op volledige autonomie.
De Tsjechische regeering kan hierop niet ingaan,
zonder het bestaan van den staat in gevaar te
brengen. Maar hoe moet zij het juiste midden vinden
tusschen de voor haar onaanvaardbare concessies
die de Sudetenduitschers tevreden zouden stellen
en de door haar nagestreefde regeling, die wellicht
zelfs een verscherping in de verhoudingen met de
roerige minderheid tot gevolg zouden hebben? Een
verscherping trouwens, die men te Londen en Parijs
met groote bezorgdheid tegemoet ziet en dan ook
met alle middelen poogt te voorkomen. Een op
lossing is nog niet in zicht.
Oss
DE vurig verbeide uitspraak van het Haagsche
ambtenarengerecht in de zaak van de zes
onderofficieren van de marechaussee te Oss, die
verzocht hadden, de tegen hen genomen maat
regelen ongedaan te maken, is Zaterdag jl. gevallen.
Het ambtenarengerecht heeft de beroepen der
brigade-Oss ongegrond verklaard.
Het gerecht was van oordeel dat minister
Goseling door het nemen der bedoelde maatregelen,
op administratief-rechterlijk gebied zijn bevoegd
heden niet had overschreden. De vraag of de
minister ook met andere maatregelen dan die
getroffen zijn, tegen de brigade had kunnen optreden
heeft het gerecht niet beantwoord, zijnde dit een
vraag van doelmatigheid die niet ter beoordeeling
van dit gerecht staat. Naar aanleiding van de
ministerieele nota die binnenkort bij de Tweede
Kamer door den heer Goseling over de geheele
quaestie-Oss zal worden ingediend, zal met name
over dit punt nog wel het een en ander gezegd
worden.
Nogmaals de luchtbescherming
TOEN de regeering enkele weken geleden
bekend maakte dat voor de bescherming van
Nederland tegen luchtaanvallen een bedrag op de
begrooting was uitgetrokken neerkomende op zes
cent per hoofd per jaar, rezen vooral van des
kundige zijde tal van protesten. In een bij de
Eerste Kamer ingediende nota heeft minister Van
Dijk gepoogd, deze protesten te beantwoorden.
Allereerst moet men aldus de minister alles
wat de regeering op dit gebied verricht, beschouwen
als aanvulling" van hetgeen particulieren, onder
nemingen en gemeenten believen te doen. In de
tweede plaats is het nu gevoteerde bedrag reeds
zooveel grooter dan vorig jaar het geval was
toen bedroeg het nl. zes-tiende cent per hoofd der
bevolking . In de derde plaats dient men de
passieve luchtbescherming te beschouwen als aan
vulling van de actieve. Voor de passieve wil de
regeering zich dan blijkbaar grootendeels verlaten op
de spontane levenskracht van het particuliere initi
atief". Hetgeen beteekent, dat onder sommige banken
en groote bedrijven schuilplaatsen zullen worden
opgericht, dat in de woonwijken der béter-gesitueer
den hier-en-daar bommenkelders zullen worden aan
gelegd en dat de dichtstbevolkte buurten der
groote bevolkingscentra aan hun lot zijn overgelaten
Hoe Generaal Franco den oorlog begonnen is
7AN tijd tot tijd overtreft
de openhartigheid der dic
tatoren en aspirant-dicta
toren die van de staatslieden
der democratische mogendheden.
Klassiek voorbeeld hiervan was
het boek van generaal De Bono
over de jarenlange voorbereidin
gen tot de verovering van
Abessynië. Nu is kortelings een
interessant geschrift verschenen
uit het kamp van generaal Fran
co, waarin verhaald wordt op
welke wijze gezegde generaal
in Juli 1936 zijn opstand kon
beginnen. Wij bedoelen de in het
Engelsch vertaalde biographie
Francisco Franco", geschreven
door Joaquin Arrasas. Dat de
generaals-revolutie ten deele voor
bereid is door een Comité, dat in
Londen zetelde, is reeds geruimen
tijd bekend. Nu blijkt, dat som
mige Engelsche burgers op actieve
wijze de reactionnaire generaals
geholpen hebben. Wat was het
geval.-' De regeering van het
Frente Popular", dat bij de
verkiezingen in begin '36 een
eclatante meerderheid had ver
worven, wantrouwde Franco zoo
sterk, dat deze haastig werd
weggepromoveerd" als gouver
neur van de Canarische Eilan
den.
De regeering meende, aldus be
veiligd te zijn tegen zijn voor
nemens. Niet zoodra zat Franco
echter in Las Palmas, of er
ontspon zich tusschen hem en de
generaals Sanjurjo en Mola
beiden inmiddels verongelukt
een uitgebreide correspondentie
ter voorbereiding van een
rechtsche revolutie: Franco zat echter
ver weg, midden in den Oceaan.
Wilde hij de leiding in handen
nemen, dan moest hij zoo spoedig
mogelijk van de Canarische
Eilanden naar Spaansch Marok
ko komen, waar de Mooren en
het Vreemdelingenlegioen lagen.
De schrijver Luis A. Bolin,
thans pers-attachéte Burgos,
ontwikkelde daarop het plan, om
Franco per vliegtuig te ontvoeren.
Hier trad het Londensche Comit
in werking. Men wendde zich
tot den bekenden katholieken
majoor Hugh B. C. Pollard met
het verzoek of hij Franco uit
zijn isolement kon verlossen. Zoo
gezegd, zoo gedaan. Majoor Pol
lard charterde een vliegtuig en
vloog met zijn dochter en een van
haar vriendinnen van Croydon
weg op den dag van de match
tusschen Eton en Harrow, wan
neer maar weinig prominente
Engelschen schijnen te letten op
hetgeen er behalve die match nog
gebeurt. De majoor landde te
Bordeaux en ontmoette daar een
twaalftal ingewijden in het com
plot. Er werd benzine bijgevuld
en binnen weinig uren was Las
Palmas bereikt. Een boot bracht
de samenzweerders naar
Teneriffe, waar Franco vertoefde.
Enkele dagen later kwam de
generalissimus aanroeien, stapte
eerst in de boot, vervolgens te
Las Palmas in het vliegtuig,
landde in Tetoean (Spaansch
Marokko), heesch de nationalis
tische vlag. . . . en de opstand was
begonnen. Wat zich verder achter
de schermen heeft afgespeeld, is
vooralsnog onbekend. Er is meer.
Hoe Franco aan de millioenen
gekomen is, waarmee hij zijn
plannen kon financieren, is een
duister punt. Bij geruchte weten
wij dat groote
petroleummaatschappijen hem van meet af aan
hebben gesteund met bedragen,
die een zestal nullen vereischen.
Maar zekerheid in deze materie
zal wel nooit bereikt worden.
Zoo er al iets van op schrift
is gesteld, dan is het waarschijn
lijk reeds lang in den loop van
den burgeroorlog vernietigd. Te
gelijk met honderdduizenden
menschenlevens....
-AG. 6 DE GROENE No. 3190