Historisch Archief 1877-1940
ttl*t»
VAN HET
C. Ramin;
B£flft|f
Directeur van de Timtur^fabriek
M. J. Brusse
JAREN geleden heb ik eens tegen den
avond in een boemeltrein door Brabant
gereden. In een van de grootere plaatsen
was het compartiment achter het mijne par
does vol geloopan met van die opgeschoten
boerenkinkels, die daar dicht opeen de beide
banken over elkaar bezetten. Zij kwamen
blijkbaar van eenigerlei winteravondcursus
of zoo. En zoodra wij weer verder boemel
den, begonnen ze, allemaal met den baard in
de keel, met die rauwe harde stemmen, die
gewend waren ver over de landen te schreeu
wen, een litanie te balken, waarbij ze den
dreun hosklosten op den vloer. Dat ging zóó :
n paar klompen en n paar klompen ben
twépa-ren klompen. Twee paar klompen
en n paar klompen zijn d-r-i-e pa-ren klom
pen...." Toen eindelijk de laatsten aan de halte
van hun bestekkie uitgestapt waren, hadden
ze met koppigen overmoed ver over de dui
zend paren klompen uitgebulkt. En mij lieten
ze achter met een obsessie van holsblokken,
waaronder ik levend begraven dreigde te
raken....
Zóó veel klompen !
NU herinnerde ik mij deze dwangvoor
stelling na mijn bezoek aan de
Timturfabriek. En toen zag ik in, dat die
klompenverbijstering dus toch nog maar een kin
derverbeelding geweest was bij de profusie
van schoenen. Want hoe weinigen dragen er
klompen, die, wanneer je ze op een hoop zou
gooien, een duintje zouden vormen in ver
houding tot den schoenenberg als een Mont Blanc,
alleen om de voeten'van ons, bewoners dezer lage
landen, te schoeien. Omdat wij allen immers tw
voeten hebben, die onvermijdelijk twee schoenen be
hoeven 't zij vrouw, 't zij man, 't zij kind, ja, met
recht van de wieg naar 't graf, om ons te beveiligen
tegen de blubber en de steenen des aanstoots op onzen
levensweg, waar ze dan ook telkens weer versleten
geraken, en, na voor 't laatst te zijn gezoold en
geachterlapt, met zelfs al eens een stukje er op, door
aldoor maar weer vele millioenen nieuwe schoenen
dienen te worden vervangen. En dan is Nederland
onder de beschaafde landen nog maar achterlijk
in zijn schoenenverbruik, met per hoofd van de be
volking nauwelijks twee paar in het jaar, vergeleken
met bijvoorbeeld Amerika, waar dit cijfer 3.7 is.
Hoewel wij hier dan toch met elkaar jaarlijks nog
'n veertien millioen paar schoenen koopen.
Ik heb deze wetenschap van den directeur van de
Timtur-fabriek. Gevestigd te Waalwijk, in 't cen
trum van de Langstraat: die machtige kubus van
glas en staal, die tegen de avondlucht, glanzend licht
doorschenen, herinnert aan tooverpaleizen uit de
sprookjes. Hoewel 't in deze gebieden volstrekt
niet allemaal weelde is.
Wanneer je er binnenkomt in deze streek, dan
bedenk je: hier hebben dus sedert den gildentijd al
die solide schoenmakerijen het deugdelijke schoeisel
gemaakt voor ons volk, om stevig te stappen, en
bovendien voor heel wat buitenlanders. En door
hun naarstigheid is 't den schoenmakers gelukt hun
werkplaatsen uit te breiden tot groote bedrijven,
sommige zelfs van internationale vermaardheid.
Maar dan hang je 's avonds zoo'n beetje rond in
vanouds het hotel Verwiel, dat hier al van 1824 in
dezelfde familie de internationale bezoekers van
deze industrie gastvrij ontvangt. En op de leestafel
vind je natuurlijk ook de vakbladen. Daar tref ik
de jaarrede" van den voorzitter van de Kamer van
koophandel voor de Langstraat, die vaststelt: de
teruggang in de schoen- en lederindustrie was op
het einde van 1937 grooter dan in eenig jaar tevoren,
en de sprongen achteruit waren in de eerste weken
van dit jaar nog niet tot staan gekomen. In deze
laatste weken steeg de werkloosheid nog aanmerke
lijk. De ongebreidelde concurrentie leidt tot
kwalitatieven teruggang van het product" en inscha
keling van goedkoope, meest minderjarige en
vrouwelijke arbeidskrachten".
Inmiddels blijkt het opvoeren van de totale produc
tie tot staan gekomen. In '35 werden er in ons land
bij de 15 millioen paar schoenen gemaakt en inge
voerd. In '36 nog ruim 14% millioen. De invoer,
behalve van rubber schoenen, is verminderd, en
wel van 1.342.634 paren in '36 op 1.238.485 in '37.
De uitvoer nam in '37 weer wat toe van 61.800 tot
146.500 paren, wat nog altijd maar een bagatel is,
vergeleken bij den enormen export van vóór de
crisis.
ONDER den indruk van deze sombere omstandig
heden ging ik op bezoek bij den heer
Raming, in dat imposante moderne fabrieksgebouw,
waar hoog tegen den glazen gevel aanstaat: Timtur
Shoes. In een weidsche marmeren hal, als het voor
portaal van een internationaal bankbedrijf, moest
ik mij melden voor den directeur. En weldra zat ik
tegenover een nog jeugdigen, kloek gebouwden man
van Amerikaanschen stijl, die mij daar, in die
groote, voornaam verzorgde directiekamer denken
deed aan den gezagvoerder van eenigerlei machtigen
zeestoomer.
Hij vertelde mij dat ook deze fabriek uit een een
voudige schoenmakerij gegroeid is. Tot ze nu stellig
als een van de voornaamste in ons land wordt erkend,
wat onder meer hieruit blijkt, dat zij herhaaldelijk
wordt uitverkoren voor officieele en niet officieele
bezoeken ook van buitenlandsche vaklieden. Zij
kan dan ook bogen op een veel meer dan honderd
jarige ervaring in het schoenmakersvak. Er bestaat
nog een acte van 1798, waaruit blijkt, dat een lid van
het geslacht Timmermans mede aannemer" was
van een parthy schoenen ten behoeven van het
commissariaat over de Fransche troupes in Soldy der
Bataafsche Republieq", en de heer
TimmermansVan Turenhout, die naar Brabantsche gewoonte mee
den naam van zijn vrouw voerde, is per slot de naam
gever van deze firma geweest in de afkorting Tim
tur. Zooals het beheer over de fabriek van geslacht
op geslacht in deze familie is voort gegaan, zoo is
ook het meerendeel van de arbeiders steeds van
vader op zoon in dit bedrijf werkzaam gebleven. Deze
patriarchale verhoudingen dragen stellig bij tot de
naar verhouding gunstige arbeidsvoorwaarden in
deze fabriek, die wel mee van invloed zullen zijn
geweest op de keuze van haar directeur C. Raming
tot voorzitter van den Bedrijfsraad voor de schoenen
industrie.
Vóór ook deze industrie gemechaniseerd werd,
bestonden in Waalwijk al uitgebreide bedrijven.
'n Negentig jaar geleden zelfs enkele met vele arbei
ders. Dat wil zeggen: in de huisindustrie. De onder
nemers hadden een pakhuis. Daar kwamen
de schoenmakers de leesten en het afge
meten leer halen. En Zaterdags leverden ze
hun schoenen in. Veelal verplichtte de ge
dwongen winkelnering hen het loon verre
kend in levensmiddelen te ontvangen.
Na den oorlog vervolgde de heer Raming
is de groote opleving in dit vak gekomen.
Alle materialen waren duur, er was vraag
naar kwaliteit, geen sprake van
contingenteeringen en een derde tot een vierde van
onze voortbrenging ging naar het buitenland.
Tot wij ons in '31 door den val van het
Engelsche pond en van de Skandinavische kroon
heelemaal moesten aanpassen bij de Neder
landsche markt. Al komen er nu wel weer
wat meer mogelijkheden voor export, in de
practijk blijken de moeilijkheden toch veelal
nog overkomelijk, en met het je verdiepen
in al die vaak onmogelijke economische
verhoudingen verlies je tijd, geld, en als je
niet oppast, je goede humeur.
Vooral als dan telkens weer blijkt uit ge
sprekken met buitenlandsche afnemers, dat
je schoenen in tal van landen n om hun
kwaliteit n om hun goeden naam n om
hun prijs gretig aftrek zouden vinden.
Hier komt bij, dat de outillage van de
goede Nederlandsche schoenfabrieken, met
die in Duitschland en Tsjechoslowakije, aan
de spits staan. Men zou eerder verwachten,
dat bijvoorbeeld Amerika op dit gebied de
kroon spant. Maar vermoedelijk is de buiten
landsche concurrentie in Europa de oorzaak
van deze perfectie. En voorts zijn in geen
land de schoenen zoo goedkoop als hier. An
ders was het immers niet mogelijk, dat wij
met die invoerrechten dan toch nog binnenkomen
in zoo veel landen. Waren die rechten niet hooger
dan tien procent, dan konden wij onze productie
op slag verdubbelen. Want in het buitenland zouden
ze graag Hollandsche schoenen koopen. En hier laten
ze de goede schoenen staan, omdat de Nederlanders
geen eischen aan schoenen stellen. Want ons dege
lijke volk is het ondegelijkste van de wereld als het
schoenen gaat koopen.
Met dit al worden er ten opzichte juist van de
schoenontwerpen eischen gesteld zooals nergens
ter wereld. Een modekunstenaar van naam ont
werpt hier op het atelier steeds andere snitten.
Hij haeft relaties met Weenen, Milaan, Boedapest,
Parijs en vele andere modecentra en wisselt voort
durend van gedachten met ontwerpers in deze
steden.
Voor de meeste menschen is een schoen boven
dien zoo'n van-zelfsprekend" ding, dat zij zich
niet kunnen voorstellen, dat een enkele fabriek
hierin toch ieder seizoen een paar duizend variaties
weet aan te brengen. Vóór de collectie de fabriek
verlaat, wordt ieder monster aangepast, door meis
jes van de ateliers, en hierna worden zoo noodig
nog weer veranderingen aangebracht. lederen dag
komen er speciale vragen binnen naar een andere
kleur, een andere snit, een andere combinatie, en
de fabrikant moet, wil hij niet ten onder gaan,
aan al die wenschen die hem via den winkelier
bereiken min of meer tegemoet komen. U begrijpt
wel dat die afwijkingen allerminst passen in een
modern fabricageproces, dat berekend is op het
maken van acht tot tien duizend schoenen per
week.
JA, er is nog een gestadig zoeken om de schoenen
doelmatiger te maken voor den voet. Dit jaar hebben
wij bijvoorbeeld een verandering in enkele van onze
leestvormen aangebracht, die hierin bestaat, dat het
tot dusverre vlakke zoolvlak van de leest het vol
komen natuurlijke verloop van de menschelijke
voetzool heeft gekregen, waardoor de pasvorm van
deze schoenen, z.g. Plastos-schoenen nog
weer aanzienlijk verbeterd is.
Om het nog maar eens te herhalen: het is
dubbel en dwars te betreuren, dat ons Hollandsche
publiek zoo weinig oog heeft voor maakwijze
en kwaliteit van schoenen, en alleen nog maar
lage prijzen eischt. Waar toch van ouds de
Nederlandsche schoenmaker een meester is in zijn
vak.
PAG. 15 DE GROENE No. 3192