Historisch Archief 1877-1940
jen
. Pijper
HET reclamedrukwerk, dat het Concert
gebouw dezer dagen in omloop heeft ge
bracht, bevat een en dertig portretten en
juist als verleden jaar, een afbeelding van den in
gang aan de van Baerlestraat, beschenen door
strijklicht. In de deuren ontwaart men drie employé's,
waarschijnlijk in uniform en het aanzien wordt ver
levendigd door vijf automobielen. Op den voorgrond
herkent men nog juist de tramrails. Het is een
weiverzorgd en attractief drukwerk geworden, dat,
hopen wij, niet zal nalaten een groot deel van het
uitgaande publiek tot een bezoek aan de concerten
te verlokken, niettegenstaande de onmiskenbare
ouderwetschheid van het voorgeveltje. Het con
cert van 20 April zal b.v. stellig uitverkocht zijn:
ten eerste is de entreeprijs twee gulden duurder, ten
tweede speelt Jehudi Menuhin bij die gelegenheid.
Het andere extra-dure concert zal ook wel vol
raken: dat is het openings-concert onder Mengelberg,
met Gieseking als solist.
Wanneer men de programma's van de 28 con
certen bekijkt, nadat men voldoende aandacht heeft
besteed aan de meerendeels goed gelijkende foto's,
dan durft men inderdaad wel verwachten dat het
uitgaande publiek niet van inschrijving op de series
A, B, C of Z afgehouden zal worden. Met de grootste
zorgvuldigheid immers heeft men alles weten te
vermijden wat in staat geacht kan worden een
amusisch gezelschap te vervelen, of wel te prikkelen
tot toorn of tot vreugde. Er is zoo op het eerste ge
zicht nauwelijks iets onalledaagsch bij. Men zal
enkele bescheiden dissonanten moeten aanhooren
eind Januari, in een noviteit van Sem Dresden voor
clarinet met orkest. Hetzelfde, misschien, eind
Februari: het lijkt n.l. niet gewaagd te veronderstellen
dat men den jongen Igor Markewitch heeft
uitgenoodigd op 23 Februari iets van zichzelf te
dirigeeren, ofschoon het prospectus ons daaromtrent
nog in het onzekere laat. En hetzelfde, tenslotte,
eind Maart: vioolconcert van Béla Bartök. Men ziet,
hoe geraffineerd de directie te werk is gegaan: in
het begin van de maand Beethoven, Bach, Franck,
Mozart, Wagner, Schubert of Brahms. De disso
nanten, of hoe men dat dan noemen wil, komen
allemaal na de vijftiende.
ER is een tijd geweest, niet zeer lang geleden,
dat het winterprogramma van het Concert
gebouw ook voor den muziekliefhebber interessant
genoemd kon worden. Dit is thans wel voor goed
afgeloopen. Inplaats van muzikale gebeurtenissen
spelen zich society-evenementen af in het oude ge
bouw aan de van Baerlestraat. Het zal wel goed
zijn, zoo. Uitgaand Amsterdam heeft blijkbaar meer
behoefte aan representatieve avonden dan aan mu
ziek. Wij, die onze herinneringen aan de al te korte
periode van muziekcultuur, die geduurd heeft tot
ongeveer tien jaar na den oorlog 1914?1918, be
waard hebben, zullen altijd blijven terug verlangen
naar z.g. artistieke gebeurtenissen. En dat maakt
ons ongeschikt om de groote" avonden van het
tegenwoordig regime te waardeeren op de wijze
waarop zij alleen maar gewaardeerd kunnen wor
den: als dure uithuizigheden met een franje van
schijn-artisticiteit omboord. Op een totaal van 28
concerten zal men ons 23 solisten te hooren geven
is dit het land van den tulpenhandel, of niet?
en op een totaal van ten minste 72 composities toch
zeker niet meer dan vier Hollandsche composities.
Alweer: zijn we Hollanders, of niet? Die
Nederlandsche stukken zullen dan zijn: het reeds ge
noemde werk van Dresden, de Elektramuziek van
D^ppenbrock, thans met Charlotte Kohier als
declamatrice, en twee composities van Badings.
Er zou, naar aanleiding van deze offerte voor het
nieuwe seizoen, nog veel meer opgemerkt behooren
te worden. Wij zullen onze belangstelling over het
antimuzikaal beleid aan de van Baerlestraat echter
te boven komen. Amsterdam heeft er blijkbaar
volkomen vrede mee op deze wijze muzikaal ge
leid" te worden.
Misschien is dat nu juist het ergste....
- f IN MEMORIAM J. SAKS
/SSU d'HUET" aldus hoorden wij prof.
Banger eens getuigen van P. Wiedijk, meerbekend
onder zijn nom de plume" J. Saks, die Zondag
nacht j.l. te Amsterdam overleden is. Saks had met
Busken Huet inderdaad veel gemeen: originaliteit,
zwier, non-conformisme, eigenschappen die in de
weinig zonnige landen bij de zee niet al te vaak voor
komen. Zijn geest zocht de ruimte en kon zich deswege
nimmer blijvend schikken binnen de spijlen van een
partijverband. Zonder ooit doctrinair te worden, was
hij wars van alle opportunisme. Hij was plooibaar op
de basis van beginselvastheid. Groote gaven als orga
nisator en inspireerend centrum, toonde hij als
redactie-secretaris van De Nieuwe Tijd", het socia
listische maandschrift dat in de jaren voor den
wereldoorlog door de medewerking van hemzelf, van
Gorter en Henriette Roland Holst ver over onze grenzen
beroemd was. Deze activiteit leidde tot een reeks van
conflicten, tenslotte tot een breuk met de S.D.A.P.
Sedertdien is hij politiek weinig actief geweest. Des
ondanks mocht men hem jarenlang het geweten van
de socialistische beweging hier te lande noemen.
Nauwelijks had een van de voormannen dier beweging
een daad verricht of een woord gezegd dat hij als ver
slapping der beginselen, als water-in-den-wijn be
schouwde, of er verscheen van zijn hand weer een korte
vernietigende studie, brillant en fel, zonder ooit
persoonlijk-beleedigend te worden. Nederland heeft met
Saks zijn besten essayist verloren.
Ixunstnanael oantee J_,anoweer
Schilderijen van Claire Bonebakker
tot 21 October
Keizersgracht 463
(Leidschestraat) AMSTERDAM
?DEHALVE de beide bundels Socialistische
Op?*-^ stellen", bewijzen dat ook de twee studies Pot
gieter en Busken Huet" en Multatuli", die naar
den inhoud op menig punt baanbrekend waren. De
wijze waarop Saks het individu te plaatsen wist in
zijn tijd en in zijn milieu, is ongeëvenaard. Zijn
opstellen over Quack, Van Eeden en Multatuli
om slechts enkelen te noemen , gebaseerd op uit
gebreide historische kennis en fijne intuïtie, zijn stuk
voor stuk een schitterende synthese van sociale en
individueele psychologie. Zijn hoofdwerk Mul
tatuli is tegelijk een gelukkig tegenwicht tegen de
overspannen en oncritische vereering die menig jong
l
eetan
DE voorgeschiedenis van de deelneming van
Nederland aan de tentoonstelling te New
York is bekend: deze eindigde in een niet
bijgelegd conflict tusschen de Regeeringscommissies
en den Tentoonstellingsraad. Tenslotte legde de
Tentoonstellingsraad aan de leden van de aan
gesloten Vereenigingen het verbod op, mede te
werken aan de voorbereiding van deze tentoonstel
ling. Alle bij deze vereenigingen aangesloten kun
stenaars zullen hun medewerking dus niet kunnen
verleenen, met uitzondering dan van diegenen die
reeds een opdracht aanvaard hadden op het moment
dat dit verbod werd uitgevaardigd.
Het Weekblad van den Economischen voorlich
tingsdienst van het departement van Economische
Zaken publiceert een tentoonstellingsnummer waar
in een en ander over de aanstaande tentoonstelling
te New York wordt medegedeeld. Behalve een
aantal illustraties van het ex- en interieur van het
Paviljoen bevat het nummer o.m. ook de lijst van
medewerkende kunstenaars. Met waardeering wordt
gewag gemaakt dat de commissies zich op initiatief
van professor Rosse de medewerking van de vol
gende kunstenaars hebben kunnen verzekeren!
prof. Willem v. d. Berg (de gloednieuwe), G.
Brinkgreve, Louis Bron, Dirk Bus, mejuffrouw Fransje
Carbasius, mevr. Rie Cramer, Pol Dom, G. van
Eeden, H. J. Etienne, J. Franken, J. Franken Pzn.,
Frans ter Gast, mej. S. Gerlach, Jaap Gidding, mej.
Marianne Gobius, D. Harting, A. F. Hartman,
P. v. d. Hem, A. Heesterman, D. M. A.
IngenHousz, prof. Huib Luns, (niet zoo gloednieuw),
A. M. Luyt, A. Molkenboer, F. H. P. Reitmann,
W. Roelofs, mej. M. Rosse, J. B. Lambert Simon,
G. A. H. v. d. Stok, F. Verdonk en Johan
de Vries.
Deze lijst waarop slechts enkele namen voor
komen van medewerkers die reeds een opdracht
accepteerden voordat het verbod door den Tentoon
stellingsraad werd uitgevaardigd, is dus voor de
meesten de lijst der schande. Aan werkwilligen kan
men niet te hooge eischen stellen. De werkgever is
reeds zoo blij dat deze op voor anderen niet te acceptee
ren voorwaarden voor hem willen werken, dat hij wat
hun arbeidspraestatie betreft, iets door de vingers
Portretstudie van J. Saks, door Hildo Krop
Nederlandsch litterator jegens den man van Lebak
koestert. Sterker dan de inhoud werkt echter wel
licht nog de vorm van Saks' geschriften. Deze was
even fijn en kantig als zijn handschrift. Studie's van
hem dient men eigenlijk te lezen onder het genot van
een geurige sigaar en een goed glas wijn. Zij zijn
een ware verkwikking voor ieder die eenig stijlgevoel
bezit. Nooit was hij overdreven-diepzinnig, altijd
recht-op-den-man af. Zijn humor was puntig en ver
holen. En zoo gaat in hem een man verloren wiens
werk misschien kwalijk paste in dezen rumoerenden
tijd, maar waarvan, gelijk wij hopen, desondanks nog
menig Nederlandsch geslacht zal genieten.
ew
zal moeten zien. De illustraties bij het artikel berei
den ons zachtkens voor dat wij niet iets, maar heel
veel door de vingers zullen moeten zien, en waar
schijnlijk het beste zullen doen om er in het geheel
geen acht op te slaan. De keuze der samenwerkende
kunstenaars was op zichzelf afgezien van het geheele
conflict met den Tentoonstellingsraad op zijn zachtst
uitgedrukt al wonderlijk. Prof. dr. ir. J. D. F.
Slothouwer ontwierp het paviljoen, terwijl het in
terieur in hoofdzaak verzorgd werd door Paul Brom
berg; waarbij de een blijkbaar de grootst mogelijke
moeite doet om den arbeid van den ander te ver
nietigen. De quasi klassieke opvatting van het
exterieur van het paviljoen wordt aan de binnen
zijde verdoezeld achter een zoogenaamde vrije"
behandeling van het interieur waarbij Bromberg
op ietwat goedkoope wijze een vrije ruimte-ont
wikkeling tracht te suggereeren die uit den aard
der zaak aan alle kanten te pletter moet loopen
tegen de rechthoekige wanden, die het ontwerp van
Slothouwer nu eenmaal aan de binnenzijde te zien
zou geven. De keuze van Bromberg voor de ver
zorging van het interieur (die overigens reeds was
geschied vóór het conflict, zoodat hem in dit opzicht
in het geheel geen schuld treft) is op zichzelf reeds
teekenend voor de regeerings-commissie. Toen deze
keuze bekend werd kwam onwillekeurig de gedachte
op: zou men zich bij een volgende gelegenheid
misschien rechtstreeks tot een warenhuis wenden ?
Om ons land cultureel te vertegenwoordigen denkt
men toch aan andere figuren als Bromberg,
die nimmer een leidende figuur is geweest op
het gebied der binnenhuiskunst, doch zich steeds
gewillig liet leiden. Het is mogelijk dat de
naam Bromberg gepronkt heeft op een lijst van
kunstenaars welke destijds door den Tentoon
stellingsraad zijn aanbevolen, doch ongetwijfeld
hebben er dan ook namen op gestaan waaraan men
zeker de voorkeur behoorde te geven indien men er
althans prijs op stelt dat Nederland te New York
waardig vertegenwoordigd zal zijn. Dit schijnt
echter langzamerhand in het geheel geen rol meer
te spelen, zoodat men te laat zal ontdekken welke
schade deze schande ons zal berokkenen.
B. MERKELBACH
PAG. II DE GROENE No. 3200