Historisch Archief 1877-1940
Toerisme
_Dezoek aan Orval
Een abdij met bier en restauratie
de v
etaen,
OBernard van Clairvaux, o doctor
mellifluus en harpspeler van
Maria gij die de orde van
Citeaux bracht tot de strenge leef
regels die door de Trappisten tot op
onzen tijd zijn doorgegeven, om daar
mee boete te doen over de zonden van
de wereld en zich af te wenden van
de zelfingenomenheid die zoo vaak
vooral in het spreken vorm aanneemt,
o Heilige Bernard die Maria voor 't
eerst Notre-Dame noemde en het
Hooglied als symbool van de liefde
tusschen God en de ziel aanwees, en
die leerde steeds Hem te zoeken die
is tranquillus tranquillans omnia"
(de rustige die alles tot rust brengt) !
Ik heb de Abdij van Orval bezocht,
die ligt in een uithoek van Belgi
tusschen de Semois en de Fransche
grens en ik heb er uw volgelingen
gezien: een broeder in bruine pij ver
kocht er foto's, boeken en penningen,
twee paters bewerkten den tuin in hun
witte habijt en witte opgebonden
wollen broeken, onder breedgerande
hoeden van stroo. Een slungel in
rijbroek met een twijg in de hand
leidde ons door de gele ruïnes en in de
nieuwe kerk die ondanks uitwendige
groote afmetingen slechts enkele ban
ken voor gewone bezoekers heeft; hij
maakte grappen over de oude wijn
kelders en over het menu en over
de bron van Mathilde". O, ik ben
verliefd op water, en dan dit water !
In die bron, een ring van glasheldere
klaarheid, speelde eens de gravin
Mathilde met haar hand en zij verloor
haar ring; ze deed een gelofte en een
visch bracht haar den ring in zijn
bek: toen stichtte zij het klooster.
Vele jonge vrouwen werpen nu niet
hun ring, maar een nikkel 25-centimes
stuk (met gat) in het water en hopen
te trouwen of opnieuw te trouwen.
De visch met den ring rijzend uit
het blauwe water werd het wapen
van Orval: het staat op de bierviltjes
van het authentique bière des r.p.p.
trappistes", van het Orval-bier, dat nu
in de kloosterbrouwerij gemaakt wordt.
Overal waar een rijke bron van
onderaardsch zuiver water opwelt, ontstaat
bier: het is het Germaansche wonder
van Kana, in Orval evenals in
Diekirch, waar de Belleflêche-bron in
handen kwam van de Brasserie
Diekirch.
MAAR niet dit, o Heilige Bernard,
deed mij tot u klagen, misschien
klagen de profane brouwers over de
concurrentie der paters, een kwestie
die mij niet raakt, zoolang een Orval"
niet goedkooper is dan een export".
Ik ben verontwaardigd gij moet dat
gemerkt hebben, o van honing drui
pende" doctor ! over de ijdelheid
van uw jongeren, over hun omgang
met Mammon en de techniek. Want
tegen de ruines van het oude klooster
uit de ude en volgende eeuwen, dat
in de Fransche revolutie vernield is,
bouwen ze nu een onmetelijk nieuw
complex. Er wordt ook gerestaureerd:
dat is Staatszaak, de entrees worden
er aan besteed en postzegels zijn er
voor uitgegeven. Maar de maquette
van de ruïnes en van het ontworpen
klooster dat er aan drie kanten om
heen gebouwd wordt! vervulde mij
met afschuw: het nieuwe zal het oude
heelemaal in een hoek drukken en
overdonderen met zijn afmetingen,
zijn andere vormen en andere techniek.
Waarom die tegenstelling met een
plek waar 700 jaar lang menschen
werkten en baden en leden, waar in
een stukje medievaal plaveisel, in
enkele pilaren en bogen, in een hol
roosvenster en een bron heel een sfeer
toch zou hangen zooals in de Porta
Nigra van Trier of het klooster Poblet
bij Tarragona. Men had toch het
nieuwe een paar honderd meter verder
op kunnen bouwen, de nieuwe blanke
kerk met het raam van Joep Nicolas
achter het hoogaltaar (dat met schijn
werpers verlicht wordt!), met de
enorme (en mooie) Madonna in den
voorgevel, die weerspiegelt in een
geraffineerden vijver, en het
archaeologisch museum, en de brasserie en
de lange rij andere gebouwen. 5000 L.
bier verlaten per week deze brouwerij
in denderende vrachtauto's met 't
opschrift: Orval". Duizenden katho
lieke padvinders en minder geünifor
meerde knapen met sigaretjes en
pijpjes en ruw geschreeuw worden in
een slaapzaal gelegerd die aanligt vlak
tegen dien doorleefden
Middeleeuwschen grond.
't Is maar beter stille dingen stil
te laten".
De stilte die hangt om het ver
zonken leven van vele eeuwen, de
stilte, die ook door gebarentaal ruw
gestoord kan worden, de stilte die wij
in acht nemen in een echt" bosch
en in een oude kapel, tegenover alles
wat met immens gonzend leven of met
duizendvoudigen dood geladen is. Die
stilte van den eerbied hebben uwe
volgers zelf verloren en voor ons ge
schonden. Dit klaag ik u, Heilige
Bernard, gij die zocht Hem die is
tranquillus tranquillans omnia" !
F. A. I. NEBBELING
DEN reiziger wordt aangeraden
zijn verblijf in de bergen vroeg
te beginnen en vroeg te eindi
gen. In Juni zijn de weiden in vollen
bloei en men moet niet vergeten, dat
het klimaat in de bergen reeds eind
Augustus guur begint te worden." Zoo
staat het in haast alle reisgidsen en
daarnaar gedragen zich wel haast alle
menschen. Eind Augustus, bij een
eerste flinke regenbui, worden de
koffers gepakt en auto's en autobussen
vol met bruinverbrande menschen
trekken af, naar de vlakte, naar zee,
naar huis.
Door deze algemeene beweging eens
een keer niet te volgen, beleefden wij
de verrassing van den herfst in de
bergen. Enkele koude regendagen lie
ten wij over ons heengaan, vertrou
wend op den spoedigen terugkeer van
de beroemde zon van de Queyras,
Stralend en warm stond zij dan ook
al gauw aan den Septemberhemel, die
ons alleen wat lichter blauw leek dan
de strakke luchten van Juli
ONMERKBAAR is de herfst begon
nen. De toppen van de bergen
zijn nu bruinachtig van tint; tegen de
dennen maakt dat een contrast van
brons en donkergroen, dat aan oude
romantische platen doet denken van
hooge bergen en diligences met stei
gerende paarden. De zon, die wat
lager aan den hemel staat, geeft een
milder licht; zijn stralen vallen anders
Ingekomen tijdschriften
De Wereld der Muziek. (Sept. 1938).
Muziekcritiek en rassentheorie;
Bernet Kempers: Verslag van de Intern.
Arbeidsconferentie voor
Muziekopvoeding en Heilpaedagogie; B.K.: De
eerste muziekwetenschappelijke disser
tatie uit Utrecht.
Synthese.
Dr. J. J. Fahrenfort: De tegenwoor
dige stand van de evolutie-gedachte in
de ethnologie; Prof. Dr. Kurt Breysig:
Die Folge-einheit von Naturgeschichte
und Menschheitsgeschichte; Dr. A. J.
Westerman Holstijn: Hoofdstukken
uit de psychoanalytische criminologie
III, De primitieve koningsmoord; J. A.
Rispens: Wijsbegeerte als fataliteit.
Bulletin of the Colonial Institute of
Amsterdam. (Aug. 1938).
Dr. E. C. J. Mohr: Klimaat en
bodem in Ned. Indië; F. J. Kist: De
strategische beteekenis der Ned. In
dische waterwegen. Dr. E. de Vries en
H. Cohen: Dorpswinkels in Java en
Madoera. Dr. Marius Schneider:
Javaansche muziek. D. Bijl: De
levensverzekerings-branche in Ned. Indië.
Dr. H. Esseveld en Dr. A. G. van Veen:
Het Eykman-instituut. H. Mouw:
China's Anti-Japansch Eenheidsfront.
Dr. F. van Heek: Aspecten van het
kolonisatie-vraagstuk.
Politiek en Cultuur. (Sept.).
P. de Groot: Rondom het nationale
vraagstuk in Nederland. L. Jansen:
Werkloosheid in Nederland. D. J.
Struik: President Roosevelt en de
vooruitzichten in de Vereenigde Staten.
V. d. Eeckhout: Een eeuw Fransche
schilderkunst. Mr. A. Jacobs: Bommen
onder het fruit. K. v. d. Veer: Thuis
komst. Dr. Lankhout: Micro-orga
nismen.
De nieuwe taalgids.
P. Hoekstra: Religieuse elementen
in Gorter's Mei"; P. van der Meulen:
Mevr. Bosboom-Toussaint en De
Hertog van Alba in Nederland"; C. B.
van Haeringen: Over zogenaamde
paragogische" consonanten in het
Nederlands; W. Kramer: De triomph
van het stil-lezen" en de gevaren van
dien.
De Stem.
E. Boekman: Kroningsjubileum;
Dirk Coster: Leven en sterven van
Willem van Oranje IV; Ed. Hoornik:
Geboorte; Achilles Mussche: Aan den
voet van het Belfort; Eric van der
Steen: Verzen; Dirk Coster: Alie
Smeding f; Dr. M. van Blankenstein:
Twee groepen; Dr. W. van Ravesteyn:
Politiek in een epos.
De tooneelspiegel.
Het tooneel in Nederland tijdens de
4O-jarige regeering van H. M. Ko
ningin Wilhelmina ; Jean Botrot:
Theater in Parijs; Henri van Hoorn:
Het jubileum van Elias van Praag;
H. P. van den Aardweg: Cor van der
Lugt in den Amsterdamschen Stads
schouwburg; Daggy Henn: In me
moriam Stanislawsky.
en geven aan het bekende landschap
een nieuw relief. De toeristen in
Frankrijk bijna altijd van weinig
hinderlijken aard zijn weg. Wij
loopen in een volkomen stil land, waar
alleen af en toe de waarschuwende
kreet van een marmot klinkt en een
enkel maal het vele keeren weerkaatste
schot van een jager.
DE dagen", zoo zegt men, zijn in
het najaar veel korter; de wei
den zijn gemaaid, de bloemen zijn ver
dwenen". Waar en niet waar. Van
zeven uur 's morgens tot zeven uur
's avonds is er nog voldoende gelegen
heid om bruin te verbranden en om
groote tochten te maken. De goed
besproeide weiden zijn allang weer
groen, sommige worden voor de
regain" al opnieuw met de zeis bewerkt
en bloemen zijn er, voor wie wat wil
zoeken, nog genoeg, scabiosa's, mar
grieten, het gele balstroo en de blauwe
klokjes zelfs nog in overvloed. En
verder veel bessen. Niet alleen de
smakelijke boschbessen, maar ook de
vuurroode lijsterbessen en andere
donkerroode, blauwe, gele en groene
vruchtjes. De wilde roos heeft onwaar
schijnlijk groote bottels en de honder
den berberissen hangen overal hun
stekelige takken met de vreemd ge
kleurde geel-roze-roode kraaltjes uit.
Eén heester heeft tegen een prachtig
groen blad een zeer decoratieve uit
stalling van pikzwarte bessen.
De menschen van het land brengen
het laatste hooi binnen of trekken met
hun muildieren de bosschen in om er
het hout voor den winter te halen. Zij
hebben nu wat meer tijd dan in den
zomer en zijn gaarne bereid met de
laatste gasten een praatje te maken.
Maar er is meer dan dat. Er hangt
in de lucht iets van een stille bekoring,
die tegelijk weemoedig en opwekkend
is. Geniet", zegt het land tegen je,
geniet van de warmte, van de kleuren,
van het frissche water. Ga naar de
meren en naar de passen, waar je
Italiëkunt zien liggen. Het kan nu
nog. Maar bereid je voor op den winter,
die onvermijdelijk moet komen met
zijn koude, zijn sneeuwstormen, zijn
duisternis. Zorg dat je klaar bent."
ALS je een plant bent, beteekent
dat, dat de bloemen tot sierlijke
zaden gerijpt zijn, en dat zij uit
gestrooid zijn of klaar staan om door
de sneeuw verspreid te worden. Als je
een bergbewoner bent, dat het hooi
voor de beesten de zolders vult en dat
het opgestapelde hout een keurige
barricade bij je huis vormt. Ben je een
verdwaalde stadsmensch, dan kan je
alleen maar zorgen dat het stil is in je
hart, zoodat je het rythme van de
natuur kunt hooren, waar je anders
zoo ver van af leeft. Er ligt in zoo'n
cyclus van volbrengen en opgeven, van
gestaag werken en rustig afwachten
een oude wijsheid, die zelfs op een
asfaltmensch van toepassing is. Maar
in de tallooze variaties van de natuur
en in de geraffineerde uitvoering is
ook een onverwachtheid en een zwie
righeid, die een verrassing en een ver
kwikking zijn na de kunstmatige en
kleinzielige calculaties van onzen mo
dernen tijd.
Schuim den aanslag weg met Ivorol
zoodat het mooie witte glazuur Uwer tanden weer te voorschijn komt. Tube 60, 40 en 25 et.
PAG. 18 DE GROENE No. 3197