De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 15 oktober pagina 15

15 oktober 1938 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

Heete sterren en koele sterren Dr. A. J. M. *\Vanders WIE zich wel eens graag snuffelenderwijze mag begeven door de iet of wat wijdloopige beschouwingen in oudere astronomi sche werken, wordt zoo nu en dan ge troffen door vaak verbijsterende tem peraturen, welke men vroeger aan de zon bleek toe te schrijven. Bedragen van millioenen graden waren een tijd lang schering en inslag. Zoo beliepen .de schattingen van den vermaarden zonnekenner Angelo Secchi niet min der dan 10.000.000 graden Celsius. Of schoon het er volgens den Amerikaanschen natuurkundige Ericsson daar entegen slechts 2j millioen zouden zijn.... Latere ramingen zijn weliswaar wat bedaarder, maar ze liepen voor het meerendeel toch nog steeds in de honderdduizenden. Thans weet wel bijkans iedereen, dat de temperatuur van den buitenkant der zon vrij nauwkeurig 6000°C. be draagt, een cijfer dat eerlijk gezegd wat nuchter bij de astronomische" getallen van vroeger aandoet. Het heeft in een tijd als de onze, waarin de ster renkunde met millioenen en milliarden goochelt, iets weg van het terugzetten van de klok", om het hier óók eens wat zeitgemass uit te drukken. De zaak is echter, dat de tempera tuur eigenlijk een zeer misleidende grootheid is om er het licht en de warmtestraling (in n woord: het energiestralend vermogen) mee te karakteriseeren. Deze uitstralingsterkte blijkt n.l. zeer sterk met de hittegraad te stijgen: wordt de temperatuur van een gloeiend lichaam 2 keer hooger, dan wordt de uitgestraalde energie niet 2 keer, maar 2-tot-de-4e-macht, dus 16 keer sterker. En dat geldt voor hemelsche objecten evengoed als voor aardsche. Het is wat vreemd dat deze wet, die toch al van 1879 dagteekent, een jaar of twintig heeft moeten wachten op erkenning van de zijde der astronomen. Of het voorzichtigheid was, die dreef tot deze terughoudendheid, zou ik niet kunnen zeggen; het belangrijkste is, dat de temperatuurwet thans onomstootelijk is komen vast te staan en dan ook algemeene toepassing vindt. Alleen kan het ons nu wel niet meer verwon deren dat men in vroeger dagen ten aanzien van de zonnetemperatuur totaal verkeerde conclusies trok, uitgaande van de ontzagwekkende energiehoeveelheden, die ons daggesternte onon derbroken het wereldruim instraalt, iets waarvan men toen al evengoed op de hoogte was als wij nu. ZESDUIZEND graden is dus de tem peratuur van de buitenste lagen van den gloeienden zonnebol. Maar hoe is het nu bij de sterren, de andere ster ren ? Want sterren zijn immers zonnen als de onze, en misschien ontloopen de temperaturen van de zonnen der we reldruimte elkaar wel niet zoo heel veel, is men mogelijk geneigd daaruit verder te concludeeren. * Tegenwoordig hoeven we ons niet meer tot dergelijke min of meer vage gissingen te beperken. De hedendaagsche astrophysica kent tal van metho den van groote verfijning om de sterrentemperaturen te achterhalen. Evenals hier op aarde blijkt ook in hemelsche gewesten de hittegraad ten nauwste met de kleur in verband te staan. Ook aan den hemel zijn geelgloeiende sterren heeter dan oranje kleurige, terwijl roodgloeiende nog koeler zijn. Witte^sterren daarentegen zijn heeter dan gele; en blauwachtige zijn de heetste die men kent. (Den opmerkzamen lezer zal het niet ontgaan zijn, dat ditzelfde kleurengamma van rossig over oranje, en geel tot wit, en zelfs blauwachtig optreedt bij steeds sterker verhitting van een gewone ijzerstaaf in een vuur dat maar heet genoeg is). Zooals op zoo menig ander terrein blijkt ook hier de zon weer een middenplaats in te nemen onder de leden van het sterrenheir. De zon is een gele ster, en gele sterren bezitten dus tempera turen van een 6000°. De bekende ster Capella, in de Voerman, is er zoo een. De oranjekleurige Arcturus daarente gen brengt het niet verder dan 4500°, terwijl een roodgloeiende als Betelgeuse maar 3000°telt. Witte sterren, zooals Sirius of Wega, zijn ineens veel heeter: 10 a 12.000°, terwijl de blauwachtige zelfs hittegraden van 20 tot 25.000°bereiken kunnen. Rigel de bekende ster in Orion brengt het al tot 16.000°, en dat is reeds aardig wat, maar van die allerheetste sterren zou ik er u onder de helderste van den hemel toch geen kunnen aanwijzen, die zijn er alleen onder de zwakkere sterren vertegen woordigd. Dat komt zóó: Blauwe ster ren zijn er maar betrekkelijk heel wei nig in ieder sterrenstelsel te vinden. En die er zijn, zullen dus gemiddeld op zóó grooten afstand staan, dat ze ons te lichtzwak schijnen om nog onder de helderste sterren des hemels gerang schikt te kunnen worden. DE laatste jaren heeft deze temperatuurschaal der hemellichamen nu een aanzienlijke uitbreiding onder gaan, voornamelijk naar boven. Op voorgaan van onzen landgenoot Dr. H. Zanstra, heeft men de centraalsterren der planetaire nevels aan een onderzoek onderworpen, en de tempe raturen daar bleken van een angstwek kende hoogte. Voornamelijk daarom wel angstwekkend, wijl men bang was voor.... de theorie die tot zuke onwaar schijnlijke hittegraden voerde. Zoo vond Zanstra voor het sterretje midden in de ring van de Lier niet minder dan 70.000°! En de Crabnevel maakte het nog wat erger met z'n centraalster van 100.000°.... Het is te begrijpen dat men de theorie eens geducht aan de tand ging voelen alvorens zich gewonnen te geven, en bovendien de kwestie nog eens langs andere wegen trachtte te benaderen ook. Wat inderdaad gelukte, evenwel zonder dat er aan Zanstra's uitkomsten veel ver anderd werd. Tegenwoordig mogen we die fantastische sterretemperaturen dan ook wel rekenen tot de blijvende ver worvenheden der astrophysica. waar van de realiteit volkomen vast staat. Naar de zijde der lagere temperatuur was natuurlijk niet zooveel ruimte meer over om ons voor groote verras singen te zetten. Maar toch gelukte het om ook daar de grens nog wat te drukken. Er bestaat een categorie van sterren zonder uitzondering rood van kleur waarvan het licht in een maand of tien binnen wijde grenzen op en neer schom melt. Men spreekt hier van langperiodieke veranderlijken, en het klassieke voorbeeld is Mira, die wonderbaarlijke ster" in de Walvisch, wier helderheid in den loop van deze gebeurtenissen kan dalen tot minder dan i pCt. van wat het was. Het is komen vast te staan, dat de lichtschommeling met een verandering van temperatuur samenhangt, die daarbij om de 2000°schommelt. Men schat de hittegraad van Mira tijdens haar lichtminimum op circa 1800°. Maar wel de laagste temperatuur die op het oogenblik van een ster be kend is, bezit de bekende superjigant" Epsilon in de Voerman de grootste van alle sterren die tot nog toe konden worden gemeten. Niet meer dan een goede rooo°C. ! Deze ster is dan ook niet zichtbaar meer voor ons; ze is nog slechts voelbaar" voor onze in strumenten. We zeiden reeds dat de energie, die door de sterren werd uitgestraald, be halve uit licht, ook nog uit warmte straling bestaat. Koele sterren, zooals Mira, geven ons niet zoozeer licht als wel warmte, en ze zullen dus betrekke lijk dichtbij moeten staan, willen we ze berhaupt kunnen zien. Een gelukkige omstandigheid is evenwel, dat die Mirasterren (zooals men de langperiodieke veranderlijken ook wel noemt) juist de sterren zijn met de reusachtigste afme tingen die men kent. Van Mira zelf bij voorbeeld is de diameter 300 zonsmiddellijnen. Maar zelfs ondanks deze bijzonderheid behooren de Mira-sterren tot de zwakste aan den hemel. Van de 1000 stuks die nu zoo langzamerhand ontdekt werden, zijn er maar een stuk of drie voor het bloote oog zichtbaar, wanneer de sterren zich althans in hun grootste glans bevinden ! Dit alles verandert natuurlijk alle maal op slag, wanneer we de sterren zich niet meer laten manifesteeren door hun licht, maar door de warmte die ze uitstralen. Sinds we in de sterrenkunde de beschikking kregen over z. g. infrarood fotografisch platenmateriaal, is het zelfs mogelijk geworden, om een onder zoek van den hemel naar donkerroode sterren langs den gewonen photografischen weg te doen plaats vinden. Het werd onlangs op touw gezet door dr. C. H. Hetzler van de Lick-sterrewacht. Hij fotografeerde een groot aantal vakken aan den hemel in het infrarood, en meestal lieten de opnamen niets opvallends bespeuren. Doch nu en dan viel er op zoo'n infraroodfoto tusschen de andere lichtpuntjes een heldere ster te ontwaren, op een plaats waar de normale hemelopnamen in blauw licht nu weer niets bijzonders te zien gaven. Dat waren natuurlijk van dergelijke donkerroode sterren, en het aantal dat aldus in de val liep bedraagt meer dan honderd. Er valt aan zulke sterren nog heel wat te onderzoeken. Immers de tempera turen zijn er zóó laag, dat er van gloeiende gasbollen in dit geval geen sprake meer kan zijn. Dat is zelfs al bij de Mirasterren niet meer zoo. Niet zoo heel ver beneden de 2000°immers moe ten verschillende metalen al reeds door condensatie vloeibaar aan het worden zijn, en men vraagt zich dan ook af, of de oorzaak dier merkwaardige ver anderlijkheid, waarvan de Mirasterren blijk geven, niet gezocht moet worden in een soort van periodieke wolken vorming, natuurlijk niet van waterdamp, maar van de een of andere be trekkelijk vuurvaste moleculensoort die door een afwisselend verschijnen en verdwijnen een groot gedeelte van den sterrenbol om beurten meer of minder omsluieren zou. Hoe dat alles precies in zijn werk zou gaan, daarover moet nog lang ge dacht, en veel gerekend worden, maar dat die donkerroode sterrenwerelden, die blijkbaar op uitdooven staan, lang niet de minst interessante hemel lichamen zijn, staat nu al wel reeds vast. 2IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Illl IIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIII Illlllllltltllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll l Illlllllllll lllllllllllllllllllltlflllllllllllll HIHIIIIIII Merkwaardige berichten Zij weerden hongersnooden door misoogsten af." (Nijm. C.) Paindeluxe-brood Deze enveloppen worden pas na de beoordeeling geopend." (Vad.) Men zou deze minderheid slechtr recht doen, wanneer men voor haas de openbare school weer heropende.'' (Schoolhl.) Charivaria hotel." (Vad.) Polen denkt reeds aan het opdeelen van Litauen tezamen met liet Derde Rijk." (E. d. D.) Dat lastige Hollandsch Wordt hun den toegang geweigerd dan verschaffen zij zich dien." (Distyibutiewet 11)38, Sbl. 6y) .)) Sarah voelde zich misselijk worden van het zoetige parfum, dat haar omzu-elgde." (H.) Uit de hoogeschool der journalistiek In de zaal heeft Mutte>'s zicli een meester op nieuwe wegen getoond; in het bartje heeft zijn historisch gewor den cachet zich tot, men (Charivarius niet Char.) zou zeggen, in zijn ui terste consequentie kunnen uitleven." weinig in het vijandelijke doelgebied. | om de vruchten van het grovere lijf- | aan-lijf-werk van den menschelijken | tank Ted Drake te kunnen plukken." = (Tel.) f Het is de grote verdienste van dit | rapport, dat het van nationale bete- f kenis is, waarvan de komende gene- 5 ratics de vruchten zullen plukken." i (Wil. v. G. en M. O.) \ Taaiverrijking 15 partijen werden door den arbitrageant beslist." (R.) De Amerikanen bevoorkeuren dat Onze pootige huismoedertjes liet huismoedertje. dat zich op Zaterdagavond laat met vermoeide voeten naar huis spoedt en dan nog even een prachtbosch voor n dub beltje onder den arm meeneemt. " Het concert zal worden geopend | met de ouverture De Vogels van Die- 3 penbroek, terwijl de solist het piano- l concert van Mozart en de Fantasie | van Debussy zal voordragen.'' S (T.) \ De overige nummers worden af- = zonderlijk uitgevoerd. i Fruitnieuws ,,Kr was altijd juist een speler te ,Als door een vloers zag ik de zaal." ("?) Toen fiel ik vlauw. ?, in minimum immmimimiiiiTiiiiii imiiiiiiiiiiiiuiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimmii imiiiniiiii iiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiimi i mtiiiui iiimmi iiiiiiiimiiimiiii muitTegen Slapeloosheid, Overspanning, Gejaagdheid, Onrust en Zenuwachtigheid, gebruike men de Zenuwstillende en Zenuwsterkende Mijnhardt's Zenuwtabletten PAG. is DE GROENE NO. 3202

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl