Historisch Archief 1877-1940
Niet veel, maar dat weinige fout
Victor E. van Vriesland
VERLEDEN Zondag hebben wij als vertegen
woordiger van eenige Nederlandsche
instelJingen op letterkundig gebied deelgenomen
aan de hulde aan de nagedachtenis van Emile
Verhaeren, welke in zijn geboortedorp St. Amands
jaarlijks wordt gebracht. Des morgens werden de
afgevaardigden der deelnemende letterkundige
vereenigingen, onder wie ook de Fransche en Neder
landsche gasten, door het gemeentebestuur van
Antwerpen op het stadhuis ontvangen. Dit bestuur
had ook den tocht over de Schelde naar St. Amands
en de lunch aan boord van het groote gemeentelijke
salonjacht aangeboden. De tombe van den dichter
is op een van de mooiste punten van den machtigen
Scheldestroom naar voren in de rivier uitgebouwd.
Tijdens de herdenkingsredevoeringen stonden ca
detten, zee-scouts en leerlingen van de Zeevaart
school als eerewacht onbeweeglijk rondom het graf
geschaard. Een vloot van particuliere jachten,
groote en kleine, was tegenover de bedevaartplaats
voor anker gegaan en bracht na afloop der plechtig
heid een vlaggenhulde. Des avonds heeft de voor
zitter van Kunst van Heden, de heer E. Mistler
een der grootste kunstbeschermers van Belgi
den deelnemers een weids opgezette ontvangst te
zijnen huize bereid en hen aan een maaltijd ver
een igd.
Ik ben niet blind voor het element van show en
uiterlijkheid, gelegen in het gemak en de frequentie
waarmede onze zuiderburen plechtigheden en fees
telijkheden op kunstgebied tot een geregeld terug
keerend deel van het openbare leven maken. Toch
is daarin, naar mijn overtuiging, geen aanleiding
te vinden tot de hooghartige en ietwat
neerbuibuigende ironie waarmede vele Hollandsche kunste
naars over zulke gebeurtenissen plegen te spreken.
Zij zijn slechts de keerzijde van een geestesgesteld
heid die zich meer dan de onze op het publieke
leven richt, maar dan ook meer dan de onze de
waarde van den kunstenaar voor de gemeenschap
tot in alle lagen des volks erkent, en ideëel zoowel
als materieel tot offers daarvoor bereid is. Die voorts
zich kenmerkt door een hartelijke, bij ons onbekende
kameraadschap en solidariteit onder de artisten,
welke tot vruchtbare samenwerking voert en in elk
opzicht hun positie verstevigt. In plaats van zuur
en superieur te sneeren moet een Hollander zich
tegenover zulke manifestaties veeleer schamen,
wanneer hij bedenkt hoe bedroevend weinig in zijn
land officieel tot erkenning en steun van kunst en
kunstenaars wordt gedaan.
AAN het graf van Verhaeren bekroop mij inder
daad een gevoel van onbehagelijke gêne toen
ik mij herinnerde hoe wij eenigen tijd geleden
Willem Kloos naar zijn laatste rustplaats brachten,
waarbij de regeering in alle talen zweeg. Men kan
met Bloem en Gerretson van meening zijn dat de
kunstenaar nu eenmaal, altijd en overal, een paria
is; dat dit in de orde der dingen ligt en dat het goed
is zoo. Maar dat wordt toch wel eenigszins anders
wanneer men ziet, dat het hier niet alleen een open
baar eerbetoon betreft, maar dat men in België,
evenals trouwens in Frankrijk, zoo ontzaglijk veel
van overheidswege doet om aan kunstenaars een
materieel bestaan te verschaffen. Een lange lijst
van letterkundigen zou kunnen worden opgesteld,
wien in die beide landen een regeerings- of gemeen
te-ambt is gegeven, in bibliotheken, archieven,
musea, op departementen enz.
En bij ons? De beschamende gang van zaken
met betrekking tot de New Yorksche wereldtentoon
stelling, waar de Nederlandsche kunstenaars niet
met hun werk aanwezig zullen zijn, ligt een ieder
nog in het geheugen. Wij hebben daar herhaaldelijk
tegen geprotesteerd, maar men stuit hier nu een
maal bij regeering en publiek in den regel op vol
strekte onverschilligheid ten aanzien van de meeste
cultureele aangelegenheden. Vooral de litteratuur
is hiervan de dupe; zoo werd bijv. voor behoeftige
letterkundigen een zoo omslachtige, ondoeltreffende
en ingewikkelde steunregeling voorgesteld, dat de
betrokken vakvereeniging daar niet in kon treden.
Maar wij hebben het met de voorbereiding voor
New York gezien ook voor de beeldende kunsten
doen in Nederland de autoriteiten niet veel (om van
particuliere maecenassen gelijk den heer Mistler
nog niet eens te spreken !). Er wordt hier op kunst
gebied officieel niet veel gedaan, en dat weinige dan
nog fout.
EN treffend staaltje van dit laatste heeft men
dezer dagen wederom in de dagbladen kunnen
lezen. Vanwege een Hongaarsche vereeniging aan
gewezen, zijn vier Hongaarsche schilders naar ons
land gekomen, wien de directeur van den rijksdienst
der werkloosheidsverzekering en arbeidsbemidde
ling te 's-Gravenhage daartoe tijdelijke verblijfs
vergunningen heeft verstrekt. Aan het einde van
het seizoen zal de Hungaria Club te Amsterdam hun
hier vervaardigd werk ex poseeren, alsmede dat van
vier Nederlandsche schilders die bij wijze van uit
wisseling gelegenheid zullen krijgen, eenigen tijd
in Hongarije te werken.
Bij het lezen van een dergelijk bericht wrijft men
zich toch zijn oogen uit. Ons zal men wel allerminst
van een streven naar cultureele autarkie verdenken,
en wij zijn ongetwijfeld van meening dat op geeste
lijk gebied het beste werk internationaal de beste
kansen behoort te hebben bij gelijke gelegenheid.
Daarom is het zelfs gevaarlijk, tegen artistieke
dumping" stelling te nemen; de Nederlandsche
Vereeniging van Letterkundigen heeft dan ook
terecht geweigerd, maatregelen aan te bevelen
tegen den ontstellenden zondvloed van slechte ver
talingen van minderwaardige buitenlandsche litte
ratuur", waarmede onze boekenmarkt wordt over
stroomd.
BIJ een niet per massa-reproductie in den handel
gebracht object als een schilderij ligt de zaak
echter geheel anders dan bij een boek, vooral als
men denkt aan de opdrachten. Tallooze verdienste
lijke Nederlandsche schilders zijn armlastig en moe
ten gesteund worden. De regeering doet iets, maar
weinig en op bovengemelde bezwaarlijke wijze. Van
particuliere zijde geschiedt zoo goed als niets, gezien
de omvang van den noodtoestand. Het is voor onze
schilders, voorts, bijna niet meer mogelijk, portret
opdrachten te krijgen, enkele zeer bekende namen
uitgezonderd. Zullen de opdrachtgevers nu ineens
loskomen, omdat het interessant is, door een Hon
gaar geschilderd te worden? En de Hongaren:
waarmee zullen zij het werk van de vier Nederland
sche schilders betalen?
Het ergerlijkste in het heele geval is wel de mede
werking van het Rijk, dat niet alleen voor onze
eigen schilders vrijwel niets doet maar hun den
enkelen keer, dat zij eens iets verkoopen, nog
omzetbelasting laat betalen. Het Rijk, dat voor de
beste ex-Oostenrijksche, Duitsche, e.d. schilders
zijn grenzen hermetisch sluit wanneer zij, niet op
verkoop maar op puur lijfsbehoud uit, als vluchte
ling tot ons komen, ook al is het voor tijdelijk en
al hebben zij bestaansmiddelen. Met een
halffascistischen staat moet er echter zoo erg noodig
uitgewisseld" worden. Dat is meten met twee
maten !
IN DE CAFETARIA
van het Internationaal Aardrijkskundig Congres
koud tongetje?"
Nein danke. Sprechen Sie
deutsch?" Nee, maar zij
wel" en de meestpolyglotte cafetaria
juffrouw wordt naar voren gescho
ven om een gecompliceerde
wienerschnitzel-bier bestelling aan te ne
men. De Amerikaan naast me,
dien ik juist heb uitgelegd, waarover
's morgens in de koloniale sectie
is gesproken, pikt naar een
huzarenslaatje.
Een koffie met room" klinkt
het in ondefinieerbaar Hollandsch
-achter mij. Het blijkt de
Italiaansche kolonisatie-expert te zijn. We
wisselen twee zinnen en zitten mid
den in Abyssinië. ,,De
Italiaansche kolonisten worden in groote
groepen uitgezonden. Ze komen
twee jaar in dienst van de Enti
(het off ideële kolonisatielichaam),
die hun gewoon loon uitbetaalt."
Alleen mannen?" Hij kijkt een
moment wantrouwend, ik argeloos.
Alleen mannen. Maar na twee
jaar krijgten ze hoeven van 50 H. A.
De waarde daarvan kunnen ze in
tien jaar aan de Enti terugbetalen.
De grootte is precies goed berekend.''
Ik knik bewonderend: en hoeveel
inheemsche arbeidskrachten werken
er dan per hoeve?" De
Italiaansche boer bewerkt zelf zijn land."
Maar toch geen 50 H.A.?" Hij
glimlacht: het is opvallend zoo
graag als de inheemschen bij de
Italianen willen werken, wij krij
gen eiken dag aanvragen". Maar
U wilt een Italiaansche massa-ko
lonisatie; zijn er daarvoor genoeg
inheemsche arbeidskrachten in het
land?" O, er zijn genoeg inheem
schen en weer niet zooveel dat er
geen plaats is voor de Italianen.
C'est tout juste". En de grond is
vruchtbaar?" O ja, het heele land
is vruchtbaar." Bij zooveel voor
spoed staat een menschelijk ver
stand stil en wij roeren nadenkend
in de koffie met Hollandsche room.
Engelsche lady spreekt
?" mij aan : spierwit haar en een
grooten hoed met bloemen. Ze vindt
de koloniale sectie zoo interessant,
ze zit er iederen dag. Morgen wil ze
zelf wat zeggen, want er is een
English gentleman" geweest, die
beweerde, dat de vrouwen in de
tropen degenereeren en om half tien
's morgens at met hun bridgeronde
beginnen. Dat laat ze niet op zich
zitten. Zij is zelf 30 jaar lang in
Kenia, Indiëen andere tropische
streken geweest. Ze kan niet eens
bridgen ! Natuurlijk, ze kent wel
zulke bridgende vrouwen in de
tropen, maar dat zijn uitzonderin
gen en die vindt je in Europa ook,
al beginnen ze dan een uurtje later
met hun partijtje. En juist de
blanke vrouwen in de tropen doen
den laatsten tijd zooveel voor de
inheemsche bevolking, etc. etc. Ik
raad haar sterk aan een speech te
houden : ze spreekt goed en ze heeft
humor en alleen dat laatste kan het
kolonisatie probleem redden.
Dan komt een Pool op mij af,
hij is blond, spreekt goed Fransch
en dient iederen dag een nieuwe
motie in. Wanneer er leerstoelen in
de geografie in Polen zijn, zal hij
er wel gauw in een belanden, want
zijn energie kent geen grenzen.
Madame", het is de Belgische
Congo-expert, verexcuseer een mi
nuutje. Met het oog op mijn
gebeurlijk gaan morgen naar de
physische sectie, wou ik u vragen "
Met het oog op alle
gebeurlijkheden" neem ik vast een broodje
met garnalen. Aan een der lange
tafels zie ik plotseling een van mijn
eigen proffen" zitten. Hij is nog
vol van een prachtig debat, dat
's morgens in zijn sectie heeft plaats
gehad en praat er nog eens rustig
over na, met een paar andere ex
perts op dat gebied.
Ik zoek aan de lange tafels den
man, waar ik het 's morgens tij
dens de discussies het minst mee
eens was en ga naast hem zitten.
Wij behandelen gelijktijdig de
Surinaamsche rijstpolitiek en brood
jes met garnalen en teekenen met
den achterkant van de vorken de
beste afvoerwegen naar zee in het
tafellaken. Tegenover ons worden
diepzeemetingen in de lucht ge
houden.
Het Congres zelf is interessant,
maar er haalt niets bij de weten
schappelijke waarde van een goed
gelegen cafetaria zooals in het Kolo
niaal Instituut tijdelijk geïnstal
leerd is.
E. F.
PAG. <4 DE GROENE No. 3191