De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 8 oktober pagina 7

8 oktober 1938 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

De" reportage van de week De zigeuners van de Camargue EEN onderaardsch gewelf, een vochtige grot waar waskaarsen voor een kreupel altaar branden. Op den grond van gestampte aarde liggen mannen, vrouwen en kinderen dooreen. Hun haar, waarop de maan bleek glanst, zijn donker der nog dan de duisternis van den nacht. De meesten zijn, uitgeput van het dansen en de gebeden, in slaap gevallen. Maar zij, die waken hebben den fluoresceerenden blik van katten en wilde dieren, die den nacht schijnt te doorboren. Tegen het altaar geleund, als een godin uit de oudheid, geeft een schoone, ernstige vrouw haar kind de borst. Zij is gehuld in een lang gewaad van rose zijde met dwarse volants; armbanden van Moorsch filigrain schitteren aan haar polsen; een magnoliabloem steekt in haar ceintuur. Deze gitane" komt uit Spanje: een pas aangekomen vluchtelinge tusschen de stammen die in het Zuiden van Frankrijk reeds woonachtig zijn, en wier kleeding reeds eenvoudiger en strenger is. De baby drinkt met gulzige halen. De-klokkende gulzigheid klinkt samen met de geluiden van al die menschen, de rustige ademhaling van de slapenden, het gemurmel van magische formulieren, het geruisch van gewaden en fijn getinkel der sieraden een concert van honderden geluidjes, waar doorheen een krachtiger gesnurk of hysterisch gezucht nu en dan opklinkt. Het kindje heeft al geen dorst meer; nu gaat het slapen. De moeder wikkelt het kleintje in een shawl, kust het teeder en legt het op een steenblok, die ergens in een hoek ligt. Eigenlijk een geheimzinnig blok, met een vreemde groef: zou dat werkelijk vroeger een offertafel geweest zijn voor een Baaidienst, die later verzacht werd? Een altaar voor Mithras, die men aan den Gallischen oever van de Middellandsche Zee vóór Christus vereerde ? Of was het alleen maar een aambeeld van een smid van duizend jaren geleden ? Door een opening in de grot straalt bleek maan licht naar binnen. De moeder zingt een oude Andalusische romance als wiegelied voor het kind, een gebed tot de Avondster. Het lied bezingt de maan boven de smidse; het kindje ziet de maan, laat mij dansen, mijn kind; als de zigeuners komen, zullen ze je vinden op het aambeeld, met je oogjes gesloten." DE aanvoerder van de zigeuners van Camargue, van wien ik vannacht de eeregast ben, zoekt mij in de duisternis op, hurkt naast mij neer en omvat mijn schouders: Zie je nu, hoe schoon dat is, ons ras?" vraagt hij mij met een door tranen verstikte stem (zijn tranen loopen over zijn wangen als lichtende druppels). ,,Ik dank je, dat je me dat alles hebt laten zien, Tyt: het is mooi en aangrijpend l" Mishtó !" (goed) ik wist dat je onze broer was, heer". Dan, zachter, vervolgt de aanvoerder Tyt: Phrat" (broer), sinds vele jaren betuig je ons je vriendschap: ik heb gewild, dat je gisteravond bij ons zou zijn. Terwijl in de Katholieke kerk boven onze hoofden de gatshè" (vreemdelingen) hun mis opdragen, hebben wij, heeft ons shintè" (volk) slechts in tegenwoordigheid van jou en van eenige boeren uit den omtrek, die met ons ras verwant zijn, de nagedachtenis van Sara geëerd. Wij hebben in koor gezongen voor haar gewijde Beeltenis die je op dit altaar ziet. Ook jij hebt met ons de woorden gezongen, die jij, noch zij, hebt kunnen begrijpen. Toen hebben wij gedanst, en jij hebt, ondanks je toewijding, niet kunnen dansen zoo als wij dat doen, maar je hebt, als wij, een lap van je kleeren willen scheuren om die op het altaar van Sara te leggen, en dat, heer, zal je geluk brengen. Ja, je zult het zien, Phrat! Te trais ! (Leef wel!)". Ook ik, Tyt, heb de oprechtste wenschen dat je lang moge leven, want je verdient het. Maar sta me toe, je een vraag te stellen, die je welllicht onbescheiden zult vinden: wat heb je vannacht om middernacht gezegd in je geestdriftige toespraak, in je mooie taal ? Toen ik over Sara heb gesproken? Ja, zooals elk jaar op dezen datum heb ik den mijnen verteld van de gouden legende, ik heb hun bevolen haar leer trouw te blijven, dat is: door te bedelen het hart van de menschen te openen voor de christelijke naastenliefde. Maar helaas, het gebruik van onze taal raakt meer en meer in onbruik bij de jongeren. Hoeveel hebben hun ouders hun niet moeten vertalen uit mijn calo-dialect in het Catalaansch, in het Provencaalsch, in het Corsikaansch, of zelfs in het Hongaarsch en Arabisch? Want u weet, dat wij hier families hebben die in bedevaart van zeer ver komen, ter nagedachtenis aan hun voorouders. Eeuwen en eeuwen voor Christus zijn wij ver trokken van het land, waar de zon opgaat, ver achter Indië. Wij zijn voortgetrokken, voort getrokken en voortgetrokken. Wij hebben een tijd, langen tijd uitgerust bij de Joden en in Egypte, toen zijn we weer verder getrokken. Op een dag, zegt de overlevering, zijn we in tegengestelde richting vertrokken, want de zon was van idee veranderd en kwam op aan den tegengestelden horizon. Toen onze paarden zoo moe waren, dat ze niet meer konden, hebben wij stil gehouden in de grazige weiden van de monden van de Rhóne, die men de Camargue noemt. Hier groeiden de rozestruiken en de biezen die wij noodig hebben voor het vervaardigen van onze manden en het vlechtwerk, waarin wij zoo kundig zijn. Maar al gauw zijn bij de gitanes", bij de Egyptianos van den ouden stam, bij ons, mannen van den ouden tijd, andere Egypsies" gekomen van Afrika en uit Spanje. Tenslotte hebben onze rassebroeders Zingari", de Tsjiganen, die zink en tin en kostbare metalen bewerken, de vlakten van Roemeniëen van Bohemen verlaten om in de Camargue hun weiderechten te verwerven. Hoeveel ruzies, hoeveel gevechten en ook hoeveel huwelijken hebben de banden tusschen hen en onze verspreide en vijandige stammen vaster aangehaald? Ook de nieuw gekomenen evenals de oude ver eerden Sara". OP dat oogenblik verlichtte een vurige streep morgenlicht het stuk van den hemel, dat zichtbaar was door de opening in het gewelf. De kaarsen zijn na elkaar uitgedoofd. De kinderen worden wakker. Een hoekje van een rok wordt met spuug natgemaakt en ze zijn weer gewasschen, klaar voor het onderbroken spel, tusschen de over blijfselen van de kandelaars. De kleine Tsjaï" (meisjes) met verwarde haren, maken hun vlechten weer in orde, strikken hun linten en steken hun witte jakken weer vast, die smoezelig zijn van het vuil, altijd kapot gescheurd en nooit hersteld. De mannen zijn het eerst op, met een gebogen vinger hun geweldige snorren opstrijkend en in druk gesprek. Ik knoop de kraag van mijn jasje dicht: ik heb het koud, na een nacht van slapeloosheid en mystieke exaltatie. Wat wil je, zoo is het leven", zegt de zacht moedige en ontroerde aanvoerder, als een soort conclusie. En hij herhaalt langzaam voor zijn eigen tevredenheid of voor mij, dat weet ik niet de zachte provencaalsche woorden van de legende, volgens welke Marie-Jacobéen Marie-Saloméuit Palestina weggejaagd werden in een vaartuig zonder zeilen en toen op deze Camargueesche kust ge worpen werden waar zij Sara, Koningin der zigeuners, bekeerden tot het werkelijke geloof aan Christus, hun Heer : De l'autoar pagar fguèron luprimer autar crestian de nósti ribières." Van het heidensche altaar maakten ze het eerste christelijke altaar van onze kusten. Zij leefden hier, met Sara als gezellin, stierven hier, en werden hier begraven. Toen, op een dag, heeft men op hun graf en over den ouden heidenschen tempel de Kerk gebouwd, een fort, dat uitziet over zee. Het merkwaardigste is, dat de zigeuners zich nooit hebben willen onderwerpen aan den Katho lieken eeredienst, of liever: de clerus van de Kerk die boven hun gewelf werd opgericht, staat uit traditie toe, dat de nomaden er hun primitieve gods dienstoefening van hun woeste voorouders houden. Als straks de menigte het beeld van Sara door de stad naar zee zal dragen, zal geen priester aan de processie deelnemen, noch haar zegenen. Het beeld met de witte wade zal slechts gegroet worden door de vertegenwoordigers van de Nacion gardiano" (het volk van de troepenbewakers) van wie de meesten zigeunerbloed in zich hebben, vermengd met het bloed van de Fransche families uit de streek. De vrome zangen, gebeden tot Sara, beginnen weer. Rondom strekken moerassen van de Rhónedelta zich uit, als een soort onbebouwd stuk Neder land, verdwaald aan de oevers van de Middel landsche Zee. Dr. J. P. De oorlog der luidsprekers "FK heb dikwijls gedacht dat die j man, die daar inmijnluidspre?*? ker stond te oreeren, toch maar makkelijk praten had! Het was immers nutteloos hem tegen te spreken. Uit mijn luidspreker, uit die van mijn buren, van duizenden andere menschen, misschien van millioenen, klinkt dezelfde stem van een meneer die in een klein glazen kamertje in een leunstoel zit, met een microfoon en een glaasje water, en met zijn horloge vóór zich, waarop hij kan zien hoeveel tijd hem nog rest om precies te zeggen wat hij te zeggen heeft, in de zalige zekerheid nooit en te nimmer te kunnen worden geïnterrumpeerd. Het is een tot op den draad ver sleten gemeenplaats, maar daarom is het niet minder waar, dat het tijdvak van den luidspreker een nieuwe aera in de geschiedenis beteekent. De menschelijke geest heeft er een zóó machtig wapen in ontdekt,een zóó velen bereikend mid del om gedachten uit te drukken, dat hij er als Zauberlehrling" tegenover staat. Het uitdrukkings middel is zóó machtig, de hanteerende geest zóó klein, dat de mensch deze materie eigenlijk niet kan beheerschen.... misschien: nóg niet kan beheerschen. Hij schrikt terug voor de gave, millioenen te kunnen overdonderen, zonder de kans te loopen, dat er iemand komt, die hem op de vingers tikt met een: Ja, ja, dat is allemaal heel mooi, maar...." OF het nu de luidspreker van de radio is, of van de film, dat is per slot van rekening het zelfde. Ook de film kan gedachten uitdrukken, ideeën propageeren. En het blijkt dat de menschelijke zucht tot behoud, de behoudzucht, beide vormen van hetzelfde gevaar bezweerd met hetzelde remedie: cen suur ! De staatscontrole waakt. Hij waakt er voor dat de luidspreker geen al te groote ketterijen debiteert. En elders, dat de alleen-spreker in het ongestoorde genot van zijn mo nopolie kan blijven, al is wat hij zegt nóg zoo strijdig met de logica. Het is de vraag of de verdwazing van onzen tijd ooit zonder den luidspreker geboren zou zijn. Wanneer de menschelijke geest de techniek van een nieuw ver breidingsmiddel ontdekt heeft, komt het behoudend instinct met een taboe aandragen. Zoo was het ook na het uitvinden van de boekdruk kunst. Wat is daar niet uit voort gekomen ! Geestelijke en confessioneele revoluties, dertig- en tachtig jarige oorlogen, het verspreiden van de leerstelling van de Rechten van den Mensch. In de botsing der meeningen versplinterde ten leste het veiligheidsslot der censuur. Zoodat het eigenlijk niets nieuws is, deze aera". Wij schijnen met de ontdekking van dit nieuwe ver breidingsmiddel weer hetzelfde te moeten doormaken, al wordt er tot nog toe alleen nog maar oorlog ge voerd door middel van , en niet tengevolge van de luidsprekers. Wie zal het zijn die met de on weersproken electrische stem de wereld zal beheerschen? Dat het weer de Vrijheid zal zijn en niet het Geweld ligt voor de hand. Maar ook deze overwinning zal niet wor den bevochten zonder bloed en tranen. Is het zoo gek dat ons, in dezen strijd van schallende stemmen, tel kens weer het gevoel bekruipt om er maar voor weg te vluchten ? Dan vinden we verstrooiing bij een film, waarin wij de droomen der versla gen romantiek opnieuw beleven, die ons worden toegefluisterd... door een luidspreker. M. K. De Kerk boven de grot van Sara-de-zigeunerkoningin, uitziend over de nevelige haven.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl