Historisch Archief 1877-1940
De" reportage van de week
De zigeuners van de Camargue
EEN onderaardsch gewelf, een vochtige grot
waar waskaarsen voor een kreupel altaar
branden. Op den grond van gestampte aarde
liggen mannen, vrouwen en kinderen dooreen. Hun
haar, waarop de maan bleek glanst, zijn donker
der nog dan de duisternis van den nacht.
De meesten zijn, uitgeput van het dansen en de
gebeden, in slaap gevallen. Maar zij, die waken
hebben den fluoresceerenden blik van katten en
wilde dieren, die den nacht schijnt te doorboren.
Tegen het altaar geleund, als een godin uit de
oudheid, geeft een schoone, ernstige vrouw haar
kind de borst. Zij is gehuld in een lang gewaad van
rose zijde met dwarse volants; armbanden van
Moorsch filigrain schitteren aan haar polsen; een
magnoliabloem steekt in haar ceintuur. Deze
gitane" komt uit Spanje: een pas aangekomen
vluchtelinge tusschen de stammen die in het Zuiden
van Frankrijk reeds woonachtig zijn, en wier
kleeding reeds eenvoudiger en strenger is.
De baby drinkt met gulzige halen. De-klokkende
gulzigheid klinkt samen met de geluiden van al die
menschen, de rustige ademhaling van de slapenden,
het gemurmel van magische formulieren, het
geruisch van gewaden en fijn getinkel der sieraden
een concert van honderden geluidjes, waar
doorheen een krachtiger gesnurk of hysterisch
gezucht nu en dan opklinkt.
Het kindje heeft al geen dorst meer; nu gaat het
slapen. De moeder wikkelt het kleintje in een shawl,
kust het teeder en legt het op een steenblok, die
ergens in een hoek ligt. Eigenlijk een geheimzinnig
blok, met een vreemde groef: zou dat werkelijk
vroeger een offertafel geweest zijn voor een
Baaidienst, die later verzacht werd? Een altaar voor
Mithras, die men aan den Gallischen oever van de
Middellandsche Zee vóór Christus vereerde ? Of was
het alleen maar een aambeeld van een smid van
duizend jaren geleden ?
Door een opening in de grot straalt bleek maan
licht naar binnen. De moeder zingt een oude
Andalusische romance als wiegelied voor het kind,
een gebed tot de Avondster. Het lied bezingt de
maan boven de smidse; het kindje ziet de maan,
laat mij dansen, mijn kind; als de zigeuners komen,
zullen ze je vinden op het aambeeld, met je oogjes
gesloten."
DE aanvoerder van de zigeuners van Camargue,
van wien ik vannacht de eeregast ben, zoekt
mij in de duisternis op, hurkt naast mij neer en
omvat mijn schouders:
Zie je nu, hoe schoon dat is, ons ras?" vraagt
hij mij met een door tranen verstikte stem (zijn
tranen loopen over zijn wangen als lichtende
druppels).
,,Ik dank je, dat je me dat alles hebt laten zien,
Tyt: het is mooi en aangrijpend l"
Mishtó !" (goed) ik wist dat je onze broer
was, heer".
Dan, zachter, vervolgt de aanvoerder Tyt:
Phrat" (broer), sinds vele jaren betuig je ons je
vriendschap: ik heb gewild, dat je gisteravond bij
ons zou zijn. Terwijl in de Katholieke kerk boven
onze hoofden de gatshè" (vreemdelingen) hun mis
opdragen, hebben wij, heeft ons shintè" (volk)
slechts in tegenwoordigheid van jou en van eenige
boeren uit den omtrek, die met ons ras verwant zijn,
de nagedachtenis van Sara geëerd.
Wij hebben in koor gezongen voor haar gewijde
Beeltenis die je op dit altaar ziet. Ook jij hebt met
ons de woorden gezongen, die jij, noch zij, hebt
kunnen begrijpen. Toen hebben wij gedanst, en jij
hebt, ondanks je toewijding, niet kunnen dansen zoo
als wij dat doen, maar je hebt, als wij, een lap van
je kleeren willen scheuren om die op het altaar van
Sara te leggen, en dat, heer, zal je geluk brengen.
Ja, je zult het zien, Phrat! Te trais ! (Leef wel!)".
Ook ik, Tyt, heb de oprechtste wenschen dat je
lang moge leven, want je verdient het. Maar sta
me toe, je een vraag te stellen, die je welllicht
onbescheiden zult vinden: wat heb je vannacht om
middernacht gezegd in je geestdriftige toespraak,
in je mooie taal ?
Toen ik over Sara heb gesproken? Ja, zooals elk
jaar op dezen datum heb ik den mijnen verteld
van de gouden legende, ik heb hun bevolen haar
leer trouw te blijven, dat is: door te bedelen het hart
van de menschen te openen voor de christelijke
naastenliefde. Maar helaas, het gebruik van onze
taal raakt meer en meer in onbruik bij de jongeren.
Hoeveel hebben hun ouders hun niet moeten vertalen
uit mijn calo-dialect in het Catalaansch, in het
Provencaalsch, in het Corsikaansch, of zelfs in het
Hongaarsch en Arabisch? Want u weet, dat wij
hier families hebben die in bedevaart van zeer ver
komen, ter nagedachtenis aan hun voorouders.
Eeuwen en eeuwen voor Christus zijn wij ver
trokken van het land, waar de zon opgaat, ver
achter Indië. Wij zijn voortgetrokken, voort
getrokken en voortgetrokken. Wij hebben een tijd,
langen tijd uitgerust bij de Joden en in Egypte,
toen zijn we weer verder getrokken. Op een dag,
zegt de overlevering, zijn we in tegengestelde richting
vertrokken, want de zon was van idee veranderd en
kwam op aan den tegengestelden horizon. Toen
onze paarden zoo moe waren, dat ze niet meer
konden, hebben wij stil gehouden in de grazige weiden
van de monden van de Rhóne, die men de Camargue
noemt. Hier groeiden de rozestruiken en de biezen
die wij noodig hebben voor het vervaardigen van
onze manden en het vlechtwerk, waarin wij zoo
kundig zijn. Maar al gauw zijn bij de gitanes", bij
de Egyptianos van den ouden stam, bij ons, mannen
van den ouden tijd, andere Egypsies" gekomen
van Afrika en uit Spanje. Tenslotte hebben onze
rassebroeders Zingari", de Tsjiganen, die zink en
tin en kostbare metalen bewerken, de vlakten van
Roemeniëen van Bohemen verlaten om in de
Camargue hun weiderechten te verwerven. Hoeveel
ruzies, hoeveel gevechten en ook hoeveel huwelijken
hebben de banden tusschen hen en onze verspreide
en vijandige stammen vaster aangehaald?
Ook de nieuw gekomenen evenals de oude ver
eerden Sara".
OP dat oogenblik verlichtte een vurige streep
morgenlicht het stuk van den hemel, dat
zichtbaar was door de opening in het gewelf. De
kaarsen zijn na elkaar uitgedoofd. De kinderen
worden wakker. Een hoekje van een rok wordt met
spuug natgemaakt en ze zijn weer gewasschen,
klaar voor het onderbroken spel, tusschen de over
blijfselen van de kandelaars. De kleine Tsjaï"
(meisjes) met verwarde haren, maken hun vlechten
weer in orde, strikken hun linten en steken hun
witte jakken weer vast, die smoezelig zijn van het
vuil, altijd kapot gescheurd en nooit hersteld. De
mannen zijn het eerst op, met een gebogen vinger
hun geweldige snorren opstrijkend en in druk
gesprek. Ik knoop de kraag van mijn jasje dicht:
ik heb het koud, na een nacht van slapeloosheid en
mystieke exaltatie.
Wat wil je, zoo is het leven", zegt de zacht
moedige en ontroerde aanvoerder, als een soort
conclusie. En hij herhaalt langzaam voor zijn
eigen tevredenheid of voor mij, dat weet ik niet
de zachte provencaalsche woorden van de legende,
volgens welke Marie-Jacobéen Marie-Saloméuit
Palestina weggejaagd werden in een vaartuig zonder
zeilen en toen op deze Camargueesche kust ge
worpen werden waar zij Sara, Koningin der
zigeuners, bekeerden tot het werkelijke geloof aan
Christus, hun Heer : De l'autoar pagar fguèron
luprimer autar crestian de nósti ribières." Van het
heidensche altaar maakten ze het eerste christelijke
altaar van onze kusten. Zij leefden hier, met Sara
als gezellin, stierven hier, en werden hier begraven.
Toen, op een dag, heeft men op hun graf en over den
ouden heidenschen tempel de Kerk gebouwd, een
fort, dat uitziet over zee.
Het merkwaardigste is, dat de zigeuners zich
nooit hebben willen onderwerpen aan den Katho
lieken eeredienst, of liever: de clerus van de Kerk
die boven hun gewelf werd opgericht, staat uit
traditie toe, dat de nomaden er hun primitieve gods
dienstoefening van hun woeste voorouders houden.
Als straks de menigte het beeld van Sara door de
stad naar zee zal dragen, zal geen priester aan de
processie deelnemen, noch haar zegenen. Het beeld
met de witte wade zal slechts gegroet worden door
de vertegenwoordigers van de Nacion gardiano"
(het volk van de troepenbewakers) van wie de
meesten zigeunerbloed in zich hebben, vermengd
met het bloed van de Fransche families uit de streek.
De vrome zangen, gebeden tot Sara, beginnen
weer. Rondom strekken moerassen van de
Rhónedelta zich uit, als een soort onbebouwd stuk Neder
land, verdwaald aan de oevers van de Middel
landsche Zee. Dr. J. P.
De oorlog der luidsprekers
"FK heb dikwijls gedacht dat die
j man, die daar
inmijnluidspre?*? ker stond te oreeren, toch maar
makkelijk praten had! Het was
immers nutteloos hem tegen te
spreken. Uit mijn luidspreker, uit
die van mijn buren, van duizenden
andere menschen, misschien van
millioenen, klinkt dezelfde stem
van een meneer die in een klein
glazen kamertje in een leunstoel zit,
met een microfoon en een glaasje
water, en met zijn horloge vóór zich,
waarop hij kan zien hoeveel tijd
hem nog rest om precies te zeggen
wat hij te zeggen heeft, in de zalige
zekerheid nooit en te nimmer te
kunnen worden geïnterrumpeerd.
Het is een tot op den draad ver
sleten gemeenplaats, maar daarom
is het niet minder waar, dat het
tijdvak van den luidspreker een
nieuwe aera in de geschiedenis
beteekent. De menschelijke geest
heeft er een zóó machtig wapen in
ontdekt,een zóó velen bereikend mid
del om gedachten uit te drukken,
dat hij er als Zauberlehrling"
tegenover staat. Het uitdrukkings
middel is zóó machtig, de
hanteerende geest zóó klein, dat de mensch
deze materie eigenlijk niet kan
beheerschen.... misschien: nóg niet
kan beheerschen. Hij schrikt terug
voor de gave, millioenen te kunnen
overdonderen, zonder de kans te
loopen, dat er iemand komt, die
hem op de vingers tikt met een:
Ja, ja, dat is allemaal heel mooi,
maar...."
OF het nu de luidspreker van
de radio is, of van de film,
dat is per slot van rekening het
zelfde. Ook de film kan gedachten
uitdrukken, ideeën propageeren. En
het blijkt dat de menschelijke zucht
tot behoud, de behoudzucht, beide
vormen van hetzelfde gevaar
bezweerd met hetzelde remedie: cen
suur ! De staatscontrole waakt. Hij
waakt er voor dat de luidspreker
geen al te groote ketterijen debiteert.
En elders, dat de alleen-spreker in
het ongestoorde genot van zijn mo
nopolie kan blijven, al is wat hij
zegt nóg zoo strijdig met de logica.
Het is de vraag of de verdwazing
van onzen tijd ooit zonder den
luidspreker geboren zou zijn.
Wanneer de menschelijke geest
de techniek van een nieuw ver
breidingsmiddel ontdekt heeft, komt
het behoudend instinct met een
taboe aandragen. Zoo was het ook
na het uitvinden van de boekdruk
kunst. Wat is daar niet uit voort
gekomen ! Geestelijke en
confessioneele revoluties, dertig- en tachtig
jarige oorlogen, het verspreiden van
de leerstelling van de Rechten van
den Mensch. In de botsing der
meeningen versplinterde ten leste
het veiligheidsslot der censuur.
Zoodat het eigenlijk niets nieuws
is, deze aera". Wij schijnen met
de ontdekking van dit nieuwe ver
breidingsmiddel weer hetzelfde te
moeten doormaken, al wordt er tot
nog toe alleen nog maar oorlog ge
voerd door middel van , en niet
tengevolge van de luidsprekers.
Wie zal het zijn die met de on
weersproken electrische stem de
wereld zal beheerschen? Dat het
weer de Vrijheid zal zijn en niet
het Geweld ligt voor de hand. Maar
ook deze overwinning zal niet wor
den bevochten zonder bloed en
tranen.
Is het zoo gek dat ons, in dezen
strijd van schallende stemmen, tel
kens weer het gevoel bekruipt om
er maar voor weg te vluchten ? Dan
vinden we verstrooiing bij een film,
waarin wij de droomen der versla
gen romantiek opnieuw beleven,
die ons worden toegefluisterd... door
een luidspreker. M. K.
De Kerk boven de grot van Sara-de-zigeunerkoningin,
uitziend over de nevelige haven.