De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 15 oktober pagina 11

15 oktober 1938 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

Schilderkunst Willink s moderne patnetiek Jan Engelman Tentoonstelling A. C. Willink Kunstzaal Van U er, Amsterdam DE verzamelnaam Nieuwe Realisten heeft ingang gevonden voor het aanduiden van een kleine groep Nederlandsche schilders, die neiging vertoonen tot een zeer verzorgde en preciese factuur, tot een stofuitdrukking waarin geen detail wordt verwaarloosd.: Maar deze naam schijnt bijna dwaas, wanneer men tracht op te sporen welke geestelijke beweegredenen die schil ders voeren tot hun werk. Hun uitvoerigheid en zorgvuldigheid duidelijke en plotselinge reactie op het impressionisme en zijn nasleep, herwonnen vakmanschap voor het schilderij-in-lijst indien men wil zijn belast met intellectueele bedoelingen en^ gevoelsontplooiingen, die in bijna geen enkel schil derij dat hun atelier verlaat kunnen worden voorbij gezien. Zij zijn ongeveer nergens de naïeve uitbeelders der natuur. Zij zijn ook geen styleerders der werkelijkheid in strengheden van kleur, lijn en rhythme. Zij willen geen synthese meer van het optisch bedrog door het overdrijven van ruimte breuk, van gelijktijdigheid der bewegingen en het divergeeren van het licht. Al deze tendenzen der moderne schilderkunst liggen achter hen en Cézanne is hun krachtcentrale niet meer, noch Van Gogh of Picasso. Voor hen spreekt de natuur, hoe scherp ook betrapt, in attributen. De paradoxale toestand bestaat (voor de schilderkunst, althans, is dit para doxaal), dat hun oogen mér dan helder registreeren, terwijl hun geest in ernstige mate verontrust en geobsedeerd blijkt. Hoe zal men dit anders noe men dan, even vaag als veelomvattend, een roman tische gezindheid? Bij Koch vindt men, in een stijl dien men een vergrooten miniatuurstijl zou villen noemen, de meest nachtelijke toestanden van het vegetatieve leven. Bij Hynckes, in ridderlijke en monnikachtige symbolen, een vergaand vermogen tot het ondergaan van smart en het kennen van vergankelijkheid en dood. Bij Willink, in gemengd antieke en moderne allegorieën, een heftig verontrust-wezen door de crisis der cultuur. Bij allen een lijden-aan-den-tijd, dat zich onderscheidt door het opsporen van conflict en nerveuze onmacht tot geluk. Bij allen ook een hardnekkig streven naar inzicht en Verklei ning". IN geen tentoonstelling trad die romantische onrust zoo duidelijk aan den dag als in deze van A. C. Willink. Bij den eersten aanblik waant men zich in een Duitsch museum, met landschappen van Philipp Hackert, Louis Gurlitt en Anton Koch, met figuur stukken van Makart. In de Nederlandsche kunst is zoo spoedig geen parallel te vinden, of men zou tot Ary Scheffer moeten besluiten. Doch de eerste aan blik is bedrieglijk. Want deze romantiek is zonder vriendelijkheid en optimisme, zij vertoont ook het macabere niet in den zin van de vorige eeuw. Zij is, ondanks den schijn van het tegendeel, geteekend met het merkteeken van het huidig tijdsgewricht en wie bij deze schilderijen zou fluisteren: alles keert terug", hij ziet, zonder nu bepaald ongelijk te heb ben, voorbij aan dat specifiek hedendaagsche der gevoelsreactie. Willink is, in zijn Berlijnschen tijd, begonnen als futurist". Menigeen herinnert zich de groote lap pen met zijn abstracties, waaraan vervolgens ook cubistische invloeden niet vreemd bleven. Daarna heeft het surrealisme hem aangetrokken, zonder dat hij zich overigens aan de geestelijke atmosfeer van deze beweging vastlegde. De glaciale, gegalvaniseerde stofuitdrukking en kleurbehandeling nam hij over en het samenbrengen van modern gekleede N. V. Kunsthandel P. de Boer HEERENGRACHT 474 - AMSTERDAM llin entoonstelling VAN OUDE SCHILDERIJEN GROOTE SOCIËTEIT ENSCHEDE van 15 tot en met 24 October dames en heeren met een arcadische omgeving en resten van antieke bouwkunst, beantwoordde aan het conflict in zijn eigen geest. Dan kwam de perio de van een wel nog pijnlijk verzorgde, maar toch iets losser schilderstijl, aanvankelijk met te veel gebruik van giftig groen, later zuiverder van kleurgeyoel, rneer open voor het harmonisch in elkander schuiven der plans. De duidelijk gesuggereerde anecdote" werd een element: in wonderlijk-leege steden liet hij stille drama's gebeuren, nuchter en geheimzinnig, schrikachtig en wanhopig. Maar dit alles had geestelijk te weinig scherpe contouren, het varieerde ook te zeer, om nu precies den in houd" van zijn .conflict te kunnen vaststellen. De jachtkasteelen in de weidsche landschappen kwa men, de landschappen waarin hij het repoussoir van Poussin achterna ging, en bij zijn tentoonstelling van twee jaar geleden was er voor mij aanleiding, om van een natuurlijker Willink" te gewagen. DEZE tentoonstelling bewijst, dat het elegische der weidsche en arcadische landschappen voor hem slechts een rustpooze is en dat hij niet kan aflaten, den bedreigden mensch te zien in de land schappen. Hij verlaat de vlakte en trekt het gebergte in, waar het dor gesteente strookt met zijn gevoel van verlatenheid. Deze verlatenheid is met zooveel kracht uitgedrukt in de formaties, in de doodsche grondkleur onder de gepassionneerde luchten, dat men haar makkelijk voelt als de algemeene verlaten heid, waaraan de geest in het huidig cultuurklimaat is overgeleverd. Is dit hineininterpretieren"? Het zij zoo. Maar ik ontkom niet aan die suggestie, wanneer ik het kleine Dolomieten-landschap zie, dat is gestoffeerd met een enkele figuur: den Man Job. Het is grauw-in-grauw, dit wonderlijke, gave schilderij, het heeft die eenheid van toon waarnaar de schilder lang streefde, het is hecht van gedriehoekte compositie en het geeft de figuur in de om geving met die distantie en tegelijk met die scherpte van belevenis, welke van voorname kunst de ken merken zijn. Er is nu geen vaag dreigement meer in zijn voor stellingen, het dreigen is in een toestand bestendigd, koppig en waardig worden onheil en ongeluk onder gaan. Die toestand ligt niet in de eerste plaats in het motief, eerder in de algemeene atmosfeer: in het landschap (het zér Duitsche landschap) met de Vechtenden zijn de twee figuurtjes slechts een accent, dat verlevendigt en verbindt; de stapelwolken, de formatie van den grond, de spelonk en het verre bergmassief bepalen de werking. In het Dubbel portret van twee vrouwen, met het Renaissancepaleis in den fond, wordt de placiede werking onder mijnd door het duidelijke psychische isolement, waarin de twee menschen verkeeren. Het bijzonder verrassende echter van deze ten toonstelling brengen de twee zelfportretten en het groote doek De Kluizenaar". Het eene zelfportret geeft den schilder als de Prediker, tegen een muur waarachter men een stad ziet met 'n brandende St. Sulpice. De tekst uit het Boek de Prediker ont breekt niet (?Alles wat uw hand vindt om te doen, doe dat met uwe macht", etc.), de figuur schijnt hem te reciteeren, met opgeheven hand. In het andere ziet men den schilder als een St. Jan, als een luiste rende naar een boodschap. De Kluizenaar" ten slotte geeft een figuur in een rotsspelonk, bereid tot meditatie, een typisch leege, zakelijke moderne stad op den achtergrond, en ook hier is het gebaar van het model als een belijdenis. (Het zij terloops gezegd, dat deze figuur met groote knapheid in de ruimte is weggeschilderd: misschien voor het eerst dat de Nieuwe Realisten" tot een volkomen ruimtelijke illusie kwamen.) Bijna agressief zijn deze schilderijen in hun ver maning tot inkeer en verstorvenheid. Een welbe wuste, een schrille pathetiek breekt er in baan. Voor gedachte aan ironie en het spelen met historische motieven is geen plaats meer. Het pueriele van den geest is misschien niet geweken, maar verbeten hecht deze zich vast aan de verworven wetenschap, dat de moeheid en de leegheid der wereld alleen nog bestreden kunnen worden met een vastberaden hechten aan de eigen plicht, taak, overtuiging. Het is de smalle mensch die spreekt en al wat de kunst licht, lyrisch, stroomend en schoon maakt ont breekt. Maar aan den ernst en de noodzaak van dit isolement kan men niet voorbijzien zoomin als aan de bedrevenheid in een techniek, die geheel zelfstandig en met hard worstelen werd ver worven. Twee der nieuwe schilderijen van A. C. Willink. Boven: Dubbelportret Onder: De kluizenaar Kunsttentoonstellingen Kunsthandel Santee Landweer, Keizers gracht 463. Tentoonstelling van schilderijen van Claire Bonebakker (tot 21 Oct.) Kunstzaal van Lier, Rokin 126. Nieuwe wer ken van A. C. Willink (tot 3 Nov.). Kunsthandel van Wisselingh, Rokin 78, Werken van Toon Kelder (tot 5 Nov.) Kunsthandel de Brug, Prinsengracht 969. Simplicissimus-tentoonstelling (10 Oct.?29 Oct.) BUITEN AMSTERDAM: Kunstcentrum D'Olde Deel", Putten. Ten toonstelling van werken van Herman Kruyder. PAG. II DE GROENE No. 3202

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl