De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 15 oktober pagina 10

15 oktober 1938 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

GRIEKSCHE INSCRIPTIES Dr. J. J. E. Hondius TTET onlangs te Amsterdam gehouden eerste internationaal congres voor Grieksche en Latijnsche [ inscripties, gaf de redactie van de Groene" aanleiding mij om een kort artikel over dit onderwerp j te vragen. Belangstellenden moge ik voor een uitgebreider inleiding met uitvoerige bibliographie naar \ mijn Saxa loquuntur" verwijzen. i ONDER Grieksche inscripties verstaat men Grieksche opschriften op voorwerpen van hard en duurzaam materiaal, als steen, metaal, ivoor. Grieksche inscripties behooren, naast handschriften en papyri, tot de voornaamste t>ronnen van onze kennis der klassieke oudheid. Voor SDmmige onderdeden zijn zij zelfs onze eenige bron; zoo voor vele Grieksche dialecten. Daarnaast illustreeren ze Griekenland's politieke en economische geschiedenis, godsdienst, recht en vooral het maat schappelijk leven in al zijn uitingen en vormen. De oudste inscripties, op Griekschen bodem ge vonden, zijn nog geschreven in een lineair schrift, dat geheel van het latere Grieksche verschilt. Het ons bekende Grieksche alphabet ontleenden de Grieken aan de Phoeniciërs; wanneer dit precies gebeurde, is nog niet met zekerheid bekend. Wel leert ons een vergelijking der in de laatste jaren belangrijk in aantal toegenomen Phoenicische inscripties met de oudste Grieksche, dat deze ont leening op zijn laatst in de Qe eeuw voor Chr. plaats vond, vermoedelijk in lonië. Reeds dadelijk werd door de Grieken van dit schrift een druk gebruik gemaakt. De oudste voor beelden, die ons bewaard zijn gebleven, vinden we op vazen, en wel op een aantal scherven van zoogen. proto-Korinthisch aardewerk, door de archaeologen gedateerd tusschen 750 en 725 voor Chr. Eveneens uit het midden der 8e eeuw dateeren een aantal inscripties op scherven van geometrisch aardewerk, en op een geometrische vaas met het opschrift; wie het mooiste danst, mag mij hebben". Uit iets later tijd zijn de in mooie archaïstische letters gehouwen inscripties op de vurige rotsen van het vulcanische Thera. Zij geven ons een goed voor beeld van de oude locale alphabetten, die eerst in den loop der eeuwen voor het Attisch-Ionische schrift van het economisch en cultureel machtige Athene zijn geweken. De 6e eeuw voert ons naar Olympia, waar inscrip ties op halters, speren, slingersteenen en dergelijke ons vertellen van aldaar geleverde sportieve presta ties. Zoo een steen van 150 kg., met het opschrift: Boubon gooide mij met n hand over het hoofd". Een in Delphi gevonden basis roept ons een bekend verhaal van Herodotus in herinnering: Kleobis en Biton trokken hun moeder 45 stadien, na het juk (van den wagen) op hun schouders te hebben geno men". Uit het begin der 6e eeuw dateert een inscrip tie uit Abu Simbel aan den Nijl met de namen der Grieksche huurlingen, die deelnamen aan een expedi tie van koning Psammetichos van Egypte tegen Ethio pië, gekrast in het beeld van Ramses: Een slechte gewoonte, door den epigraphicus hoogelijk gewaar deerd, niet alleen om de waardevolle aanvullingen van onze kennis der Grieksche eigennamen (die eveneens voor een belangrijk deel op inscripties berust), maar vooral ook omdat zij de gegevens levert voor een geschiedenis van het Antiek Toerisme, dat slechts op grond der inscripties kan worden beschreven. Begin 6e eeuw manifesteert zich voor het eerst op de steenen. de Grieksche demokratie: een fragment uit Chios, met een demo cratische staatsregeling; een aanwijzing, hoe evenals voor proza, poëzie, philosophie en wetenschap, ook voor recht en staatsinrichting het begin in loniëis te zoeken. Van de politieke verhoudingen op inter nationaal gebied spreekt ons een 6e-eeuwsch staats verdrag uit Olympia. Dergelijke verdragen, waarvan er ons velen op steen zijn overgeleverd, zijn typee rend voor de opvattingen in dien tijd over oorlog en vrede. Oorlog is het normale: pas wanneer twee staten zich nadrukkelijk tot het tegendeel hebben verbonden, is er tusschen hen vrede. De duur van zulk een vredesverdrag is zeer verschillend: som mige staten beloven elkaar 5 jaar met rust te laten, andere 30, 50, of zelfs 100. De waarde van dergelijke afspraken was in de oudheid even groot als thans. Begin se eeuw vinden we een merkwaardige inscriptie in Magnesia: de koning der koningen, Darius de zoon van Hystaspes, spreekt tot Gadates zijn dienaar het volgende". Volgt een reprimande aan zijn satraap, die zich in al te grooten ijver aan tempelbezit had vergrepen. Een lange reeks van dergelijke koningsbrieven is ons bekend. DE beroemde overwinningen van de Grieken in het begin der 5e eeuw op de Perzen vinden alle in de inscripties hun weerklank. Zoo in Delphi. In 480 bouwden de Atheners daar hun fraaie, in onzen tijd herstelde, schathuis, met de opdracht: de Atheners aan Apollo uit de op de Perzen behaalde buit, als eerstelingsgave voor den slag bij Marathon." De muren van dit schathuis werden later geheel volgeschreven met allerlei soort inscripties, waar onder een tweetal hymnen met muzikale illustratie, een der belangrijkste gegevens voor onze kennis der antieke muziek. Ter eere van de overwinning op de Perzen bij Plataeae wijdden de verzamelde Grieken . in Delphi een gouden drievoet op een zuil van ineen gestrengelde slangen. De drievoet is reeds lang versmolten, de zuil staat nu in Konstantinopel, met een kort en waardig opschrift: dezen streden den strijd", volgen de namen, bovenaan Spartanen en Atheners. Van de wisselvalligheid der volksgunst in het 5e-eeuwsch Athene spreken de ostraka, pot scherven met den naam van den persoon, die men wilde verbannen, bijv. Themistokles. Tot de merk waardigste 5e-eeuwsche inscripties behoort een bijna 4 M hooge zuil, met de in de jaren 454?40 door de Atheners aan de godin Athena gewijde 1/60 van de bijdragen der leden van den Attischen zeebond. Deze tribuutlijsten geven ons het beste beeld van den materieelen grondslag van den bloei van het 5e-eeuwsch Athene. Naast een lange reeks eeredecreten voor burgers en vreemde lingen, staatverdragen, tempelinventaren, graf inscripties, vinden we in Athene o.a. in de lijsten der vendumeesters van verbeurdverklaarde goederen een inventaris van den boedel van den bekenden Alkibiades: links het eponion, i pCt. ad valorem voor de schatkist, daarnaast het bij de auctie opgebrachte bedrag, rechts de afzonderlijke stukken: i kist met 2 deuren, n sofa's, 6 flesschen, i gedragen kleedingstuk, i dito, enz." Het vrij poover geheel bevestigt, wat wij wel eens vergeten: dat wij, bij al onze bewondering voor de oudheid, ons daar vanuit ons moderne comfort moeilijk zouden thuis voelen. Zeer weinig is ons bewaard van de wetten der beroemde Atheensche wetgevers Draco en Solon. Maar hier stelt Kreta ons schadeloos, met de uit voerige op een muur gebeitelde wet van Gortyn. In den Hellenistischen tijd (na Alexander den Gr.) geven ons de inscripties onder meer belangrijke gegevens voor de economische geschiedenis; in de eerste plaats de magistrale boekhouding van den tempel van Apollo op het eiland Delos. Land bezat de tempel, dat hij verpachtte, huizen, die hij ver huurde, kapitaal, dat hij uitleende; daarnaast trok hij inkomsten uit talrijke wijgaven. Daartegenover staan de uitgaven. Van dit alles is met groote nauwkeurigheid, tot een lijst van insolvente debi teuren toe, door de priesters jaarlijks boekgehouden. Uit Priene, Milete en Pergamon hebben wij uit dezen tijd inscripties, die ons inlichten over het ant eke schoolwezen. Zoo een lange wet betreffende de aanstelling en de plichten der leeraren, programma's en uitslagen van wedstrijden, en van de leerlingen krabbels op de muren der schoollokalen. Zoo kan ook de geschiedenis van het onderwijs in de oudheid niet zonder de inscripties worden geschreven. Evenmin die van den zeeroof. Immers ook voor de kennis van dit sportief getint handelsbedrijf leveren ons de inscripties de voornaamste bronnen, waaron der: asylieverdragen, d.w.z. verdragen tusschen sta ten om eikaars burgers en goederen van plundering uit te zonderen, eeredecreten voor personen, die hun medeburgers uit de handen van zeeroovers los kochten, dankbare wijgaven der geredden zelf. Daarnaast leveren vrijlatingen van slaven, pachtoorkonden, stichtingen etc. ons belangrijk materiaal voor onze kennis van het Grieksche recht. IN de 2e eeuw doet een nieuw element in de Grieksche inscripties zijn intrede: de Romeinen. Geea beter middel om hun voortdringen te bestudeeren dan de sporen daarvan in de Grieksche in scripties. Talrijke Grieksche inscripties van Romeinsche overheden zijn ons bewaard: van de magistraten, van den senaat, en, in later tijd, van de keizers. Zoo bezitten we o.a. van Augustus een lange tekst betreffende de rechtspleging in de provincies. Van hem dateert ook de beroemdste van alle Grieksche en Latijnsche inscripties: het Monumentum Ancyranum, een in Turkije's hoofd stad Ankara (het oude Ancyra) in het Latijn, met Grieksche vertaling, bewaarde kopie der Res Gestae Divi Augusti, het door Augustus opgestelde overzicht van zijn daden. Van Tiberius hebben we een antwoord aan de inwoners van een stadje in Lakonië, waarin hij voor zichzelf goddelijke eer afwijst, geheel in overeenstemming met wat Tacitus ons over dezen keizer meedeelt. Uit iets later tijd dateert een veelomstreden inscriptie uit het Louvre: een uit Nazareth naar Parijs gezonden steen met strenge bepalingen tegen schenders van graven, vermoedelijk ten onrechte in verband gebracht met de opening van het graf van Christus. Van Nero hebben we een toespraak tot de verza melde Grieken op de landengte van Korinthe, om hun de vrijheid" te schenken. Het zeer groote aantal Grieksche inscripties uit den keizertijd, ge vonden overal waar eens Grieksch werd gesproken: langs alle kusten van de Middellandsche en Zwarte zee, tot in het verre Susa en diep in Egypte en Arabië, geeft een goed beeld van de hellenizeering van het uitgestrekte Imperium Romanum. Slechts n groep willen wij daaronder nog in het bijzonder noemen: de oud-Christelijke inscripties. Terwijl de papyri ons de taal en de menschen uit Christus' tijd zelf nader brengen, lichten de inscripties ons in over het voortdringen van het Christelijk geloof. De uitvoerigste gegevens hiervoor biedt ons KleinAzië; in hoofdzaak de daar gevonden grafinscripties met hun eigenaardige formules, waarin zij, die het wagen het graf te schenden, met vervloeking worden bedreigd. Eerst dragen deze vervloekingen een uit gesproken heidensch karakter: wie dit graf schendt, is gewijd aan de onderaardsche goden". Doch dan volgt het Christelijk element: zal zich te verantwoorden hebben voor God", of krachtiger nog: zal te doen hebben met den levenden God". Langzaam zien wij dan het Christendom veld winnen. Eerst nauw merkbaar: de 7, van x^f» ,,(opgericht) terwille van", wordt in kruisvorm geschreven: 4- APIN; ten slotte, in de 46 eeuw overal de Christelijke symbolen: kruis, visch en wijnstok, en typisch Christelijke gedachten en vormen in de teksten zelf. Zoo leveren de inscripties ook voor de geschiedenis van het Christendom onmisbare bouwsteenen. NAAST deze enkele grepen uit het rijke ma teriaal, willen we in het kort nagaan, hoe ons de inscripties bekend en bewaard zijn. Voor een deel werden zij afgeschreven door reizigers, die sedert de ióe eeuw, Griekenland en het verdere Oosten bezochten. Daarnaast ontstonden reeds in de 16e eeuw verzamelwerken van alle toen in musea en andere verzamelingen bewaarde Griek sche en Latijnsche inscripties. Het oudste van deze verzamelwerken of corpora was dat van den uit Westwinkel bij Brugge geboortigen Martinus Smetius (de Smet). Het manuscript van dit Corpus behoort nu tot de schatten der Leidsche universi teitsbibliotheek. Belangrijker nog is het Corpus, dat in 1603 werd uitgegeven door den uit Antwerpen afkomstigen Heidelberger hoogleeraar Gruterus (Gruuteere), samengesteld met hulp van Leiden's vermaardsten philoloog Scaliger. Wanneer dan in de 170 en 18e eeuw, dank zij de hulp van vele reizigers, het aantal Grieksche inscripties belangrijk is toege nomen, besluit de Berlijnsche Akademie van Weten schappen in 1815 tot de uitgave van een afzonderlijk verzamelwerk voor alle Grieksche inscripties. Ruim 50 jaren zijn noodig geweest om dit Corpus Inscriptionum Graecarum, in 4 dikke folianten, tot stand te brengen. Toen het gereed was, was het reeds grootendeels verouderd. Immers zijn voltooiing viel samen met een ongekenden opbloei der archaeologisch-epigraphische studies. In het van het Turksche juk bevrijde Griekenland en daarbuiten wei Jen op groote schaal opgravingen verricht, waarbij duizenden Grieksche inscripties werden gevonden. Zoo besloot de Berlijnsche Akademie tot de uitgave van een nieuw werk, de Inscriptiones Graecae, waarvan sommige deelen aan andere landen ter bewerking werden toevertrouwd. Na den wereld oorlog begonnen daarnaast sommige landen, die zelf vele Grieksche inscripties bezitten, met eigen publicaties. De groote verscheidenheid van deze en andere verzamelingen, die volgens zeer ver schillende principes zijn samengesteld en ingericht, maakt het stichten van een epigraphische centrale, die aan heel dit werk leiding geeft, dringend nood zakelijk. Hierop werd dan ook aangedrongen op het te Amsterdam gehouden Eerste Intern. Congres voor Gr. en Lat. inscripties. Bij dit werk is voor ons Nederlanders een belangrijke, bemiddelende taak weggelegd. Daarnaast vraagt de bewerking van het materiaal, waarvan men den voortdurenden aanwas in een Nederlandsche publicatie het bij de firma Sijthoff in Leiden uitgegeven Supplementum Epigraphicam Graecum regelmatig vereenigd vindt, meer dan tot nu toe de aandacht van den Nederlandschen philoloog en historicus. In de lyeeeuw had de Nederlandsche philologie ook op dit gebied de leiding. Mogen onze jongeren zich meer dan tot dusver van de verplichtingen, die deze traditie ook hun oplegt, bewust worden. PAG. 10 DE GROENE No.3202

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl