De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 1 oktober pagina 11

1 oktober 1938 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

jen . Pijper HET reclamedrukwerk, dat het Concert gebouw dezer dagen in omloop heeft ge bracht, bevat een en dertig portretten en juist als verleden jaar, een afbeelding van den in gang aan de van Baerlestraat, beschenen door strijklicht. In de deuren ontwaart men drie employé's, waarschijnlijk in uniform en het aanzien wordt ver levendigd door vijf automobielen. Op den voorgrond herkent men nog juist de tramrails. Het is een weiverzorgd en attractief drukwerk geworden, dat, hopen wij, niet zal nalaten een groot deel van het uitgaande publiek tot een bezoek aan de concerten te verlokken, niettegenstaande de onmiskenbare ouderwetschheid van het voorgeveltje. Het con cert van 20 April zal b.v. stellig uitverkocht zijn: ten eerste is de entreeprijs twee gulden duurder, ten tweede speelt Jehudi Menuhin bij die gelegenheid. Het andere extra-dure concert zal ook wel vol raken: dat is het openings-concert onder Mengelberg, met Gieseking als solist. Wanneer men de programma's van de 28 con certen bekijkt, nadat men voldoende aandacht heeft besteed aan de meerendeels goed gelijkende foto's, dan durft men inderdaad wel verwachten dat het uitgaande publiek niet van inschrijving op de series A, B, C of Z afgehouden zal worden. Met de grootste zorgvuldigheid immers heeft men alles weten te vermijden wat in staat geacht kan worden een amusisch gezelschap te vervelen, of wel te prikkelen tot toorn of tot vreugde. Er is zoo op het eerste ge zicht nauwelijks iets onalledaagsch bij. Men zal enkele bescheiden dissonanten moeten aanhooren eind Januari, in een noviteit van Sem Dresden voor clarinet met orkest. Hetzelfde, misschien, eind Februari: het lijkt n.l. niet gewaagd te veronderstellen dat men den jongen Igor Markewitch heeft uitgenoodigd op 23 Februari iets van zichzelf te dirigeeren, ofschoon het prospectus ons daaromtrent nog in het onzekere laat. En hetzelfde, tenslotte, eind Maart: vioolconcert van Béla Bartök. Men ziet, hoe geraffineerd de directie te werk is gegaan: in het begin van de maand Beethoven, Bach, Franck, Mozart, Wagner, Schubert of Brahms. De disso nanten, of hoe men dat dan noemen wil, komen allemaal na de vijftiende. ER is een tijd geweest, niet zeer lang geleden, dat het winterprogramma van het Concert gebouw ook voor den muziekliefhebber interessant genoemd kon worden. Dit is thans wel voor goed afgeloopen. Inplaats van muzikale gebeurtenissen spelen zich society-evenementen af in het oude ge bouw aan de van Baerlestraat. Het zal wel goed zijn, zoo. Uitgaand Amsterdam heeft blijkbaar meer behoefte aan representatieve avonden dan aan mu ziek. Wij, die onze herinneringen aan de al te korte periode van muziekcultuur, die geduurd heeft tot ongeveer tien jaar na den oorlog 1914?1918, be waard hebben, zullen altijd blijven terug verlangen naar z.g. artistieke gebeurtenissen. En dat maakt ons ongeschikt om de groote" avonden van het tegenwoordig regime te waardeeren op de wijze waarop zij alleen maar gewaardeerd kunnen wor den: als dure uithuizigheden met een franje van schijn-artisticiteit omboord. Op een totaal van 28 concerten zal men ons 23 solisten te hooren geven is dit het land van den tulpenhandel, of niet? en op een totaal van ten minste 72 composities toch zeker niet meer dan vier Hollandsche composities. Alweer: zijn we Hollanders, of niet? Die Nederlandsche stukken zullen dan zijn: het reeds ge noemde werk van Dresden, de Elektramuziek van D^ppenbrock, thans met Charlotte Kohier als declamatrice, en twee composities van Badings. Er zou, naar aanleiding van deze offerte voor het nieuwe seizoen, nog veel meer opgemerkt behooren te worden. Wij zullen onze belangstelling over het antimuzikaal beleid aan de van Baerlestraat echter te boven komen. Amsterdam heeft er blijkbaar volkomen vrede mee op deze wijze muzikaal ge leid" te worden. Misschien is dat nu juist het ergste.... - f IN MEMORIAM J. SAKS /SSU d'HUET" aldus hoorden wij prof. Banger eens getuigen van P. Wiedijk, meerbekend onder zijn nom de plume" J. Saks, die Zondag nacht j.l. te Amsterdam overleden is. Saks had met Busken Huet inderdaad veel gemeen: originaliteit, zwier, non-conformisme, eigenschappen die in de weinig zonnige landen bij de zee niet al te vaak voor komen. Zijn geest zocht de ruimte en kon zich deswege nimmer blijvend schikken binnen de spijlen van een partijverband. Zonder ooit doctrinair te worden, was hij wars van alle opportunisme. Hij was plooibaar op de basis van beginselvastheid. Groote gaven als orga nisator en inspireerend centrum, toonde hij als redactie-secretaris van De Nieuwe Tijd", het socia listische maandschrift dat in de jaren voor den wereldoorlog door de medewerking van hemzelf, van Gorter en Henriette Roland Holst ver over onze grenzen beroemd was. Deze activiteit leidde tot een reeks van conflicten, tenslotte tot een breuk met de S.D.A.P. Sedertdien is hij politiek weinig actief geweest. Des ondanks mocht men hem jarenlang het geweten van de socialistische beweging hier te lande noemen. Nauwelijks had een van de voormannen dier beweging een daad verricht of een woord gezegd dat hij als ver slapping der beginselen, als water-in-den-wijn be schouwde, of er verscheen van zijn hand weer een korte vernietigende studie, brillant en fel, zonder ooit persoonlijk-beleedigend te worden. Nederland heeft met Saks zijn besten essayist verloren. Ixunstnanael oantee J_,anoweer Schilderijen van Claire Bonebakker tot 21 October Keizersgracht 463 (Leidschestraat) AMSTERDAM ?DEHALVE de beide bundels Socialistische Op?*-^ stellen", bewijzen dat ook de twee studies Pot gieter en Busken Huet" en Multatuli", die naar den inhoud op menig punt baanbrekend waren. De wijze waarop Saks het individu te plaatsen wist in zijn tijd en in zijn milieu, is ongeëvenaard. Zijn opstellen over Quack, Van Eeden en Multatuli om slechts enkelen te noemen , gebaseerd op uit gebreide historische kennis en fijne intuïtie, zijn stuk voor stuk een schitterende synthese van sociale en individueele psychologie. Zijn hoofdwerk Mul tatuli is tegelijk een gelukkig tegenwicht tegen de overspannen en oncritische vereering die menig jong l eetan DE voorgeschiedenis van de deelneming van Nederland aan de tentoonstelling te New York is bekend: deze eindigde in een niet bijgelegd conflict tusschen de Regeeringscommissies en den Tentoonstellingsraad. Tenslotte legde de Tentoonstellingsraad aan de leden van de aan gesloten Vereenigingen het verbod op, mede te werken aan de voorbereiding van deze tentoonstel ling. Alle bij deze vereenigingen aangesloten kun stenaars zullen hun medewerking dus niet kunnen verleenen, met uitzondering dan van diegenen die reeds een opdracht aanvaard hadden op het moment dat dit verbod werd uitgevaardigd. Het Weekblad van den Economischen voorlich tingsdienst van het departement van Economische Zaken publiceert een tentoonstellingsnummer waar in een en ander over de aanstaande tentoonstelling te New York wordt medegedeeld. Behalve een aantal illustraties van het ex- en interieur van het Paviljoen bevat het nummer o.m. ook de lijst van medewerkende kunstenaars. Met waardeering wordt gewag gemaakt dat de commissies zich op initiatief van professor Rosse de medewerking van de vol gende kunstenaars hebben kunnen verzekeren! prof. Willem v. d. Berg (de gloednieuwe), G. Brinkgreve, Louis Bron, Dirk Bus, mejuffrouw Fransje Carbasius, mevr. Rie Cramer, Pol Dom, G. van Eeden, H. J. Etienne, J. Franken, J. Franken Pzn., Frans ter Gast, mej. S. Gerlach, Jaap Gidding, mej. Marianne Gobius, D. Harting, A. F. Hartman, P. v. d. Hem, A. Heesterman, D. M. A. IngenHousz, prof. Huib Luns, (niet zoo gloednieuw), A. M. Luyt, A. Molkenboer, F. H. P. Reitmann, W. Roelofs, mej. M. Rosse, J. B. Lambert Simon, G. A. H. v. d. Stok, F. Verdonk en Johan de Vries. Deze lijst waarop slechts enkele namen voor komen van medewerkers die reeds een opdracht accepteerden voordat het verbod door den Tentoon stellingsraad werd uitgevaardigd, is dus voor de meesten de lijst der schande. Aan werkwilligen kan men niet te hooge eischen stellen. De werkgever is reeds zoo blij dat deze op voor anderen niet te acceptee ren voorwaarden voor hem willen werken, dat hij wat hun arbeidspraestatie betreft, iets door de vingers Portretstudie van J. Saks, door Hildo Krop Nederlandsch litterator jegens den man van Lebak koestert. Sterker dan de inhoud werkt echter wel licht nog de vorm van Saks' geschriften. Deze was even fijn en kantig als zijn handschrift. Studie's van hem dient men eigenlijk te lezen onder het genot van een geurige sigaar en een goed glas wijn. Zij zijn een ware verkwikking voor ieder die eenig stijlgevoel bezit. Nooit was hij overdreven-diepzinnig, altijd recht-op-den-man af. Zijn humor was puntig en ver holen. En zoo gaat in hem een man verloren wiens werk misschien kwalijk paste in dezen rumoerenden tijd, maar waarvan, gelijk wij hopen, desondanks nog menig Nederlandsch geslacht zal genieten. ew zal moeten zien. De illustraties bij het artikel berei den ons zachtkens voor dat wij niet iets, maar heel veel door de vingers zullen moeten zien, en waar schijnlijk het beste zullen doen om er in het geheel geen acht op te slaan. De keuze der samenwerkende kunstenaars was op zichzelf afgezien van het geheele conflict met den Tentoonstellingsraad op zijn zachtst uitgedrukt al wonderlijk. Prof. dr. ir. J. D. F. Slothouwer ontwierp het paviljoen, terwijl het in terieur in hoofdzaak verzorgd werd door Paul Brom berg; waarbij de een blijkbaar de grootst mogelijke moeite doet om den arbeid van den ander te ver nietigen. De quasi klassieke opvatting van het exterieur van het paviljoen wordt aan de binnen zijde verdoezeld achter een zoogenaamde vrije" behandeling van het interieur waarbij Bromberg op ietwat goedkoope wijze een vrije ruimte-ont wikkeling tracht te suggereeren die uit den aard der zaak aan alle kanten te pletter moet loopen tegen de rechthoekige wanden, die het ontwerp van Slothouwer nu eenmaal aan de binnenzijde te zien zou geven. De keuze van Bromberg voor de ver zorging van het interieur (die overigens reeds was geschied vóór het conflict, zoodat hem in dit opzicht in het geheel geen schuld treft) is op zichzelf reeds teekenend voor de regeerings-commissie. Toen deze keuze bekend werd kwam onwillekeurig de gedachte op: zou men zich bij een volgende gelegenheid misschien rechtstreeks tot een warenhuis wenden ? Om ons land cultureel te vertegenwoordigen denkt men toch aan andere figuren als Bromberg, die nimmer een leidende figuur is geweest op het gebied der binnenhuiskunst, doch zich steeds gewillig liet leiden. Het is mogelijk dat de naam Bromberg gepronkt heeft op een lijst van kunstenaars welke destijds door den Tentoon stellingsraad zijn aanbevolen, doch ongetwijfeld hebben er dan ook namen op gestaan waaraan men zeker de voorkeur behoorde te geven indien men er althans prijs op stelt dat Nederland te New York waardig vertegenwoordigd zal zijn. Dit schijnt echter langzamerhand in het geheel geen rol meer te spelen, zoodat men te laat zal ontdekken welke schade deze schande ons zal berokkenen. B. MERKELBACH PAG. II DE GROENE No. 3200

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl