De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 6 augustus pagina 3

6 augustus 1938 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DEGROENEAMSTERDAMMER OPGERICHT 1877 Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam - C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per jaar. Postrekening: 72880. Gem. Giro G 1000. Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd. 6 AUG. 1938 Een slecht geheugen ONZE landgenoote mevrouw mr, W. M. van Meurs-van der Burg, correspondente van de N.R.C, te Warschau, een erkend vakkundig en te goeder naam bekend staand journaliste, wier echtgenoot in Polen als ingenieur werkzaam is, werd eenigen tijd geleden zonder opgaaf van reden op korten termijn uit Polen uitgewezen. De uitzetting geschiedde nadat mevr. van Meurs, gelijk haar be roepsplicht eischte, in haar blad objectief melding had gemaakt van feiten, welke overigens reeds in de gansche wereldpers, de Times incluis, bekend waren geworden, en waarover de buitenlandsche nieuws agentschappen ook in de N. R. C, reeds telegrammen hadden gepubliceerd. Ons gezantschap te Warschau was niet vooraf op de hoogte gesteld. Het gedu peerde dagblad gaf in een tweetal felle artikelen uiting aan zijn gerechte verontwaardiging over het gebeurde. De Nederlandsche regeering echter deed geen protest hooren doch liet het bij een slap ver zoek. Ten gevolge van dit lijdelijk incasseeren door onze regeering van een ook voor haar zeer kren kende bejegening heeft mevrouw van Meurs nu al drie maanden lang tevergeefs getracht, van de bevoegde overheid den haar toekomenden bijstand te erlangen om in haar rechten hersteld te worden en haar plaats naast haar man, en in haar beroep, weder in te nemen. En onze Kamer-afgevaardigden zwegen. ... DEZE zaak heeft twee aspecten. Het eene is dat van de nationale waardigheid en het nationale prestige. Een staat, schreef het Utrechtsch Nieuws blad terecht in een zijner ferme beschouwingen aan deze aangelegenheid gewijd, een staat die om der wille van de smeer" zich elke onbehoorlijke behandeling van de zijde van een anderen staat laat welgevallen, dwingt geen eerbied af; hij zal, ook in de regeling zijner handelsbetrekkingen, ondervin den dat zijn tegenspeler over hem loopt". Niet zoodra, vervolgt het blad, ontwikkelt zich tusschen de Nederlandsche regeering en een vreemde mogend heid een kwestie" men heeft in den Haag een doodsangst voor kwesties of zij kijkt naar de handelsbelangen" en laat zich door deze verleiden tot een duldzaamheid en een slapheid die bijzonder ongeschikt zijn om in den vreemde een hoogen dunk te wekken van Nederlands vastbeslotenheid tot handhaving van een eigen internationale fatsoenscode. Indien het niet zoo ware zou de Neder landsche journaliste, die een beroep op haar regee ring deed, niet aan doovemans deuren hebben geklopt. TOT zoover wat betreft het nadeel, door de gesig naleerde handelwijze van Harer Majesteit's re geering aan het aanzien van Nederlands naam in den vreemde toegebracht. Er is echter nog een andere kant aan het geval, welke niet zoozeer alleen op de nationale eer betrekking heeft, maar bovendien verband houdt met de geheele politieke en cultureele situatie, in West Europa en in de gansche wereld. Het is dit, dat de bedreiging en rechteloos heid, waaraan de journalist bij de uitoefening van zijn beroep in toenemende mate blootstaat in de totalitaire landen (waarbij Polen en ook Italiëe.a. het Duitsche voorbeeld van uitwijzing van buiten landsche correspondenten volgen), een gevaar op leveren voor de cultuur, de vrijheid en de geeste lijke weerbaarheid van het nog niet geknechte deel der menschheid. WIJ willen geenszins suggereeren, dat alle jour nalisten onbaatzuchtige cultuurstrijders of ver heven idealisten zouden zijn. Lang niet. Vast staat echter, en het ware dwaasheid dit te ontkennen, dat VOO B 6LKH BEUQS 'N BROCHES 20 STUKS fatsoenlijke en eerlijke journalistieke voorlichting een der wezenlijke grondslagen en voorwaarden is voor het tot stand komen eener vrije, onafhankelijke publieke meening; en dat een dusdanige publieke meening op haar beurt, in deze dreigende tijden, het laatste bolwerk vormt van de democratie en daar mede van den waren burgerzin. Dat dit inzicht bij onze regeering, blijkens haar houding in dit geval, ontbreekt is een uiterst ernstig verschijn sel ; ook, dat de volksvertegenwoordiging zich daarbij neerlegt. Heden treft deze kortzichtigheid een Nederlansche correspondente in het buitenland; morgen kan men wellicht dezelfde geringschatting aan den dag leggen ten aanzien van het onbelem merd functioneeren van de binnenlandsche dag bladpers, welker over het algemeen hoog peil een waarborg voor onze democratische instellingen en volksvrijheden uitmaakt, en tot den roem van het Nederlansche geestesleven bijdraagt. Wie schade doet aan de veiligheid van den journalist, wie onverschillig staat tegenover de persvrijheid, speelt in de kaart der dictaturen en laadt een zware ver antwoording op zich. ONZE regeering zij gewaarschuwd en keere van dezen weg terug nu het nog kan. Propaganda, verleugening, intimidatie, terreur, chantage, in terventie", lazen wij verleden Zaterdag in E. d. D., ziehier enkele middelen waarmede de autocraten pogen verwarring te stichten in het democratische kamp." Deze trieste werkelijkheid kan, dunkt ons, door niemand geloochend worden, die eerlijk de feiten erkent, welke de geschiedenis van onzen tijd oplevert, en deze onder het oog durft zien. Tachtig jaren heeft het Nederlandsche volk geworsteld om vrijheid en onafhankelijkheid. Een regeering, die lauw en onverschillig staat tegenover het belang, de pers van haar land te verdedigen in de onbe lemmerde uitoefening van haar functie, geeft blijk van een slecht geheugen. VICTOR E. VAN VRIESLAND Nieawe fronten in de reorganisatie van de Ned. He/v. Kerk ?j?* E classicale vergaderingen hebben in meerderI l heid een advies uitgebracht tegen het reorga* * nisatie ontwerp 1938. Het is nu aan de Synode om aan de hand van dit advies te beslissen wat met het ontwerp definitief zal gebeuren en hoe men uit de tegenwoordige meer dan moeilijke toestand van de Ned. Herv. Kerk moet geraken. Een ding is nl. zeker: de groote meerderheid van de predikanten en ouderlingen is overtuigd, dat wanneer men deze reorganisatie niet wit dan toch een andere moet worden gevonden, die meer bevredigt dan de aan hangige. En er zijn zeer velen die hopen dat iets geheel nieuws nog naar voren zal komen. Daar komt nog iets anders bij. Ondanks alle pogingen die aangewend zijn, is een werkelijke be langstelling niet ontstaan bij de gewone gemeenteleden. De heele reorganisatie-discussie is gebleven een zaak van predikanten, enkele academici en van boven af beïnvloede ouderlingen. Het gewone gemeentelid luistert verbaasd of teleurgesteld naar de debat ten over formuleeringen die alles doen behalve een koers aanwijzen. De massa buiten de Kerk, de intellectueel buiten de Kerk, heeft niet eens voldoende belangstelling om de schouders op te halen. Het leven in deze tijd is hard, en een Kerk die zich verstrikt in problemen die van belang waren in de i"jde eeuw trekt niet de belangstelling. Mag dit pleiten tegen de huidige reorganisatiepogingen, het pleit voor de groote massa buiten de kerk, die weigert zich af te laten schepen met steenen voor brood. Zoowel in kerkelijk opzicht als in maatschappelijk opzicht is onze tijd te vergelijken met de reformatie. Toen zooals nu de worsteling om te komen tot een nieuwe kerkorde, toen zooals nu groote maatschappe lijke beroering. In groote lijnen was het raakvlak van kerkorde en maatschappij in de tijd van de reformatie echter anders dan in deze tijd. In de tijd van Luther en Calvijn maakten de reformatorische kerken zich los van de groote internationale organisatie van de Katholieke Kerk en riepen op de een of andere wijze de landskerk in het leven. In onze tijd maken de kerken zich los van staat en volk en komen zoo tot een nieuwe ervaring van bijbelsche waarheden en tot een nieuwe opvatting van plaats en taak in Volk en Staat. Aan de eene kant staan zij die bewust of onbewust droomen van een met behulp van politieke machtsapparaten heerschende Nederlandsch Hervormde volkskerk, aan de andere kant zij die het Evangelie in zijn dienende functie opnieuw hebben leeren verstaan en dien tengevolge een andere verhouding van kerk, volk en staat voorstaan en een andere houding ook in de politiek wenschen aan te nemen. VYTANNEER men nu de aanhangige reorga** nisatiepoging beziet in dit licht van een nieuwe houding tegenover volk en staat, dan schijnt het dat men deze heele problematiek heeft vergeten. Met de grootste zorgvuldigheid heeft men in de geschriften van de reorganisatiecommissie de open lijke en eerlijke discussie op dit punt vermeden. Vermeden daarom ook de levensvragen van christe lijke staatkunde, vermeden het spreken over het ge vaar dat de Ned. Herv. Kerk bedreigt vanuit moderne staatkundige strekkingen. Door het vermijden van deze heele probleemstelling is men ergens, ver van de werkelijkheid gaan dis cussieeren. Gevolg: een grenzenlooze verwarring in de geesten in de kerk, gebrek aan belangstelling bij de gemeenteleden, schouderophalen bij de buiten-kerkelijken. Het is de classis 's Hertogenbosch geweest die in een motie aan de Synode, ondersteund door adressen van hoogleeraren uit Utrecht en Leiden, op deze wonde plek van de reorganisatie 1938 de vinger heeft gelegd. In deze motie wordt nl. betoogd dat ondanks het vermijden van openlijke uitlatingen in de reorga nisatiegeschriften over de oriënteering van de kerk in belijdenis en kerkorde t.o.v. volk en staat, deze reorganisatiepoging eigenlijk is een poging om de oude reformatorische landskerk in zijn verbinding met de staat weer tot leven te wekken. Omdat de nieuwe reorganisatie zich niet uitspreekt over het verleden en bij het weer opnemen van de oude belijde nis en het oud-Calvinistische tuchtrecht, de oude verhouding van kerk en staat binnensmokkelt; maar ook omdat de leidende figuren uit de reorganisatie commissie, prof. Haitjema en prof. Scholten in hun geschriften blijk geven van hun voorkeur voor deze oude verhouding van kerk, staat en volk. Doordat op deze wijze het vraagstuk van de ver houding van kerk, volk en staat, aan de orde is gesteld, is het uitzicht geopend op beëindiging van de verwarring der geesten binnen de kerk. Immers nu werden de fronten klaar getrokken; aan de eene zijde zij, die het Oud-Calvinistische belijden omtrent staat en volk voorstaan. Aan de andere zijde zij, die op grond van een nieuw verstaan van het Evangelie een nieuwe dienende, getuigende houding in volk en staat voorstaan. Het is deze strijd, en deze strijd allén, die ook de belangstelling vermag te wekken van gemeenteleden en buitenstaanders. A. M. BROUWER lUieneii op den Grebbeberg PAG. 3 DE GROENE No. 3192

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl