Historisch Archief 1877-1940
Een verhaalTvan De Groene
QtumraJ(Merz: ReisaVOIltHUI'
ZOO JUIST was de jonge man de coup
binnengekomen, had zijn koffer in het net
gelegd, zijn hoed en jas opgehangen,
vervolgens een vaderlijken blik geworpen op de
vouwen in zijn broek, alsof hij wilde zeggen: Jullie
moeten mij de heele reis trouw blijven", en nu zat
hij in den hoek en keek uit het raampje. Hier zit
ik", dacht hij, de reis kan beginnen". De woorden,
.die zijn vader vroeger altijd herhaalde wanneer de
groote vacantie begon, schoten hem te binnen:
Reizen wil zeggen in het boek Gods lezen". Goed",
* dacht de jonge man, het zal het eenige boek zijn,
dat ik zal lezen." Deze gedachte stemde hem nog
vroolijker dan hij reeds was. De jonge man had
namelijk een paar dagen geleden zijn laatste examen
gedaan en nu zou hij gauw advocaat zijn. En dan i*
Rechter l Dat was zijn doel: rechter ! Maar nu wilde
hij eerst verlost van alle wetboeken, de reis naar de
Vrijheid ondernemen.
Behalve hem was er nog niemand in de coupé.
Jammer", dacht hij. Maar de trein was nog niet
vertrokken. Weer keek hij naar zijn volmaakte
broekvouwen en neuriede daarbij, zonder het te
merken: Ik houhouhouhou van jou !" Daar schoof
iemand van buitenaf 'n dienblad voor z'n neus en
vroeg of mijnheer misschien medelijden had met
een van deze croquetjes, dat namelijk graag de
reis in de maag van den jongen man mee wilde
maken. De jongeman had medelijden. Juist toen hij
het croquetje den kop afhapte, vertrok de trein.
Vaarwel, vaderland!" dacht hij, vaarwel
versteende wetsartikelen!" Op dit moment kwam
er een dame binnen. Eindelijk l" dacht de jonge
man. Dadelijk echter keerde de dame zich om en
verdween weer. Jammer" ! dacht de jongeman.
Daar hij zich echter niet wilde ergeren, keek hij
naar buiten waar de huizen aan zijn oogen voor
bijvlogen. Ik houhouhouhou van jou" neuriede
hij en dacht er over na, of de huizen stilstonden en
hij in den trein aan hen voorbijraasde, of dat mis
schien zijn trein stilstond en de aarde met de huizen
aan zijn trein voorbijraasde. Dan zou hij echter
inplaats van in Venetiëaan de Noordpool terecht
komen, wat volstrekt zijn bedoeling niet was.
Plotseling kwam er een dame binnen. Het was
dezelfde, die tevoren weer verdwenen was. Zij moest
in den tusschentijd iets opwindends gezien nebben,
zij haalde gejaagd adem. Zij keek den jongen man
even aan en ging toen vlak naast hem zitten. Wat
moet dat beteekenen", dacht de jonge man, die
spoedig rechter zou zijn, alle plaatsen zijn vrij en
zij gaat zoo vlak naast mij zitten?" Vervolgens
dacht hij: zij is blond". En waarom deed zij nu
alsof hij heelemaal niet zoo dicht naast haar zat als
zij naast hem ? Onbegrijpelijk! Eindelijk zei zij
haastig: Pardon ! Er is niets. Blijft u hier alstu
blieft zoo zitten. Dat is alles. En neemt u mij alstu
blieft niet kwalijk." Zij keek naar de gang, vanwaar
zij de coupébinnen was gekomen. De jonge man
dacht, dat hij nu ook eindelijk een woordje moest
spreken en vroeg of hij haar misschien kon helpen.
Zij zei echter alleen: Neen, neen, dank u wel" en
keek weer naar de gang en ademde nog altijd als
een opgejaagd dier. De jonge man keek naar den
zwarten oorhanger, die zoo goed bij het blonde
haar stond en hij merkte, dat ook hij snel ademde
(als of hij weer voor een examen zat). Nog steeds
vlogen buiten de, huizen voorbij en nog steeds zat
deze vreemde vrouw naast hem.
MISSCHIEN is het toch beter, wanneer wij wat
praten", zei zij toen en keek naar hem, zonder
hem aan te zien. Wij kunnen het toch ergens over
hebben. Of misschien niet. Zooals u wilt." Graag".
antwoordde hij (een ander woord schoot hem
voorloopig niet te binnen).
U denkt er toch hoop ik niets van", zei zij toen,
ik wilde namelijk alleen maar.'... ach, dat komt
er ook heelemaal niet op aan ik heb namelijk
in dezen wagon.... ach dat zal u natuurlijk niets
kunnen schelen". De jonge man trok zijn
broeksvouwen recht.
Weer zaten zij zwijgend naast elkaar. Zegt u
toch wat!" fluisterde zij toen plotseling. Waarom
zegt u toch niets?" En daarna: Neem mij niet
kwalijk". En toen sprak zij zelf, daar er toch
gesproken moest worden. Zij hadden ook zoo lang
geen ander mensch meer gezien dat het was alsof
zij nog maar alleen op de wereld waren. De dame
scheen al gauw blij, dat zij mocht spreken en deed
het als iemand, die langen tijd gedwongen was
geweest zich stil te houden. Eindelijk meende de
jonge rechter in spe een zin te ontdekken in de
eénigszins verwarde bekentenissen van zijn buur
vrouw: deze jonge vrouw, ja, zij zag er nog tamelijk
jong uit, was getrouwd, maar zij leefde sinds
eenigen tijd gescheiden van haar man. Hij had haar
met een andere vrouw bedrogen". Zij had het
geduld", het woord geduld" kwam vaak terug
en omdat zij het geduld had (?wat had ik anders
kunnen doen, ik was ook zoo onervaren"), was
hij haar nog meer gaan verachten. Tenslotte dan
de scheiding. En nu ? Nu had zij haar man juist in
dezen wagon ontdekt. En hij had haar ook gezien.
Waarom zij nu zoo dicht naast den jongen man was
gaan zitten, daarover sprak zij niet meer. Maar het
leek hem duidelijk: zij dacht zeker, dat haar man
haar naar hier zou volgen. Wilde zij dat nu voor
komen? Of moest hij zijn verlaten vrouw met een
anderen man samen zien en jaloersch worden,
omdat zij hem nu niet meer noodig had? Waar
schijnlijk moest de man dus jaloersch worden.
De man was echter heelemaal niet verschenen,
had haar dus heelemaal niet gevolgd". Niettemin
keek de dame van tijd tot tijd nog steeds naar de
gang en niettemin bleef zij zoo dicht naast den
jongen man zitten: Misschien is het allemaal erg
dwaas", zei zij, misschien komt hij heelemaal niet
meer. Enfin, dan is het maar dwaas, er is zooveel
dwaas". Spoedig praatte de jonge man over Titiaan,
omdat hij naar Venetiëging. Toen hij haar echter een
foto van een schilderij van Titiaan liet zien, zei zij
plotseling weer, dat zij vier weken na haar huwelijk
al een lange bruine haar op haar mans schouder had
gevonden, hoewel zij zelf blond was en ook altijd
geweest was: Ik kan geverfde haren niet uitstaan".
Ik ook niet", antwoorde hij (nog steeds het schil
derij van Titiaan voor oogen) ik vind het prettig
dat de goede God uw haren blond gemaakt heeft".
Maar hij had een lange bruine haar op zijn schou
der", zei zij, alsof zij niets gehoord had, en kort
daarna twee zwarte en dan al gauw weer die bruine,
precies dezelfde, en dat dan maar moeten dulden,
glimlachen, glimlachen, ofschoon je eigenlijk
huilen moet. Maar waarom vertel ik u dat eigenlijk!"
En toen hoorde de jonge man naast zich snikken en
hij zag tranen in haar oogen. Er gingen een paar
minuten voorbij. Ik houhouhouhou van jou"
neuriede hij in zichzelf. En toen was zij van oordeel
dat hij nu iets moest zeggen (altijd praten, praten,
de stilte was verschrikkelijk !) en als hij wilde, dan
kon hij zich nu wreken en over de vrouwen praten.
Maar toen bekende de jonge man haar, dat hij maar
erg weinig of heelemaal niets van vrouwen afwist
en zij geloofde het al daarom, omdat men wel heel
weinig van vrouwen af moet weten, wanneer men
haar dat openlijk bekent. Hebt u dan nooit een
vriendin gehad?" vroeg zij toen (eigenlijk alleen
maar om wat te vragen). Nauwelijks" antwoordde
hij, eigenlijk nooit, altijd als het begon, dacht ik:
het examen staat voor de deur, en dan was het alweer
uit en ik liep naar de deur, waar het examen voor
stond." Ja maar vertelt u dan eens, wat u tot nu
toe in uw leven gedaan hebt?" vroeg zij en keek
hem aan. Examens, alleen maar examens, als het
eene voorbij was, stond er weer een ander voor de
deur, maar nu, nu staat er niets meer voor de deur,
nu nog een poosje geduld en ik word rechter."
Wat wordt u?" Rechter". Rechter? Pardon,
maar daar ziet u heelemaal niet naar uit." Weer
zwegen zij en weer keek de dame naar den ingang.
Wanneer u bijvoorbeeld op het oogenblik rechter
zou zijn", zei zij toen, en hij, hij was bijvoorbeeld
de beklaagde, hoe zou u dan oordeelen?" Hoe ik
zou oordeelen ?" Hij trok weer eens aan zijn
broeksvouwen. Ja, zeker". Ik zou zeggen: deze man is
een schoft!"
Zij kreeg een kleur. Wat is hij ?" Een schoft,
een gemeene schoft l" Meteen ging zij een
eind van hem afzitten." Zeg eens even, hoe kunt u
dat beweren ? Mijn man is geen schoft! Wat weet
u van hem, wat weet u eigenlijk berhaupt?"
Pardon", stamelde hij, geheel van zijn stuk
gebracht, maar dat zou mijn oordeel zijn, al zou
ik het ook niet zeggen, maar hem schuldig verklaren
en het huwelijk ontbinden. En dan," hier werd hij
flink dan zou ik van de onschuldig gescheiden
blondine eisenen, den rechter op zijn reis te ver
gezellen." Weer kwamen er tranen in haar oogen:
Hij komt niet meer, nooit meer. Misschien zit
die vrouw wel naast hem van wie ik een bruine
haar op zijn schouder vroeger heb ik haar
nooit gezien, maar nu, nu zit ze daar misschien en
hij.... hij komt niet meer.... hij is een....
misschien hebt u geen ongelijk maar wat weet
u ervan?"
De jonge man had haar hand genomen.
Blijft u bij mij", fluisterde hij, laten wij
Titiaan in zijn stad gaan bekijken." Zij trok haar
hand nu terug uit de zijne, maar probeerde te
glimlachen. Gaat u mee naar Venetië?" begon hij
weer. Waarheen" ? Naar Venetië". Onmogelijk !
Ik heb maar een kaartje tot het volgende station."
Niets is onmogelijk", beval de jonge man, alsof hij
uit den rechterstoel sprak, ik neem een kaartje
voor u". Het is maar een dwaze droom," meende
zij en keek weer naar den ingang. De mooiste
droom is de werkelijkheid", antwoordde hij en ver
baasde zich over zichzelf, ik zal half zoo lang
blijven als ik van plan was, en daarvoor gaat u mee.
En het zal dubbel mooi zijn." Zij antwoordde niet.
Na een lange pauze zei zij toen: Dat is u toch geen
ernst". Volkomen ernst" riep hij uit, volkomen
ernst l" Toen keek zij hem aan, alsof zij het voor
den eersten keer deed. Maar zij gaf geen antwoord.
Ik geloof, dat u in uw leven te veel boeken gelezen
heeft", zei zij toen, u bent nog te jong, mijnheer,
en daarom spreekt u als een boek." De mooiste droom
is de werkelijkheid. Ha! Als een boek". De jonge
man keek naar zijn volmaakte broeksvouwen en
zei: Ik geloof, dat dit alles zoo heeft moeten
gebeuren. Toen ik hier binnenkwam, voelde ik
precies, dat u hier binnen zou komen en naast mij
zou gaan zitten, u, juist u, hier, precies hier. En
dat u met mij naar Venetiëzou reizen, dat voelde ik
als een voorbeschikking." Zij glimlachte. Gelooft
u daaraan?" Ja." Precies een boek." Maar toch
scheen het woord voorbeschikking haar bijna te
overreden. Beschikking? vroeg zij zichzelf af, en
zij antwoordde: Voorbeschikking ! Meent u het
.werkelijk?" vroeg zij toen weer, naar Venetië?"
Naar Venetië!" en hij greep haar vingers.
HIJ komt niet meer bij mij terug", fluisterde
zij toen weer, hij zit daar met een vrouw
van wie ik een bruine haar of misschien is het
die zwarte, hij komt niet meer terug. Hij moet ook
niet meer komen, nooit meer, ik wil hem niet meer
zien. Ik haat hem ! Voorbeschikking is het, u hebt
gelijk, u ziet er uit of u eigenlijk altijd gelijk hebt.
Ik haat hem. Ik wil weer leven, vroolijk zijn zooals
vroeger en niet meer bedrogen worden, nooit meer.
Nooit meer !" Toen zij dit nooit meer" voor de
derde maal herhalen wilde, bleef het haar in haar
keel steken. Zij had, bijna bij vergissing, naar den
ingang gekeken en daar stond plotseling de man;
hij stond daar, alsof hij daar al gedurende de
geheele reis gestaan had, hij bewoog zich niet, sprak
geen woord, keek haar alleen maar aan. Als door
den bliksem getroffen, trok zij haar hand terug uit
die van haar buurman en sprong op. Toen draaide
de man zich om en ging weer weg en was niet meer
te zien. De vrouw hield haar armen naar hem
uitgestrekt. Zij liep hem achterna.
Dadelijk hierna stond de trein stil.
De jonge man legde zijn hand tegen zijn voor
hoofd. Het was alsof hij gedroomd had. Maar hij
had niet gedroomd. Daar hoorde hij al een stem:
Geeft u mij alstublieft mijn koffer even aan !" Zij
stond buiten, voor het raampje. Er waren weer
tranen in haar oogen: Vergeeft u mij, alstublieft,
ik dank u." Toen nam zij zijn hand en fluisterde:
Goede reis !" Maar zij draaide zich direct om en
liep weg. Kort daarna ging de trein verder.
De jonge man zag hoe in de verte een blonde
vrouw een man om den hals viel. Ik haat hem",
had zij nog pas vijf minuten geleden gezegd en
nooit meer" en nu viel zij hem om den hals. Toen
het station al lang niet meer te onderscheiden was,
keek de jongeman nog steeds in die richting.
Toen ging hij op zijn plaats zitten en schudde
alleen maar zijn hoofd.
PAG. 16 DE GROENE Na. 3»!