De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 3 september pagina 12

3 september 1938 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

rouwen en vrouwenleven Kinderen NIETS is zoozeer aan mode onder hevig als de mode. Als we een nieuwste snufje, gekocht hebben, begint het van het eerste oogenblik dat we het bezitten af ouderwetsch te worden. De nieuwe modellen worden ge dragen en afgekeken, en daarmee ont staat de vraag naar nog nieuwere model len in een maximaal tempo, dat niet te beteugelen zou zijn, indien niet de jaar getijden er automatisch zorg voor zou den dragen dat de nieuwste creaties elkaar in een altijd toch min of meer be zadigd tempo opvolgen. En tusschen 1938 en 1898 liggen 160 jaargetijden. Er is dan ook inderdaad veel veranderd sindsdien. We zien ook overeenkom sten tusschen de mode van toen en nu. Momenteel wordt er weer kant ge bruikt. Op 't oogenblik is de mode onderhevig aan een vermannelijking", welke, zooals het op de afbeelding van het reiskostuum blijkt, heelemaal niet iets specifieks van onzen tijd is. Inder tijd kleedden de vrouwen zich manne lijk als ze aan sport deden, op reis gingen of stoutmoedig een fiets beste gen. Voor hun doen wilden ze zich practisch kleeden! Als we de oude afbeeldingen bekijken, dan verbazen we ons, en we lachen. We vinden de heele boel op z'n minst bespottelijk. Als het 1978 is, zal er dan gelachen worden om ons ? Opoe Pelleman en haar ridder TOEN Freek een klein jongetje was, was hij niet ontvankelijk voor de toenadering van andere kinderen. Het enkele jaren oudere Zusje nog veel minder. Dat zijn maar vreemde kinderen," zeiden ze, knik kend tegen elkaar, en zij negeerden de toenaderings-pogingen-doende zoeker tjes met de wreede hautainiteit, die alleen kinderen kennen. Maar Guus is niet zoo. Guus wil graag vriendjes hebben van allerlei slag en alle plui mage. Guus accepteert hen hartelijk en hun heele familie er bij. Zoo kwam, om kort te gaan, Guus bij opoe Pelleman. Opoe Pelleman is de opoe van Cheffie Lang en Cheffie Lang is het op-én-na beste vriendje van Guus. Het zou onjuist zijn te vertellen, dat ze nooit eens gevochten hebben of elkaar beschuldigd van gemeen ver raad. Maar op den duur werd het toch altijd weer goed. Er zijn groote mo gendheden in de wereld, die zoover nooit komen. Guus dan, ging bij Cheffie spelen en Cheffie troonde hem mee naar z'n opoe, vanwaar Guus veel te laat thuis kwam, met een verward verhaal over een geknapten autopedband, vele gesnoepte snoepjes en kop jes thee en toespelingen op grapjes, die Opoe gemaakt zou hebben tot vermaak van de jeugdige bezoekers. Bij dit alles kwam aan het licht dat Opa Pelleman in zijn levensonderhoud voorziet met het opzetten van zolen en achterlappen. ,,En dat is een hél fatsoenlijk vak," zei Guus met nadruk. Vader en moeder beaamden het plechtig. Ze hadden niet het minste bezwaar tegen opa en opoe Pelleman. Hun bezwaar ging er slechts tegen, dat Guus daar geweest was, zonder dat zijn oudelui wisten waar hij zat en dat hij te laat was thuis gekomen. Hoe verzin je het bij die menschen op bezoek te gaan," zei het Zusje, daar moet je van houden, hoor !" Guus deed of hij het niet hoorde. Opoe had n leuk grapje," zei hij aan tafel. Ze zei: weet je dat ik vier gaten in mijn hemd heb....?" Ijzige stilte viel. Zelfs de ouders hielden het hart vast. Zusje trok haar neus op, Freek keek wereldverachtend. En ze had gelijk," juichte Guus, ik heb ze ook: n bovenaan, n onderaan, twee voor de armen.... ! We hebben zóó gelachen." Het gezelschap herademde. Had.... eh.... had Opoe nog mér van die grap jes ?" informeerde vader voorzichtig. Maar Guus zei van niet! EEN poosje later zaten de drie bij een, om schoolwerk te maken. Dat was ten minste de bedoeling. Maar na enkele tellen was het vreedzame vertrek in een slagveld herschapen, waar Freek zorgvuldig-aangeleerde boksersstompen ten beste gaf, Guusje wild met een lineaal rondzwaaide en het Zusje alleen maar vinnige dingen zei en gilde. Wat is dat hier?" Vader posteerde zich streng in de deuropening. Och vader, Freek...." Wel neen vader, Guus...." Ja vader, Guus.... Als een dollernan is hij op me aangevlogen en hij heeft me gebeten." Dramatisch steekt Zusje een hand uit, waarin vier tand-afdrukken staan. Deed je dat, Guus?" Tranenkralen springen over Guus' wangen. Ja," gilt hij hartstochtelijk. Dat dée ik. En ik zal het wér doen. Bij Freek ook ! Als ze niet ophouden me te plagen met opoe Pelleman.... Daar l" Met een klap vliegt de lineaal in Freeks richting en dreigend heft Freek zijn slagarm.... Uit," commandeert droog vader. Aan je werk." Opoe Pelleman, daar ver weg bij de zolen en achterlappen, weet niet, dat hier een riddertje voor haar is opge staan. Maar Guus, zijn tranen wegwisschend en opnieuw slikkend over namen als Gu-a-dal-qui-vir en Si-erra-Mo-re-na en An-da-lu-si-ë, heeft althans het gevoel, dat hij nu de snoep jes en de kopjes thee van dien middag heeft verdiend. ERICA De rots MET een elegante dubbele ronding ligt de groote rots op de helling. Wij zitten er vlak bij te picnicken in het bijna drooge bed van de kleine bergbeek. De rots is van een grijze verweerde soort en in zijn vele spleten en spe lonken heeft de heele flora van deze hooge alpen zich genesteld. Op zijn kruin heeft hij een wuivende pruik van wit balstroo, onmiddellijk daaronder, vrijwel zijn geheele profiel volgend, een rand van de kleine spinneweb-sempervivum, nu in vollen, rooden bloei. Aan zijn voet, die zich nog in een overgebleven kommetje water baadt, staan een geel saxifraagje: dat hier overal in de beeken groeit, verder een groot blad, waarvan ik de bloem nooit heb kunnen ontdekken, uitgebloeide doronicums, een heele lage salix alpina, wilde zuring en wuivende margerieten en langsteelige bergmadelieven. In de rots zelf zitten allereerst heele kussens campanula's, echte klokjes in den wind, dan is er een fel roze rondje van kortstelige anjelieren, terwijl een klein terrasje heelemaal gevuld is met gele zonneroosjes, ter rechterzijde nog af gezet met een volkomen aan de rots vastgekleefde gypsopilla. Een alpine scabiosa wuift daarboven, naast een dikke stevige centaura, waarvan het uitgebloeide zwart met bruin filigrain hoofdje haast nog mooier is dan de paarse bloem. Dan is er nog het stekelachtige blad van een distel en het optimistische begin van een kleine m léze. Van dichtbij gezien, zijn er nog veel meer gasten. In een donker holletje staan nog de fijne sterretjes van de rondbladige saxifraga, uitgebloeid is al, wat ik voor mijzelf het alpine mosterdkruid noem, en ook een stevig ingemet seld viooltje. Door het geheel groeien nog, alsof het de natuurlijkste zaak ter wereld was, potentüla's en leeuwebekken, thijm en erigeron. Deze bloeiende rots, ontroerend in zijn beminnelijken overvloed, is een stukje van Frankrijk, vlak bij het Italiaansche land, dat op even gulle wijze van bloe men is voorzien. Nergens zag ik zulke bloemenparterres als op de steile rotsen van den col de Malaure aan Mussolini's kant. Dezelfde blauwe gentianen, paarse asters en wollige edelweiszen groeien hier als daar. De planten kennen geen grenzen, slechts een geleidelijke gra datie van gebied tot gebied. In hun triomphantelijke verscheidenheid zijn zij als een lofzang op de veelheid, den rijk dom, de verdraagzaamheid. Is het onbereikbaar voor ons dit stille voorbeeld te volgen ? P. V.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl