Historisch Archief 1877-1940
BUCHMAN ALS LEIDER
Dictatuur van den geest en dictatuur der instincten
IN het zeer belangrijke boek van Dr. Hans Ruin:
Narren en Apostelen, heef t het laatste hoof dstuk
tot titel: De dictatuur van den Heiligen Geest".
De schrijver toont zich hier een warm pleitbezorger
en aanhanger van de Oxfordgroepen. Bij menigeen
zal, na de lezing van de klare en diepzinnige critiek,
welke Pruin op de bestaande verhoudingen in
Europa geeft, de eindconclusie is het laatste hoofd
stuk getrokken een zeer gemengde waardeering
opToepen. Sprekende van de dictatuur der instincten
zooals deze in enkele voorname landen van Europa
aan den dag komt, bepleit Pruin daartegenover de
geestelijke dictatuur, onder leiding van den Heiligen
Geest, waartoe hij in Frank Buchman den aan
gewezen leider ziet.
Trekt men deze dictatuurparallel verder door,
dan volgt daaruit, dat de door Pruin opgestelde for
muleering van het doel der Oxfordgroepen en de
verschillende dictatuur verschijnselen in Europa,
in wezen geen tegenstellingen zijn, doch twee elkaar
beconcurreerende aequivalenten. Want wat de
schrijver van Narren en Apostelen" in het
nationaalsocialisme weet te waardeeren, ziet hij beves
tigd in het werk der Groepen. Dit n.l.: de doorbraak
van den wil tot overwinning van het onmogelijke
over het mogelijke, de zege van een fantastisch
profetisme door het oplaaiende geloof der menigte tegen
alle intellectueele bedenkingen in. Zoozeer raakt hij
daarvan onder den indruk, dat hij een moment
den nuchteren en zakelijken toon verliest en waar
deering oproept voor zaken en personen, waarover
de geschiedenis tot nu toe liever zweeg. Wanneer hij
Oxford bezoekt en vol enthousiasme van die stad
getuigt dat zij zoovele krachtige figuren van de
stad heeft voortgebracht, noemt hij o. a Cecil
Rhodes, die weer eens bewezen heeft hoeveel
activiteit en organisatiekracht verscholen kan liggen
in een academischer! droomer".
HET is geenszins onmogelijk in de lijn van
Ruin's ontdekking meerdere overeenkomsten
tusschen de wereldlijke" en de geestelijke" dic
tatuur vast te stellen. Dit te doen beteekent geens
zins de ethische beteekenis van het werk der Oxford
groepen te willen ontkennen noch het te willen
veroordeelen. Een beweging welke zulk een grootschen
omvang krijgt en doordringt in vele landen en aller
lei lagen van de samenleving, dient echter ook
critisch te worden bezien.
Allereerst valt dan op de zeer suggestieve, maar
zeldzaam oppervlakkige propaganda welke zij voert.
Vlaggen, muziek en zang op zeer demonstratieve
wijze gebruikt, korte getuigenissen van mannen en
vrouwen met klinkende en buitenlandsche namen,
zijn uitmuntend geschikt drommen volks te trek
ken en onder (tijdelijke) bekoring te brengen.
Korte krachtige leuzen, welke bij dieper schouwen
weinig zeggend zijn, verhoogen het aspect, vooral
wanneer zij aanknoopen bij door anderen in de
massa gewekte gevoelens. In Gods plan is werk
voor iederen man", is een van die typische voor
beelden van massabeïnvloeding a la Hitler. Nuch
tere geesten zullen voor een zoodanig copiëeren en
naar eigen verlangens omvormen van anderer
idealen weinig waardeering kunnnen hebben. Maar
de overeenkomst met de methoden van het fascisme
en het nationaalsocialisme is hier opvallend. Het
succes van hun actie berust immers voor een groot
deel op het aanknoopen bij in het volk levende of
gewekte gevoelens en deze verder te ontwikkelen in
de lijn, welke zij meenden te moeten gaan. Levende
leuzen geplaatst in een mystieke omlijsting op
grootsche wijze voorgedragen met zeer moderne
reclamemiddelen zijn uitstekend geschikt de suggestie te
ontketenen van iets nieuws. Het maakt dan vooral
indruk op de kleurlooze middenstof, welke het met
allerlei -ismen heeft geprobeerd, zonder tot de kern
van eenig -isme te zijn doorgedrongen.
AAN zulk een wereldomspannende beweging mag
men de vraag stellen, in welk gezelschap zij
zich beweegt. Wij citeerden reeds Ruin, die zijn
bewondering voor Cecil Rhodes heeft uitgesproken.
Het is ons niet bekend dat Buchman zijn waar
deerend oordeel over Hitler ooit heeft herroepen.
Eerder zouden wij het bevestigd vinden in een inter
view, dat een verslaggever van het Utrechtsch
Nieuwsblad" kort voor de tewaterlating van
Nieuw Nederland" had met een der leiders van een
der grootste Nederlandsche bedrijven en aanhanger
der Groepen. Deze verklaarde onder meer: Ik ge
loof b.v. dat Hitler het beste voor heeft met het
Duitsche volk. Zijn onderleiders behandelen echter
het Volk niet zooals hij zou wenschen. Zij worden
niet door God geleid. Bij hen staat het persoonlijk
belang op den voorgrond". Wanneer men echter
aanneemt dat de algeheele macht aan Hitler in
handen gegeven is en de jeugd hem vereert of ver
eeren moet als de van God gegeven leider, dan gaat
het niet aan, de verantwoordelijkheid voor de ge
pleegde gruwelen van hem af te wentelen, ook al
werden zij door zijn onderleiders uitgevoerd.
Hoewel men de Oxfordgroepen als geestelijke
strooming en daartegenover het
nationaal-socialisme als maatschappelijke strooming wil trachten
te kenschetsen, zijn beiden op de maatschappelijke
verhoudingen van gelijken invloed. Daardoor kun
nen ook beide stroomingen dezelfde teleurstellingen
onder de maatschappelijk ongelijk geplaatste groe
pen van aanhangers verwekken. Het is bekend, hoe
kort na de vestiging van Hitler's macht zich een
groeiende ontevredenheid meester maakte van een
groot deel zijner volgelingen omdat zij zich nog
illusies maakten over een te verwerkelijken socia
lisme, wat de naam van de partij immers deed
bevroeden.
Omgekeerd maakten de kringen van financiers
en industriemagnaten zich meermalen bezorgd over
eventueele economische experimenten welke voor
hen nadeelig zouden wezen.
Aangenomen dat de groei der Oxfordgroepen in
een krachtig tempo gaat, zoodat haar invloed zich
uitbreidt over het geheele economische en maat
schappelijke leven, dan zal zij voor dezelfde moei
lijkheden komen te staan. In het hierboven geci
teerde interview verklaarde bedoelde industrieleider:
Iemand hecht zeer veel aan zijn vrijen Zaterdag
middag. Nu zal men, indien de omstandigheden dit
eischen, moeilijk van hem gedaan kunnen krijgen,
dien vrijen middag in het belang van het bedrijf
eens op te offeren. Anders wordt dit, wanneer de
leiding van God is. Als allen Gods wil doen, dan
spelen de moeilijkheden over den vrijen Zaterdag
middag geen rol meer."
Uit deze verklaring spreekt een volledig ver
trouwen in de drijvende kracht van het geloof dat
de Oxford-aanhangers bezielt. Maar ook de illusie
welke een zakenman zich maakt over de grootere
bereidwilligheid van zijn personeel, wanneer dit
eveneens door den geest van de Oxford-groepen is
bezield. Zou echter het is redelijk deze vraag te
stellen een in loondienst staande Oxford-arbeider
niet met andere illusies rondloopen ten opzichte van
salarieering en vrijen tijd, wanneer zijn patroon
eveneens door God geleid" werd? Het zal inder
daad zoowel patroon als arbeider in de eerste
periode na de bekeering" niet aan goeden wil ont
breken, maar de goede wil alleen is nog nimmer
een waarborg geweest voor blijvende resultaten.
HET is niet zonder beteekenis, dat het meer
rationeel ingestelde en nuchter beschouwende
Calvinisme in ons land het eerste verzet aanteekende
tegen den bekeeringsijver der Oxford-aanhangers.
Dit Calvinisme heeft den mensch nimmer geïdeali
seerd en nimmer uit zichzelf tot iets grootsch in
staat geacht. Het had ook tegen de opvattingen van
Buchman en zijn volgelingen
fundamenteel-theologische bezwaren. Doch het hoofdbezwaar was
echter wel dit, dat een groote massa met de aller
modernste middelen in geestdrift gebracht voor
onderwerping aan Gods wil, omtrent de dagelijksche
praktijk van het godsdienstig leven zeer in het
onzekere gelaten werd.
Op dezelfde wijze zouden van sociaal-economi
sche zijde soortgelijke bezwaren naar voren kun
nen worden gebracht. Bestaan er waarborgen
dat wat zoowel van de eene als van de andere zijde
als God's wil wordt begrepen, inderdaad door alle,
op verschillend maatschappelijk niveau geplaatste
geloovigen tot dezelfde opvattingen in de praktijk
kunnen leiden? En hoe is de positie van den werk
nemer welke op grond van zijn overtuiging, de
Oxford-beginselen of zelfs de Christelijke in het
algemeen niet deelen kan, in die bedrijven, waar de
leiding wel deze gedachten is toegedaan en een om
vorming in deze richting wenscht?
De dictatuur-parallel van Ruin heeft voor de
Oxford-groepen dit nadeel, dat maar al te velen
tegen eenigerlei dictatuur bezwaren hebben. Van
zelfsprekend ziet Ruin de dictatuur van den Heili
gen Geest als de sterkere en de hoogere van alle
andere dictaturen. Zij wil, volgens hem, geen
massagymnastiek, maar invloed van mensch tot
mensch. Wanneer echter deze invloed van den
eenen mensch op den anderen uitsluitend op in
gevingen berust, zij het dan van religieuzen oor
sprong, dan is de willekeur van den geestelijk
sterkere over den minder bedeelde aan geen grenzen
gebonden.
PSYCHOLOGISCH en karakterologisch kan men
de geestelijke dictatuur" hooger rangschikken
dan de wereldlijke. " Aansluitend bij een der vele
schema's van karaktertypeering welke de moderne
typologie ons geeft, valt de dictatuur der instincten
(Ruin) te rangschikken op de overheersching van
den wil, welke berust op onmiddellijke waarneming.
De geestelijke dictatuur rangschikt zich dan op het
gebied van de intuïtie. (Men spreekt in de Groepen
immer over innerlijk licht, goede ingevingen in
stille uren enz.) De intuïtie getuigt van een fijner
instelling dan alleen de bloote waarneming. Beiden
behooren echter tot de irrationeele zijden van het
geheel wat de menschelijke psyche vormt. Daar
naast staan de belangrijker rationeele tegenhangers:
verstand en gevoel. Het verstand, dat waarneming
en ingeving ordent en rangschikt en het gevoel,
dat daaraan klank en kleur en warmte geeft. Zonder
het critische en ordenende verstand en het
harmoniseerende gevoel zijn intuïtie zoowel als waar
neming wel imponeerende doch gevaarlijke krach
ten. Zij kunnen in bepaalde situaties bevrijdend en
verlossend werken, maar evenzeer een geheel volk
en een geheele cultuur terugvoeren onder despotie
en willekeur.
M. v. D. BRINK
Zedelijkheid en litteratuur
Bijna iedere moderne roman onzedelijk".
IJ de behandeling van een proces voor de
Londensche rechtbank getuigde de politie de
vorige week, naar wij in de Times lezen, dat
bepaalde tijdschriften, welke men in de City kon
koopen, tot obscene lectuur te rekenen waren. Het
Openbaar Ministerie stelde vast dat de verhalen, die
zij bevatten, geen enkele letterkundige waarde hadden
en dat hun eenig doel was, ds sexualiteit te prikkelen.
Maakt dat dan een verschil", zeide de rechter, met
bijna eiken modernen roman?"
De vraag is rijkelijk rhetorisch en lokt uit, de
hedendaagsche romankunst onder dezen gezichtshoek
eens te bekijken. Wij moeten aannemen dat de nadruk
viel op modern", want vermoedelijk was de bedoe
ling er op te wijzen, hoezeer verschillend de
zinnenprikkelende roman uit onzen eigen tijd is van de
misschien waardelooze maar opvallend deugdzame
turven waar onze grootvaders en -moeders zich door
heen worstelden. Hetgeen bijna iederen modernen
romancier tot schrijven aandrijft, om nog niet te
spreken van hetgeen ons aandrijft hem te lezen, is
gespeend van mysterie.
De niet-berouwvolle romanlezer, die ondanks deze
herhaalde opwekking van zijn hartstochten nog tot
eenig nadenken in staat is, kan troost vinden, indien
hij dit wenscht, door de volgende overweging. Een
kritiek als hier op den modernen roman wordt gegeven
is zoo oud als de weg naar Kralingen, ja, bijna zoo
oud als de roman zelf. Want van bijna iedere gene
ratie heeft de romankunst aan een zelfde beschuldi
ging in verband met het opwekken der hartstochten
bloot gestaan, en met evenveel of even weinig recht.
Mode en gebruik veranderen, maar vroegere critici
waren voor een deel altijd evenzeer van streek over de
onbehoorlijkheid van de romanfiguren uit hun tijd.
Het was vroeger in hooge mate onfatsoenlijk voor een
jongedame van goeden huize, berhaupt" een roman
te lezen, of althans te worden gezien bij het lezen van
een roman, en dit terwijl eerlijk gezegd de roman
schrijvers opbouwender waren en stichtelijker dan
ooit daarvoor of daarna.
Wat het generaliseeren over den hedendaagschen
roman aangaat moet worden opgemerkt, dat niets
minder in staat is, zinneprikkelend te werken, dan
de al te groote openhartigheden in het oeuvre van
sommige jongere romanciers. De waarheid is veel
eenvoudiger. Namelijk dit: dat liefde een onderwerp
is, waar een romanschrijver houvast aan heeft. Dat
het een veelbelovend uitgangspunt is voor een
verhaal; dat het een van de weinige waarlij k-bevre
digende slot-oplossingen is voor een verhaal; en dat
het zeer geschikt is als vulling voor het midden
gedeelte van een verhaal.
PAG. 4 DE GROENE No. 3198