Historisch Archief 1877-1940
Tooneel
?srttfF*4f!te&><
^ /a^Es^ r oWs? ^?^ <a /uh V^v^.^/-1^ s
'4?,
VAN DER LUGT EN HET WONDER
Openingsvoorstelling van Het Nederlandsen
Tooneel in den Stadsschouwburg met Pater
Malacnlns, mirakel" van Brihan Doherty.
DE wonderen zijn de wereld nog niet uit.
Maar de wereld wil van die wonderen niets
weten. Zij weet er geen weg mee, ontkent
ze maar liefst, en zelfs wanneer ze onder haar
oogen gebeuren, gelooft ze er niet aan, maar ziet
er ten hoogste een melkkoetje in. De kerk, welker
dienaar door God tot het doen van een wonder
wordt in staat gesteld, wil van dat wonder evenmin
iets weten. Ook zij weet er geen weg mee, ook zij
ontkent het maar liefst, en tracht het in den doof
pot te stoppen.
Zoo vormen in dit opzicht wereld en kerk n
front tegenover den eenvoudigen, bescheiden monnik
die het wonder verricht: Pater Malachius. Hij ziet
ongeloof alom, en wil de menschen bekeeren door
hun bij middel van een wonder te overtuigen. Zijn
geloof verzet bergen, maar bovendien een
dansgelegenheid, De Tuin van Eden", tegenover zijn
kerk gelegen, welk lichtzinnig etablissement op
grond van 's Paters gebed van zijn plaats opgenomen,
door de lucht geslingerd en op een rots in zee,
dertig kilometer verder, weer wordt neergezet.
Of hij niet luchtziek was geworden, informeert later
de Bisschop, die eenigszins achterdochtig het
mirakel komt onderzoeken en regelen, bij een van
hen die in de dancing tijdens zijn verplaatsing aan
wezig waren
Het is dan ook een heele schrik, wanneer men
denkt, rustig van den stoep van voornoemde,,tent"
het kerkplein op te stappen, en men stapt ineens
van een rots pardoes in de golven ! De exploitanten
Bell en Bleater zijn de paniek echter spoedig te
boven, en maken hun geheel vernieuwde zaak op
de rots tot een goudmijn door te prof iteeren van het
geweldig publiciteits-element, dat in het wonder
gelegen is. Dit tot groot verdriet van Pater Malachius
die in het danshuis op de rots een kapel had willen
stichten. Deze naïeve en brave priester had daartoe
het door Bell en Bleater voor hun gebouw geëischte,
fantastische bedrag willen opbrengen door het
leveren van waarheidsgetrouwe courantenverslagen
over het gebeurde aan den Amerikaanschen pro
motor, die natuurlijk ook al op het wonder af
gekomen is. Maar de Bisschop moet dit verbieden:
een brief uit Rome ontkent het wonder en beveelt
de grootste terughouding aan.
Het is een slag voor Malachius, maar als gehoor
zaam zoon der kerk voegt hij zich, en zoekt de
schuld in eigen zondigheid, daar hij in zijn vurig
ongeduld de menschheid met n slag wilde be
keeren, waar God in zijn ondoorgrondelijk bestel
hiertoe de langzame, eeuwenoude inspanning der
kerk zelfs nog niet afdoende wilde maken. Toch
wil de priester een uiterste poging doen, de ont
heiliging van het wonder door jazz en dansgirls
tegen te gaan, en op kerstnacht waagt de oude man
zich in het hol van den leeuw en begeeft zich naar
den nachtkroeg, waar het bedrijf in vollen gang is.
Tot hilariteit der reeds rijkelijk aan drank en aardsch
vermaak overgegeven aanwezigen vermaant hij
Bell, alsnog dit huis tot een bedevaartplaats te
maken. Wanneer dan de orgie hervat wordt, knielt
de monnik weer in gebed, en ziet, een tweede wonder
geschiedt: De Tuin van Eden wordt naar zijn oude
plaats tegenover de kerk teruggeslingerd. En Pater
Malachius maakt zich alleen maar bezorgd omdat
hij ook bij dit nieuwe wonder weer niet, gelijk hij
beloofd had, vooraf den Bisschop gewaarschuwd
heeft
MEN ziet dat de Amerikaan Doherty, wiens stuk
te New York met leekenspelers enorm succes
oogstte, met vrucht Chesterton gelezen heeft; en
de kerk krijgt wat haar toekomt (waartoe overigens
ook de bewerking" van Louis Thijssen" wel het
hare zal hebben bijgedragen). Haar dienaren mogen
wonderen verrichten als God ze dat toestaat, maar
zij mag daar skeptisch tegenover staan en van haar
kant de wonderen, waaraan ze geen behoefte heeft
of die ze inopportuun acht, verloochenen. Gelijk bij
Chesterton ook wordt hier geestig rondom heilige
dingen gedarteld zonder dat het oneerbiedig wordt,
daar een ondergrond van vroomheid gehandhaafd
blijft ook waar, hier en daar, het stuk een halve
klucht wordt. Een klucht echter, die navrant blijft
juist om het dooreenspelen van die drie elementen:
oprecht kinderlijk, begenadigd geloof; ongeloof;
kerkelijk opportunisme. En welks dialoog hier en
daar fijn-satyrisch is, en niet zonder diepzinnigheid.
Een essentieel verschil met Chesterton's De
Magiër" is, dat de daar verrichte wonderen desnoods
behalve als wonder, ook nog rationeel te verklaren
zijn door uit een bepaalden psychischen staat voort
gekomen zinsbegoocheling; als men wil zou men
zelfs Shakespeare's spoken nog zoo kunnen op
vatten. Pater Malachius bestaat echter met zijn
tweemaal getransporteerde dancing het hachelijk
ondernemen, onmiskenbare, ondubbelzinnige won
deren ten tooneele te brengen. Behalve, beide
malen, veel angstgekrijt, moet den eersten keer
eenig (te) primitief golfgeklots de suggestieve
stemming wekken. Aan het tweede wonder, dat
zich, afgezien van het aanvankelijk geschreeuw, in
doodsche stilte afspeelt, is het ook voor den
nietopzettelijk nuchteren toeschouwer moeilijk te
gelooven. Zeker zou een gegriezel a la De
Spooktrein" hier te ver zijn gegaan, maar iets meer van
den angst, spanning en vreemdheid van een Mirakel
had hier toch nagestreefd moeten worden.
Doch laten we spaarzaam zijn met onze ver
wijten. In den rustigen, gevoeligen, zachten en toch
helderen toon die hem ligt, heeft Van der Lugt
een kei van een titelrol gerealiseerd, een zoo zware
en psychologisch doordachte, tot in onderdeelen
levend gehouden, en zoo omvangrijke rol, dat men
zich afvraagt, hoe daarnaast nog gelegenheid bleef,
regie te geven in dit groot bezette stuk. Neemt men
dit in aanmerking, dan moet men over kleine be
zwaren heenstappen (b.v. dat de figuratie in de
laatste kroegscène zich wat minder op het eerste
plan dient te bewegen) en de verdiensten der ver
tooning onomwonden erkennen.
Ook het individueel spel der anderen viel te
prijzen; wij kunnen echter in dit bestek slechts
zeer weinig namen noemen. Van Gasteren was met
zwier een felle en geslepen kanunnik. Van Dalsum
gaf uitnemend den ietwat materialistischen,
zeurigen, skeptischen en goedleefschen Bisschop, die
echter allengs door Malachius' zuiverheid over
tuigd en dan vol meeleven is. Men herinnert zich
uit St. Joan hoeveel hij, reeds physiek, voor een
hoogen geestelijke mee heeft. Verrassend van
natuurlijke levendigheid was Tatia Wyma als Peggy
uit de dancing, de eenige die van den aanvang af in
Malachius en zijn mirakel gelooft en blijft gelooven,
ondanks de tegenkanting van haar verloofde
Andrew, 's Bisschop's broeder. Mien Duymaer als
huishoudster van den pater en vooral Tourniaire
als diens knecht, Jos van Gasteren als bar-girl die
met het gebruikelijk canailleuze basgeluid Bei mir
bist Du scheen" ten beste geeft, Jacques de Haas
als Andrew, Sternheim en Monnikendam als het
gewiekste, komiek werkende stel Bell en Bleater,
Paul Storm als de Amerikaansche promotor Bottle,
zij allen verdienen geroemd te worden, en ook het
samenspel was goed. Ludzer Eringa trof raak den
bekrompen rationalistischen Anglikaanschen domi
nee, die Malachius tart tot deze wedt, het bestaan
van wonderen te kunnen bewijzen.
Zoo heeft Cor van der Lugt Melsert zijn met
zooveel verwachting tegemoet gezien entree op de
belangrijkste post van het tooneel in ons land goed
er afgebracht, en wij kunnen slechts hopen dat
in den Stadsschouwburg der hoofdstad een reeks
waarlijk belangrijke daden, juist zonder angst
vallig den publieken smaak weer te geven, in den
smaak van het publiek zullen vallen en deszelfs
belangstelling voor het tooneel weer doen ont
waken. Het wonder dat hij als Pater Malachius
volbracht, zal hij dan, nu zijn huis met inventaris
uit Den Haag naar Amsterdam weggeslingerd is,
op zijn minst geëvenaard hebben. V. E. v. V.
PAG. 10 DE GROENE No. 3198