De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 24 september pagina 7

24 september 1938 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

De protestantsche natie" rediviva i' E jubileumfeesten zijn zonder wanklanken verlopen. De officieele herdenkingsrede van minister Colijn moge het verleden wat al te zeer verheerlijkt hebben, bepaald onjuiste uitingen zijn ons niet ter ore of onder de ogen gekomen. Achter het Oranje boven" is het weg met alle socialen" weg gestorven, anti-socialistische redevoeringen zijn hoog stens in besloten gezelschappen gehouden en domme praat over de sociaal-democratie die het gezag, vooral dat van vader en moeder in huis, ondermijnt, hoewel schuchter terugkerende op het pad waar haar bloed rode broeders de Communisten nog met wellust opvoortmarcheren, " zoals ds. H. Bakker onder de titel Maling aan goed en kwaad" durft te schrijven, vindt men alleen nog in onbelangrijke kerkbeurtenbladen van duffe gemeenten. Wel zijn er in subtieler vorm uitlatingen gepubli ceerd, die historie en geestelijke verhoudingen van onze natie scheeftrekken en in de grond even bedenke lijk zijn als anti-socialistisch en anti-papistische donderredes. Zo viel onze aandacht op een nummer van Eltheto" het orgaan der Nederlandse ChristenStudenten Vereniging, een organisatie die door haar sociaal werk en door haar belangrijk aandeel in de Studenten Volkseenheids Conferenties, op een tra ditie van zeer zuivere aanpak van het nationale vraagstuk mag bogen. Daarom, en ook omdat de inhoud bestemd is voor toekomstige intellectuelen, is het jammer, dat het orgaan dezer organisatie thans uitkomt met een jubileumsnummer, waarvan de uit werking weinig bevorderlijk kan zijn voor de onder linge waardering van de verschillende groepen in ons volk. Daar is allereerst een artikel van den Amster damsen hoogleraar mr. P. Scholten. Hoewel hij Lohman's leer van het alleen zichzelf bindende koning schap terecht onhoudbaar acht, meent hij dat de tijd toch voorbij is, dat staatsrechtelijk in ons staatssysteem het koningschap een secundaire plaats innam. Wel iswaar is op dit punt nog niet veel concreet gewijzigd, maar er komt wel iets". Prof. Scholten meent dat uit de geschiedenis van de laatste jaren af te kunnen leiden. Waarom het niet veel meer in de lijn der his torie ligt dat de betekenis van de Oranjes in het staats bestel beurtelings toe en afneemt, wordt niet duidelijk gemaakt. Nog bedenkelijker wordt het betoog van dezen hoog leraar, wanneer hij op theologisch terrein overgaat. De Bijbel zou ongetwijfeld naar een Koningschap" wijzen. Wij zouden beter kunnen verstaan wat het Koninkrijk Gods is, wanneer wij op aarde ook het koningschap kennen. Hier passen de nodige vraag tekens. Kent de Bijbel niet evengoed het politieke leiderschap van den stamvader, den profeet, den rechter of den Farao, en geeft het koningschap van Israël niet vaak een beeld van zeer menselijk falen (Saul, David, Jerobeam, Herodes) ? En omgekeerd durft men de consequentie dezer stelling aan, dat men ten tijde van de Republiek der Zeven Verenigde Neder landen, minder van de betekenis van het Koninkrijk Gods verstond dan in de huidige tijd? Of in het Genève van Calvijn? Of thans in Zwitserland of Amerika? Bij alle behartenswaardige opmerkingen, die wij ove rigens in het betoog van prof. Scholten waardeeren, moet ons toch van het hart, dat het Koningschap op zich zelf nog geen garantie tegen fascisme biedt; het bewijs heet: Victor Emanuel. En eveneens dat het ons inKunsttentoonstellingen o Kunsthandel P. de Boer, Heerengracht 474. Tentoonstelling oude meesters. Kunsthandel Santee Landweer, Keizers gracht 463. Tentoonstelling van nieuwe werken van Eekman. Schilderijen van den Joegoslavischen schilder Pejic (tot 30 Sept.). Kunstzaal van Lier, Rokin 126. Nieuwe schil derijen en aquarellen van Jeanne Bieruma Oosting (tot 13 Oct.). Vroege Vóór- en Achter-Indische beeldhouwwerken, (tot i Oct.) Kunsthandel Aalderink, Spiegelgracht 15. Schilderijen en teekeningen van Betsy Huitema Kaiser (tot en met 14 Oct.). Kunstzaal De Ronde Brug", Reguliers gracht 74. Nieuwe teekeningen en schilderijen door Lous Sluyters (tot en met 13 Oct.). BUITEN AMSTERDAM: Kunstcentrum D'Olde Deel", Putten. Ten toonstelling van werken van Herman Kruyder. constitutioneel voorkomt te spreken van een Konings gezag, dat zou zijn: een bevoegdheid tot beslissing, die aan het oordeel van hen, die te gehoorzamen hebben, is onttrokken." Is prof. Scholten dan de ministerieële verantwoordelijkheid vergeten, en de strijd daarover in 1868 en '69? En ligt het niet voor de hand dat op het zelfde ogenblik dat de Koning inder daad iets zou doen waarvoor niet een verantwoorde lijk minister de critiek aanvaardde, deze critiek zich onmiddellijk weer naar den drager of de draagster van de Kroon zou verplaatsen? '"THEOLOGISCHE eigenaardigheden treft men J- eveneens in de beide andere opstellen aan; maar bovendien gaan deze gepaard met een koppe ling van Oranje aan het protestantisme, die on vermijdelijk alle Rooms-Katholieken tot tweede rangs burgers van Nederland en tegenstanders van de monarchie zou maken, wanneer dit stand punt min of meer algemeen aanvaard zou worden. En niet alleen de Katholieken maar ook Nederlandbuiten-de-waterlinie, mag niet veel bijzonders heten in onze natie: alleen Holland en dan nog speciaal het Calvinistisch Holland schiep van de Schelde tot de Dollard een geestelijke eenheid, die natievormend was", schrijft b.v. prof. Z. W. Sneller. Dat in een dergelijke beschouwingswijze wel de namen van Revius en Starter en niet die van Vondel en Hooft, wel de namen van Jacobs, Averkamp en Terborch en niet die van Rembrandt en Rubens voorkomen, dat het Stadsfries niet als een verbastering van volkskracht wordt gezien maar als een bewijs van Hollandse cultuurkracht wordt genoemd, is van een dergelijke zienswijs alleen maar de consequentie, die de onhoudbaarheid van het uitgangspunt onder streept. Men kan het Koningshuis bijna geen groter kwaad doen dan het aan deze gedachtengang te koppelen. Men maakt het daarmee weer tot partij als in het conflict tussen Maurits en Oldenbarneveldt en tussen de Patriotten en Prinsgezinden. En bovendien verbindt men het met een zeer zwakke partij, die nog geen zesde van het Nederlandse volk achter zich heeft. Misschien is er wel een periode in onze geschiedenis geweest dat de Calvinistische leiding in de staat gunstig heeft gewerkt, maar ze heeft noch in de bedoeling van den stichter van onze staat, den eersten Oranje, gelegen, noch heeft ze altijd gunstig gewerkt, men denke aan de verdrukking van de generaliteitslanden, aan de eenzijdige en kwetsbare economische structuur van Nederland, aan de vele twisten in de Republiek over de supre matie van Holland, dan de ongelukkige afloop van de vereniging met België; noch biedt ze voor de volkseenheid in de toekomst enig perspectief. Ten slofte is daar dan nog het artikel Verkon diging en Wijding", van dr. R. C. O. Noordmans. Als goed Barthiaan zegt deze natuurlijk zeer be hartigenswaardige dingen, ter voorkoming van te nauwe verbinding van Evangelieprediking en Oranje liefde, van aanbidding van God en huldiging van men sen. Maar vaststellende, dat men onmogelijk vooraf kan weten, wanneer Oranje wel en wanneer Oranje niet als instrument van Gods leiding handelt, neemt deze zeergeleerde auteur toch weer zeer eenzijdig Pro testants en tamelijk willekeurig, deze leiding op bepaalde ogenblikken in de geschiedenis aan. Is alleen de Protestantse Kerk de kerk van Christus, dat de overwinningen van koning-stadhouder Willem III tonen, dat Christus Zijn kerk ook in de toe komst niet zal verlaten"? Zijn wij in ons land nu waarlijk zoveel vromer dan de omliggende landen dat da Costa's dichtregels over Nederland als Israël van 't Westen" nog weer eens aan de vergetelheid moeten worden ontrukt? Wij hadden hoop gehad, dat de mythe van de Protestantse natie," die in de grond evenzeer een mythe is als die van het Derde Rijk, plaats had ge maakt voor nuchterder en rechtvaardiger inzichten. Het blijkt, dat er nog resten van blijven rondspoken. En als voorlichting van studenten, wier eerste taak is de waarheid te zoeken, kunnen wij deze proeve van vermenging van geschiedeniswetenschap en theologie niet toejuichen. MR. W. VERKADE Galavoorstelling in de Ridderzaal Dinsdagavond VANDAAG heb ik m'n ple zier weer opgekund. Niet dat de zitting nu zoo lang duurde, maar als je gedoemd bent het publiek de plaatsen te wijzen loop je meer dan anders in een heele week. En er vallen altijd akkevietjes op te knappen. Een meneer van de pers, dat zei hij, wilde erin zonder kaart en toen ik hem er op wees dat ik zulks niet kon verantwoorden tegenover meneer de Vos van Steenwijk zei hij dat meneer de Vos van Steen wijk wel wat anders aan zijn hoofd had dan daarop te letten. Enfin, het was nogal een zindelijke jonge man en toen heb ik hem maar een plaatsje gegeven. En dan was er eene dame die me telkens wan neer ik langs kwam, aan m'n Zondagsche jas trok om te vragen wie die beelderige man was met al dat goud en die ridderordes. Het was meneer Deckers, de oud minister en als ik zoo vrijpostig mag wezen dan zal het wel niet lang meer duren of ze hangen aan z'n rug ook de ridderordes dan. Eigenlijk heb je op zoo'n dag geen tijd dat je kijkt en dat is jammer want ik mag zoo'n eerste zitting altijd graag zien. De dames en heeren zien er allemaal zoo kranig uit en ze lachen zoo veel en ze groeten elkaar zoo bemin nelijk dat, wanneer je als bode tenminste niet beter wist, je on willekeurig moet denken aan die beruchte woorden van meneer de Vos van Steenwijk: hoe heerlijk het toch is om in Holland te leven. Ik ben er natuurlijk niet zoo van op de hoogte maar toen de Ko ningin de Troonrede voorlas kreeg ik daarvan toch wel even een ander ideetje al kan het natuurlijk nog erger. Maar afgezien daarvan is het toch altijd, zooals alle kranten elk jaar weer schrijven, een feestelijk schouwspel: het bonte beweeg der uniformen, het fon kelen der ridderordes, enz." En als je even tijd hebt zie je toch wel aardige dingen ook. Ik bedoel niet den minister van Onderwijs, wiens baard voortdurend verward zat in de pluimen-of-wat-zijn-het ? van zijn steek en ik bedoel ook niet meneer Ebels die in een zwart pak heelemaal uit het Noorden is gekomen, maar ik bedoel wel zoo'n gesprekje van den voor zitter met mevr. de Vries-Bruins, die iets roodachtigs om haar hals had, een gesprekje waarbij onze voorzitter, die ook niet op z'n mondje is gevallen, gewoonweg niets in te brengen heeft. Ik ken mevrouw de Vries ook al een jaartje of wat maar aan vast houdendheid heeft het 'er nooit ontbroken en dan zeg ik het nog erg voorzichtig. En een eindje verder werd meneer Albarda ik kan niet zeggen dat een jacquet hem staat door meneer Drees bij z'n kladden gepakt en ik zou er een week loon onder willen verwed hebben dat ze het over Tsjecho-Slowakije hadden en wat of de partij daar nou aan kon doen zoo somber stonden hun hoofden. MENEER Patijn van Buitenlandsche Zaken had het blijkbaar af laten weten. Die heeft nou natuurlijk veel te veel aan zijn hoofd en het is net zoo als m'n vrouw daareven zei: als het eten op het vuur staat loop ik ook de deur niet uit. Zoo hoort het in een degelijk huishouden. Anders wel jammer want meneer Patijn doet erg goed in z'n gala-pak. Alsof hij erin geboren werd. En dat kan lang niet van alle heeren ministers worden gezegd. Excellentie van Buuren, om nou eens een voor beeld te noemen, is nog wat on wennig. Ik ken dat als ze zoo met derlui handschoenen zitten te friemelen. Allemaal zenuwen en niks anders .. . Het is niet om het een of ander maar de Generaal wordt met het jaar martialer. Als je hem zoo ziet schrijden met die wuivende veeren en in al dat prachtige goud en rood en zwart dan zeg je bij jezelf: een volk dat nog beschikt over zulke figuren is niet verloren. En hij streelt het gevest van z'n degen met een beslist verliefd gebaar. Het was wel een zitting met iets bijzonders. Want onder den zetel van meneer de Vos van Steenwijk zaten op een rij de Indische vorsten en hunne gemalinnen en als je daar naar keek en je keek dan naar laat ik maar geen namen noemen dan wist je ineens dat deze stille, waarachtige voornaamheid meer waard is dan het Grootkruis van St. Lapulis of hoe die ordes ook mogen heeten. En verder liep er beneden en daar ben ik op tégen zoo maar een persfotograaf rond net alsof hij ook lid van den Raad van State was en dat vind ik nou een moderne instelling die ik een uitwas zou willen noemen als u voelt waar ik heen wil. En toen.. . toen kwam de Koningin en las de Troonrede voor met een zachte, vermoeide stem. En als je er geen woord van ver staan zou hebben dan was de toon toch voldoende om je bij te bren gen hoe ernstig van inhoud haar woorden waren. Het zijn zorgelijke tijden waarin we leven en het eenige wat je als bode kunt doen dat is je werk zoo goed mogelijk verrichten en niet al te veel klagen. En dat zal wel voor andere menschen ook gelden, voor de dames en heeren bijvoor beeld die hun eerste vergadering nu achter den rug hebben. BODE BAREND PAG. 7 DE GROENE No. 3199

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl