De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 17 september pagina 11

17 september 1938 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

TEMPO, PO, TEMPO! Over een zelfmoord EEN jong meisje, aldus schrijft Willy Haas in Das Spiel müden Feuer, een jong meisje heeft zelfmoord gepleegd; om haar vriend. Nadere omstandigheden onbekend. Beschouwen wij het gewone geval: zij heeft den zelfmoord gepleegd omdat hij niet meer van haar hield; of niet zooveel, als zij van hem. Tegenover de majesteit van zulk een dood, ik weet het, is het de plicht van alle fijngevoelige menschen, geschokt te zwijgen. Op zijn hoogst mag men heel zachtjes zeggen, dat het toch, hoe dan ook, verheffend is, dat in onze dolle jicht op het dagelijksch brood nog plaats is voor leen zoo grooten hartstocht. Maar ik'haatdeze menschen vol piëteit. De sprong in het eeuwig onbekende, zelfmoord genaamd, moet voor denkende wezens het uitgezochte thema zijn, de toetssteen van hun kritisch vermogen, hèt,, leg aan en geef vuur" van Kierkegaard, het zich voor doen van het belangrijkste, wat er te zeggen is en onvoorwaardelijk gezegd moet worden indien ,,über haupt" het menschelijk denken een zin heeft. Ik wil probeeren daarover te spreken; zoo, als men spreekt wanneer men niets verder weet dan het feit van den zelfmoord uit ongelukkige liefde. DE schuld van den man is groot. Nooit, sinds er zelfmoorden bestaan, heeft een zelfmoord uit liefde plaats gehad zonder dat de andere, de over levende, het in zijn diepste innerlijk, in diep* onbe wuste ijdelheid zoo gewild had; in den wensch, de waarde van zijn Ik door het onweerlegbaarste van alle bewijzen bevestigd te vinden, dat een ander onder de verdoovende uitstraling van dit Ik zijn eigen Ik als een leeg niets heeft weggeworpen. ledere zelfmoord uit liefde is te vermijden: men moet alleen maar den wedren, wie van beiden het eerst met liefhebben ophoudt, niet voor het oog der heele wereld brillant en zichtbaar willen winnen. Deze schuld is zeer groot. Maar zij is tegelijk ook zeer klein. Ieder die graag bemind zou willen worden, een beetje meer, slechts een heel klein beetje meer dan hijzelf bemint, draagt reeds deze gansche schuld in de kiem in zich. En nog grootere: hij is alleen te laf, om dit uiterste ten einde te kunnen denken. Hebbel's ondoorgrondelijk koud dichtergeweten is steeds weer door een mystisch probleem bewogen geworden dat drie, vier maal gevarieerd, in zijn Dagboeken voorkomt: men zou een moordenaar kunnen vergeven, als hij zeker geweten had; dat de levensjaren, die hij den ander ontnam, bij zijn eigen leven gevoegd zouden worden. Uit de sym bolische orde van den tijdelijken levensduur tot de orde van het levensgevoel, het ik-bewustzijn terug gebracht, is het dit argument, waarop zich de over levende voor zijn vergiffenis mag beroepen: hij heeft een vreemd levensgevoel, een vreemd ik-bewustzijn aan zijn eigen toegevoegd. Misschien houdt het hem werkelijk langer in leven, zoo hij ernstig aan zich zelf twijfelt? En dat doet hij immers klaarblijkelijk. Dan zou het, van de meedoogenlooze natuur uit gezien, begrijpelijk zijn. MAAR ook de schuld der zelfmoordenares is groot, zeer groot. Wij weten het allen: men begaat zelfmoord uit liefde omdat men niet wil ophouden, lief te hebben; omdat men het, voor zich persoonlijk, niet als waar heid wil erkennen, dat vroeg of laat iedere harts tocht in den stroom en veelvuldigheid der dagen ondergaat; omdat men de groote uitzondering zijn wil. Maar men sterft toch in ieder geval aan volkomen liefde, ook zonder revolver, gif en strik. Blijft er dan iets over, dat niet verzengd wordt en niet op nieuw geboren zou worden ? Ariadne, de minnares bij uitstek, is schijnbaar trouweloos: zij sterft niet in haar grot op Naxos, door Theseus verlaten, maar een andere Ariadne treedt uit de grot te voorschijn, die slechts toevallig dezelfde gestalte, hetzelfde gezicht heeft. De wereld weliswaar weet het niet. De zelfmoordenaar echter wil, dat de wereld het moet weten. Omdat hij het zelf niet weet! Ach, ik vrees dat de zelfmoord slechts een vlucht is in de onzekere zielsverhuizing tusschen dezeren generzijds voor de rampzaligen, die zich zelf in het generzijds iets willen bewijzen, wat hun in het dezerzijds onbewijsbaar is: ontbinding en overgang in iets anders, dood en opstanding: het doel der liefde. Zij willen zich dwingen, zoolang te blijven liefhebben, tot dat er is. Ik vrees dat de geliefde weinig reden heeft, ijdel te zijn op den zelfmoord der geliefde: zij hebben elkaar niets te verwijten, heelemaal niets. Zij zijn een gelijk paar: menschen die iets metaphysisch vertegenwoordigen. Onvolledige dichters aan zich zelf. DE schuld der wereld is het grootste. Waarom jagen en rennen wij, waarom drin ken en schreeuwen en debatteeren wij, waarom zitten wij in de bars en café's en schouwburgen, waarom hebben wij gedachten, die uit het duister een beetje fonkelen en dadelijk weer uitdooven, waarom leggen wij ons lusteloos bij elkander neer en staan lusteloos weer op; waarom draaien wij deze roteerende schijf in razend tempo, hijgend, ademloos, zonder rustpoos, wanneer wij er niet ns een vertwijfeld mensch dadelijk kilometers ver van de plaats zijner vertwijfeling mee kunnen w gslingeren ? Het ware de eenige zin dezer zinneloos heid. Ik zou ieder, die het Damrak afraast, willen staande houden. Ik zou ieder, die in bars zit, bij de schouders willen pakken. Ieder, die op de Beurs schreeuwt, ieder, die in filmateliers rondwoedt: Meneer, het helpt niets, het helpt niets ! Er heeft zich niettemin een meisje uit wanhoop van kant gemaakt! Gaat u zitten ! U heeft uw taak slecht volbracht !" IK zou dat vóór alles tot mijzelf willen zeggen, die een arm meisje met deze paar invallen niet meer zal verstrooien.... De lineaire Eekmao fan Engelman Tentoonstelling bij Santee Landweer, A'dam HET eigenlijke schilderen, het schilderen zooals wij dat in de Westelijke landen, op de as Holland-Vlaanderen-Frankrijk-Spanje verstaan, het schilderen dat voor een zeer aanzienlijk deel gebaseerd is op het uitwegen, het contrasteeren en harmonieeren van kleurtonen, danken wij niet aan de getijdenboeken van Turijn en Chantilly, maar aan de groote Venetianen. Zij eerst hebben goed begrepen, hoe de contouren van het tafereelsvlak zich kunnen laten gelden, zonder nog als contour te worden waargenomen, hoe zij worden weggeschilderd in de glijdingen van de kleur. Het was een vermogen, dat te verwerven viel, na het vermogen om met de perspectief de illusie van het ruimtelijke te schenken. Slechts een geniale eenling, Grünewald, was hun voor: voor hem waren ruimte en kleur reeds n probleem. Wie het Isenheimer altaarstuk goed bekijkt, vindt daar een polarisatie van de kleur die verbijsterend is. Om den verrijzenden Christus heen waaiert een licht van een wonder lijkheid, waarbij de stoutste pogingen van de luministen op kinderwerk beginnen te lijken. Alle kleurenreproducties van dat altaarstuk falen jam merlijk. VAN het eigenlijke" schilderen te spreken, waar men schilderkunst ontmoet die, hoe ver verwijderd dan ook, aan de Venetianen schatplichtig is, beteekent geen endere mogelijkheden uitsluiten. Het is alleen onjuist te ontkennen, dat zij definiAls U geregeld losse nummers koopt hebt U kans dat juist het nummer dat U speciaal interesseert U door een of andere oorzaak ontgaat Neem liever 'n abonnement tieve" dingen hebben gevonden voor het kleurvermogen, dat een schilder van het ezelstuk een man is ,,qui s'exprime au moyen des couleurs et rien de plus", om met Cézanne te spreken. Dit is weer niet heelemaal waar, doch het komt de waar heid nabij. De schilders van dit oogenblik zijn van de heerschappij der kleur niet los, zij zijn niet los van het impressionisme (dat de consequentie, de eenzijdige overdrijving van het streven der Venetia nen werd) en de nieuwe decoratie, de nieuwe mo numentaliteit ontstond nog niet. Zij is hoogstens voorvoeld, in de praeraffaëlitische monumentaliteit der Negentigers van ons land. Zij bleef schim. EEKMAN is vooral daarom een merkwaardige figuur, en een uitzondering, wijl hij een teekenaar is, een teekenachtig talent dat zich in kleur uitdrukt. Het lineaire in hem is zóó sterk ontwikkeld, dat het door alles heen dringt en de basis vormt van iedere voorstelling. Het heeft er den schijn van, dat Eekman zelf deze hegemonie wil bestrijden en wel door het toepassen van ruige gronden" in zijn schilderij. De plamuur is bijzonder van samenstelling, zij geeft een ondergrond die wond" is en de werkingen der spaarzaam toe gepaste kleur en glacis als in korrelen opneemt. Maar dit bedriegt u niet, al kan het aangenaam wezen voor het aanzien der materie. De lijn, de bouw, krijgt in de voorstelling het accent. De menschen die hij uitbeeldt zijn niet opgenomen in een zinne lijke atmosfeer, zij blijven groot-geteekende typen, die zich handhaven in het vlak. Soms zijn zij in gelegd", als een partij in een email-schildering. Het is makkelijk te zien, dat Dürer en Brueghel voor Eekman twee grooten zijn die hij bewondert. Er is geen sprake van slaafsche navolging, er is wél sprake van overeenkomst in mentaliteit. Eekman is de uitbeelder van stoere, rustieke, men zou zeggen van bijbelsche menschen in een eenvoudige om geving. Zelden zijn ze drastisch bezig, ze zijn traag, au ralenti, en wegen hun gebaar. Zij laten ook in de nederige bezigheid het plechtige en gewijde niet los. En zij zijn, bijna stuk voor stuk, te decoratief gedacht om in de lijst van het schilderij te blijven. Voor Eekman, die altijd een opmerkelijk talent was, vooral in het graphische, schijnt de tijd gekomen, te overwegen of hij zich niet moet richten tot de groote, decoratieve voorstelling. De tentoonstelling bij Santee Landweer geeft een goeden kijk op zijn kwaliteiten. In een doek als de Thomas", eigendom van de Bijbelkiosk Vereeniging, is daarvan het beste bijeen: het gebaar der groote handen is imposant, het gezicht is van een veegheid die treffend karakteristiek mag heeten. Alles drukt twijfel uit. Maar geenszins twijfelachtig is de vaste, teekenachtige teekening van het geval. Het schilderij Thomas" van Eekmon PAG. II DE GROENE No. 3198

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl