De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 30 juli pagina 4

30 juli 1938 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

Niet veel, maar dat weinige fout Victor E. van Vriesland VERLEDEN Zondag hebben wij als vertegen woordiger van eenige Nederlandsche instelJingen op letterkundig gebied deelgenomen aan de hulde aan de nagedachtenis van Emile Verhaeren, welke in zijn geboortedorp St. Amands jaarlijks wordt gebracht. Des morgens werden de afgevaardigden der deelnemende letterkundige vereenigingen, onder wie ook de Fransche en Neder landsche gasten, door het gemeentebestuur van Antwerpen op het stadhuis ontvangen. Dit bestuur had ook den tocht over de Schelde naar St. Amands en de lunch aan boord van het groote gemeentelijke salonjacht aangeboden. De tombe van den dichter is op een van de mooiste punten van den machtigen Scheldestroom naar voren in de rivier uitgebouwd. Tijdens de herdenkingsredevoeringen stonden ca detten, zee-scouts en leerlingen van de Zeevaart school als eerewacht onbeweeglijk rondom het graf geschaard. Een vloot van particuliere jachten, groote en kleine, was tegenover de bedevaartplaats voor anker gegaan en bracht na afloop der plechtig heid een vlaggenhulde. Des avonds heeft de voor zitter van Kunst van Heden, de heer E. Mistler een der grootste kunstbeschermers van Belgi den deelnemers een weids opgezette ontvangst te zijnen huize bereid en hen aan een maaltijd ver een igd. Ik ben niet blind voor het element van show en uiterlijkheid, gelegen in het gemak en de frequentie waarmede onze zuiderburen plechtigheden en fees telijkheden op kunstgebied tot een geregeld terug keerend deel van het openbare leven maken. Toch is daarin, naar mijn overtuiging, geen aanleiding te vinden tot de hooghartige en ietwat neerbuibuigende ironie waarmede vele Hollandsche kunste naars over zulke gebeurtenissen plegen te spreken. Zij zijn slechts de keerzijde van een geestesgesteld heid die zich meer dan de onze op het publieke leven richt, maar dan ook meer dan de onze de waarde van den kunstenaar voor de gemeenschap tot in alle lagen des volks erkent, en ideëel zoowel als materieel tot offers daarvoor bereid is. Die voorts zich kenmerkt door een hartelijke, bij ons onbekende kameraadschap en solidariteit onder de artisten, welke tot vruchtbare samenwerking voert en in elk opzicht hun positie verstevigt. In plaats van zuur en superieur te sneeren moet een Hollander zich tegenover zulke manifestaties veeleer schamen, wanneer hij bedenkt hoe bedroevend weinig in zijn land officieel tot erkenning en steun van kunst en kunstenaars wordt gedaan. AAN het graf van Verhaeren bekroop mij inder daad een gevoel van onbehagelijke gêne toen ik mij herinnerde hoe wij eenigen tijd geleden Willem Kloos naar zijn laatste rustplaats brachten, waarbij de regeering in alle talen zweeg. Men kan met Bloem en Gerretson van meening zijn dat de kunstenaar nu eenmaal, altijd en overal, een paria is; dat dit in de orde der dingen ligt en dat het goed is zoo. Maar dat wordt toch wel eenigszins anders wanneer men ziet, dat het hier niet alleen een open baar eerbetoon betreft, maar dat men in België, evenals trouwens in Frankrijk, zoo ontzaglijk veel van overheidswege doet om aan kunstenaars een materieel bestaan te verschaffen. Een lange lijst van letterkundigen zou kunnen worden opgesteld, wien in die beide landen een regeerings- of gemeen te-ambt is gegeven, in bibliotheken, archieven, musea, op departementen enz. En bij ons? De beschamende gang van zaken met betrekking tot de New Yorksche wereldtentoon stelling, waar de Nederlandsche kunstenaars niet met hun werk aanwezig zullen zijn, ligt een ieder nog in het geheugen. Wij hebben daar herhaaldelijk tegen geprotesteerd, maar men stuit hier nu een maal bij regeering en publiek in den regel op vol strekte onverschilligheid ten aanzien van de meeste cultureele aangelegenheden. Vooral de litteratuur is hiervan de dupe; zoo werd bijv. voor behoeftige letterkundigen een zoo omslachtige, ondoeltreffende en ingewikkelde steunregeling voorgesteld, dat de betrokken vakvereeniging daar niet in kon treden. Maar wij hebben het met de voorbereiding voor New York gezien ook voor de beeldende kunsten doen in Nederland de autoriteiten niet veel (om van particuliere maecenassen gelijk den heer Mistler nog niet eens te spreken !). Er wordt hier op kunst gebied officieel niet veel gedaan, en dat weinige dan nog fout. EN treffend staaltje van dit laatste heeft men dezer dagen wederom in de dagbladen kunnen lezen. Vanwege een Hongaarsche vereeniging aan gewezen, zijn vier Hongaarsche schilders naar ons land gekomen, wien de directeur van den rijksdienst der werkloosheidsverzekering en arbeidsbemidde ling te 's-Gravenhage daartoe tijdelijke verblijfs vergunningen heeft verstrekt. Aan het einde van het seizoen zal de Hungaria Club te Amsterdam hun hier vervaardigd werk ex poseeren, alsmede dat van vier Nederlandsche schilders die bij wijze van uit wisseling gelegenheid zullen krijgen, eenigen tijd in Hongarije te werken. Bij het lezen van een dergelijk bericht wrijft men zich toch zijn oogen uit. Ons zal men wel allerminst van een streven naar cultureele autarkie verdenken, en wij zijn ongetwijfeld van meening dat op geeste lijk gebied het beste werk internationaal de beste kansen behoort te hebben bij gelijke gelegenheid. Daarom is het zelfs gevaarlijk, tegen artistieke dumping" stelling te nemen; de Nederlandsche Vereeniging van Letterkundigen heeft dan ook terecht geweigerd, maatregelen aan te bevelen tegen den ontstellenden zondvloed van slechte ver talingen van minderwaardige buitenlandsche litte ratuur", waarmede onze boekenmarkt wordt over stroomd. BIJ een niet per massa-reproductie in den handel gebracht object als een schilderij ligt de zaak echter geheel anders dan bij een boek, vooral als men denkt aan de opdrachten. Tallooze verdienste lijke Nederlandsche schilders zijn armlastig en moe ten gesteund worden. De regeering doet iets, maar weinig en op bovengemelde bezwaarlijke wijze. Van particuliere zijde geschiedt zoo goed als niets, gezien de omvang van den noodtoestand. Het is voor onze schilders, voorts, bijna niet meer mogelijk, portret opdrachten te krijgen, enkele zeer bekende namen uitgezonderd. Zullen de opdrachtgevers nu ineens loskomen, omdat het interessant is, door een Hon gaar geschilderd te worden? En de Hongaren: waarmee zullen zij het werk van de vier Nederland sche schilders betalen? Het ergerlijkste in het heele geval is wel de mede werking van het Rijk, dat niet alleen voor onze eigen schilders vrijwel niets doet maar hun den enkelen keer, dat zij eens iets verkoopen, nog omzetbelasting laat betalen. Het Rijk, dat voor de beste ex-Oostenrijksche, Duitsche, e.d. schilders zijn grenzen hermetisch sluit wanneer zij, niet op verkoop maar op puur lijfsbehoud uit, als vluchte ling tot ons komen, ook al is het voor tijdelijk en al hebben zij bestaansmiddelen. Met een halffascistischen staat moet er echter zoo erg noodig uitgewisseld" worden. Dat is meten met twee maten ! IN DE CAFETARIA van het Internationaal Aardrijkskundig Congres koud tongetje?" Nein danke. Sprechen Sie deutsch?" Nee, maar zij wel" en de meestpolyglotte cafetaria juffrouw wordt naar voren gescho ven om een gecompliceerde wienerschnitzel-bier bestelling aan te ne men. De Amerikaan naast me, dien ik juist heb uitgelegd, waarover 's morgens in de koloniale sectie is gesproken, pikt naar een huzarenslaatje. Een koffie met room" klinkt het in ondefinieerbaar Hollandsch -achter mij. Het blijkt de Italiaansche kolonisatie-expert te zijn. We wisselen twee zinnen en zitten mid den in Abyssinië. ,,De Italiaansche kolonisten worden in groote groepen uitgezonden. Ze komen twee jaar in dienst van de Enti (het off ideële kolonisatielichaam), die hun gewoon loon uitbetaalt." Alleen mannen?" Hij kijkt een moment wantrouwend, ik argeloos. Alleen mannen. Maar na twee jaar krijgten ze hoeven van 50 H. A. De waarde daarvan kunnen ze in tien jaar aan de Enti terugbetalen. De grootte is precies goed berekend.'' Ik knik bewonderend: en hoeveel inheemsche arbeidskrachten werken er dan per hoeve?" De Italiaansche boer bewerkt zelf zijn land." Maar toch geen 50 H.A.?" Hij glimlacht: het is opvallend zoo graag als de inheemschen bij de Italianen willen werken, wij krij gen eiken dag aanvragen". Maar U wilt een Italiaansche massa-ko lonisatie; zijn er daarvoor genoeg inheemsche arbeidskrachten in het land?" O, er zijn genoeg inheem schen en weer niet zooveel dat er geen plaats is voor de Italianen. C'est tout juste". En de grond is vruchtbaar?" O ja, het heele land is vruchtbaar." Bij zooveel voor spoed staat een menschelijk ver stand stil en wij roeren nadenkend in de koffie met Hollandsche room. Engelsche lady spreekt ?" mij aan : spierwit haar en een grooten hoed met bloemen. Ze vindt de koloniale sectie zoo interessant, ze zit er iederen dag. Morgen wil ze zelf wat zeggen, want er is een English gentleman" geweest, die beweerde, dat de vrouwen in de tropen degenereeren en om half tien 's morgens at met hun bridgeronde beginnen. Dat laat ze niet op zich zitten. Zij is zelf 30 jaar lang in Kenia, Indiëen andere tropische streken geweest. Ze kan niet eens bridgen ! Natuurlijk, ze kent wel zulke bridgende vrouwen in de tropen, maar dat zijn uitzonderin gen en die vindt je in Europa ook, al beginnen ze dan een uurtje later met hun partijtje. En juist de blanke vrouwen in de tropen doen den laatsten tijd zooveel voor de inheemsche bevolking, etc. etc. Ik raad haar sterk aan een speech te houden : ze spreekt goed en ze heeft humor en alleen dat laatste kan het kolonisatie probleem redden. Dan komt een Pool op mij af, hij is blond, spreekt goed Fransch en dient iederen dag een nieuwe motie in. Wanneer er leerstoelen in de geografie in Polen zijn, zal hij er wel gauw in een belanden, want zijn energie kent geen grenzen. Madame", het is de Belgische Congo-expert, verexcuseer een mi nuutje. Met het oog op mijn gebeurlijk gaan morgen naar de physische sectie, wou ik u vragen " Met het oog op alle gebeurlijkheden" neem ik vast een broodje met garnalen. Aan een der lange tafels zie ik plotseling een van mijn eigen proffen" zitten. Hij is nog vol van een prachtig debat, dat 's morgens in zijn sectie heeft plaats gehad en praat er nog eens rustig over na, met een paar andere ex perts op dat gebied. Ik zoek aan de lange tafels den man, waar ik het 's morgens tij dens de discussies het minst mee eens was en ga naast hem zitten. Wij behandelen gelijktijdig de Surinaamsche rijstpolitiek en brood jes met garnalen en teekenen met den achterkant van de vorken de beste afvoerwegen naar zee in het tafellaken. Tegenover ons worden diepzeemetingen in de lucht ge houden. Het Congres zelf is interessant, maar er haalt niets bij de weten schappelijke waarde van een goed gelegen cafetaria zooals in het Kolo niaal Instituut tijdelijk geïnstal leerd is. E. F. PAG. <4 DE GROENE No. 3191

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl