Historisch Archief 1877-1940
KANTTEEKENINGEN
Tsjangkoefeng
VEERTIEN dagen lang vochten reeds Russi
sche en Japansche troepen om het bezit
van de heuvels van Tsjangkoefeng. Tanks
reden af en aan, vliegtuigen bombardeerden de
wederzijdsche liniën, de eene nachtelijke aanval
volgde op de andere, aan weerszijden telt men reeds
duizenden dooden en gewonden; desondanks heeft
het er veel van of de regeeringen te Moskou en Tokio
hun best doen om een gevaarlijke uitbreiding van
het strijdtooneel te verhinderen. Het zag er in het
einde van de vorige week vrij hoopvol uit: de be
sprekingen tusschen Litwinof en Sjigemitsoe schenen
goede resultaten af te zullen werpen. Inmiddels
was het echter voor het Roode Leger min of meer
een prestige-quaestie geworden om de heuvels,
waarvan het verdreven was, te heroveren. Zaterdag
en Zondag werden groote aanvallen ingezet, die van
Japansche zijde niet onbeantwoord bleven. Het is
slecht confereeren bij het donderen van geschut en
het ratelen van machinegeweren: de besprekingen
tusschen den Russischen minister en den
Japanschen vertegenwoordiger werden afgebroken. Het
woord was weer aan de militairen. Dinsdag belastte
generaal Blücher, hoofd van het Roode Leger in de
Siberische provincie het Verre Oosten, zich persoon
lijk met de leiding der militaire operaties. Japan
trok in de onmiddellijke nabijheid van het omstreden
gebied twintigduizend man samen uit het agressieve
Kwantoengleger. De troepentransporten uit Noord
en Centraal China schijnen voort te duren. Aan de
andere zijde van de grens staan tweeduizend Russi
sche bommenwerpers klaar. Al bij al is deze toe
stand niet ongevaarlijk, hoewel waarschijnlijk een
deel der verontrustende berichten de strekking
heeft den tegenstanders te intimideeren en de open
bare meening in de andere landen te beïnvloeden.
Inderdaad kwamen er Donderdag j.l. weer hoop
voller berichten uit Moskou: Litwinof en Sjigemitsoe
hebben een accoord onderteekend, waarbij
voorloopig wapenstilstand werd gesloten. Nu zou het
de eerste maal niet zijn, wanneer een Japansch
leger zich van diplomatieke beslissingen niets aan
trok: de strijd kan dus opnieuw uitbreken en deze
mogelijkheid groeit, wanneer inderdaad het Roode
Leger er in geslaagd is, de heuvels van Tsjang
koefeng geheel te heroveren. Onmiddellijk gevaar
voor een groot conflict behoeft dat nog niet te
beteekenen. Het is tenslotte, hoe vreemd het moge klinken,
hoopvol dat Japan en Rusland al jarenlang dreigend
tegenover elkaar staan in het Verre Oosten. Zou een
van de beide staten een massaal conflict wenschen,
dan waren de reuzenlegers, die al meer dan een jaar
tegenover elkaar liggen, reeds slaags geraakt.
Zoowel Japan als Rusland vreezen den strijd, on
danks dat zij het tegendeel beweren. De groote
mogendheden laten weinig hooren over het conflict.
De Duitsche regeering schijnt verklaard te hebben
dat zij een welwillende houding" tegenover Japan
zal innemen, zoolang het conflict duurt. De
mededeeling dat zij van plan was, Japan ook actief te
steunen, eventueel door militaire operaties in
Europa, is met nadruk gedementeerd. Trouwens:
Rusland en Duitschland hebben geen gemeen
schappelijke grenzen en eïis alle redenen om aan te
nemen dat Polen er weinig voor zal voelen het
slagveld te worden in een eventueel conflict. De
steun van Duitschland kan elders liggen. Het lijdt
geen twijfel of een conflict in het Verre Oosten,
waaraan Rusland al zijn krachten moet wijden,
verzwakt ernstig de positie van Tsjechoslowakije.
Het zou in het algemeen de positie van de mogend
heden der as Rome?Berlijn versterken. En Enge
land n Frankrijk zijn rechtstreeks betrokken bij
conflicten rond den Stillen Oceaan. Zij zouden aan
de Europeesche gebeurtenissen minder aandacht
kunnen besteden.
China
INDIEN het de bedoeling van de Sowjet-regeering
l is geweest, om door middel van het incident van
Tsjangkoefeng de Japansche operaties in China te
belemmeren, dan heeft zij ten deele succes gehad.
Japan heeft geheele streken in Noord-China moeten
ontruimen, die het in de afgeloopen maanden ten
koste van duizenden slachtoffers opnieuw bezet
heeft. Aan den Loenghai-spoorweg een gebied
dat de Japanners onder duizend moeilijkheden
veroverd hebben zijn weer vele steden ver
loren gegaan. Ook aan den Noordelijken oever van
de Jangtse hadden de naar Hankou optrekkende
Japanners met tegenslag te kampen. Slechts aan den
Zuidelijken boekten zij successen. Het schijnt hun
bedoeling te zijn om Hankou niet alleen via de
Jangtse-vallei aan te vallen, maar vooral langs
den belangrijken spoorweg Kanton?Hankou,
waarheen sterke Japansche afdeelingen Westwaarts
pogen door te breken. Langs dezen spoorweg
wordt Hankou namelijk van het Zuiden uit
voorzien van wapenen. Gezien de spanning in
Mandsjoekwo zal van den aanval op Zuid-China
voorloopig weinig komen. Afgezien nog van het
belang dat Japan er bij heeft, Engeland niet al te
sterk te prikkelen bij een aanval op Kanton zou de
Britsche kroonkolonie Hongkong moeilijk onverlet
blijven , zouden deze operaties teveel troepen aan
de Japansche legers in Noord-China onttrekken.
Het is niet onwaarschijnlijk, dat Japan na de ver
overing van Hankou een langdurige pauze zal
houden om zijn positie in het dan veroverde gebied
te consolideeren.
De strijd in Spanje
STRATEGISCH is in de afgeloopen week in
Spanje weinig belangrijks gebeurd. jHet offen
sief der regeeringstroepen aan gene zijde van den
Ebro is tot staan gekomen. Hier en daar kon Franco
zelfs tot den aanval overgaan. Zijn troepen zijn er
echter, ondanks de krachtige ondersteuning door
Italiaansche en Duitsche bommenwerpers niet in
geslaagd, om de republikeinen terug téjagen naar
de bruggen die onder duizend moeilijkheden over
den Ebro zijn gelegd. De regeeringstroepen bereidden
integendeel ook in Noord-Cataloniëeen nieuw
offensief voor, dat inmiddels met succes is ingezet.
Het regeerings-offensief ten Westen van Teruel,
dat strekte om de op Sagunto en Valencia
uitgeoefenden druk te verminderen, is in een eenigszins
langzamer tempo voortgezet. Summa summarum:
het strategisch prestige van Franco heeft zich nog
niet weten te herstellen van den knauw die de jongste
regeeringsoffensieven het hebben toegebracht. Zijn
aarzelen om instemming te betuigen met het plan
tot terugtrekking der buitenlandsche vrijwilligers is
maar al te begrijpelijk. Duitschland en Italië, beiden
immers weinig geïnteresseerd bij het Verre Oosten,
maken geen haast met de afsluiting" der Spaansche
affaire. Wellicht dat de Engelsche conservatieven
over enkele weken weer wat bijdraaien inzake
Europa. Voorloopig is men te Londen vrij ontstemd
voor het uitblijven van het antwoord van Burgos,
temeer omdat Barcelona reeds drie weken geleden
verklaard heeft, accoord te gaan met de terug
trekking. Teekenend voor de algemeene ontstem
ming is ook, dat de Britsche zaakgelastigde te
Rome inlichtingen gevraagd heeft over nieuwe
Italiaansche troepenzendingen. De
troepenzendingen zijn niets nieuws, natuurlijk wist de En
gelsche Regeering van de vorige ook af. Maar
dat zij nu officieel prostesteert, zal men te Rome
waar men hoog opgegeven heeft van de over
eenkomst met Engeland zér onaangenaam
vinden. De beide mogendheden van de as Rome
Berlijn pogen intusschen stemming te maken tegen
Frankrijk. Zij beschuldigen de Fransche regeering
van het verstrekken van vergaande faciliteiten aan
republikeinsch Spanje: er zouden, ook kort geleden,
nog aanzienlijke wapentransporten via Frankrijk
naar Cataloniëzijn vervoerd. Parijs ontkent de
juistheid van deze beschuldigingen, die overigens
wel eenigen schijn van waarheid hebben: Frankrijk
kan nu eenmaal terwille van zijn eigen veiligheid
en de verbindingen met Noord-Afrika een om de as
Rome?Berlijn draaiend Spanje moeilijk dulden.
Palestina. Nog steeds geen oplossing
DE moeilijkheden in Palestina duren onvermin
derd voort. Geen dag gaat voorbij zonder
aanslagen van Arabieren op Joodsche kolonies en
Engelsche politieposten. Een gedeelte der Joodsche
jeugd laat zich nu ook niet onbetuigd. De Arabische
slachtoffers verhoogen de verbittering der Ara
bische bevolking. Het einde van deze guerilla, die
in de afgeloopen maand enkele honderden levens
heeft gekost, is niet in zicht. De Arabieren pogen
integendeel hun positie te versterken door steun te
zoeken bij hun volksgenooten buiten Palestina.
In Caïro wordt over twee maanden een groot
Arabisch congres gehouden, waarvan het doel is:
de bespreking van den toestand in Palestina alsmede
het nemen van maatregelen ten gunste van de
Arabische bevolking aldaar. Dat de Engelsche re
geering den toestand ernstig inziet, blijkt wel uit het
onverwachte bezoek dat minister Malcolm Mac
Donald in het afgeloopen weekend aan Palestina
bracht. Dat zij de regeering een Arabier tot
secretaris van Jeruzalem heeft benoemd een stad,
waarvan de bevolking voor twee-derde uit Joden
bestaat en verklaard heeft een Arabier tot burge
meester te zullen benoemen, maakt dat de ongerust
heid bij de Joodsche minderheid in het land stijgt.
Men mag vreezen dat de Engelsche regeering strenge
maatregelen tegen de Arabische terroristen
compenseeren zal door belangrijke concessies aan de
Arabische bevolking als geheel. De Joodsche immi
gratie staat op het oogenblik vrijwel volkomen stil.
En dat, terwijl de positie der Joden in Duitschland
en in landen als Roemeniëen Italiëvan maand tot
maand bedreigder wordt. In deze omstandigheden
zijn de afgevaardigden van de Evian-staten tien
dagen geleden te Londen bijeengekomen om over
het verstrekken van hulp aan de Duitsche en
Oostenrijksche emigranten te beraadslagen. Dat de
discussies tot eenig belangrijk practisch resultaat
hebben geleid, kan men helaas niet beweren. De
n verschuilt zich achter den ander en allen te
zamen verschuilen zich achter den Duitschen onwil
tot samenwerking. Typeerend is, wat met het
Engelsche plan tot kolonisatie van zegge en schrijve
vijfhonderd Joodsche families in Rhodesia geschied
is. De wetgevende vergadejring weigerde aan het
plan mede te werken: men moest de families maar
koloniseeren in Tanganjika. Natuurlijk komen
vandaar ook bezwaren. In September zal nu de
intergouvernementeele vluchtelingencommissie weer
bijeenkomen. Inmiddels moest de directeur van
het bureau, de Amerikaan Rublee, besprekingen
voeren met de Duitsche regeering. Of het veel
zal opleveren?
Patijn en Franco
TOEN de Nederlandsche regeering kort geleden
bekend maakte dat zij en de Spaansche z.g.
nationalistische regeering agenten zouden uitwisse
len, heeft minister Patijn nadrukkelijk gestipuleerd
dat dit noch een erkenning-de-jure noch een
erkenning-de-facto inhield. Toen mocht men zich al
afvragen of het sturen van een agent niet op een
erkenning-de-facto dit begrip is juridisch uiterst
vaag omlijnd neerkwam. Thans mag men deze
vraag te klemmender stellen nu blijkens de door
den agent van de Franco-regeering haastig
medegedeelden tekst van de overeenkomst, de regeering
en de minister toegeven dat het bewind van zijne
Excellentie generaal Franco ten volle gezag en
effectieve controle uitoefent over het grootste ge
deelte van het Spaansche grondgebied". Wij vol
staan met voor de waarschijnlijke dessous van deze
affaire te verwijzen naar het nevenstaande artikel
van A. J. Luikinga. Indien het inderdaad waar
is dat de Nederlandsche regeering aan het
Nederlandsche volk den tekst van een door haar
gesloten overeenkomst onthouden heeft, dan moeten
wij zeggen dat ons het verschil pijnlijk treft tusschen
deze houding en de verklaring die de verantwoor
delijke minister, de heer Patijn, deze week voor de
internationale Oxford-groepen heeft afgelegd. In
deze verklaring gaf de minister immers als zijn
meening te kennen dat wij door God geleide staats
lieden" noodig hadden, menschen van karakter
en moreelen moed, die vrij zijn van zelfzuchtige
neigingen en vrees voor het volk". En is deze er
kenning-de-facto van een opstandige
generaalscamarilla te rijmen met de opvatting, dat de kleine
naties, aldus de heer Patijn, de moreele beginselen
toe moeten passen, waarop het internationale ver
trouwen berust."? Er is meer. De heer Patijn
schreef nog in zijn reeds genoemde verklaring:
Wanneer ik een belangrijke beslissing heb te
nemen, heb ik van de Oxford-groep geleerd, in een
rustig oogenblik van luisteren naar God er over na
te denken. lederen morgen na ons rustig oogenblik
bespreken mijn vrouw en ik de leiding die God ons
heeft gegeven, en vaak kan zij mij helpen bij het
nemen van de juiste besluiten. Dit geeft mij een
gevoel van grootere objectiviteit en na een rustig
oogenblik heb ik dikwijls een geheel anderen kijk op
een zaak dan daarvoor. Ik heb zoo den grootsten
steun ondervonden, mede bij mijn arbeid als mi
nister van buitenlandsche zaken". Wij vragen:
Betreurt de Nederlandsche Christelijke wereld het
niet, dat de minister den indruk wekt, bij gestes
als de erkenning van Franco die immers tot zijn
arbeid als minister van buitenlandsche zaken
behooren" en die hoogstens te billijken zijn door over
wegingen van politieken en economischen aard
zich te beroepen op het Geloof? Acht zij het
gevaar niet groot dat aan een belangrijk gedeelte
van het Nederlandsche volk op die wijze tenslotte
het verschil tusschen handelsbelangen en positief
Christendom zal ontgaan?
PAG. DE GROENE No. 3193