De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 10 september pagina 7

10 september 1938 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

De reportage van de week et Lilliputters H. B. Fortuin NOOIT had ik gedacht, dat ik op de gezondheid van onze Koningin nog zou klinken en drinken met Lilliputters. Maar als ik een raad mag geven: viert nationale feesten met de kleine menschen. Nu is dit wellicht niet het meest voor de hand liggende. En toen ik, voor een artistenhotel in de Warmoesstraat een troep van zestien Lilliputters zag staan, had ik er ook niet aan gedacht. Ik ver baasde mij alleen. Want Lilliputters zijn verbazing wekkend en zelfs als men een afschuw heeft van de straatjongensmentaliteit van een deel van opgroeiend en opgegroeid Nederland om ethnologische of bio logische vreemden aan te gapen, kan men den blik niet aflaten van zulke kleine menschen, van een zoo parmantig, tegelijk onmenschelijk en menschelijk volkje als zoo'n troepje mini-menschen. Welgeteld zestien Lilliputters staan er. Zestien groote of kleine menschen zijn er toch altijd nog zestien. Dan komen er twee taxi's en.... weg is de troep. NU wordt mijn aangaperij blijkbaar gedeeld door de millioenen andere Europeanen en de milliarden over de heele aarde. Althans, de Lilliputtertroep heeft onze neiging gecommercialiseerd en treedt op in Theater Carré. Den volgenden middag zat ik in de eerste rij van het groote gebouw aan den Amstel en keek. En na een amusant voorstuk, van die geheimzinnige en tooverende sfeer van inter nationale variéténummers kwamen de Lilliputters op, in militaire marschformatie, in overdreven soldaatjesuniformen, die hun kleinheid nog duidelijker voorstelden. Zij marcheeren op; en dan, verbazing wekkender dan het verbazingwekkende, na de Lilliputters twee nóg kleinere menschjes, gestoken in blauwe uniformen met veel goud en hooge witte bïerenmutsen. Lilli-lilliputters, Lilli-quadraat-putters, of hoe men dit zou moeten noemen. Dan een klein solodanseresje, als tusschenspel, die knappe en elegante acrobatiek te zien geeft, teertjes en kleintjes, en daarna een ballet, een Spaansch, zooals dat hoort, en daarna een Hongaarsch, uit de puszta. Dat is alles niet zoo belang rijk, het is degelijk vakwerk, maar niets zeer bijzon ders, maar het wonder en het vraagstuk blijft van die kleine wezentjes. DAN kom ik achter". In de garderobe. De leidster van de troep, Frau Schaefer, staat mij eerst te woord. Een dikke, gemoedelijke Rijnlandsche met een Berlijnsch accent. Ze is al jaren in het vak. Haar moeder begon vijfenveertig jaar geleden met de eerste troep Lilliputters. Als jong meisje groeide zij op tusschen de kleine dames en heeren" (zooals de vakuitdrukking is). En toen zij volwassen was, erfde zij met haar broer de troep, die nu, ge scheiden en soms weer vereend, door Europa reist. Op wereldtentoonstellingen worden de troepen vereend, tot een stad met eigen theater. Nu reist de stad in Duitschland, de variété-troep van dat theater trekt door Holland; na Amsterdam Gro ningen en dan zoo door. Als je eenmaal tusschen de dametjes en heertjes gewend bent, wil je er niet meer vandaan. Als ik een week vacantie neem, verlang ik weer naar mijn troep. Ik geloof, dat ik net zoo gehecht ben aan hen, als zij aan mij. We zijn n groote familie, geen werkgever en werk nemers." Dan word ik geïntroduceerd in de kleedkamer. Poeder, schmink, spiegels en licht, rommel van costumes, schoenen, kleurig en druk. En daarin de kleine dames van het ballet. Verlegenheid. Ik buig diep, als ik mij voorstel. Kleine handjes, die zich in de mijne leggen. Als ik zit moet ik mij bij het gesprek nog iets voorover buigen. Danst u graag?" Ja, ik doe het al mijn heele leven. Wij hebben voor de balletten een Egyptische dansleeraar. Een heel kundige man. Ik oefen eiken dag. Nu wij twee voorstellingen hebben en tot de finale moeten blijven, heb ik niet zooveel tijd voor mijn oefeningen. Dat merk je dadelijk." De eerzucht, artisten te zijn, goede artisten, net als de grooten" ligt hierin besloten. Een kofferradio op een der tafels brengt verslag uit van de feestelijkheden op den Dam. Zij is het trotsche bezit van een der ballerina's. Dat brengt vroolijkheid in de kleedkamer en is goed voor de lange uren van wachten. ,,En dan kunnen we ook zenders hooren uit ons eigen land". Wat dat land is? Polen, Letland, Estland, HongaEen groep Lilliputters, waarbij de leden van den varieté-troep. In het midden Francesco en Annie, het verloofde paar rije, Duitschland, Amerika, Italië, België. Eigenlijk over de heele wereld. En nooit moeilijkheden. Geen ruzie over politiek. Als de grooten maar evengoed met elkander omgingen als de kleinen, zou het er in de wereld beter uit zien", zegt de gemoedelijke leidster. De verlegenheid, beiderzijds, is iets verdwenen. Het wordt gezellig in de ruime garderobe. Er wordt gelachen, grapjes worden verteld. Alles in het Duitsch, met een quasinonchalant Berlijnsch accent: internationale artistentaal. Gelachen wordt er veel; want deze menschjes hebben een sterk gevoel voor humor, geboren waarschijnlijk uit de noodzaak van verweer, van verdediging met gevatte en snelle antwoorden. Daar komt Francesco, de kleinste kleine heer, zeventien jaar oud, vijfentachtig centimeter hoog. Hij wordt vertroeteld door de grootere dames van de troep. Een der ballerina's, de levendige Clara, dreigt hem met haar vinger: dat is een kleine Casanova" en dan hoor ik onder lachen en vroolijkheid het verhaal van Francesco, den Italiaan, en Annie, de beiden kleinsten, beiden zeventien jaar en beiden verliefd op elkaar en nu. ... verloofd. Want eer gisteren heeft Francesco bij Frau Schaefer gevraagd om de hand van Annie. Maar Frau Schaefer heeft gezegd, dat zij haar toestemming tot een huwelijk niet kan geven voor Annie eenentwintig is. En toen Annie dat hoorde heeft zij gezegd: wachten tot ik eenentwintig ben ? Dan ben ik grijs en oud. Nee, nu of nooit". En nu gaan zij in het voorjaar in New York trouwen, wat, op de wereldtentoonstelling, bovendien een goede Amerikaansche reclame is. En toen de Sultan van Pontianak, die Zondag middag de voorstelling bijwoonde, en in de kleed kamer kwam, dat hoorde, heeft hij Annie op zijn arm genomen en haar in triomf de gangen over gevoerd. En hij schonk haar een gouden ring, die hij van zijn vinger af schoof, en waar welhaast haar h jele handje doorheen kan. En daaruit zal Annie nu twee trouwringen laten maken, voor haar en Francesco. En dan zal het een mooi paar zijn. En Annie, die met haar achtenzeventig centimeter te klein is, om zelf een deur open te maken, kijkt met eerbied op naar haar bruidegom, die een hand hooger is. Wanneer dan de anderen, de grooten",1 verteederd op die kleine romance neerkijken, bedenkt men, dat alles toch maar relatief is; ook formaat. X^VERIGENS heeft die sprookjessultan bij die V«/sprookjesmenscrien ook gezegd, dat de heele troep maar naar Indiëmoest komen. Want daar was nog geld te verdienen. Ja, daar waren we al" vertelt de leidster. In 1913 enhetwasprachtig. Maar toen kwam de oorlog en toen konden we niet meer weg. En zoo hebben we daar rondgezworven, tot wij over Australiëen de Philippijnen naar Amerika konden reizen. Zoo iets moesten we nu weer doen." Maar dan zegt de verstandige Hongaar Beke: als er dan maar niet weer oorlog komt", en zoo komt het gesprek op den oorlog, waar Beke groot moedig Nederland buiten wil houden, waarbij de eventueele mérites van de Maginotlinie bediscus sieerd worden. Oorlog is voor variété-menschen de grootste ramp. Onze troep bestaat uit zooveel nationaliteiten. Wat zou daarvan terecht moeten komen in een vreemd land. Nergens zijn wij allemaal thuis. En zonder elkaar kunnen wij toch niets beginnen. Als wij wel eens een maand met vacantie naar huis gaan, verlangen we allemaal weer naar elkaar en het werk terug." Deze drieentwintigjarige jongeman is, als de meesten, zeer intelligent en zeer op de hoogte van zijn tijd. Als de anderen spreekt hij drie, vier talen en heeft hij een levendige belangstelling voor hetgeen er rondom hem gebeurt. Hij is een goed fotograaf en toont mij mooie opnamen van Amsterdam. Hij is vriendelijk en doceerend en vertelt mij van zijn reizen. Amsterdam bewondert hij, maar hij betreurt, de Koningin niet gezien te hebben. Bij een dergelijke volte zou het ook niet makkelijk zijn. De menschen zijn opjstraat toch al zoo hinderlijk. Dat is ons grootste verdriet." Nu is in eens het gesprek op de feestelijkheden. Vanavond in ons hotel willen wij ook een klein feestje maken, wat dansen. Komt u ook?" IK ben gekomen. In het cafévan het hotel zaten een paar heeren rustig aan een tafeltje. De violist zat filosofisch bij een reusachtig glas bier, de accordeonspeler schaakte met een anderen hotelgast, een vriendelijken Belg, een Belgische imitatie van den Amerikaanschen filmkomiek Laurel, die met een imitatie Hardy, met sappig Vlaamsch accent en sprekende gelijkenis als een attractie bij 'n Laurel en Hardy-film optreedt en hier ook woont. Eenpaar dam et j es zaten rustig te praten over kleeren. Een heele zorg. Alles moet op maat gemaakt worden. Schoenen, maat i8V2» kinder klein, maar even duur als voor de grootste damesmaat. Er is hier in Amsterdam een kleermaker, die alles voor ons maakt. Hij kent nu onze maten. Kijk, dit mantelpak heeft hij voor mij gemaakt." Een jasje, een rokje, als voor een pop. En hoedjes koopen wij hier ook. We wachten altijd tot we in Holland zijn. Nergens hebben we zoo'n goeden hoedenmaker." Kleine juweelen, ringetjes met brillanten, horlogetjes. Alleen flinke sigaretten en veel rooken. Toen speelde de muziek weer en het gesprek werd verbroken. De feestvreugde kwam los. We hebben allemaal gedanst en een polonaise gehouden dwars door het hotel. Voorop de dikke Hardy met zijn collega Laurel, dan de eigenares, den hotelportier en dan volwassen" gasten en Lilli putters beurt om beurt. We hebben gezongen en grapjes gemaakt. Maar ik zal van mijn leven het gezicht van de passanten niet vergeten, die den merkwaardigsten stoet laat in den f eestnacht, door het hotelportaal zagen slingeren. Die voorbijgangers moeten zich aan hun hoofd gegrepen hebben, en zich voorgenomen hebben nooit meer zooveel te drinken ! PAG. 7 DE GROENE No. 3197

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl