De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 17 september pagina 18

17 september 1938 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

Groot-toerisme Avond in de jungle NA den snikheeten Junidag is de weldadig-verkoelende avond gedaald over de eindeloosheid der Afrikaansche wildernis; het strakke hemelsblauw heeft plaats gemaakt voor een teeren pasteltint, en aan de westerkim duiden een paar vurige strepen de plek aan, waar de zon kort geleden bloedrood is onder gegaan. Aan den wijdgespannen hemelkoepel begint, in het oosten, een vroege ster te schitteren. Mensch en dier herademen en snuiven begeerig de van exotische, zoete geuren be zwangerde avondlucht in. Zwijgend gaan wij achter elkander op het nauwe boschpad, dat ons is gewezen door den eigenaar van het kleine Congoleesche hotelletje, hier aan den rand der beschaving, waar wij voor enkele dagen onzen intrek hebben genomen. Reeds na enkele minuten gaans staan wij aan den rand der onafzienbare, wijde, wijde vlakte: de grassteppe van Njangwe-Kitoemi. Het is een zeldzame gewaarwording, ons de eenige menschen te weten op een uitgestrektheid van duizenden hec taren, in een zoo absolute stilte als het immer aan gedruisch gewende oor van een Europeaan zich nauwelijks kan voorstellen; zij valt ons, na de lange uren van autorijden dubbel op. Langs den woudzoom gaan wij nu verder. Merkwaardig contrast: links de wijde, lichte vlakte, boomloos, ver laten; rechts het ondoordringbare, somber-zwarte oerwoud, waarin het wild huist, dat het doel is van onzen avondlijken tocht. Zorgvuldig den afstand bewarende, den vinger aan den trekker van het geweer, gaan wij geluidloos door het hooge gras, scherp turend of niet het silhouet pan een jungle-dier zich losmaakt uit den woudrand om te gaan weiden op de vlakte. Maar wij hebben geen geluk, mede doordat wij onder den wind loopen. Een paar honderd meter naar links wijst een groepje boomen de drenk plaats aan, waarvan de inboorlingen ons hebben gesproken. Roerloos spie gelen de boomen zich in het rimpellooze meertje, dat daar droomverloren ligt in de wijde vlakte, onder den strakken pastelblauwen hemel. In het hooge gras leggen wij ons in hinder laag, een half uur, een uur lang, tevergeefs. Niets komt de volkomen stilte verstoren, en wij besluiten terug te gaan; misschien hebben wij, thans boven den wind gaande, meer jagersgeluk, al durven wij het nau welijks meer hopen. Het is al haast donker. Maar de jachtgoden zijn vanavond tóch met ons. Plotseling blijft mijn metgezel, die vóór gaat, staan, mij met een handbeweging beduidend, zijn voorbeeld te volgen. Wild ! Voor ons verraste oog, dat aan de duisternis thans is gewend, vertoonen zich, geen honderd meter van ons verwijderd, zes, acht, negen silhouetten: een kleine kudde herten, die rustig grazen op de vlakte, dicht bij den woudzoom. Uiterst behoedzaam, den vinger aan den trekker, naderen wij hen; op schotsafstand gekomen blijven wij staan. Maar geen schot valt. Wij zien elkaar aan, begrijpend en dan, als op een onhoorbaar commando, laten wij beiden ons wapen zakken; geen van ons beiden kan het over zijn hart ver krijgen, deze vreedzame rust te verstoren. En vóór wij gelegenheid krijgen, op dit besluit terug te komen, ontnemen de dieren ons daartoe de kans: plots heeft een der herten onraad bespeurd: snuivend steekt hij den kop omhoog, blijft een oogenblik, als in beraad, stilstaan, en dan neemt hij, zoo snel zijn pooten hem kunnen dragen, de wijk naar het veilige bosch. In een oogwenk volgt de kudde den leider de grond dreunt onder hun wilden galop. De stilte keert weer, maar de ban is gebroken. Wij worden ons ervan be wust, dat het nacht is geworden, en tamelijk kil. Snel gaan wij het bosch pad terug; op een open stuk dat wij passeeren staat de grondmist een meter hoog; wat twee uur geleden een grasveld was, is nu een spookachtig meer van watten, waar wij doorheen moeten waden. In de open voorgalerij van het hotelletje zitten wij, onder het genot van een whisky-soda nog lang na te genieten van den onvergetelijken avond, sigarettenwolkjes blazend in Avonostemm/ng aan oe drinkplaats Het roerlooze meertje aan denjand van de Njangwe vlakte, dat bijna Hollandsen aandoet den zwarten Afrikaanschen hemel, waaraan milliarden sterren staan te flonkeren. In de verte klinkt monotone negermuziek; snaargetokkel en een doffe trom.... Afrika roept! AFRIKA roept. En waarom zoudt gij aan dien verlokkende roep stem geen gehoor geven? Want.... ik hoop dat het geen desillusie voor u is, maar het Afrika, waarvan ik u hierboven vertelde, is niet ver. Immers: Het Congoleesche hotelletje is een pension, het ligt te Hoenderlo; niet aan den rand der beschaving, maar aan dien van het Nationaal Park De Hoge Veluwe; de onafzienbare grassteppe van Njangwe-Kitoemi zal men u daar wijzen, als ge den weg vraagt naar de Wildbaan, en daar kunt ge 's avonds alleen zijn op 6000 hectare Nederlandsche jungle. Vindt ge den term oerwoud" overdreven? Probeer er dan maar eens drie passen in te doen.... De drenkplaats, waar van ik u sprak, heet Deelensche Wasch, en is een rimpelloos vennetje, waar van de foto de schoonheid maar half kan weergeven. Geweren hadden wij niet bij ons, wel fototoestellen, daar kan men ook mee jagen. Ons schot bleef echter niet achterwege uit sen timentaliteit, maar wegens gebrek aan licht. Maar de herten waren echt, en de stilte en al het andere. Behalve natuurlijk de whisky, want het pension had geen vergunning. We hebben dus thee gedronken; het snaargetokkel en de doffe trom kwamen via een naburigen luidspreker uit de Avro-studio. Maar negermuziek was het.... Het trekken van een moraal uit een en ander wordt desgewenscht den lezer gaarne overgelaten.... ANDRE GARF gmlMHIlHIIHlUfflIlllUlmffl HiHitiiiiniiiifiHiiiiiiiiiuuiiiiiiiffirifiiniiiinunn M. O. Dat het boek hier en daar ondui delijk is, is iets wat we in iedere spraak kunst aantreffen. Had de schr. op de inhoud iets laten vallen, dan zou het geheel aan bruikbaarheid gewonnen hebben. De schrijver heeft zich op vee! jongere lezers ingesteld. .Dit stuk had beter weggelaten kunnen worden. Daaraan heeft men alleen iets bij na dere mondelinge toelichting. Ik vind hier een hinken op twee (dat is het ware hinken niet Char.) gedachten, die me trouwens wel vaker is opge vallen. Laat mij U, voorzover U daar voor interesse hebt, een anecdote voorleggen. Deze stijlfiguren zouden moeten behandeld worden om de artistieke rol die ze te vervullen heb ben in dit gedicht. Dit kunnen we het best aan het volgende voorbeeld dui delijk maken. Dit blijkt vooral, waar het niet om de afzonderlijke elemen ten van een complex gaat, taalkundig uitgedrukt: om de naamwoorden, maar om hun wederzijdse verhouding, d.w.z. om het werkwoord." (Levende Talen. Berichten en mede delingen van de Vereniging van lei'aren in levende talen, no. <jy). ,,De briemolige verloochening van Petrus." (H.) ,,Boven de straten zullen rueetbeve lichtarmen worden aangebracht." (NU. v. h. N.) De juiste term op de juiste plaats ,,Aan Duitschland is duidelijk te kennen gegeven, dat Engeland de ge welddadige oplossing van het vraag stuk niet met leede oogen zal kunnen aanzien." (R.) ,, Reeds werd als opvolger genoemd de heer P. Mulder. Na ommekomst van dit laatste zou hem de functie van chef worden toevertrouwd." (T.) Verrassend bericht ,,Z. K. H schaarde zich vervolgens om het kampvuur." (H.) Paindeluxe-brood ,,Gisteren herdacht de heer de Groot den dag, waarop hij voor 30 jaar ge leden tot lid van den raad werd ge kozen." (H.) ,,Hoe komt de Commissaris tot zijn aanbevelingslijst ? Kenig nader voor schrift hieromtrent bestaat niet." (H.D.) Slechts alleen door samenwerking zal dat mogelijk zijn." (H.) ,,Uetnnalige uitkeering van Jo gul den." (r.) Persoonlijkheden ,. Doctor Mengelberg dirigeert per soonlijk." (H.) ,,Hij had de bom persoonlijk ge vonden op zijn schrijftafel, na het ontbijt." (H.) Naasting ,,Naast de kinderkamer bracht de Koningin-Regentes haar ook met haar volk in aanraking." (H.D.) Xaast op hun stuk staan zijn ook positieve plannen noodig." (G.) Naast ^4 passagiers voor de luxehutten is er plaats voor 458 passagiers eerste, 453 toeristen en 209 derde klasse." (H.) Slechts n ding mogen we niet doen; er mag geen disharmonie tussen werkwoord en onderwerp zijn." (Levende Talen, no. 99) Nog een ding mogen we niet doen; er mag geen disharmonie tussen de delen van een zin zijn. Il faut souffrir pour tre belle Hallo, Dames ! Knippatronen naar maat. Alle patronen worden volgens het fransche systeem op het lichaam der dames gespeld." (F. Smit, Coupeur, den Haag) JUIUIJIIIIJlllllllllllllllllllllllllllllllllllHllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIHIUIIlllmillllllllllllllll llllllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIUIIUli: PAG. 18 DE GROENE N». 3193

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl