Historisch Archief 1877-1940
Schilderkunst
lle psychologie van een benoeming
Albert Plasschaert
DE benoeming van den heer W. van den Berg
tot professor in de schilderkunst aan de
Rijks Akademie voor Beeldende Kunsten
te Amsterdam heeft daar, naar mij bleek, eenige
ontroering, eenige onrust, zelfs eenige onstuimigheid
verwekt, om den Haagschen" stijl te gebruiken en
het woord ontevredenheid" te vermijden. Deze onrust
verwondert mij niet; Amsterdam wordt tegenwoordig
van den Haag uit beheerd, een levende stad door een
Ambtenarenstad. De benoemde is een weinig bekend
schilder, een leerling, dus een protégé, van Willem
van Konijnenburg en iedereen weet, dat er symp
tomen aan te wijzen zijn, die bewijzen, dat Van
Konijnenburg n het den Haag der Ambtenaren
(zie toch de laatste eerbewijzen van Van Konijnen
burg) elkaar niet wildvreemd zijn en eer elkaar
welgezind. Er bestaat tusschen beiden inderdaad
wel eenige, zij 't gecamoufleerde, verwantschap,
ter eenre zijde gecamoufleerd, en natuurlijke
verbondenheid. Die moet en kan niet verwon
deren. Ieder, die eenigszins op de hoogte is van
wat er gebeurt in, of beter buiten de schilder
kunst, weet b.v. dat de schildergenootschappen
meer dan vroeger, lijken op sociëteiten waar
nietschilders zich verheugen, en waar wezenlijke
schilderszaken waartoe ook de schilderkunst be
hoorde, van de tweede orde zijn geworden. Het
maatschappelijke overheerscht er, maatschappelijke
relaties, maatschappelijke belangen. Zulke dingen
zijn altijd te bewijzen, onmiskenbaar. te bewij
zen. Zij ontstonden door het te gemakkelijk toe
laten tot het genootschap, dat tot onmiddellijk
gevolg had, dat de Ambtenaars zich naar voren
drongen (deze hadden meer tijd over en zij hadden
geen last van de Muze.)
Zij waren geschoolder in het dagelijksch beheer
enz. en meer tuk op invloed dan een wezenlijk
schilder. Zijn presenteerden beter buiten de
schilderkunst. Ik weet: gij wilt in deze bewijzen.
Zou het anders mogelijk zijn, zonder derge
lijke achterhoede dat Huib Luns, de Barbarossa
der citaten en Willy Sluiter, de kolonel der
portrettisten met zooveel gemak, zoolang, praesidenten
van Pulchri en Arti zijn, terwijl zij als werkelijk?
schilder alleen genoemd worden in hun genoot
schappen. De benoeming van den heer W. van den
Berg is opnieuw een bewijs van de verholen macht
der Ambtenaren in dingen, die de schilderkunst
aangaan het verwondert mij daarom ook, dat de
schilder Bakels, geschoold als ambtenaar, nog niet
de positie van professor bemachtigd heeft; hij is er
voor geschikt. Maar hij wordt door de vergevers der
baantjes etc. misschien als te getraind beschouwd...
PSYCHOLOGISCH is in 't algemeen de benoeming
van W. van'den [ Berg dus wel te verklaren als
tijdsverschijnsel; *[de-kunstenaars hebben te weinig
(Ingezonden mededeeling)
JAN HAVICKSZ STEEN 1626?1679
HET GEBED VOOR DEN MAALTIJD.
Tentoongesteld Zomertentoonstelling
FIRMA D. KATZ - DIEREN
TOTEN MET 15 SEPTEMBER.
te zeggen, waar zij de leiding moesten hebben. Gaat
echter Amsterdam hier geheel en al vrij uit
en is de gemeente verontschuldigd door er op te
wijzen, dat de Akademie een .Ry/csinstelling is en
niet een Gemeente-instelling? Dezen verontschuldiging
lijkt mij te gemakkelijk. Er bestaat toch zoo iets
als een Curatorium meen ik, en er zijn leden van
dat Curatorium, die als Amsterdammer willen
gelden, als Amsterdammer zich doen gevoelen?
Wisten zij niet, dan komen zij te kort, dat
niet alle Amsterdamsche schilders, die in aanmerking
konden komen, en die meer geschikt waren dan
de benoemde heer van den Berg, zouden bedan
ken? Ik neem aan, dat Gestel, Hynckes,
Schuhmacher bedankt hebben, maar bleef er niets over,
waarachter zij konden gaan staan? Ik weet, dat zij
een gedelegeerde, die iemand aanwees, waarvoor
ik niet gestemd zou hebben, niet fraai hebben be
handeld. Zij hebben weinig aan de schilderkunst en
weinig aan Amsterdam in deze gedacht.... Hoe
kon ik het eindelijk hopen, zoo onvast en zoo onbe
voegd zijn ze! Als er een professor bij is, een
nieuwgebakkene, dan weet ik zeker, dat hij onbevoegd is.
Ik heb hem eens een schilderij van uit de hoogte
hooren verdedigen tegenover den schilder zelf, die
terecht, dat eigen werk zwak vond tegenover den
professor! Hoe kom ik trots van Amsterdam
hopen te vinden in een Amsterdammer, die zich de
allure van een Amsterdamsen patriciër aanmatigt
zonder werkelijken grond, zonder eenig groot zelfge
voel; hoe kon ik zoo iets verkeerdelijk hopen, uit ge
voel voor Amsterdam verkeerdelijk verwachten: ik,
die deze Heden toch eenigszins ken en ze niet allen
steeds met rust heb gelaten.... in hun toch bevreesde
opgeblazenheid. Er ware, geachte lezer, veel reden tot
meer persoonlijke opmerkingen ! Ik heb geen afkeer
daarvan. Met persoonlijkheden is het zuiver, per
soonlijk te vechten. Ik heb deze, mijne opmerkingen
over deze benoeming zoo algemeen mogelijk ge
houden en zoo algemeen mogelijk de psychologische
hoofdtrekken van alles aangeduid; over het lid van
het Curatorium gesproken als ik een bankier of een
professor bedoelde, maar ik hoop toch eenige dessous
te hebben aangeduid en gezegd te hebben, wat er
voor onfrisch en algemeens schuilt achter een
Amsterdamsche? benoeming....
Film
JOURNAAL EN DOCUMENTAIRE
DE tegenstelling tussen filmjournaal en do
cumentaire als tijdelijk en blijvend, opper
vlakkig en dieper op de werkelijkheid in
gaand, is niet principieel. Inderdaad heeft het jour
naal tegenover de documentaire een meer tijdelijk
karakter, zooals de fotopagina van de krant
tenopzichte van het foto-boek. Inderdaad is het journaal
door de eisen van de actualiteit en de beperkte
omvang uiterlijk oppervlakkiger. In het archief
echter zal de fotopagina vaak een document van
even groote waarde blijken als het in boekvorm
verzamelde materiaal. En bij nadere beschouwing
zal veelal het fotoboek ten slotte even oppervlakkig
blijken als de fotopagina. Het verschil in dit opzicht
tussen journaal en documentaire is meer
quantitatief dan qualitatief. Werkelijker is het feit dat
de documentaire soms vanuit een andere geest
is ontstaan, omdat dit n van de gebieden der
filmproductie is waar in de practijk de filmkunst
een kans en soms zelfs een vrijere kans dan
elders krijgt. In dit opzicht wordt internationaal
stellig nog n en ander tot stand gebracht dat wij
hier als gevolg van de zakelijke eigenaardigheden
van de film en bioscoopexploitatie niet te zien
krijgen.
WANNEER wij de enkele gevallen nagaan,
waarin wij door een documentaire buiten
gewoon werden geboeid, dan zijn dit in de eerste
plaats: de eerste groote hier vertoonde film van de
sportparade op het Rode Plein te Moskou, destijds
een openbaring van de ook esthetisch verras
sende mogelijkheden welke hier liggen; de
vlucht van Papanin en zijn expeditie naar de pool
een film die hier merkwaardig genoeg nooit in het
openbaar is vertoond; De Spaanse aarde" van
Ivens, Fernhout en Hemingway, waarvan de waar
de en het bijzondere karakter de dramatische
behandeling op deze plaats uitvoerig werden
besproken; het U.F.A.-journaal van het bezoek
van Hitler aan Italiëen de zo juist hier voor
het eerst vertoonde Olympische Spelen van
Leni Riefenstahl. De aanwezigheid van het
U.F.A.journaal in deze reeks toont aan dat de scheiding
tussen journaal en documentaire ook in dit opzicht
niet principieel is. De geestelijke relatie van de
maker tot zijn onderwerp zijn bij beiden bepalend
en in dit opzicht zijn alleen de uiterlijke omstandig
heden waaronder gewerkt wordt bij de documentaire
in vele gevallen gunstiger.
Al deze films die ons buitengewoon boeiden
onderscheiden zich door het feit dat zij ons tegen
over het gebeuren stellen niet tegenover het ge
beurde, m.a.w. doordat wij door de voorstelling
bij de voorgestelde feiten worden betrokken. In al
deze gevallen is de documentaire of het journaal
mér dan een reeks min of meer interessante plaatjes
die wij achteraf met min of meer interesse be
schouwen. Dit ligt niet aan het onderwerp. De
dagelijkse bommen in China en Spanje gaan ons
minstens zooveel aan als de sportparade te Moskou
of het bezoek van Hitler aan Rome en stellig mér
dan de Pool en de Olympiade. Alleen, zij gingen de
makers van het filmjournaal blijkbaar niet meer
aan dan een spoorwegongeluk in Amerika, een
typhoon in Japan of een folkloristische optocht
ergens in de Nederlandse provincie. (Het journaal
laat wekelijks zien dat wij in een rustig landje
leven).
Dat de omvang hier niet van principieele be
tekenis is toont het journaal van Hitler in Italië,
dat ons ondanks het feit dat deze film geheel binnen
het kader van het journaal bleef, volledig stelde
tegenover de gevaarlijke werkelijkheid van dit ge
beuren in zijn onmiskenbare, bijna barbaarse,
schoonheid. Ook de film van de Olympische Spelen
te Berlijn, welke als geheel op naam van Leni
Riefenstahl staat, toont deze geestelijke verhouding
van de makers tot het onderwerp, welke de beelden
ten volle voor ons doet leven.
TECHNISCH vertoont vooral deze laatste film
in sterke mate het werkelijk nieuwe en eigen
gezichtspunt van de film ten opzichte van het onder
werp: de bevrijding van ons oog van de beperkingen
van ruimte en tijd. De eerste in dit geval het be
langrijkste. De toeschouwer via de film is niet meer
gebonden aan n vaste plaats. De film stelt hem
in staat elke actie in zijn geheel van nabij te volgen:
uitgangspunt, sprong en neerkomen met even
grote nauwkeurigheid te observeren, de lopers op
hun gehele parcours van nabij te volgen, enz. Van
buitengewoon belang is hierbij ook de waarde van
het detail, dat ook de speelfilm in vergelijking tot
het toneel een geheel eigen karakter geeft. De
film maakt het mogelijk beweging en gelaatsuit
drukking op elk moment nauwkeurig te observeren,
zowel door nabijheid als verlangzaamde projectie,
waardoor ook de sportieve actie een geheel nieuw
aspect verkrijgt.
De iïlmkunst heeft hierbij de speciale taak de doei
het alzijdig standpunt van de vele (tot 45!) camera's
verkregen beelden en de verlangzaamde projectie
tot een sluitend en logisch" geheel samen, te
voegen waardoor het in wezen onnatuurlijke, want
de natuurlijke grenzen van ons oog verbrekende,
beeld als natuurlijk, d.w.z. harmonisch, wordt aan
vaard.
In dit opzicht is vooral bij de klare, zakelijke
beelden van de verschillende onderdelen der spelen
m.i. nog meer bereikt dan bij de vrijere, zuiver esthe
tisch bepaalde, inleiding. D. C. VAN DER POEL
Was DE GROENE juist
uitverkocht toen
U er naar
EEN GOEDE RAAD
NEEM EEN ABONNEMENT!
PAG. II DE GROENE No. 3193