De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 13 augustus pagina 5

13 augustus 1938 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

^^OEN de mensch ontdekte dat hij l naakt was en aldus den grondI slag legde tot de confectie-industrie, lag het strand in Zandvoort heel ergens anders en terwijl het zoo korreltje voor korreltje en schelpje voor schelpje te samen gesteld werd, vond men het humanisme uit, ging men de ketters verbranden, vaardigde ver ordeningen uit tegen wereldsche over daad, bedreef die overdaad, maar ont hield zich toch van het overmatig ge bruik van waschwater en het zich bloot stellen aan de zon. Tusschen de met fluweel overtrokken chaise percée" van den Zonnekoning en het eerste Zandvoortsche badkoetsje ligt een wereld van opkomende en ver dwijnende misverstanden omtrent het geen welvoegelijk en gepast is, doch men verbrandt de ketters niet meer men drijft ze nog wel eens uit en boven dien verbranden de ketters zich tegen woordig zelf men noemt het zonne bad en men moet er voor betalen soms. In zeer veel vroegere tijden liet men zich, als dame, in een rijtuig tot aan de branding rijden en spotte dan en spatte met de zee; dit was veilig en wat er in de verte te zien was van de bekoorlijk heden van dien tijd, was de moeite niet waard om er naar huis over te schrij ven. Nog wat later kwamen de badkoetsjes. Ook dat was zeer decent en vernuftig, want op een gegeven signaal reed het koetsje weer naar de wereld terug en de mensch trad aangekleed en afgespoeld onder den netten hemel van de tachtiger jaren. LANG voor de eerste Amsterdamsche agent zich vergiste in de be grippen kunst en viezigheid, hadden de beeldhouwers het verloren gegane naakt weder ontdekt, doch in Deauville gingen de dames nog te water met mér aan dan onze hedendaagsche schoon moeders op theevisite en de mannen zagen er uit als gestreepte gevangenen van het Duivelseiland. Dat werd op den duur weer beter, of slechter, hoe men het nemen wil. Ondanks het verzet van Dr. van Dieren tegen het gebruiken van zonnebaden, begon de mensch zich te ontkleeden met geheel andere doeleinden dan waartoe hij zich ge durende eeuwen ontkleed had; b.v. om naar bed te gaan, om opgehangen te worden, zich te doen aderlaten of geschilderd te worden, aan welke ge woonte wij enkele sublieme portretten danken van de erkende vriendin netjes der groote heerschers van vroeger dagen. De gemiddelde mensch en Dr. van Dieren meenden, dat het menschelijk naakt in de natuur zoo goed als niet meer moest voorkomen en dat onze blanke huid, die af en toe de witheid van aardappelspruiten kan aannemen, er is om bedekt te worden. Niet voor niets worden tal van politieke over tuigingen uitgedrukt in een hemd om mij .goed te verstaan: in de kleur dan. Men heeft zwarte en bruine en groene en blauwe en roode hemden, die bij ons alle verboden zijn. Niet van wege het hemd alweer, doch vanwege de kleur. De ontblooting wordt door geen enkele politieke partij toegepast zij komt als religieuze variatie voor, doch wordt om zoo te zeggen zorg vuldig afgedamd en in reservaten op gesloten. hebben hunne vrouwen enkele weken in het seizoen met een bruine huid te zien, verworven tegen een prijs waarv>or zij den ganschen gevel van hun magazijn of kantoor in de verf kunnen laten zetten. Zelfs in landen waarin ieders afstamming van staatswege met nauwgezetheid uitgeknobeld wordt, loopen vrouwen met gegarandeerd HET zonderlinge verschijnsel van deze dagen is, dat de mensch op zomersche dagen niets beters te doen weet dan zich oogenblikkelijk de kleeren van het lijf te rukken en in de zon te gaan zitten, hetwelk met overleg moet geschieden, vanwege de vellen die er anders bij komen te hangen. Er zijn vele vernuftige soorten olie waar mede men zich kan insmeren en die chemische bestanddeelen bevatten wel ke het bruin worden bevorderen. Waar toe, vraagt men zich af. Wanneer ik een neger tegenkom, mag ik veilig aannemen dat zijn rug en zijn borst niet in kleur verschillen men zijn ge laat, doch de dame die zich in Zand voort heeft laten rooken, toont mij in den geordenden staat wellicht een bruin gezicht, maar hoe kan ik weten. . tenzij. . . hetwelk men toch niet gepast mag noemen. En wat kan het me ook schelen? Waarom dus al deze moeite, deze tortuur. Is het voor hare mannen ? Doch deze ziet men gewoonlijk alleen tijdens de week-end. Dan zijn zij zoo vervuld van de zorgen omtrent hunne zaken, omtrent de fluctuaties van de beurs en de kleinigheden die de Staat hun in den weg legt, dat zij voor nuan ces bruin niet gevoelig kunnen zijn. En welke reden kunnen deze mannen Arische stamboomen tot aan de kruis tochten, gaarne met een Indianenhuid rond. Hoeveel stakkerds van negers in Amerika zouden blijvend hun huids kleur willen ruilen tegen die van de dames en heeren, die ik hier zoo hard nekkig in de zon zie blakeren en blaren ? DAAR zitten en liggen dan de menschelijke garnalen op het Zand voortsche strand, met brillen vanwege de zon en met heel erg weinig aan. Bustehoudertjes en korte broekjes. In deze traankokerij wordt voortdurend gesmeerd en ik staar naar het echtpaar dat zich zoo juist in de zon geïnstalleerd heeft. Daar is de zon, zegt meneer. Zij draaien de stoelen een halven slag om. Mevrouw, is u niet wat. . . Zij kamt rustig haar lange haren en waaiert ze een weinig in de zon uit. Meneer laat zijn badpakje wat zakken en begint zich met iets tranigs uit een fleschje in te wrijven langzaam en grondig. Doch omdat hij niet op zijn rug kan komen, neemt mevrouw het werk over zij vet haar gemaal in met decandeur waarmede Indianenvrouwen haar kinderen ontluizen. De kellner komt en zegt: meneer, wilt u een slip van uw badpak omhoog halen! Gut ja, zegt meneer. Eén slip is voldoende en welke kant van de mannenborst onzedelijk geacht moet worden, laat de wet en laat de burgemeester van Zandvoort over aan de beleefdheid van den ontbloote. En nu gaan zij dan eten ingevet en wel. Spiegeleieren met ham. En partout de onontkomelijke beenen en ruggen en zoo, van mooie en leelijke, vooral leelijke mannen en vrouwen. En allemaal smeren en dan maar weer in de zon en eerst kreeft worden en dan maar bruin zacht en half gebakken eventjes in de pan en goed door. Zoo worden ze dan bruin, de kinderen van dezen tijd, tot de Bilt het eens een keer raak heeft met de weervoorspel ling en de lucht betrekt. Dan gaan wij weer naar huis en ondergaan de evo lutie: van garnaal tot mensch. Zienderoogen in beperkten familiekring althans worden wij weer wit en spruit. Wat de marteling en de mode en de wetenschap verkleurd hebben wordt weer normaal, gewoon wit. Het is triest en zonde van de moeite, want het was zoo aardig een doel te hebben: bruin te worden. Bruiner dan die andere madam, in den linkerhoek van het terras bruiner dan verleden jaar. . . INTUSSCHEN ligt de zee zich daar l een weinig te vervelen, want met die nieuwe gekke mode hebben de menschen geen tijd om te baden. In den totalen bruinen staat wordt meer op bruin dan op koelte gelet en het is beter bruin te worden dan te verdrinken, het geen een der nadeelen was van de ver raderlijke zee, zoo vaak bezongen en afkeurend besproken. Nu komt men ten hoogste met een geringe verbran ding bij den huisdokter terecht en levert het paradoxale geval op: ver branding aan zee. Dit alles zij niet ge zegd van het stille strand en van de dagjesmenschen, die de bruincultuur nog niet hebben ontdekt die gaarne nat worden en dan ook bij gelegenheid wel eens verdrinken. Zij letten minder op kleur en mocht hun badpakje eens wat te slordig zitten, dan zijn het de marechaussee die langs het strand spurten en hen liefderijk vermanend op een tekort aan fatsoenlijke levens houding wijzen. PAG. 5 DE GROENE No. 3193

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl