De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 10 september pagina 11

10 september 1938 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

Schilderkunst LIMBURG EXPOSEERT .N eaerlancLscne kunst A. J, van ) os ten IN deze dagen, nu alles gekend en bezien wordt, wat gedurende de veertig jaar vóór heden waard werd, bekend en gezien te zijn, kreeg ook de kunst hier en daar een (kleine) beurt. Maastricht echter, kroon van het zuiden, deed het goed en groot. De Commissaris der Koningin, op het middaguur van Zondag 4 dezer, opende - ,,in stijl" de groote Limburgsche Kunsttentoon stelling 1938, in de oude Dominicaner-kerk, waar hoog boven in het ruime schip de flarden fresco's nog tegen het gewelf hangen: vergane vormen, vergane tinten.... In dit schip zelf afgeschoten: zes stands, elk met drie wanden vol picturale kunst, een tusschengang «met de omvangrijkste beeldhouwwerken en, waar wat hangen kon, nog vol doeken en teekeningen, alsmede een podium, beladen met een metersbreed schilderij. Honderd-twee-en-tachtig inzendingen; niet te weinig van 't goede. Een kwart ervan vormt echter een eerestand" van de overledenen der vorige generatie. De beschouwing daarvan leert al spoedig, dat zij uit ouderen, niet uit voorloopers bestond.... De belangrijke manifestatie van de Limburgsche beeldende kunst, dateert van na den oorlog. Toch ontdekt men in een enkele dezer vroegeren een goed portrettist: Alb. Dumoulin (vooral met zijn Zigeunerin!) als schilder, J. Postmes als tee kenaar van kinderen. Men mag aannemen dat het comitéjegens de overigen een eereschuld heeft voldaan, die niet groot was. Vijf stands en de tusschengang bleven over voor het heden, bij elkaar zeventien wanden; drie daar van zijn rijk en goed voorzien, de overige herbergen, zeer verspreid, een enkel goed doek. Hebben de schilders zelf, voorzoover ze tot de hoofdgroep der jongeren, der hedendaagschen behooren, minder goede ingezonden, dan vorig jaar naar de expositie van Hedendaagsche Limburgsche Kunst in Den Haag? Helaas ook hier was weer schade aan de eenheid der deelen gedaan. Een goede wand mér zou er geweest zijn, hadde Charles Eijck op den dag voor de opening zijn vier (naar wij meenen: nieuwe) doeken niet weggehaald, daar de plaatsing hem niet naar den zin was. Of hij daarin gelijk had, was niet meer te beoordeelen; erkend moet dat niet alles even gunstig hing, feit ten deele gevolg van de lichtverdeeling (én wisseling 's morgens en 's middags!) in het kerkgebouw. In het namiddaglicht troffen het de drie beste wandjes: zij kregen door de hooge ramen rechts van den ingang alles wat ze noodig hadden en gedijden erin als hagen onder een vetten regen. Jonas, de zoo juist geridderde zestigjarige, vulde een der drie wanden met een voortreffelijk tweetal nieuwe doeken. Uitdrijving uit het Paradijs en De Goede Herder, een derde reeds bekend van de Haagsche expositie en twee gelijktonige, maar in iets afwijkenden stijl geschilderde doeken. Tegen dezen hoofdwand aan, sloot die van Jhr. Rob Graafland, uit Vught, den geboren Maastrichtschen schilder, van velen der jongeren de leeraar, eveneens na een psychische depressie, vier jaar geleden, zestig jaar oud, met schilderen her begonnen. Zijn vijf doeken vormen het hoogtepunt der ten toonstelling: om de kleurwerking, de vormgeving, de bewogenheid ervan, om geheel het schilderEEN JUBILEUMBORD VAN DE PORCELEINE FLES TE DELFT (~* ROOT E jeestpoorten htbben gewoonlijk een kort bestaan; we kunnen ze, meestal kort bewonderen, \-7 zoo we dat kunnen, daarna verdwijnen ze en laten wel eens een herinnering na aan een groot oprijzen, een rank zich verheffen, een breed omvaemen. Ook de plateelfabrieken geraken in rep en roer, er is een kans hun technische voortreffelijkheid te vertoonen en de kennis en kunde hunner plateelschilders, te Delft eens en nog een bekend vak, te doen waardeeren. Het grootste bord van de drie die mij toegezonden werden, lijkt mij het meest geslaagde. De versiering is daar het rijkst, het weligst; het cirkelvormig vlak het meest naar den aard gevuld. Een rand bestaande uit allerlei symbolen, die van het geloof, van de kunsten, dat van de nijvere bezigheid, van de wetenschap omgeeft een mand van bloemen, overvloedig gevuld. De schildering is er eer uit genoegen om het feest dan dat heffeest duidelijk gemaakt wordt als de aanleiding tot het maken van het bord, er is dus meer vrijheid en meer speelschheid, minder openlijke moeite en dat is het goede hier en wat mij dat bord deed verkiezen. PLASSCHAERT Edmond Wingen : Zelfportret kunstig, artistiek en technisch meesterschap dat er aan ten grondslag ligt, om de harmonische gratie, de poëtische charme en de vitale, onweer staanbare dynamiek ervan. Hier is een schilder van den stempel der oude meesters opnieuw in het licht getreden. ZIJN het de ouderen onder de levende generatie, die het hoofdmoment der expositie dragen met hun werk, twee der jongere groepeering deelen den derden goeden wand. E. Bellefroid en P. Kromjong, de eerste een leerling van Graafland, de ander aanvankelijk van Jonas (typeerend saamtreffen !) elk met drie, doorwrochte doeken, leveren een bijdrage tot het bewijs van de groeikracht der recente Limburgsche schilderkunst. De overige jongeren zijn meerendeels goed ver tegenwoordigd, al zouden zij reden hebben kunnen geven tot iets uitbundiger lof. Hun namen ver wierven, zij het in het noorden des lands vrij laat, bekendheid: Justin v. d. Port, Hub. Levigne, Leo Franssen, Jan Hul, Eug. Lücker, Jef Scheffers, H. J. L. Schoonbrood, Tielens en nog enkelen. Vergeleken bij wat degenen onder hen, die deel namen aan de Haagsche expositie, aldaar inzonden, is in Maastricht geen vooruitgang te bespeuren. Wél uitbreiding van deze hoofdgroep: twee schil ders, die er met zeer opmerkelijk werk zijn, ver dienen er bij ingelijfd te worden: Edm. Wingen, die er met een kranig en krachtig zelfportret uit kwam (waarom men het zóó onvindbaar plaatste bleef me een raadsel!) en Jean Adams, vertegen woordigd met twee voortreffelijke doeken, waarbij een scherp-geteekend, fijn-genuanceerd dames portret. Een dubbele aanwinst voor de schildersgroep. De beeldhouwers zijn er onder de hoede van Charles Vos en Suzanne Nicolas, wier echtgenoot alleen met twee van zijn bekende Vermurailpaneelen ter expositie verscheen. De groei in de afdeeling plastiek is opvallend geringer, dan die op schilderkunstig en graphisch terrein. Ondanks hetgeen er ontbrak, quantitatief en qualitatief (ook Harry Kooien werd gemist) bewijst ook deze expositie, dat de Limburgsche kunst (niet die van de laatste veertig, maar stellig die van de laatste vijftien jaren) niet langer als gewestelijke kunst aangemerkt en achtergesteld kan worden, bij wat tot de algemeene, landelijke, Nederlandsche cultuur gerekend wordt. En mede, dat, naar welke richting, door invloeden van buiten, haar wezen zich moge manifesteeren volgens zijn gevoeligheid, de grenzen binnen welke haar ontroering, haar inspiratieve drangen zijn gelegen, waarlijk artis tieke grenzen zijn. N.V. ARNHEMSCHE HYPOTHEEKBANK VorkrUflba.r 3y2°/0 pandbrieven a 101% HYP. KAPITAAL BESCHIKBAAR TEGEN MATIQE RENTE D* Directla : Mr. J. T. VERSTEEVEN Mr. H. O. VAN EVERDINQEN wn. d i r. PAG. II DE GROENE No. 3I97

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl