Historisch Archief 1877-1940
De reportage van de week
et Lilliputters
H. B. Fortuin
NOOIT had ik gedacht, dat ik op de gezondheid
van onze Koningin nog zou klinken en
drinken met Lilliputters. Maar als ik een
raad mag geven: viert nationale feesten met de
kleine menschen.
Nu is dit wellicht niet het meest voor de hand
liggende. En toen ik, voor een artistenhotel in
de Warmoesstraat een troep van zestien Lilliputters
zag staan, had ik er ook niet aan gedacht. Ik ver
baasde mij alleen. Want Lilliputters zijn verbazing
wekkend en zelfs als men een afschuw heeft van de
straatjongensmentaliteit van een deel van opgroeiend
en opgegroeid Nederland om ethnologische of bio
logische vreemden aan te gapen, kan men den blik
niet aflaten van zulke kleine menschen, van een
zoo parmantig, tegelijk onmenschelijk en
menschelijk volkje als zoo'n troepje mini-menschen.
Welgeteld zestien Lilliputters staan er. Zestien
groote of kleine menschen zijn er toch altijd nog
zestien. Dan komen er twee taxi's en.... weg is
de troep.
NU wordt mijn aangaperij blijkbaar gedeeld door
de millioenen andere Europeanen en de
milliarden over de heele aarde. Althans, de
Lilliputtertroep heeft onze neiging gecommercialiseerd
en treedt op in Theater Carré. Den volgenden middag
zat ik in de eerste rij van het groote gebouw aan den
Amstel en keek. En na een amusant voorstuk, van
die geheimzinnige en tooverende sfeer van inter
nationale variéténummers kwamen de Lilliputters
op, in militaire marschformatie, in overdreven
soldaatjesuniformen, die hun kleinheid nog duidelijker
voorstelden. Zij marcheeren op; en dan, verbazing
wekkender dan het verbazingwekkende, na de
Lilliputters twee nóg kleinere menschjes, gestoken
in blauwe uniformen met veel goud en hooge witte
bïerenmutsen. Lilli-lilliputters,
Lilli-quadraat-putters, of hoe men dit zou moeten noemen.
Dan een klein solodanseresje, als tusschenspel,
die knappe en elegante acrobatiek te zien geeft,
teertjes en kleintjes, en daarna een ballet, een
Spaansch, zooals dat hoort, en daarna een
Hongaarsch, uit de puszta. Dat is alles niet zoo belang
rijk, het is degelijk vakwerk, maar niets zeer bijzon
ders, maar het wonder en het vraagstuk blijft van
die kleine wezentjes.
DAN kom ik achter". In de garderobe. De
leidster van de troep, Frau Schaefer, staat mij
eerst te woord. Een dikke, gemoedelijke
Rijnlandsche met een Berlijnsch accent. Ze is al jaren in het
vak. Haar moeder begon vijfenveertig jaar geleden
met de eerste troep Lilliputters. Als jong meisje
groeide zij op tusschen de kleine dames en heeren"
(zooals de vakuitdrukking is). En toen zij volwassen
was, erfde zij met haar broer de troep, die nu, ge
scheiden en soms weer vereend, door Europa reist.
Op wereldtentoonstellingen worden de troepen
vereend, tot een stad met eigen theater. Nu reist de
stad in Duitschland, de variété-troep van dat
theater trekt door Holland; na Amsterdam Gro
ningen en dan zoo door. Als je eenmaal tusschen
de dametjes en heertjes gewend bent, wil je er niet
meer vandaan. Als ik een week vacantie neem,
verlang ik weer naar mijn troep. Ik geloof, dat ik
net zoo gehecht ben aan hen, als zij aan mij. We
zijn n groote familie, geen werkgever en werk
nemers."
Dan word ik geïntroduceerd in de kleedkamer.
Poeder, schmink, spiegels en licht, rommel van
costumes, schoenen, kleurig en druk. En daarin de
kleine dames van het ballet. Verlegenheid. Ik buig
diep, als ik mij voorstel. Kleine handjes, die zich in
de mijne leggen. Als ik zit moet ik mij bij het
gesprek nog iets voorover buigen.
Danst u graag?" Ja, ik doe het al mijn heele
leven. Wij hebben voor de balletten een Egyptische
dansleeraar. Een heel kundige man. Ik oefen eiken
dag. Nu wij twee voorstellingen hebben en tot de
finale moeten blijven, heb ik niet zooveel tijd voor
mijn oefeningen. Dat merk je dadelijk."
De eerzucht, artisten te zijn, goede artisten, net
als de grooten" ligt hierin besloten.
Een kofferradio op een der tafels brengt verslag
uit van de feestelijkheden op den Dam. Zij is het
trotsche bezit van een der ballerina's. Dat brengt
vroolijkheid in de kleedkamer en is goed voor de
lange uren van wachten. ,,En dan kunnen we ook
zenders hooren uit ons eigen land".
Wat dat land is? Polen, Letland, Estland,
HongaEen groep Lilliputters, waarbij de leden van den varieté-troep. In het midden Francesco en Annie, het verloofde paar
rije, Duitschland, Amerika, Italië, België. Eigenlijk
over de heele wereld. En nooit moeilijkheden. Geen
ruzie over politiek. Als de grooten maar evengoed
met elkander omgingen als de kleinen, zou het er in
de wereld beter uit zien", zegt de gemoedelijke
leidster.
De verlegenheid, beiderzijds, is iets verdwenen.
Het wordt gezellig in de ruime garderobe. Er wordt
gelachen, grapjes worden verteld. Alles in het
Duitsch, met een quasinonchalant Berlijnsch
accent: internationale artistentaal. Gelachen wordt
er veel; want deze menschjes hebben een sterk
gevoel voor humor, geboren waarschijnlijk uit de
noodzaak van verweer, van verdediging met gevatte
en snelle antwoorden.
Daar komt Francesco, de kleinste kleine heer,
zeventien jaar oud, vijfentachtig centimeter hoog.
Hij wordt vertroeteld door de grootere dames van de
troep. Een der ballerina's, de levendige Clara, dreigt
hem met haar vinger: dat is een kleine Casanova"
en dan hoor ik onder lachen en vroolijkheid het
verhaal van Francesco, den Italiaan, en Annie, de
beiden kleinsten, beiden zeventien jaar en beiden
verliefd op elkaar en nu. ... verloofd. Want eer
gisteren heeft Francesco bij Frau Schaefer gevraagd
om de hand van Annie. Maar Frau Schaefer heeft
gezegd, dat zij haar toestemming tot een huwelijk
niet kan geven voor Annie eenentwintig is. En toen
Annie dat hoorde heeft zij gezegd: wachten tot ik
eenentwintig ben ? Dan ben ik grijs en oud. Nee, nu
of nooit". En nu gaan zij in het voorjaar in New
York trouwen, wat, op de wereldtentoonstelling,
bovendien een goede Amerikaansche reclame is.
En toen de Sultan van Pontianak, die Zondag
middag de voorstelling bijwoonde, en in de kleed
kamer kwam, dat hoorde, heeft hij Annie op zijn
arm genomen en haar in triomf de gangen over
gevoerd. En hij schonk haar een gouden ring, die
hij van zijn vinger af schoof, en waar welhaast haar
h jele handje doorheen kan. En daaruit zal Annie nu
twee trouwringen laten maken, voor haar en
Francesco. En dan zal het een mooi paar zijn. En
Annie, die met haar achtenzeventig centimeter te
klein is, om zelf een deur open te maken, kijkt met
eerbied op naar haar bruidegom, die een hand
hooger is.
Wanneer dan de anderen, de grooten",1
verteederd op die kleine romance neerkijken, bedenkt
men, dat alles toch maar relatief is; ook formaat.
X^VERIGENS heeft die sprookjessultan bij die
V«/sprookjesmenscrien ook gezegd, dat de heele
troep maar naar Indiëmoest komen. Want daar
was nog geld te verdienen. Ja, daar waren we al"
vertelt de leidster. In 1913 enhetwasprachtig. Maar
toen kwam de oorlog en toen konden we niet meer
weg. En zoo hebben we daar rondgezworven, tot wij
over Australiëen de Philippijnen naar Amerika
konden reizen. Zoo iets moesten we nu weer doen."
Maar dan zegt de verstandige Hongaar Beke:
als er dan maar niet weer oorlog komt", en zoo
komt het gesprek op den oorlog, waar Beke groot
moedig Nederland buiten wil houden, waarbij de
eventueele mérites van de Maginotlinie bediscus
sieerd worden. Oorlog is voor variété-menschen de
grootste ramp. Onze troep bestaat uit zooveel
nationaliteiten. Wat zou daarvan terecht moeten
komen in een vreemd land. Nergens zijn wij
allemaal thuis. En zonder elkaar kunnen wij toch
niets beginnen. Als wij wel eens een maand met
vacantie naar huis gaan, verlangen we allemaal
weer naar elkaar en het werk terug." Deze
drieentwintigjarige jongeman is, als de meesten, zeer
intelligent en zeer op de hoogte van zijn tijd. Als
de anderen spreekt hij drie, vier talen en heeft hij
een levendige belangstelling voor hetgeen er rondom
hem gebeurt. Hij is een goed fotograaf en toont mij
mooie opnamen van Amsterdam.
Hij is vriendelijk en doceerend en vertelt mij van
zijn reizen. Amsterdam bewondert hij, maar hij
betreurt, de Koningin niet gezien te hebben. Bij een
dergelijke volte zou het ook niet makkelijk zijn. De
menschen zijn opjstraat toch al zoo hinderlijk. Dat
is ons grootste verdriet."
Nu is in eens het gesprek op de feestelijkheden.
Vanavond in ons hotel willen wij ook een klein
feestje maken, wat dansen. Komt u ook?"
IK ben gekomen. In het cafévan het hotel zaten
een paar heeren rustig aan een tafeltje. De
violist zat filosofisch bij een reusachtig glas bier,
de accordeonspeler schaakte met een anderen
hotelgast, een vriendelijken Belg, een Belgische
imitatie van den Amerikaanschen filmkomiek
Laurel, die met een imitatie Hardy, met sappig
Vlaamsch accent en sprekende gelijkenis als een
attractie bij 'n Laurel en Hardy-film optreedt en hier
ook woont. Eenpaar dam et j es zaten rustig te praten
over kleeren. Een heele zorg. Alles moet op maat
gemaakt worden. Schoenen, maat i8V2» kinder
klein, maar even duur als voor de grootste
damesmaat. Er is hier in Amsterdam een kleermaker, die
alles voor ons maakt. Hij kent nu onze maten. Kijk,
dit mantelpak heeft hij voor mij gemaakt." Een
jasje, een rokje, als voor een pop. En hoedjes
koopen wij hier ook. We wachten altijd tot we in
Holland zijn. Nergens hebben we zoo'n goeden
hoedenmaker." Kleine juweelen, ringetjes met
brillanten, horlogetjes. Alleen flinke sigaretten en
veel rooken.
Toen speelde de muziek weer en het gesprek
werd verbroken. De feestvreugde kwam los.
We hebben allemaal gedanst en een polonaise
gehouden dwars door het hotel. Voorop de dikke
Hardy met zijn collega Laurel, dan de eigenares, den
hotelportier en dan volwassen" gasten en Lilli
putters beurt om beurt. We hebben gezongen en
grapjes gemaakt. Maar ik zal van mijn leven het
gezicht van de passanten niet vergeten, die den
merkwaardigsten stoet laat in den f eestnacht, door
het hotelportaal zagen slingeren. Die voorbijgangers
moeten zich aan hun hoofd gegrepen hebben,
en zich voorgenomen hebben nooit meer zooveel
te drinken !
PAG. 7 DE GROENE No. 3197