De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 17 september pagina 4

17 september 1938 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

BUCHMAN ALS LEIDER Dictatuur van den geest en dictatuur der instincten IN het zeer belangrijke boek van Dr. Hans Ruin: Narren en Apostelen, heef t het laatste hoof dstuk tot titel: De dictatuur van den Heiligen Geest". De schrijver toont zich hier een warm pleitbezorger en aanhanger van de Oxfordgroepen. Bij menigeen zal, na de lezing van de klare en diepzinnige critiek, welke Pruin op de bestaande verhoudingen in Europa geeft, de eindconclusie is het laatste hoofd stuk getrokken een zeer gemengde waardeering opToepen. Sprekende van de dictatuur der instincten zooals deze in enkele voorname landen van Europa aan den dag komt, bepleit Pruin daartegenover de geestelijke dictatuur, onder leiding van den Heiligen Geest, waartoe hij in Frank Buchman den aan gewezen leider ziet. Trekt men deze dictatuurparallel verder door, dan volgt daaruit, dat de door Pruin opgestelde for muleering van het doel der Oxfordgroepen en de verschillende dictatuur verschijnselen in Europa, in wezen geen tegenstellingen zijn, doch twee elkaar beconcurreerende aequivalenten. Want wat de schrijver van Narren en Apostelen" in het nationaalsocialisme weet te waardeeren, ziet hij beves tigd in het werk der Groepen. Dit n.l.: de doorbraak van den wil tot overwinning van het onmogelijke over het mogelijke, de zege van een fantastisch profetisme door het oplaaiende geloof der menigte tegen alle intellectueele bedenkingen in. Zoozeer raakt hij daarvan onder den indruk, dat hij een moment den nuchteren en zakelijken toon verliest en waar deering oproept voor zaken en personen, waarover de geschiedenis tot nu toe liever zweeg. Wanneer hij Oxford bezoekt en vol enthousiasme van die stad getuigt dat zij zoovele krachtige figuren van de stad heeft voortgebracht, noemt hij o. a Cecil Rhodes, die weer eens bewezen heeft hoeveel activiteit en organisatiekracht verscholen kan liggen in een academischer! droomer". HET is geenszins onmogelijk in de lijn van Ruin's ontdekking meerdere overeenkomsten tusschen de wereldlijke" en de geestelijke" dic tatuur vast te stellen. Dit te doen beteekent geens zins de ethische beteekenis van het werk der Oxford groepen te willen ontkennen noch het te willen veroordeelen. Een beweging welke zulk een grootschen omvang krijgt en doordringt in vele landen en aller lei lagen van de samenleving, dient echter ook critisch te worden bezien. Allereerst valt dan op de zeer suggestieve, maar zeldzaam oppervlakkige propaganda welke zij voert. Vlaggen, muziek en zang op zeer demonstratieve wijze gebruikt, korte getuigenissen van mannen en vrouwen met klinkende en buitenlandsche namen, zijn uitmuntend geschikt drommen volks te trek ken en onder (tijdelijke) bekoring te brengen. Korte krachtige leuzen, welke bij dieper schouwen weinig zeggend zijn, verhoogen het aspect, vooral wanneer zij aanknoopen bij door anderen in de massa gewekte gevoelens. In Gods plan is werk voor iederen man", is een van die typische voor beelden van massabeïnvloeding a la Hitler. Nuch tere geesten zullen voor een zoodanig copiëeren en naar eigen verlangens omvormen van anderer idealen weinig waardeering kunnnen hebben. Maar de overeenkomst met de methoden van het fascisme en het nationaalsocialisme is hier opvallend. Het succes van hun actie berust immers voor een groot deel op het aanknoopen bij in het volk levende of gewekte gevoelens en deze verder te ontwikkelen in de lijn, welke zij meenden te moeten gaan. Levende leuzen geplaatst in een mystieke omlijsting op grootsche wijze voorgedragen met zeer moderne reclamemiddelen zijn uitstekend geschikt de suggestie te ontketenen van iets nieuws. Het maakt dan vooral indruk op de kleurlooze middenstof, welke het met allerlei -ismen heeft geprobeerd, zonder tot de kern van eenig -isme te zijn doorgedrongen. AAN zulk een wereldomspannende beweging mag men de vraag stellen, in welk gezelschap zij zich beweegt. Wij citeerden reeds Ruin, die zijn bewondering voor Cecil Rhodes heeft uitgesproken. Het is ons niet bekend dat Buchman zijn waar deerend oordeel over Hitler ooit heeft herroepen. Eerder zouden wij het bevestigd vinden in een inter view, dat een verslaggever van het Utrechtsch Nieuwsblad" kort voor de tewaterlating van Nieuw Nederland" had met een der leiders van een der grootste Nederlandsche bedrijven en aanhanger der Groepen. Deze verklaarde onder meer: Ik ge loof b.v. dat Hitler het beste voor heeft met het Duitsche volk. Zijn onderleiders behandelen echter het Volk niet zooals hij zou wenschen. Zij worden niet door God geleid. Bij hen staat het persoonlijk belang op den voorgrond". Wanneer men echter aanneemt dat de algeheele macht aan Hitler in handen gegeven is en de jeugd hem vereert of ver eeren moet als de van God gegeven leider, dan gaat het niet aan, de verantwoordelijkheid voor de ge pleegde gruwelen van hem af te wentelen, ook al werden zij door zijn onderleiders uitgevoerd. Hoewel men de Oxfordgroepen als geestelijke strooming en daartegenover het nationaal-socialisme als maatschappelijke strooming wil trachten te kenschetsen, zijn beiden op de maatschappelijke verhoudingen van gelijken invloed. Daardoor kun nen ook beide stroomingen dezelfde teleurstellingen onder de maatschappelijk ongelijk geplaatste groe pen van aanhangers verwekken. Het is bekend, hoe kort na de vestiging van Hitler's macht zich een groeiende ontevredenheid meester maakte van een groot deel zijner volgelingen omdat zij zich nog illusies maakten over een te verwerkelijken socia lisme, wat de naam van de partij immers deed bevroeden. Omgekeerd maakten de kringen van financiers en industriemagnaten zich meermalen bezorgd over eventueele economische experimenten welke voor hen nadeelig zouden wezen. Aangenomen dat de groei der Oxfordgroepen in een krachtig tempo gaat, zoodat haar invloed zich uitbreidt over het geheele economische en maat schappelijke leven, dan zal zij voor dezelfde moei lijkheden komen te staan. In het hierboven geci teerde interview verklaarde bedoelde industrieleider: Iemand hecht zeer veel aan zijn vrijen Zaterdag middag. Nu zal men, indien de omstandigheden dit eischen, moeilijk van hem gedaan kunnen krijgen, dien vrijen middag in het belang van het bedrijf eens op te offeren. Anders wordt dit, wanneer de leiding van God is. Als allen Gods wil doen, dan spelen de moeilijkheden over den vrijen Zaterdag middag geen rol meer." Uit deze verklaring spreekt een volledig ver trouwen in de drijvende kracht van het geloof dat de Oxford-aanhangers bezielt. Maar ook de illusie welke een zakenman zich maakt over de grootere bereidwilligheid van zijn personeel, wanneer dit eveneens door den geest van de Oxford-groepen is bezield. Zou echter het is redelijk deze vraag te stellen een in loondienst staande Oxford-arbeider niet met andere illusies rondloopen ten opzichte van salarieering en vrijen tijd, wanneer zijn patroon eveneens door God geleid" werd? Het zal inder daad zoowel patroon als arbeider in de eerste periode na de bekeering" niet aan goeden wil ont breken, maar de goede wil alleen is nog nimmer een waarborg geweest voor blijvende resultaten. HET is niet zonder beteekenis, dat het meer rationeel ingestelde en nuchter beschouwende Calvinisme in ons land het eerste verzet aanteekende tegen den bekeeringsijver der Oxford-aanhangers. Dit Calvinisme heeft den mensch nimmer geïdeali seerd en nimmer uit zichzelf tot iets grootsch in staat geacht. Het had ook tegen de opvattingen van Buchman en zijn volgelingen fundamenteel-theologische bezwaren. Doch het hoofdbezwaar was echter wel dit, dat een groote massa met de aller modernste middelen in geestdrift gebracht voor onderwerping aan Gods wil, omtrent de dagelijksche praktijk van het godsdienstig leven zeer in het onzekere gelaten werd. Op dezelfde wijze zouden van sociaal-economi sche zijde soortgelijke bezwaren naar voren kun nen worden gebracht. Bestaan er waarborgen dat wat zoowel van de eene als van de andere zijde als God's wil wordt begrepen, inderdaad door alle, op verschillend maatschappelijk niveau geplaatste geloovigen tot dezelfde opvattingen in de praktijk kunnen leiden? En hoe is de positie van den werk nemer welke op grond van zijn overtuiging, de Oxford-beginselen of zelfs de Christelijke in het algemeen niet deelen kan, in die bedrijven, waar de leiding wel deze gedachten is toegedaan en een om vorming in deze richting wenscht? De dictatuur-parallel van Ruin heeft voor de Oxford-groepen dit nadeel, dat maar al te velen tegen eenigerlei dictatuur bezwaren hebben. Van zelfsprekend ziet Ruin de dictatuur van den Heili gen Geest als de sterkere en de hoogere van alle andere dictaturen. Zij wil, volgens hem, geen massagymnastiek, maar invloed van mensch tot mensch. Wanneer echter deze invloed van den eenen mensch op den anderen uitsluitend op in gevingen berust, zij het dan van religieuzen oor sprong, dan is de willekeur van den geestelijk sterkere over den minder bedeelde aan geen grenzen gebonden. PSYCHOLOGISCH en karakterologisch kan men de geestelijke dictatuur" hooger rangschikken dan de wereldlijke. " Aansluitend bij een der vele schema's van karaktertypeering welke de moderne typologie ons geeft, valt de dictatuur der instincten (Ruin) te rangschikken op de overheersching van den wil, welke berust op onmiddellijke waarneming. De geestelijke dictatuur rangschikt zich dan op het gebied van de intuïtie. (Men spreekt in de Groepen immer over innerlijk licht, goede ingevingen in stille uren enz.) De intuïtie getuigt van een fijner instelling dan alleen de bloote waarneming. Beiden behooren echter tot de irrationeele zijden van het geheel wat de menschelijke psyche vormt. Daar naast staan de belangrijker rationeele tegenhangers: verstand en gevoel. Het verstand, dat waarneming en ingeving ordent en rangschikt en het gevoel, dat daaraan klank en kleur en warmte geeft. Zonder het critische en ordenende verstand en het harmoniseerende gevoel zijn intuïtie zoowel als waar neming wel imponeerende doch gevaarlijke krach ten. Zij kunnen in bepaalde situaties bevrijdend en verlossend werken, maar evenzeer een geheel volk en een geheele cultuur terugvoeren onder despotie en willekeur. M. v. D. BRINK Zedelijkheid en litteratuur Bijna iedere moderne roman onzedelijk". IJ de behandeling van een proces voor de Londensche rechtbank getuigde de politie de vorige week, naar wij in de Times lezen, dat bepaalde tijdschriften, welke men in de City kon koopen, tot obscene lectuur te rekenen waren. Het Openbaar Ministerie stelde vast dat de verhalen, die zij bevatten, geen enkele letterkundige waarde hadden en dat hun eenig doel was, ds sexualiteit te prikkelen. Maakt dat dan een verschil", zeide de rechter, met bijna eiken modernen roman?" De vraag is rijkelijk rhetorisch en lokt uit, de hedendaagsche romankunst onder dezen gezichtshoek eens te bekijken. Wij moeten aannemen dat de nadruk viel op modern", want vermoedelijk was de bedoe ling er op te wijzen, hoezeer verschillend de zinnenprikkelende roman uit onzen eigen tijd is van de misschien waardelooze maar opvallend deugdzame turven waar onze grootvaders en -moeders zich door heen worstelden. Hetgeen bijna iederen modernen romancier tot schrijven aandrijft, om nog niet te spreken van hetgeen ons aandrijft hem te lezen, is gespeend van mysterie. De niet-berouwvolle romanlezer, die ondanks deze herhaalde opwekking van zijn hartstochten nog tot eenig nadenken in staat is, kan troost vinden, indien hij dit wenscht, door de volgende overweging. Een kritiek als hier op den modernen roman wordt gegeven is zoo oud als de weg naar Kralingen, ja, bijna zoo oud als de roman zelf. Want van bijna iedere gene ratie heeft de romankunst aan een zelfde beschuldi ging in verband met het opwekken der hartstochten bloot gestaan, en met evenveel of even weinig recht. Mode en gebruik veranderen, maar vroegere critici waren voor een deel altijd evenzeer van streek over de onbehoorlijkheid van de romanfiguren uit hun tijd. Het was vroeger in hooge mate onfatsoenlijk voor een jongedame van goeden huize, berhaupt" een roman te lezen, of althans te worden gezien bij het lezen van een roman, en dit terwijl eerlijk gezegd de roman schrijvers opbouwender waren en stichtelijker dan ooit daarvoor of daarna. Wat het generaliseeren over den hedendaagschen roman aangaat moet worden opgemerkt, dat niets minder in staat is, zinneprikkelend te werken, dan de al te groote openhartigheden in het oeuvre van sommige jongere romanciers. De waarheid is veel eenvoudiger. Namelijk dit: dat liefde een onderwerp is, waar een romanschrijver houvast aan heeft. Dat het een veelbelovend uitgangspunt is voor een verhaal; dat het een van de weinige waarlij k-bevre digende slot-oplossingen is voor een verhaal; en dat het zeer geschikt is als vulling voor het midden gedeelte van een verhaal. PAG. 4 DE GROENE No. 3198

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl