De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 10 september pagina 14

10 september 1938 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

U IT H U m G H E E N VAN het oogenblik af, dat de Koningin Maandag de hoofd stad van ons land binnenkwam heeft Amsterdam, als middelpunt van Nederland een plechtige en uitbundige feestelijkheid binnen de stadsgrenzen gezien en gevoeld, die op de honderd duizenden Amsterdammers en op de verdere Nederlanders een onverwacht diepen indruk gemaakt hebben. Am sterdam is gelukkig de stad te zijn van het feest. Het heeft zich kleurrijk versierd en 's avonds branden de rijen stralende lichtjes langs gracht en weg om aan de vreugde uiting en voedsel te geven. Het is onmiskenbaar, dat de blijd schap echt en ongeveinsd is. En die dankbaarheid voor hetgeen achter ons ligt klonk door in de woorden van Dr. H. Colijn in de Nieuwe Kerk. Het geluk van de saamhoorigheid, de vreugde om het feest heerschte ook in de hooge ruimte van het statige kerkgebouw. En het scheen ons toe, of daar de leidende gedachten en beginselen van ons staatsbestel in dien eenvoud en eendrachtigheid vorm en gestalte aannamen. Een zelfde levend worden onzer beginselen voelden wij op den Dam, bij velen der talrijke manifestaties, waarbij de bevolking van ons land en deze stad van hun gezindheid blijk gaf. De vreugde, spontaan en vaak kinder lijk, vaak ook ontroerd en ernstig, klonk luide door in de juichkreten en liederen. Menschen zijn merkwaardige wezens. Maar er zijn oogenblikken dat ze zonder uitzondering sympathiek aandoen. En dat was tijdens die Amsterdamsche feestweek het geval. WAAR men ook liep, de drukte en levendige vroolijkheid wer den door allen meegevoeld en meege noten. En al werd het feestvieren op den duur wat vermoeiend, de goede wil bleef bestaan. Het heeft geen zin in uw en onze herinnering weer op te roepen, wat er allemaal geschied is, wat het vermelden waard was. Enkele gebeurtenissen, enkele feiten hebben wij er slechts uit gelicht. IN het Rijksmuseum heeft Dinsdag avond een ontvangst plaats ge vonden van vele autoriteiten en voor aanstaande Nederlanders. Het Huldigingscomité, in de personen van mr. Trip en den heer Vattier Kraane, reci pieerde. Onder het zachte licht van duizend kaarsen keken de i7-eeuwsche regenten en regentessen niet zonder stille verbazing, naar men mag aan nemen, neer op hun hedendaagsche collega's. De kanten kragen en lubben van eens, waren vervangen door gouden kragen; op de zachte tonen van het orkest bewoog zich een menigte door de zalen, zoo schitterend als men zelden bijeen ziet. Glanzender, trotscher en als wij dezen woordvorm voor den overtreffenden trap mogen creëeren marmerder" dan de prachtige zalen waarin zij zich be wogen, waren de dames, in een tooi van gewaden en edelsteenen welke meer droom dan werkelijkheid leek. Daar zag men vele hofdignitarissen, vrijwel alle ministers, commissarissen der Koningin, vele hooge militaire autoriteiten; daar zag men bijv. minister Colijn en generaal Snijders, burgemeester de Vlugt maar wij moeten afzien van het verder noemen van namen, er waren er teveel. Er waren tallooze leden van het corps diplomatique, vele consuls van het buitenland, parlementsleden en leden van den Raad van State, vele bank en grootbedrijfsleiders enz. Daar fon kelden de uniformen en ambtsge waden met de kleurige ordelinten, dat het een lust was. Maar ziet, de Indische vorsten met hunne dames maken hun intrede, en al deze glans en schittering schijnt plots te verbleeken tegenover de stille statie van deze dragers eener oeroude, exotische beschaving. . . . De schitterende menigte verspreidt zich langzaam door de feestelijk ver lichte zalen van het Rijksmuseum; zij concentreert zich, onder opgewekten kout, in de zaal waar, onder de vroomheid der Vlaamsche primitieven, lange buffetten staan uitgestald met uitgelezen spijzen en dranken en de eere-champagne.... En doodstil, een onsterfelijke droom van eeuwigheid, een aan den tijd ontkomen en ont heven wonder van den menschengeest, bloeit onder de speciale verlichting der vérder donker gehouden Nachtwacht zaal de schepping van Rembrandt.. . . Een enorme menigte, door politie op een afstand gehouden, rekt buiten bij den uitgang de halzen, om iets van steken en degens, van goud kragen en ponjaarden, van hermelijn en diamanten, te kunnen zien een Nachtwacht van bijkans drie eeuwen later, drie eeuwen die de wereld ver anderden, maar niet den stralenden schoonheidsdroom van den Leidschen molenaarszoon.... TERWIJL een wedstrijd zakloopen een officieel onderdeel van het feestprogramma is, ging voor eenige dagen in het Centraal Theater de Amsterdamsche première van Een heid door Oranje" in een half leege zaal waarbij kennelijk alle autoriteiten er de voorkeur aan hadden gegeven elders of nergens te zijn, althans niet daar. En toch had het stuk van Dr. L. Berger, met prologen en een epiloog van Anton van Duinkerken, als een krachtige poging tot uitbeelding van een moment en stroomingen uit onze vaderlandsche geschiedenis, en zeker de door Eduard Verkade geregisseerde opvoering door het Centraal tooneel meer en betar verdiend dan deze mini male belangstelling. Over het spel en de statige verzen van Van Duinkerken schreef dit blad reeds eerder. Ten tooneele gebracht is het stuk wellicht te rhetorisch om overal direct te treffen. Maar op vele plaatsen werd dit bezwaar opgevangen en weerlegd door een levendige uitbeel ding der figuren. Zoo groeiden tegen het eind duidelijk voelbare antithesen in het eerste stadhouderlooze tijdperk, die tenslotte een omvattende oplossing en vereeniging vonden in de figuur van den stadhouder Wïllem III. Jan Retel speelde den jongen Prins Willem verrassend klaar en met in gehouden kracht. Mary Dresselhuys schiep een liefelijke vrouwefiguur, bij wie dïliefde en een zuivere intuïtie vereenigt wat in politiek opzicht gescheiden is: de Oranjegezindheid van haar vader en de aanhankelijkheid aan den Raadpensionaris van haar geliafde, den jongen De Ruyter. Bij haar ward de zwaarheid van den tekst tot tintelende muziek. Joan Remmelts als de zeer menschelijke zoon van Michiel Adriaanszoon de Ruyt ;r, de door Laseur met nuchtaren eenvoud ge speelde vlootvoogd, Cor Hermus als de raadpensionaris Jan de Witt, en een aantal goed gespeelde bijfiguren, o. a. van Jan van Ees, Eduard Palmsrs, die ook als heraut de prologen zei, Jan Teulings, geven een waardige, kleurrijke opvoering van Berger's zin volle dramatiseering van een bewogen tijdperk onzer geschiedenis. Een waar dige voorstelling, die in deze feestdagen een ruim publiek verdient. EEN historische tentoonstelling wordt er op dit oogenblik gehou den in het Musjum Fodor, waar aan beeldstatistieken de hervormingen en verbeteringen van de laatste veertig jaar gezien kan worden, en waar oude en nieuwe schilderijen, etsen, aquarel len en teekeningen het stadsbeeld van nu en vroeger vastleggen. Voor stede lijke fijnproevers is de tentoonstelling eerder geschikt dan voor den argeloozen leergierige. HET was vol op Schiphol bij de luchtvaartdemonstratie. Zoowel op de tribune, het stationsterras en het grasland, als in de lucht. We hebben alles over ons heen laten gaan, en dat was veel, en het was de moeite waard. Drie vliegtuigen in V-formatie, angstwekkend dicht bij elkaar, open den het programma. Met een 830 p.k. jager-verkenner, werd gedemonstreerd hoe de vlieger met een dergelijke machine snel de hoogte krijgt". Het toestel liet zich als een venijnige roof vogel in een duizelingwekkende vrille omlaag storten tot op een kleine vijftig meter hoogte. Het publiek liet kreten van bewondering hooren, of waren het kreten van angst? Luid sprekers droegen er zorg voor dat iedereen de toelichtingen goed kon hooren: De dames en heeren op het terras wordan verzocht niet op de stoelen en tafels te gaan staan". De menschen met staanplaatsen hadden zich gedeeltelijk met hun kroost, hun grapefruitfleschje met rietje of ijsje op het gras genesteld, zoodat er een zonnebadsfeer ontstond. Een leerzaam nummer was de lesdemonstratie, we kregen er een indruk van hoe een leerling aan het landen het land heeft. Overigens moet het een prettige leer ling zijn geweest, want na vijf minu ten was hij vrijwel volleerd. Mej. Wesselius en de heer Hoekstra lieten het zweefvliegen zien. Jammer was het dat we voortdurend het geraas van de andere vliegtuigen hoorden, want het karakteristieke van het zweefvliegen is juist de stilte. Indruk wekkend waren de prestaties van de twee-motorige luchtkruiser die ge schilderd was in schutkleuren, zoodat het toestel op den grond onzichtbaar is. De Fokker S<) ontpopte zich als een telephatisch medium en gaf gehoor aan de wenschen van het publiek en demonstreerde op verzoek een loo ping, een vrille, een rugvlucht en een langzame rol. Met onze hoofden vol motorengeraas zijn we weer naar de stad teruggegaan. En daar was niet minder lawaai.... DE Uitkijk heeft een film, die ook de komende week in het pro gramma blijft en die de verfilming van het boek van Philip E. Oppenheim is: Rijk en geen geld. Cary Grant en Mary Brian spelen de hoofdrollen in de gematigd amusante comedie. De geschiedenis van den millionair, die uit werken gaat om flink ta worden, biedt ongedachte mogelijkheden van humor en satyre. Die mogelijkheden zijn, vergeleken met het meesterlijke boek van Oppenheim, niet ten volle gebruikt. Maar de film is toch wel een vermakelijk feestweekuitgangetje. PLAZA heeft tot half September een nieuwe revue, geschreven door Herbert Nelson, die zijn vak voortreffelijk verstaat en die het cabaretgenre evenals den revuestijl degelijk beheerscht. Peter Pech is de attractie van het programma in Plaza Theater. Weinig Nederlandsche artisten kunnen, blijkens het medeleven van de zaal, bogen op een zoo groote populariteit. Als Peter Pech opkomt, neuriet en zingt men reeds blijde zijn liederen. Ik had Peter Pech nog nooit gehoord. Ik was dus zeer benieuwd naar de reden van zijn zoo groote populariteit. Nu heb ik hem gehoord, en eigenlijk ben ik nog even nieuws gierig. Peter Pech is een ietwat dikke heer, gekleed in een vaal colbert, op d=n neus een knijperbril, op het hoofd een wat klein en verfomfaaid hoedje: een wat grauw en levenloos kantoor heer, zoudt ge zoo zeggen. Deze grauwe heer heeft, blijkens zijn uitingen, een zekere bewondering voor het dappere en flinke. Hij voelt zich lachwekkend, wat vertrapt en mislukt. Het is te begrijpen, dat deze man een groot deel van onze eigen gevoelens onder woorden brengt. Tot zoover kan ik het volgen. Maar het lachwekkende, den humor heb ik er niet van kunnen inzien. In deze revue, die buitenlandsche met Hollandsche artisten wederom vereenigt, valt Jopie Koopman op als een charmant en met zorg beheerd talent. En verder hoorden we in Bert van Dongen een knap imitator en satyricus. Buitenlandsche en binnenlandsche radiogrootheden werden met flair nagebootst en een scherpe en zeer geestige parodie van een radiocauserie van Max Tak was een vreugde om te hooren. Twee muzikale clowns, uit de school van Grock gaven een heerlijk nummer van dwaasheid en muziek innig ver weven, juist even buiten het logische. Een aantrekkelijk danspaar maar met weinig ideeën vulde het revueprogram ma aan. PAG. M DE GROENE No. 3197

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl