Historisch Archief 1877-1940
Een verhaal van De Groene
DE DI^CHTER
MERMAN
DE haren van den dichter waren
langer dan zijn verzen, (want
het is niet waar dat sinds
Menno ter Braak alle dichters gemilli
meterd zijn !) en langer dan zijn haren
golfden zijn onbetaalde rekeningen en
zijn slapelooze nachten. Want hij was
een dichter.
Toen hij den laatsten regel van het
laatste vers van den bundel had op
geschreven, zette hij er een streep
onder en leefde in de verbeelding, dat
nu zijn taak ten einde was. Behalve
het overtikken van het manuscript;
wat hij vloekend deed en waar hij zijn
benedenburen mee hinderde. Midden
in het laatste sonnet werd zijn machine
weggehaald, zoodat hij het met de
vulpen moest voltooien, wat er een heel
eigen cachet aan gaf, omdat hij een
onleesbaar schrift had.
De Dichter had dus al zijn leed en
vreugd, vreugd en lust, lust en liefde,
liefde en lijden, lijden en last in den
bundel uitgestort. Tenminste dat, wat
hij voor al deze zaken aanzag. Want
hij was nog maar een jong dichter.
Maar een goede, zei dr. Ritter in een
persoonlijk schrijven, maar die heeft
al zooveel jongeren op en over het
paard getild.
De Dichter ging in een Taria een
slaatje eten en dacht over een uit
gever. Want verzen moeten gelezen wor
den en niet uitsluitend geschreven, zoo
als in deze barbaarsche tijden schijnt.
De Dichter had toen nog niet den
schrijver van dit verhaal ontmoet, die
eens gezegd heeft: ben je jong en
nameloos, dan zoek je met tien goede
manuscripten vergeefs naar een uit
gever; ben je oud en beroemd, dan
zoek je vergeefs met tien goede uit
gevers naar een manuscript.
Had de Dichter dit geweten, dan zou
hij misschien.... Maar hij was en
idealist en zou natuurlijk aan een
prettige uitzondering gedacht hebben.
Dus plakte hij postzegels op zijn
manuscript en liet het door de Poste
rijen naar een uitgevers N.V. brengen.
Hij verwachtte niet, dat de eerste
uitgever het dadelijk zou behouden,
want hij had wel eens gehoord, dat
dingen werden teruggestuurd, maar
na vijf maanden wachten was het
manuscript nog steeds bij den uitgever.
En met den dag wies zijn hoop en
trots.
NA zes maanden ging hij blijmoedig
bij de n.v. op bezoek, teneinde de
wijze van uitgave te bespreken. Hij
hoorde hier echter, dat handschriften
alleen geretourneerd worden, wanneer
porto tot dat doel is ingesloten. Toe
vallig was het zijne nog niet vernietigd
en kon hij het dus weer meenemen.
Hij had veine. Dag meneer, pas u op
dat stoepetje. Hij paste op dat stoepetje
en hoorde het verbaasd in Keulen
donderen.
In elk geval had deze les hem iets
geleerd. En toen hij den bundel naar
een der velen andere uitgevers zond,
sloot hij porto voor antwoord in. Na
twee weken kreeg hij het dan ook
terug met een beleefd begeleidend
schrijven. De Dichter begon te denken
en begreep dat er iets niet in den haak
moest zijn. Want de verzen waren toch
goed. Hij las den bundel zorgvuldig
over en vond drie tikfouten. Dat was
het dus. Accuratesse behoorde bij het
uitgeversbedrijf. Tikfouten vond men
niet aardig en kon men niet goed
keuren, laat staan uitgeven.
Het verbeterde manuscript vond
zijn weg naar den derden uitgever en
kwam terug met een heel aardig
briefje, waarin stond hoe goed deze
poëzie was en hoe modern, maar dat
er voor verzen zoozeer geen markt
was. Met dank voor het in ons gestelde
vertrouwen verblijven wij.
De Dichter had in verband met zijn
gedichten nooit aan een markt gedacht
en wantrouwt sindsdien dezen uitgever.
Maar daar de verzen goed waren,
althans niet slechter dan wat de
officieele dichters schreven, die elkaar
uitscholden in litteraire tijdschriften
en samen borrels dronken in kleine
kroegjes met buffetjuffrouwen, besloot
hij het nog maar eens te wagen.
Energiek stuurde hij den bundel naar
een andere N.V. U.M. En naar meer
dere. De belooning die hij voor zijn
arbeid oogstte was vrij gering, maar
bestond toch. Want hij kreeg het hand
schrift nu altijd met opgewekte briefjes
terug en het werd hem langzaam aan
duidelijk, dat zijn verzen Meesterlijk
waren.
DE uitgevers begonnen nu zijn werk
zoo langzamerhand te kennen.
Op een algemeene vergadering van
den Bond van Uitgevers, citeerde de
voorzitter een versregel van den Dich
ter. Verrast keken vijftig a zestig uit
gevers op. Waar hadden ze dat ook
weer gelezen?
Op een volgende vergadering, eenige
maanden later, haalde een spreker,
in het vuur van zijn rede een sonnet
aan, en dadelijk gleed er een glans van
herkenning over een kleine honderd
vijf tig gezichten. Dat waren bekende
klanken. Sindsdien werd het usance en
behoorde het tot den goeden toon, om
den Dichter te citeeren.
Men vroeg elkaar: heb jij het al
gehad? Ja, jij? Prachtig hè? Ja, dat
sonnet over dien zonsopgang, hè?
Nou....
Tenslotte hadden alle uitgevers,
zeshonderd tweeënveertig, het manu
script gelezen, behalve n die alleen
maar spoorboekjes uitgaf.
De uitgevers waren eenparig in hun
lof en gebruikten sommige quatrijnen
voor spreekkoren op feestelijke jaar
vergaderingen met vrouwen.
Een liet er zijn dochter uit voor
dragen op den verjaardag van zijn tante.
En de Dichter zat thuis en plakte post
zegels op zijn handschrift en sloot post
zegels voor antwoord in. Maar vond
geen uitgever, want er was zoo zeer
geen markt voor verzen van een
jongen dichter zonder naam. En alle
N.V.'s hadden alle drukpersen noodig
voor Scandinavische Trilogieën en
Boeken over het Vorstenhuis.
Tenslotte was er niemand meer
wien de Dichter de bundel kon toe
sturen. Hij zond de verzen nog n
maal naar den eersten uitgever, in de
hoop dat deze zijn eerste weigering na
zooveel tijd zou zijn vergeten. Maar
hij ontving een betuiging van war
men dank, dat hij de gelegenheid
had geschonken, de kennismaking
met dit onvergetelijke werk te her
nieuwen.
TOEN kocht de Dichter een sigaren
winkel en las zijn gedichten alleen
nog maar aan zijn vrouw voor, die op
twee en zeventig jarigen leeftijd aan
aderverkalking is overleden.
b MM
ariiiiiiiiHiiiinntiiiffiiuifriiiiififiifiinifHHir
«j
3
3
a
9
4?
«j
l
«j
«
48
«i
48
48
«i
«i
«i
«i
«
4$
il
«?
48
4?
43
SUDETEN-LIMERICKS
£r was eens een man in Bohemen,
niet zóó maar een man een supreeme!
Hoe goed men hem deed,
hij bleef de Sudeet
en wat-ie niet kreeg wou hij nemen.
Men wilde dien man overreejen,
doch hij zei maar: Ik heb zoo gelejen."
Zijn machtige Oom
had een heerlijken droom
en riep: Blijf vooral ontevreejen!"
Ik heb veel soldaten, geen centen,
ik heb nog wat kuch, maar geen krenten.
Ik neem jullie erbij,
want dat wil de Partij,
verwek dus vooral incidenten!"
En om iedereen mores te leeren
liet Hij zijn soldaten marcheeren.
Doch wat gaat het ons aan?
We zien ze niet staan.
De partijdag zal alles doen keeren.
PYTHIA
i»
»
!*
»
*
*
f»
*
f*
>#
!*
!*
!*
»
?*
J*
!*
i*
!*
»
J*
CHARIVARIA
Paindeluxe-brood
Zij werden een paar maanden
geleden verblijd door de geboorte van
een nieuwen wereldburger." (U.)
Deze opdracht zal voor eenige
jaren aan tezamen eenige honderden
mensehen werk verschaffen." (T.)
| Binnen het nain der
mogelijkI lieden door B. en \V. gesteld." (T.)
l OTceibw eandidaten hadden een
= te moeilijk onderwerp gekozen."
| (Vai'alure)
= In het gesticht werden de lijken
l ovgctmart>." (H.)
Aaneenlijmsels
Hij komt uit een chaostiche in een
doelgerichte werkelijkheid." f II. )
Tien in Skandinaviëstaatsgesteund
boeren volkje." (G.)
De plaats van den hoop, de
verloren loopende wegen en
het moeras van de instorting
Daarom is de hoop op zijn plaats,
dat niet een doorzetten om politieke
redenen het in het Duitsche Kijk
gevoerde economisch beleid verder drijft
langs wegen, die in het moeras van
economische instorting verloren
loopen." (IIitis»c~i>i)
Het groot tenue der plaatse
lijke autoriteiten
Op het bordes van het stadhuis
\\areti de plaatselijke en militaire au
toriteiten in groot tenue aanwezig."
Onze volders
Spr. eindigde met cerbiedvolle
«oorden tot H. M. de Koningin.' ' (il.)
Mij heeft een gedicht gevonden
dat even stijlvol is als het in deze
omgeving zinvol is." (T.)
Onze uitdragers
Zij zullen daar vertellen en uit
dragen van die saamhoorigheid."
"
Schrille tegenstellingen
Ken keur van i ste klas artisten,
afwisselend beschaafd, komisch."
(Vol h)
Zakenman zoekt kennismaking
met Dame of "Weduwe." (II. )
Waarschuwing voor
verloofden
In kussen gestikt." (H.)
Was liet suggestie of werkelijk
heid, dat ik in zijn trekken den
,AIarollen-knaap van des morgens meende
te herkennen ?" (II.)
Werkelijkheid.
Tiiiiiiiin iiiiiitimiiiiiiiiii IIIIIII1IIIIIII1I1IIIIIII1IH1IIII1III1II iiiiiiiii IIIIIIIIIIMII iiiuiiii i
PAG. 16 DE GROENE Ne. 3196