Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig leven
Neerlands bloed en bodem
D. A. M. Binnendijk
Trans Ger hard t: Laagland (P. IV. van Kampen,
Amsterdam)
DE natuurlyriek het stiefkind der
Nederlandsche litteratuur te noemen, lijkt mij geen
onjuiste karakteristiek. Tusschen moeder
en dochter heeft het nooit recht willen boteren !
Laten wij echter vooropstellen, dat dit alleszins be
grijpelijk is, wanneer men het werk der
vaderlandsche natuurzangers beschouwt en het gehalte ervan
aan strengen maatstaf toetst. Zondert men de
poëzie-der-seizoenen van Helene Swarth uit (een
geforceerde, op gezette tijden weerkeerende onder
werpsproductie), dan blijven slechts de gedichten,
door Frans Bastiaanse, Joannes Reddingius en
Martien Beversluis in dit'genre geschreven, voor
ernstige beoordeeling vatbaar. Ik zou niet durven
of willen beweren, dat onder deze verzen van ,,zpn
en zomer" geen voortreffelijke specimina der natuur
poëzie worden aangetroffen, maar toch zal men
het meerendeel gevoeglijk kunnen rangschikken in
de categorie der perfecte strofentechniek en
rijmvirtuositeit, om ze dan in die hoedanigheid als staal
tjes van speelsch vernuft en prosodische kundigheid
te waardeeren, terwijl wat er aan gloed en bezieling,
visioen en verrukking ontbreekt veelal wordt ver
rekend in een ware weelde van bloemennamen,
gevoelvol gearrangeerd en in gemakkelijke loopjes
en lieflijke rhythmen gevangen. Pas in de panische en
priapische gedichten van Herman van den Bergh
verscheen de natuur weer eens ten volle als natuur,
als organische kracht en dramatische figuur. Iets
van het zwellende rijpen, van het kiemen van zaad
en het barsten van vruchten leeft er in zulke verzen;
iets van drift en bronst, van bloed en sap pulseert
door de woorden met hun donkeren, pathetischen,
van aardschen hartstocht vervulden, toon.
Hoe verheugend is het, als men denkt aan dezen
schralen oogst aan natuurpoëzie in dit land met zijn
toch zoo karakteristiek landschap, zijn lucide atmo
sfeer en zijn rijke flora, een dichteres te ontmoeten,
die de Nederlandsche natuur in haar lyriek den toon
en de heldere sfeer weet te schenken welke haar
passen. Laten wij nu niet gaan spreken van onze
tweede Helene Swarth, maar Truus Gerhardt bij
haar eigen naam noemen: zij heeft daar recht op.
Van de zware woorden, waarmee zij haar gedichten
schrijft gaat de suggestie uit van den sterken grond.
Maar het typeert haar kunst eerst recht, dat zij, in
deze vooral op de beschrijvende adjectieven steunen
de lyriek, haar breeden toon kan doen uitklinken in
een soms waterdunnen klank, die de kleur en de
transparante atmosfeer der voorjaarsluchten op
roept met de fijnheid van een prent. Bewonderens
waardig, hoe zij met zulk een kloeke en stoere taal
den lichten toets van aquarel en pastei heeft kun
nen veroveren!
Truus Gerhardts poëzie is gegroeid uit niets dan
liefde voor de natuur, aandacht, uiterst toegewijde
en nauwkeurige aandacht voor haar aspecten en
(Ingezonden mededeeling)
JAN HAVICKSZ STEEN 1626?1679
HET GEBED VOOR DEN MAALTIJD.
Tentoongesteld Zomertentoonstelling
FIRMA D. KATZ - DIEREN
TOT EN MET 15 SEPTEMBER.
bewegingen, jaargetijden en stemmingswisselingen.
Het ontwakend leven in de lente heeft meer vat op
haar dan de wegstervende kracht in den herfst. De
elementaire vruchtbaarheid van groeibodem, dier
en plant wordt getemperd door de schilderachtige"
visie op hun atmosferisch bepaalde, in het licht ge
drenkte, verschijning. Zoodra echter een gedachte
naar aanleiding van dit, met zoo innige gevoeligheid
en verrassende finesse, geziene natuurleven ontstaat
en door de argelooze pracht der lyriek heenbreekt,
wordt het evenwicht van het gedicht verstoord en
de toon ervan ontaardt in rhetoriek, de visie in
allegorie. Op zulke oogenblikken beseffen wij, dat
deze poëzie niet geheel zonder den invloed van het
taaleigen en de gespierde beeldende kracht van
Gossaerts verzen kan zijn gevormd. Sterker nog ver
troebelt de bewustzijnsfactor de zuiverheid van deze
opene, smettelooze, maar geenszins en nergens in
fantiele lyriek, wanneer een nog aarzelende sociale
critiek zich langs een omweg in het beeld van land
schap en boersche bezigheid mengt (Westland). Dan
leidt dit onmiddellijk tot zoo onmiskenbare misluk
kingen, dat er geen vrees voor behoeft te bestaan,
dat Truus Gerhardt niet zal inzien op deze wijze haar
beperkt maar eersterangs talent te bederven. Er is
zelfs in de woordkeus harer maatschappelijke cri
tiek, die niet tot gevoel" weet te komen, geenerlei
variatie, ofschoon zij toch slechts in twee gedichten
aan den dag treedt. Voldoende bewijs voor de ge
ringe inspireerende kracht die er voor haar van
dit motief uitgaat.
Tot slot nog n opmerking: deze poëzie teert te
veel op het beschrijvend effect der adjectieven. De
terzinen van de sonnetten daarin blijken de te
korten van een poëzie gewoonlijk het duidelijkst
toonen aan, hoe een natuurlijke lichtheid en warmte
van klank onder den bezwarenden druk van over
dadig gebezigde adjectieven kan bezwijken.
Leesbaarheid en
banaliteit
Giacomo Antonini
Mare Chadonrne : Die u créa d'al»ord Iiilitli
(Pion, Parijs)
Georges Slagnane: I/Epée du Rol (Gallimard,
Parijs)
MARC Chadourne is een van de meest repre
sentatieve romanschrijvers van de
naoorlogsperiode. Zijn Vasco" is een boek,
dat tot heden zijn beteekenis behouden heeft, terwijl
.Cécile de la Folie" en Absence" beide getuigen
van zijn begaafdheid en van zijn zeer persoonlijke
opvatting van de problemen, die een roman telken
male stelt aan den schrijver die niet enkel uit tijd
verdrijf of om den broode de pen hanteert. Men
doet er verkeerd aan, Mare Chadourne te onder
schatten ; hij is niet een schrijver van het allereerste
plan maar hij is wel iemand die iets eigens te
zeggen heeft en die in elk van zijn boeken rijn
persoonlijkheid tracht uit te drukken, m.a.w. die
dan alleen een roman schrijft wanneer hij een
innerlijke reden heeft die hem daartoe aanspoort.
De romans van Chadourne zijn hierdoor onderling
zeer verschillend, ook al dragen zij alle zichtbaar
zijn stempel.
De persoonlijkheid van Chadourne uit zich ook
in Dieu créa d'abord Lilith", maar op een geheel
andere wijze dan in Vasco" en in Absence", waar
het zuiver subjectieve element sterk naar voren
trad. Het persoonlijke van Chadourne moet men hier
zoeken in de poging een meer algemeene beteekenis
te geven aan een bepaald karakter, door den schrij
ver scherp waargenomen, en anderzijds in den wil,
een eigen interpretatie te geven van een eeuwenoude
legende. Chadourne heeft zijn Marion Nielsen gezien
als een Lilith, tegelijkertijd heeft hij haar gebruikt
om van de Lilith-legende een eigen, ik zou geneigd
zijn te zeggen: een gewone verklaring te geven. Hij
is van een romantisch gegeven uitgegaan om een
onverwachte zij het niet onlogische oplossing te
geven van een oud en niet eenvoudig vraagstuk.
Hij heeft, eigenlijk gezegd, heel hoog willen grijpen.
Is hem dat gelukt?
Het antwoord op deze laatste vraag moet ont
kennend luiden. Lilith is nog wat anders dan
Marion Nielsen, en zelfs al zou Marion een Liiith
zijn, dan nog is zij niet met genoeg durf en met vol
doende psychologische kennis geanalyseerd om als
zoodanig overtuigend te zijn. Marion blijft uiterlijk,
de psychologische en vooral de physiologische ver
klaringen die Chadourne geeft zijn zeer aanvecht
baar. Hij heeft de laatste consequenties van zijn
onderwerp niet aangedurfd, terwijl hij de avon
tuurlijke zijde van zijn roman, vooral in het tweede
in China spelende gedeelte, op een te
feuilletonistische wijze behandeld heeft. Dieu créa d'abord
Lilith" staat daardoor niet op de hoogte van de
vorige romans van Mare Chadourne, die hier slechts
in den aanvang, in de beschrijving van Brest en in
de dramatische ontwikkeling van het avontuur van
Antraygue, zijn volle maat geeft.
Zonder geslaagd te zijn en dus op een lager plan
dan de auteur bedoeld heeft, is Dieu créa d'abord
Lilith" toch een zeer boeiend en leesbaar boek. Een
boek dat juist om het ietwat gedurfde en ongewone
van zijn gegeven aangenaam aandoet, gezien de
heerschende neiging om in een roman personen en
toestanden te verwerken, die zoo banaal en zoo
ondramatisch mogelijk zijn.
EEN voorbeeld hiervan is L'Epée du Rot" van
Georges Magnane, een jong auteur die met
dezen roman, zijn eersteling, zeer de aandacht heeft
getrokken. Magnane heeft zeker talent, van de
talrijke romans van onbekende auteurs die de
Fransche uitgevers de laatste tijd op de markt
hebben geworpen, is de zijne vrijwel de eenige die
boven de middelmaat uitkomt. Bovendien, Magnane
heeft iets te zeggen, het probleem dat hem bezig
houdt, de klassenstrijd, is in Frankrijk actueel en
hij behandelt dit probleem met een tact en een
gevoel voor maat en verhouding die geprezen dienen
te worden. Zijn Morat, zijn Fernande, zijn Helene
worden niet gebruikt om een stelling te bewijzen,
zij leven om hun zelfs wille en zij overtuigen.
Maar met alle erkenning van hetgeen Magnane
heeft willen geven en geeft: deze geschiedenis van
den jongen arbeider Morat die zijn klasse dreigt te
verraden in en door zijn liefde voor Helene, die tot
de bourgeoisie behoort, en die evenals zijn zuster
Fernande, welke de maitresse wordt van den jongen
rijken Darell, de kloof die de twee klassen scheidt
niet vermag te overbruggen, is in haar gewonen
dagelijkschen gang te banaal om belangwekkend te
kunnen zijn. Magnane heeft zijn hoofdpersonen en
hun omgeving goed geobserveerd, hij heeft alles
echt en precies weergegeven, maar een persoonlijk
element ontbreekt geheel, of, zoo men wil, het is
de poëzie die bij een zoo photografische weergave
van het dagelijksche al te zeer gemist wordt. Dit is
evenwel niet zoo zeer de schuld van Georges
Magnane als van den aard van het boek dat hij
heeft willen schrijven.
Bedaard realisme
A. Romein-Verschoor
Annie Slot: De meisjes Vcrbaan (Bigot en van
Rossum, Amsterdam)
DE boeken van Annie Slot zijn gelijk hun
titels: eenvoudig, duidelijk en zonder enig
raffinement. Het vorige, dat over n meisje
ging heette Stien", nu krijgen we over drie zusjes
Verbaan te horen, maar het verhaal ligt in hetzelfde
vlak. Het gegeven van Stien" zou men nog met
een beetje goede wil fantastisch kunnen noemen, al
maakte het meer de indruk, dat de rustige fantasie
van de schrijfster onverhoeds op een glijbaantje was
terecht gekomen, een impuls, waar ze gelukkig tot
geruststelling van haar fatsoenlijke lezers, helemaal
niet uit haalde wat er in zat.In de meisjes Verbaan
de uitgever heeft het nog eens ten overvloede
verzekerd komen zulke glijbaantjes niet voor.
Het verhaal van de lotgevallen der drie zusjes
vloeit als een gelijkmatige stroom voort, er is
eigenlijk geen begin en geen eind aan dit boek en
ook de meest schokkende gebeurtenissen versnellen
het rythme niet. Het is alles heel aannemelijk, er is
niets geforceerds aan, het kan best zo lopen met
drie meisjes Verbaan en met drie andere meisjes ook,
al had het ook wel anders gekund. Het is eerlijk
werk, zonder pretentie of opmaak, maar men blijft
met zijn waardering toch wat in het negatieve. Niets
is zo gevaarlijk voor een jong auteur dan te streven
naar het verrassende, maar niets is natuurlijker
dan dat de lezer er naar uitziet of althans er dank
baar door getroffen wordt. En deze gelijkmatige
stroom van bedaard realisme schijnt zelfs niet de
belofte van het verrassende te bergen. Ultra posse
nemo tenetur.
Als U geregeld losse nummers koopt
hebt U kans dat juist het nummer
dat U speciaal interesseert U door
een of andere oorzaak ontgaat
Neem liever een abonnement
PAG. 10 DE GROENE No. 3197