Historisch Archief 1877-1940
De strijd tegen
de malaria
In verband met het Internationale Congres
voor Tropische Hygiëne, dat in het Koloniaal
Instituut gehouden wordt van 25 September tot
i October, vestigen wij de aandacht op onder
staand artikel.
HET is moeilijk na te gaan, wie op Java de
oudste rechten zou kunnen doen gelden, de
Mensch of de Anopheles, maar zeker is in
elk geval, dat laatstgenoemde nooit ernstig]trachtte,
haar onbetwistte heerschappij over de lage kust
streken uit te breiden tot in het binnenland, vóór
de mensch aan den status quo een einde maakte.
Toen echter, vooral aan de noordkust van
WestJava, moerassen drooggelegd werden, trok Anophe
les op verovering van nieuwe gebieden uit, zonder
daarbij de oude voetstoots prijs te geven.
Op dezen veroveringsmarsch werd zij in de meeste
gevallen gestuit door droge terreinen: kina of thee
tuinen, dan wel wildhoutbosschen. Er bleek echter
een bres te bestaan: van de Krawangsche kust
strekken de sawah's zich practisch ononderbroken
uit via Poerwakarta tot op de Tjiheavlakte, waar,
op meer dan 100 km van de kust, een waar
muskietendorado te vinden is. Daar bereikte in de
tweede helft der vorige eeuw Anopheles dan ook
het toppunt harer macht en zóó berucht werd het
Tjiheagebied, tegen de westgrens van het regent
schap Bandoeng gelegen, dat de bevolking,
tengevolgde der malaria zeer in sterkte afgenomen en
niet meer in staat haar oogst binnen te halen, ook
van elders geen hulp meer kon krijgen. In deze
werkelijk hoogst verontrustende phase werd (in
1885) het beroemde Tjiheaplan" in studie genomen
en kort daarna ook werkelijk uitgevoerd : een veel
omvattend project, dat de saneering van het gebied
beoogde door het aanleggen van muskietvrije
aanen afvoerleidingen voor irrigatiewater, het schoon
maken van sawah's na den oogst, het opruimen van
overbodige moerassen enz.
IN 1904 was dit werk voltooid, de Tjiheavlakte
was ontelbare vernuftige en kostbare water
regelende kunstwerken rijk en toen ook de malaria
een zeer sterken teruggang vertoonde, scheen het
pleit beslecht. Scheen, want de verbetering bleek
van tijdelijken aard.
Wat was de oorzaak? Onkunde der bevolking.
De brave tani had in het gunstigste geval met ver
bazing of goedmoedige spot gekeken naar de inge
nieurs en werklieden van den Provincialen Water
staat, die zich toch zoo druk maakten met den
aanleg van sluizen, duikers en kanalen, maar om
van hem nu te eischen, dat hij mee zou werken aan
het instandhouden der constructies, was wel wat
teveel gevergd. Nog een tweede factor deed zich
gelden: de Tjiheavlakte stond nu eenmaal in een
kwaden reuk, zoodat verscheidene sawah's bij ge
brek aan nijvere handen braak moesten blijven
liggen. Toch dienden ook deze onbebouwde akkers
bevloeid te worden, wilde het water wél geculti
veerde belendende perceelen kunnen bereiken,
maar elke Anopheles stichtte natuurlijk dankbaar
een gezin in het paradijs van strootjes en
moerasplanten, dat de braak liggende sawah's opleverden.
Aldus faalde aanvankelijk het grootsche werk
van Waterstaat, doch toen ook de Dienst voor de
Volksgezondheid in het geweer werd geroepen, kwam
de overwinning in zicht: een strenge controle op
het naleven der voorschriften en het onderhouden
der saneeringswerken, gepaard aan een uitgebreide
propagandistische werkzaamheid bewerkten, dat in
1920 de gezondheidstoestand in het eigenlijke Tjihea
gebied zelfs gunstig afstak bij die in andere streken.
De muskieten trokken verder naar het wes
ten en tastten de streek om Tjiandjoer aan,
waar malaria voordien onbekend was. Vanuit het
nieuwe veroverde gebied deed Anopheles zelfs regel
matig uitvallen naar het terrein, dat zij zoo juist
prijs had moeten geven. Waterstaat en Dienst voor
de Volksgezondheid openden een krachtig tegen
offensief en slaagden erin, het front naar het Westen
te verplaatsen. Daarbij echter wachtten nieuwe
moeilijkheden. De bevolking in het Tjiandjoersche
had namelijk de gewoonte, de jonge rijst op ver
schillende tijdstippen in den grond te brengen,
zoodat naast een sawah met rijpe padi er een met half
rijpe ofwel met juist uitgeplante bibit kon worden
aangetroffen. De groote moeilijkheden, aan dit
gebruik voor de malariabestrijding verbonden, sprin
gen in het oog: steeds verkeerde er rijst in een
ontwikkelingsphase, dat zij veel water noodig heeft,
water, dat tevens de voornaamste levensvoorwaarde
voor Anopheles beteekent. Door een speciale
cultuurregeling, die voorschrijft, dat slechts 1/3 deel
van de sawah's in den drogen moesson bevloeid
mag worden, zoodat 2/3 gedurende dien tijd geheel
droog kan liggen, wist men het meerendeel van
de funeste gevolgen der onregelmatige bebouwing
tegen te gaan, zonder de aan oude gewoonten nu
eenmaal zoo zeer gehechte bevolking al te sterk in
het harnas te jagen. Bij deze moeilijkheid kwam
nog een tweede: in de streek, waarnaar het front
zich verplaatst had, pleegt de bevolking de
ondergeloopen sawah's als vischvijver te gebruiken. Echte
vijvers had men ter beschikking voor het
kuitschieten, doch zoodra het jonge broed een bepaalde
lengte bereikt had, werd het overgebracht naar de
sawah's. Deze moesten dus permanent onder water
gehouden worden en daar de vischkweekerij in niet
onbelangrijke mate bijdraagt tot de volkswelvaart,
Alleen voor heeren
kon men er niet mir-nichts-dir-nichts een einde
aan maken. Nu werd ook de Dienst der Visscherij
gemobiliseerd in den malaria-oorlog met het resul
taat, dat dit lichaam een vischkweekmethode
uitexperimenteerde, die als zoodanig even goede resul
taten geeft, doch bovendien het assaineeringswerk
ondersteunt.
DANK zij deze en nog vele andere maatregelen
kan van het Westelijk Front gemeld worden,
dat ook hier de overwinning op Anopheles wel niet
lang meer op zich zal laten wachten: moest schrij
ver dezes, toen hij in 1937 de assaineeringswerken
toonde aan deelnemers van déin Bandoeng onder
auspiciën van den Volkenbond gehouden Conference
for Rural Hygiëne mededeelen, dat in verschillende
kampoengs van het Tjiandoersche bijna geen enkel
lid der bevolking vrij was van malaria-plasmodiën,
thans blijkt het milt-indexcijder tot een fractie
teruggeloopen, terwijl ook het schoolverzuim met
85 pCt. is verminderd.
Nu deze resultaten bereikt zijn, gaat de malaria
bestrijding, door ervaring wijs geworden, een groote
verandering brengen in haar taktiek. Want wel
kan men, voortgaande op den ingeslagen weg, dat
wil zeggen, het front steeds naar het westen op
schuivend, stellig steeds nieuwe overwinningen blij
ven boeken, maar de kans is groot, dat de opge
dreven muskieten dan ook de thans nog onbesmette
gebieden van Buitenzorg en Soekaboemi zullen
aantasten. Teneinde den strijd te bekorten, wordt
aan Anopheles den pas naar deze gebieden afge
sneden: ver naar het westen, in nog onbesmet ge
bied wordt een nieuw front gevormd, dat naar het
oosten verschoven wordt tot het huidige strijdperk
zal zijn bereikt en Anopheles, opgesloten tusschen
twee fronten, in het centrum van West Java defi
nitief zal zijn verslagen.
De ware pijpenrooker
7EEL mannen kan men zien
met een pijp in den mond,
maar daarom hoeven zij
nog niet de echte, ware, waarach
tige, verfijnde pijpenrookers te zijn.
Het goede, deskundige, genotrijke
pijpenrooken berust op een ervaring
van lange jaren, een aangeboren
vermogen van droog rooken", een
tot ?inancieele offers bereide
collectionneurswoede voor het bijeen
brengen van de beste pijpen....
Een pijp moet langzaam gerookt
worden en mag niet uitgaan. Zie
daar het beginsel van alle
pijpenrookerswijsheid. Degenen, die men
tien, twintig keer in het halfuur
hun pijp opnieuw ziet opsteken
omdat hij uit is, kunnen maar
beter sigaren rooken of de door eiken
waren pijpenrooker zoo hartgrondig
verfoeide sigaretten. . . . Dan is er
de kwestie van de tabak. Slechts
wie een ijzeren maag heeft en een
ijzeren hart, zal op den duur de
vochtige, gesausde Amerikaansche
en Engelsche tabakken verdragen,
al is het voor den nieuweling ten
dezen natuurlijk uitermate
verlokkelijk, in een van de groote
Londensche huizen op dit gebied,
buiten de standaardmerken, naar
eigen voorkeur en persoonlijke
smaaknuance zijn eigen samen
stelling te laten mixten. Ook, en
terecht, vindt men liefhebbers van
de geurige Belgische Semois of een
van de krachtige Fransche
staatsmerken, maar dat is toch nog vrij
zwaar rooken. Het beste houdt men
zich aan een van de
goed-vaderlandsche soorten van canaster,
varinas, portorico of heerenbaai,
mits van werkelijk goede kwaliteit.
Daarin is nog speelruimte genoeg
voor ieders keus naar eigen smaak,
en men rookt dan tenminste tabak
en geen kunstmatige, scherpe
geurtjes van zoetig pruimensap of nog
schadelijker opiaten. If-ts anders
is natuurlijk, maar dat is een be
trekkelijk zeldzaam buitenkansje,
als men echte, uit Cuba geïmpor
teerde Havanna-tabak, van een
der groote fabrieken, kan krij
gen. ..
'C'EN sigaar gooit men weg als
???' hij op is; tot zijn pijpen komt
een rooker in een zekere.persoonlijke
verhouding te staan, die in den loop
des tijds tot liefde kan groeien.
Want een straf rooker moet er
verscheidene hebben, niet alleen
omdat, evenals bij onze dassen,
varietas delectat", maar ook om
dat een warm gerookte pij p eerst moet
afkoelen en dus tijdelijk door een
ander worden vervangen. Een goed
doorgerookte pijp, met schrapper
en cleaner zorgvuldig schoon ge
houden en, indien van hout,
ingewast, is een soort kunstwerk dat
den rooker de voldoening schept
van koning Pygmalion tegenover
zijn schepping. . . .
Met iets als ontroering zie ik mijn
welgeteld 43 pijpen in hun rekken
hangen, en zij zijn als even zoovele
goede, welbekende vrinden: wat
hebben wij samen al niet, een
menschenleeftijd lang, meegemaakt!
Ze komen van over de heele wereld.
Daar zijn de tallooze vormen der
lange en korte steenen gouwenaars
van Goedewaagen maar die te
rooken is niet ieders werk en ieders
smaak. Er zijn lees-, loop- en
wsrkpijpen. Er zijn de prachtige
Peterson's uit Dublin, zeer groot,
met het rookgat niet in het midden
maar naar boven, zoodat de rook
niet op den tong kan bijten. Ik zie
de meerschuimen pijpen met
barnsteenen mondstuk: natuurlijk niet
het goedkoopere (en zwaardere!)
geperste, maar het gesneden
meerschuim, vederlicht, de kop bij
sommige vuistgroot en donkerbruin
doorgebakken, en zoo broos en
brekelijk dat ze een bizonder voor
zichtige behandeling vereischen en
nooit uitgeklopt of met puntig staal
ruw uitgepeuterd mogen worden.
Tientallen vormen, systemen, met
of zonder tube erin, van het kleine,
elegante straat-pijpje dat nauwe
lijks meer tabak dan een sigaret
kan bevatten, tot de groote staande
leespijp uit Grootvaders tijd, met
den geschilderden porceleinen kop
en het lange roer van Weichselhout.
Ik zie de goudron-pijpen met ver
wisselbaar langen of korten steel
resp. voor in den fauteuil of aan de
schrijftafel; de hier minder bekende,
maar uitstekende Fransche pijp
van heidewortel, met reservoir, de
vele en veelvormige, groote en kleine
Engelsche pijpen, alle voortreffe
lijk. . . . Er zijn er van eboniet, van
binnen met meerschuim bekleed; er
zijn de groote poreuze Duitsche
klei-pijpen met een verwisselbaren
kop die uitgebrand kan worden en
dan weer sneeuwwit is; vele andere,
teveel om op te noemen.... Een
van geurig Weichselhout met
buigbaren steel; een prachtstuk van een
ruw-bruyère Dunhill, zoo groot dat
er wel een half ons tabak in kan en
waar ge tot uw roman uit is !
wel een uur aan te rooken hebt
zonder dat ze uitgaat. Een groote
kalebas, edel van vorm, met
meerschuim van binnen. En het kleine,
gele, van onderen (om te staan)
afgeplatte pijpje dat mijn vriend
de kapitein voor mij uit Mexico
meebracht, licht en vurig als een
kolibri. . . .
Pijpen. . . . !
ERNST VAN DAELE
HEERENKLEEDING VOOR
VADER EN ZOON
TOT REDELUKE PRUZEH
ADRIAAN SCHAKEL
HEILIGEWEG . TELEfOON 37273
AMSTERDAM
,,'t En is geen man
Die niet rooken kan."
Zegt een spreekwoord van heel lang geleden
Ik zeg nog meer :
,,'t £n is geen heer
Die zich niet bij A. Schakel laat kleeden."
PAG. 15 DE GROENE No. 3198