Historisch Archief 1877-1940
GRIEKSCHE INSCRIPTIES
Dr. J. J. E. Hondius
TTET onlangs te Amsterdam gehouden eerste internationaal congres voor Grieksche en Latijnsche [
inscripties, gaf de redactie van de Groene" aanleiding mij om een kort artikel over dit onderwerp j
te vragen. Belangstellenden moge ik voor een uitgebreider inleiding met uitvoerige bibliographie naar \
mijn Saxa loquuntur" verwijzen. i
ONDER Grieksche inscripties verstaat men
Grieksche opschriften op voorwerpen van
hard en duurzaam materiaal, als steen,
metaal, ivoor. Grieksche inscripties behooren, naast
handschriften en papyri, tot de voornaamste
t>ronnen van onze kennis der klassieke oudheid. Voor
SDmmige onderdeden zijn zij zelfs onze eenige bron;
zoo voor vele Grieksche dialecten. Daarnaast
illustreeren ze Griekenland's politieke en economische
geschiedenis, godsdienst, recht en vooral het maat
schappelijk leven in al zijn uitingen en vormen.
De oudste inscripties, op Griekschen bodem ge
vonden, zijn nog geschreven in een lineair schrift,
dat geheel van het latere Grieksche verschilt. Het
ons bekende Grieksche alphabet ontleenden de
Grieken aan de Phoeniciërs; wanneer dit precies
gebeurde, is nog niet met zekerheid bekend. Wel
leert ons een vergelijking der in de laatste jaren
belangrijk in aantal toegenomen Phoenicische
inscripties met de oudste Grieksche, dat deze ont
leening op zijn laatst in de Qe eeuw voor Chr.
plaats vond, vermoedelijk in lonië.
Reeds dadelijk werd door de Grieken van dit
schrift een druk gebruik gemaakt. De oudste voor
beelden, die ons bewaard zijn gebleven, vinden we
op vazen, en wel op een aantal scherven van zoogen.
proto-Korinthisch aardewerk, door de archaeologen
gedateerd tusschen 750 en 725 voor Chr. Eveneens
uit het midden der 8e eeuw dateeren een aantal
inscripties op scherven van geometrisch aardewerk,
en op een geometrische vaas met het opschrift;
wie het mooiste danst, mag mij hebben". Uit iets
later tijd zijn de in mooie archaïstische letters
gehouwen inscripties op de vurige rotsen van het
vulcanische Thera. Zij geven ons een goed voor
beeld van de oude locale alphabetten, die eerst in den
loop der eeuwen voor het Attisch-Ionische schrift
van het economisch en cultureel machtige Athene
zijn geweken.
De 6e eeuw voert ons naar Olympia, waar inscrip
ties op halters, speren, slingersteenen en dergelijke
ons vertellen van aldaar geleverde sportieve presta
ties. Zoo een steen van 150 kg., met het opschrift:
Boubon gooide mij met n hand over het hoofd".
Een in Delphi gevonden basis roept ons een bekend
verhaal van Herodotus in herinnering: Kleobis en
Biton trokken hun moeder 45 stadien, na het juk
(van den wagen) op hun schouders te hebben geno
men". Uit het begin der 6e eeuw dateert een inscrip
tie uit Abu Simbel aan den Nijl met de namen der
Grieksche huurlingen, die deelnamen aan een expedi
tie van koning Psammetichos van Egypte tegen Ethio
pië, gekrast in het beeld van Ramses: Een slechte
gewoonte, door den epigraphicus hoogelijk gewaar
deerd, niet alleen om de waardevolle aanvullingen
van onze kennis der Grieksche eigennamen (die
eveneens voor een belangrijk deel op inscripties
berust), maar vooral ook omdat zij de gegevens
levert voor een geschiedenis van het Antiek
Toerisme, dat slechts op grond der inscripties kan
worden beschreven. Begin 6e eeuw manifesteert
zich voor het eerst op de steenen. de Grieksche
demokratie: een fragment uit Chios, met een demo
cratische staatsregeling; een aanwijzing, hoe evenals
voor proza, poëzie, philosophie en wetenschap, ook
voor recht en staatsinrichting het begin in loniëis te
zoeken. Van de politieke verhoudingen op inter
nationaal gebied spreekt ons een 6e-eeuwsch staats
verdrag uit Olympia. Dergelijke verdragen, waarvan
er ons velen op steen zijn overgeleverd, zijn typee
rend voor de opvattingen in dien tijd over oorlog en
vrede. Oorlog is het normale: pas wanneer twee
staten zich nadrukkelijk tot het tegendeel hebben
verbonden, is er tusschen hen vrede. De duur van
zulk een vredesverdrag is zeer verschillend: som
mige staten beloven elkaar 5 jaar met rust te laten,
andere 30, 50, of zelfs 100. De waarde van dergelijke
afspraken was in de oudheid even groot als thans.
Begin se eeuw vinden we een merkwaardige
inscriptie in Magnesia: de koning der koningen,
Darius de zoon van Hystaspes, spreekt tot Gadates
zijn dienaar het volgende". Volgt een reprimande
aan zijn satraap, die zich in al te grooten ijver aan
tempelbezit had vergrepen. Een lange reeks van
dergelijke koningsbrieven is ons bekend.
DE beroemde overwinningen van de Grieken in
het begin der 5e eeuw op de Perzen vinden alle
in de inscripties hun weerklank. Zoo in Delphi. In
480 bouwden de Atheners daar hun fraaie, in onzen
tijd herstelde, schathuis, met de opdracht: de
Atheners aan Apollo uit de op de Perzen behaalde
buit, als eerstelingsgave voor den slag bij Marathon."
De muren van dit schathuis werden later geheel
volgeschreven met allerlei soort inscripties, waar
onder een tweetal hymnen met muzikale illustratie,
een der belangrijkste gegevens voor onze kennis der
antieke muziek. Ter eere van de overwinning op de
Perzen bij Plataeae wijdden de verzamelde Grieken
. in Delphi een gouden drievoet op een zuil van ineen
gestrengelde slangen. De drievoet is reeds lang
versmolten, de zuil staat nu in Konstantinopel, met
een kort en waardig opschrift: dezen streden den
strijd", volgen de namen, bovenaan Spartanen en
Atheners. Van de wisselvalligheid der volksgunst
in het 5e-eeuwsch Athene spreken de ostraka, pot
scherven met den naam van den persoon, die men
wilde verbannen, bijv. Themistokles. Tot de merk
waardigste 5e-eeuwsche inscripties behoort een
bijna 4 M hooge zuil, met de in de jaren 454?40
door de Atheners aan de godin Athena gewijde 1/60
van de bijdragen der leden van den Attischen
zeebond. Deze tribuutlijsten geven ons het beste
beeld van den materieelen grondslag van den
bloei van het 5e-eeuwsch Athene. Naast een
lange reeks eeredecreten voor burgers en vreemde
lingen, staatverdragen, tempelinventaren, graf
inscripties, vinden we in Athene o.a. in de lijsten der
vendumeesters van verbeurdverklaarde goederen een
inventaris van den boedel van den bekenden
Alkibiades: links het eponion, i pCt. ad valorem voor de
schatkist, daarnaast het bij de auctie opgebrachte
bedrag, rechts de afzonderlijke stukken: i kist
met 2 deuren, n sofa's, 6 flesschen, i gedragen
kleedingstuk, i dito, enz." Het vrij poover geheel
bevestigt, wat wij wel eens vergeten: dat wij, bij al
onze bewondering voor de oudheid, ons daar vanuit
ons moderne comfort moeilijk zouden thuis voelen.
Zeer weinig is ons bewaard van de wetten der
beroemde Atheensche wetgevers Draco en Solon.
Maar hier stelt Kreta ons schadeloos, met de uit
voerige op een muur gebeitelde wet van Gortyn.
In den Hellenistischen tijd (na Alexander den Gr.)
geven ons de inscripties onder meer belangrijke
gegevens voor de economische geschiedenis; in de
eerste plaats de magistrale boekhouding van den
tempel van Apollo op het eiland Delos. Land bezat
de tempel, dat hij verpachtte, huizen, die hij ver
huurde, kapitaal, dat hij uitleende; daarnaast trok
hij inkomsten uit talrijke wijgaven. Daartegenover
staan de uitgaven. Van dit alles is met groote
nauwkeurigheid, tot een lijst van insolvente debi
teuren toe, door de priesters jaarlijks boekgehouden.
Uit Priene, Milete en Pergamon hebben wij uit dezen
tijd inscripties, die ons inlichten over het ant
eke schoolwezen. Zoo een lange wet betreffende de
aanstelling en de plichten der leeraren, programma's
en uitslagen van wedstrijden, en van de leerlingen
krabbels op de muren der schoollokalen. Zoo kan
ook de geschiedenis van het onderwijs in de oudheid
niet zonder de inscripties worden geschreven.
Evenmin die van den zeeroof. Immers ook voor de
kennis van dit sportief getint handelsbedrijf leveren
ons de inscripties de voornaamste bronnen, waaron
der: asylieverdragen, d.w.z. verdragen tusschen sta
ten om eikaars burgers en goederen van plundering
uit te zonderen, eeredecreten voor personen, die hun
medeburgers uit de handen van zeeroovers los
kochten, dankbare wijgaven der geredden zelf.
Daarnaast leveren vrijlatingen van slaven,
pachtoorkonden, stichtingen etc. ons belangrijk materiaal
voor onze kennis van het Grieksche recht.
IN de 2e eeuw doet een nieuw element in de
Grieksche inscripties zijn intrede: de Romeinen.
Geea beter middel om hun voortdringen te
bestudeeren dan de sporen daarvan in de Grieksche in
scripties. Talrijke Grieksche inscripties van
Romeinsche overheden zijn ons bewaard: van de
magistraten, van den senaat, en, in later tijd, van
de keizers. Zoo bezitten we o.a. van Augustus een
lange tekst betreffende de rechtspleging in de
provincies. Van hem dateert ook de beroemdste
van alle Grieksche en Latijnsche inscripties: het
Monumentum Ancyranum, een in Turkije's hoofd
stad Ankara (het oude Ancyra) in het Latijn,
met Grieksche vertaling, bewaarde kopie der Res
Gestae Divi Augusti, het door Augustus opgestelde
overzicht van zijn daden. Van Tiberius hebben
we een antwoord aan de inwoners van een stadje
in Lakonië, waarin hij voor zichzelf goddelijke
eer afwijst, geheel in overeenstemming met wat
Tacitus ons over dezen keizer meedeelt. Uit iets
later tijd dateert een veelomstreden inscriptie uit het
Louvre: een uit Nazareth naar Parijs gezonden
steen met strenge bepalingen tegen schenders van
graven, vermoedelijk ten onrechte in verband
gebracht met de opening van het graf van Christus.
Van Nero hebben we een toespraak tot de verza
melde Grieken op de landengte van Korinthe, om
hun de vrijheid" te schenken. Het zeer groote
aantal Grieksche inscripties uit den keizertijd, ge
vonden overal waar eens Grieksch werd gesproken:
langs alle kusten van de Middellandsche en Zwarte
zee, tot in het verre Susa en diep in Egypte en Arabië,
geeft een goed beeld van de hellenizeering van het
uitgestrekte Imperium Romanum. Slechts n
groep willen wij daaronder nog in het bijzonder
noemen: de oud-Christelijke inscripties. Terwijl de
papyri ons de taal en de menschen uit Christus' tijd
zelf nader brengen, lichten de inscripties ons in over
het voortdringen van het Christelijk geloof. De
uitvoerigste gegevens hiervoor biedt ons
KleinAzië; in hoofdzaak de daar gevonden grafinscripties
met hun eigenaardige formules, waarin zij, die het
wagen het graf te schenden, met vervloeking worden
bedreigd. Eerst dragen deze vervloekingen een uit
gesproken heidensch karakter: wie dit graf
schendt, is gewijd aan de onderaardsche goden".
Doch dan volgt het Christelijk element: zal zich te
verantwoorden hebben voor God", of krachtiger
nog: zal te doen hebben met den levenden God".
Langzaam zien wij dan het Christendom veld
winnen. Eerst nauw merkbaar: de 7, van x^f»
,,(opgericht) terwille van", wordt in kruisvorm
geschreven: 4- APIN; ten slotte, in de 46 eeuw
overal de Christelijke symbolen: kruis, visch en
wijnstok, en typisch Christelijke gedachten en
vormen in de teksten zelf. Zoo leveren de inscripties
ook voor de geschiedenis van het Christendom
onmisbare bouwsteenen.
NAAST deze enkele grepen uit het rijke ma
teriaal, willen we in het kort nagaan, hoe
ons de inscripties bekend en bewaard zijn. Voor een
deel werden zij afgeschreven door reizigers, die
sedert de ióe eeuw, Griekenland en het verdere
Oosten bezochten. Daarnaast ontstonden reeds in
de 16e eeuw verzamelwerken van alle toen in
musea en andere verzamelingen bewaarde Griek
sche en Latijnsche inscripties. Het oudste van deze
verzamelwerken of corpora was dat van den uit
Westwinkel bij Brugge geboortigen Martinus
Smetius (de Smet). Het manuscript van dit Corpus
behoort nu tot de schatten der Leidsche universi
teitsbibliotheek. Belangrijker nog is het Corpus, dat
in 1603 werd uitgegeven door den uit Antwerpen
afkomstigen Heidelberger hoogleeraar Gruterus
(Gruuteere), samengesteld met hulp van Leiden's
vermaardsten philoloog Scaliger. Wanneer dan in de
170 en 18e eeuw, dank zij de hulp van vele reizigers,
het aantal Grieksche inscripties belangrijk is toege
nomen, besluit de Berlijnsche Akademie van Weten
schappen in 1815 tot de uitgave van een afzonderlijk
verzamelwerk voor alle Grieksche inscripties. Ruim
50 jaren zijn noodig geweest om dit Corpus
Inscriptionum Graecarum, in 4 dikke folianten, tot stand
te brengen. Toen het gereed was, was het reeds
grootendeels verouderd. Immers zijn voltooiing viel
samen met een ongekenden opbloei der
archaeologisch-epigraphische studies. In het van het Turksche
juk bevrijde Griekenland en daarbuiten wei Jen
op groote schaal opgravingen verricht, waarbij
duizenden Grieksche inscripties werden gevonden.
Zoo besloot de Berlijnsche Akademie tot de uitgave
van een nieuw werk, de Inscriptiones Graecae,
waarvan sommige deelen aan andere landen ter
bewerking werden toevertrouwd. Na den wereld
oorlog begonnen daarnaast sommige landen, die
zelf vele Grieksche inscripties bezitten, met eigen
publicaties. De groote verscheidenheid van deze
en andere verzamelingen, die volgens zeer ver
schillende principes zijn samengesteld en ingericht,
maakt het stichten van een epigraphische centrale,
die aan heel dit werk leiding geeft, dringend nood
zakelijk. Hierop werd dan ook aangedrongen op het
te Amsterdam gehouden Eerste Intern. Congres
voor Gr. en Lat. inscripties. Bij dit werk is voor ons
Nederlanders een belangrijke, bemiddelende taak
weggelegd. Daarnaast vraagt de bewerking van het
materiaal, waarvan men den voortdurenden aanwas
in een Nederlandsche publicatie het bij de firma
Sijthoff in Leiden uitgegeven Supplementum
Epigraphicam Graecum regelmatig vereenigd vindt,
meer dan tot nu toe de aandacht van den
Nederlandschen philoloog en historicus. In de lyeeeuw
had de Nederlandsche philologie ook op dit gebied
de leiding. Mogen onze jongeren zich meer dan tot
dusver van de verplichtingen, die deze traditie ook
hun oplegt, bewust worden.
PAG. 10 DE GROENE No.3202