Historisch Archief 1877-1940
U IT H U m G H E E N
VAN het oogenblik af, dat de
Koningin Maandag de hoofd
stad van ons land binnenkwam
heeft Amsterdam, als middelpunt van
Nederland een plechtige en uitbundige
feestelijkheid binnen de stadsgrenzen
gezien en gevoeld, die op de honderd
duizenden Amsterdammers en op de
verdere Nederlanders een onverwacht
diepen indruk gemaakt hebben. Am
sterdam is gelukkig de stad te zijn van
het feest. Het heeft zich kleurrijk
versierd en 's avonds branden de rijen
stralende lichtjes langs gracht en weg
om aan de vreugde uiting en voedsel
te geven.
Het is onmiskenbaar, dat de blijd
schap echt en ongeveinsd is. En die
dankbaarheid voor hetgeen achter ons
ligt klonk door in de woorden van
Dr. H. Colijn in de Nieuwe Kerk. Het
geluk van de saamhoorigheid, de
vreugde om het feest heerschte ook
in de hooge ruimte van het statige
kerkgebouw. En het scheen ons toe,
of daar de leidende gedachten en
beginselen van ons staatsbestel in dien
eenvoud en eendrachtigheid vorm en
gestalte aannamen.
Een zelfde levend worden onzer
beginselen voelden wij op den Dam,
bij velen der talrijke manifestaties,
waarbij de bevolking van ons land en
deze stad van hun gezindheid blijk gaf.
De vreugde, spontaan en vaak kinder
lijk, vaak ook ontroerd en ernstig,
klonk luide door in de juichkreten en
liederen. Menschen zijn merkwaardige
wezens. Maar er zijn oogenblikken dat
ze zonder uitzondering sympathiek
aandoen. En dat was tijdens die
Amsterdamsche feestweek het geval.
WAAR men ook liep, de drukte
en levendige vroolijkheid wer
den door allen meegevoeld en meege
noten. En al werd het feestvieren op
den duur wat vermoeiend, de goede
wil bleef bestaan. Het heeft geen zin
in uw en onze herinnering weer op te
roepen, wat er allemaal geschied is,
wat het vermelden waard was. Enkele
gebeurtenissen, enkele feiten hebben
wij er slechts uit gelicht.
IN het Rijksmuseum heeft Dinsdag
avond een ontvangst plaats ge
vonden van vele autoriteiten en voor
aanstaande Nederlanders. Het
Huldigingscomité, in de personen van mr.
Trip en den heer Vattier Kraane, reci
pieerde. Onder het zachte licht van
duizend kaarsen keken de i7-eeuwsche
regenten en regentessen niet zonder
stille verbazing, naar men mag aan
nemen, neer op hun hedendaagsche
collega's. De kanten kragen en lubben
van eens, waren vervangen door
gouden kragen; op de zachte tonen
van het orkest bewoog zich een
menigte door de zalen, zoo schitterend
als men zelden bijeen ziet. Glanzender,
trotscher en als wij dezen
woordvorm voor den overtreffenden trap
mogen creëeren marmerder" dan
de prachtige zalen waarin zij zich be
wogen, waren de dames, in een tooi
van gewaden en edelsteenen welke
meer droom dan werkelijkheid leek.
Daar zag men vele hofdignitarissen,
vrijwel alle ministers, commissarissen
der Koningin, vele hooge militaire
autoriteiten; daar zag men bijv.
minister Colijn en generaal Snijders,
burgemeester de Vlugt maar wij
moeten afzien van het verder noemen
van namen, er waren er teveel. Er
waren tallooze leden van het corps
diplomatique, vele consuls van het
buitenland, parlementsleden en leden
van den Raad van State, vele bank
en grootbedrijfsleiders enz. Daar fon
kelden de uniformen en ambtsge
waden met de kleurige ordelinten, dat
het een lust was. Maar ziet, de Indische
vorsten met hunne dames maken hun
intrede, en al deze glans en schittering
schijnt plots te verbleeken tegenover de
stille statie van deze dragers eener
oeroude, exotische beschaving. . . .
De schitterende menigte verspreidt
zich langzaam door de feestelijk ver
lichte zalen van het Rijksmuseum; zij
concentreert zich, onder opgewekten
kout, in de zaal waar, onder de
vroomheid der Vlaamsche primitieven,
lange buffetten staan uitgestald met
uitgelezen spijzen en dranken en de
eere-champagne.... En doodstil, een
onsterfelijke droom van eeuwigheid,
een aan den tijd ontkomen en ont
heven wonder van den menschengeest,
bloeit onder de speciale verlichting der
vérder donker gehouden Nachtwacht
zaal de schepping van Rembrandt.. . .
Een enorme menigte, door politie
op een afstand gehouden, rekt buiten
bij den uitgang de halzen, om iets
van steken en degens, van goud
kragen en ponjaarden, van hermelijn
en diamanten, te kunnen zien een
Nachtwacht van bijkans drie eeuwen
later, drie eeuwen die de wereld ver
anderden, maar niet den stralenden
schoonheidsdroom van den Leidschen
molenaarszoon....
TERWIJL een wedstrijd zakloopen
een officieel onderdeel van het
feestprogramma is, ging voor eenige
dagen in het Centraal Theater de
Amsterdamsche première van Een
heid door Oranje" in een half leege
zaal waarbij kennelijk alle autoriteiten
er de voorkeur aan hadden gegeven
elders of nergens te zijn, althans niet
daar. En toch had het stuk van Dr. L.
Berger, met prologen en een epiloog
van Anton van Duinkerken, als een
krachtige poging tot uitbeelding van
een moment en stroomingen uit onze
vaderlandsche geschiedenis, en zeker
de door Eduard Verkade geregisseerde
opvoering door het Centraal tooneel
meer en betar verdiend dan deze mini
male belangstelling.
Over het spel en de statige verzen
van Van Duinkerken schreef dit blad
reeds eerder. Ten tooneele gebracht is
het stuk wellicht te rhetorisch om overal
direct te treffen. Maar op vele plaatsen
werd dit bezwaar opgevangen en
weerlegd door een levendige uitbeel
ding der figuren. Zoo groeiden tegen
het eind duidelijk voelbare antithesen
in het eerste stadhouderlooze tijdperk,
die tenslotte een omvattende oplossing
en vereeniging vonden in de figuur
van den stadhouder Wïllem III.
Jan Retel speelde den jongen Prins
Willem verrassend klaar en met in
gehouden kracht. Mary Dresselhuys
schiep een liefelijke vrouwefiguur, bij
wie dïliefde en een zuivere intuïtie
vereenigt wat in politiek opzicht
gescheiden is: de Oranjegezindheid van
haar vader en de aanhankelijkheid
aan den Raadpensionaris van haar
geliafde, den jongen De Ruyter. Bij haar
ward de zwaarheid van den tekst tot
tintelende muziek. Joan Remmelts
als de zeer menschelijke zoon van
Michiel Adriaanszoon de Ruyt ;r, de door
Laseur met nuchtaren eenvoud ge
speelde vlootvoogd, Cor Hermus als
de raadpensionaris Jan de Witt, en
een aantal goed gespeelde bijfiguren,
o. a. van Jan van Ees, Eduard Palmsrs,
die ook als heraut de prologen zei,
Jan Teulings, geven een waardige,
kleurrijke opvoering van Berger's zin
volle dramatiseering van een bewogen
tijdperk onzer geschiedenis. Een waar
dige voorstelling, die in deze feestdagen
een ruim publiek verdient.
EEN historische tentoonstelling
wordt er op dit oogenblik gehou
den in het Musjum Fodor, waar aan
beeldstatistieken de hervormingen en
verbeteringen van de laatste veertig
jaar gezien kan worden, en waar oude
en nieuwe schilderijen, etsen, aquarel
len en teekeningen het stadsbeeld van
nu en vroeger vastleggen. Voor stede
lijke fijnproevers is de tentoonstelling
eerder geschikt dan voor den
argeloozen leergierige.
HET was vol op Schiphol bij de
luchtvaartdemonstratie. Zoowel
op de tribune, het stationsterras en
het grasland, als in de lucht. We
hebben alles over ons heen laten gaan,
en dat was veel, en het was de moeite
waard. Drie vliegtuigen in V-formatie,
angstwekkend dicht bij elkaar, open
den het programma. Met een 830 p.k.
jager-verkenner, werd gedemonstreerd
hoe de vlieger met een dergelijke
machine snel de hoogte krijgt". Het
toestel liet zich als een venijnige roof
vogel in een duizelingwekkende vrille
omlaag storten tot op een kleine
vijftig meter hoogte. Het publiek liet
kreten van bewondering hooren, of
waren het kreten van angst? Luid
sprekers droegen er zorg voor dat
iedereen de toelichtingen goed kon
hooren: De dames en heeren op het
terras wordan verzocht niet op de
stoelen en tafels te gaan staan". De
menschen met staanplaatsen hadden
zich gedeeltelijk met hun kroost, hun
grapefruitfleschje met rietje of ijsje
op het gras genesteld, zoodat er een
zonnebadsfeer ontstond. Een leerzaam
nummer was de lesdemonstratie, we
kregen er een indruk van hoe een
leerling aan het landen het land heeft.
Overigens moet het een prettige leer
ling zijn geweest, want na vijf minu
ten was hij vrijwel volleerd. Mej.
Wesselius en de heer Hoekstra lieten
het zweefvliegen zien. Jammer was
het dat we voortdurend het geraas
van de andere vliegtuigen hoorden,
want het karakteristieke van het
zweefvliegen is juist de stilte. Indruk
wekkend waren de prestaties van de
twee-motorige luchtkruiser die ge
schilderd was in schutkleuren, zoodat
het toestel op den grond onzichtbaar
is. De Fokker S<) ontpopte zich als een
telephatisch medium en gaf gehoor
aan de wenschen van het publiek en
demonstreerde op verzoek een loo
ping, een vrille, een rugvlucht en een
langzame rol. Met onze hoofden vol
motorengeraas zijn we weer naar
de stad teruggegaan. En daar was
niet minder lawaai....
DE Uitkijk heeft een film, die ook
de komende week in het pro
gramma blijft en die de verfilming
van het boek van Philip E. Oppenheim
is: Rijk en geen geld. Cary Grant en
Mary Brian spelen de hoofdrollen in
de gematigd amusante comedie. De
geschiedenis van den millionair, die
uit werken gaat om flink ta worden,
biedt ongedachte mogelijkheden van
humor en satyre. Die mogelijkheden
zijn, vergeleken met het meesterlijke
boek van Oppenheim, niet ten volle
gebruikt. Maar de film is toch wel
een vermakelijk feestweekuitgangetje.
PLAZA heeft tot half September
een nieuwe revue, geschreven
door Herbert Nelson, die zijn vak
voortreffelijk verstaat en die het
cabaretgenre evenals den revuestijl
degelijk beheerscht. Peter Pech is de
attractie van het programma in Plaza
Theater. Weinig Nederlandsche
artisten kunnen, blijkens het medeleven
van de zaal, bogen op een zoo groote
populariteit. Als Peter Pech opkomt,
neuriet en zingt men reeds blijde zijn
liederen. Ik had Peter Pech nog nooit
gehoord. Ik was dus zeer benieuwd
naar de reden van zijn zoo groote
populariteit. Nu heb ik hem gehoord,
en eigenlijk ben ik nog even nieuws
gierig. Peter Pech is een ietwat dikke
heer, gekleed in een vaal colbert, op
d=n neus een knijperbril, op het hoofd
een wat klein en verfomfaaid hoedje:
een wat grauw en levenloos kantoor
heer, zoudt ge zoo zeggen. Deze grauwe
heer heeft, blijkens zijn uitingen, een
zekere bewondering voor het dappere
en flinke. Hij voelt zich lachwekkend,
wat vertrapt en mislukt. Het is te
begrijpen, dat deze man een groot
deel van onze eigen gevoelens onder
woorden brengt.
Tot zoover kan ik het volgen. Maar
het lachwekkende, den humor heb ik
er niet van kunnen inzien.
In deze revue, die buitenlandsche
met Hollandsche artisten wederom
vereenigt, valt Jopie Koopman op als
een charmant en met zorg beheerd
talent. En verder hoorden we in Bert
van Dongen een knap imitator en
satyricus. Buitenlandsche en
binnenlandsche radiogrootheden werden met
flair nagebootst en een scherpe en
zeer geestige parodie van een
radiocauserie van Max Tak was een vreugde
om te hooren.
Twee muzikale clowns, uit de school
van Grock gaven een heerlijk nummer
van dwaasheid en muziek innig ver
weven, juist even buiten het logische.
Een aantrekkelijk danspaar maar met
weinig ideeën vulde het revueprogram
ma aan.
PAG. M DE GROENE No. 3197