Historisch Archief 1877-1940
Heete sterren en koele sterren
Dr. A. J. M. *\Vanders
WIE zich wel eens graag
snuffelenderwijze mag begeven
door de iet of wat wijdloopige
beschouwingen in oudere astronomi
sche werken, wordt zoo nu en dan ge
troffen door vaak verbijsterende tem
peraturen, welke men vroeger aan de
zon bleek toe te schrijven. Bedragen
van millioenen graden waren een tijd
lang schering en inslag. Zoo beliepen
.de schattingen van den vermaarden
zonnekenner Angelo Secchi niet min
der dan 10.000.000 graden Celsius. Of
schoon het er volgens den
Amerikaanschen natuurkundige Ericsson daar
entegen slechts 2j millioen zouden
zijn.... Latere ramingen zijn weliswaar
wat bedaarder, maar ze liepen voor het
meerendeel toch nog steeds in de
honderdduizenden.
Thans weet wel bijkans iedereen, dat
de temperatuur van den buitenkant
der zon vrij nauwkeurig 6000°C. be
draagt, een cijfer dat eerlijk gezegd
wat nuchter bij de astronomische"
getallen van vroeger aandoet. Het heeft
in een tijd als de onze, waarin de ster
renkunde met millioenen en milliarden
goochelt, iets weg van het terugzetten
van de klok", om het hier óók eens wat
zeitgemass uit te drukken.
De zaak is echter, dat de tempera
tuur eigenlijk een zeer misleidende
grootheid is om er het licht en de
warmtestraling (in n woord: het
energiestralend vermogen) mee te
karakteriseeren. Deze uitstralingsterkte
blijkt n.l. zeer sterk met de hittegraad
te stijgen: wordt de temperatuur van
een gloeiend lichaam 2 keer hooger, dan
wordt de uitgestraalde energie niet
2 keer, maar 2-tot-de-4e-macht, dus 16
keer sterker. En dat geldt voor
hemelsche objecten evengoed als voor
aardsche.
Het is wat vreemd dat deze wet, die
toch al van 1879 dagteekent, een jaar
of twintig heeft moeten wachten op
erkenning van de zijde der astronomen.
Of het voorzichtigheid was, die dreef
tot deze terughoudendheid, zou ik niet
kunnen zeggen; het belangrijkste is,
dat de temperatuurwet thans
onomstootelijk is komen vast te staan en dan
ook algemeene toepassing vindt. Alleen
kan het ons nu wel niet meer verwon
deren dat men in vroeger dagen ten
aanzien van de zonnetemperatuur totaal
verkeerde conclusies trok, uitgaande
van de ontzagwekkende
energiehoeveelheden, die ons daggesternte onon
derbroken het wereldruim instraalt,
iets waarvan men toen al evengoed
op de hoogte was als wij nu.
ZESDUIZEND graden is dus de tem
peratuur van de buitenste lagen van
den gloeienden zonnebol. Maar hoe is
het nu bij de sterren, de andere ster
ren ? Want sterren zijn immers zonnen
als de onze, en misschien ontloopen de
temperaturen van de zonnen der we
reldruimte elkaar wel niet zoo heel
veel, is men mogelijk geneigd daaruit
verder te concludeeren.
* Tegenwoordig hoeven we ons niet
meer tot dergelijke min of meer vage
gissingen te beperken. De
hedendaagsche astrophysica kent tal van metho
den van groote verfijning om de
sterrentemperaturen te achterhalen.
Evenals hier op aarde blijkt ook in
hemelsche gewesten de hittegraad ten
nauwste met de kleur in verband te
staan. Ook aan den hemel zijn
geelgloeiende sterren heeter dan oranje
kleurige, terwijl roodgloeiende nog
koeler zijn. Witte^sterren daarentegen
zijn heeter dan gele; en blauwachtige
zijn de heetste die men kent. (Den
opmerkzamen lezer zal het niet ontgaan
zijn, dat ditzelfde kleurengamma van
rossig over oranje, en geel tot wit, en
zelfs blauwachtig optreedt bij steeds
sterker verhitting van een gewone
ijzerstaaf in een vuur dat maar heet
genoeg is).
Zooals op zoo menig ander terrein
blijkt ook hier de zon weer een
middenplaats in te nemen onder de leden van
het sterrenheir. De zon is een gele ster,
en gele sterren bezitten dus tempera
turen van een 6000°. De bekende ster
Capella, in de Voerman, is er zoo een.
De oranjekleurige Arcturus daarente
gen brengt het niet verder dan 4500°,
terwijl een roodgloeiende als Betelgeuse
maar 3000°telt.
Witte sterren, zooals Sirius of Wega,
zijn ineens veel heeter: 10 a 12.000°,
terwijl de blauwachtige zelfs
hittegraden van 20 tot 25.000°bereiken kunnen.
Rigel de bekende ster in Orion
brengt het al tot 16.000°, en dat is
reeds aardig wat, maar van die
allerheetste sterren zou ik er u onder de
helderste van den hemel toch geen
kunnen aanwijzen, die zijn er alleen
onder de zwakkere sterren vertegen
woordigd. Dat komt zóó: Blauwe ster
ren zijn er maar betrekkelijk heel wei
nig in ieder sterrenstelsel te vinden. En
die er zijn, zullen dus gemiddeld op zóó
grooten afstand staan, dat ze ons te
lichtzwak schijnen om nog onder de
helderste sterren des hemels gerang
schikt te kunnen worden.
DE laatste jaren heeft deze
temperatuurschaal der hemellichamen
nu een aanzienlijke uitbreiding onder
gaan, voornamelijk naar boven.
Op voorgaan van onzen landgenoot
Dr. H. Zanstra, heeft men de
centraalsterren der planetaire nevels aan een
onderzoek onderworpen, en de tempe
raturen daar bleken van een angstwek
kende hoogte. Voornamelijk daarom
wel angstwekkend, wijl men bang was
voor.... de theorie die tot zuke onwaar
schijnlijke hittegraden voerde. Zoo
vond Zanstra voor het sterretje midden
in de ring van de Lier niet minder dan
70.000°! En de Crabnevel maakte het
nog wat erger met z'n centraalster van
100.000°....
Het is te begrijpen dat men de theorie
eens geducht aan de tand ging voelen
alvorens zich gewonnen te geven, en
bovendien de kwestie nog eens langs
andere wegen trachtte te benaderen ook.
Wat inderdaad gelukte, evenwel zonder
dat er aan Zanstra's uitkomsten veel ver
anderd werd. Tegenwoordig mogen we
die fantastische sterretemperaturen dan
ook wel rekenen tot de blijvende ver
worvenheden der astrophysica. waar
van de realiteit volkomen vast
staat.
Naar de zijde der lagere temperatuur
was natuurlijk niet zooveel ruimte
meer over om ons voor groote verras
singen te zetten. Maar toch gelukte het
om ook daar de grens nog wat te
drukken.
Er bestaat een categorie van sterren
zonder uitzondering rood van kleur
waarvan het licht in een maand of tien
binnen wijde grenzen op en neer schom
melt. Men spreekt hier van
langperiodieke veranderlijken, en het klassieke
voorbeeld is Mira, die wonderbaarlijke
ster" in de Walvisch, wier helderheid
in den loop van deze gebeurtenissen kan
dalen tot minder dan i pCt. van wat
het was.
Het is komen vast te staan, dat de
lichtschommeling met een verandering
van temperatuur samenhangt, die
daarbij om de 2000°schommelt. Men
schat de hittegraad van Mira tijdens
haar lichtminimum op circa 1800°.
Maar wel de laagste temperatuur
die op het oogenblik van een ster be
kend is, bezit de bekende superjigant"
Epsilon in de Voerman de grootste
van alle sterren die tot nog toe konden
worden gemeten. Niet meer dan een
goede rooo°C. ! Deze ster is dan ook
niet zichtbaar meer voor ons; ze is
nog slechts voelbaar" voor onze in
strumenten.
We zeiden reeds dat de energie, die
door de sterren werd uitgestraald, be
halve uit licht, ook nog uit warmte
straling bestaat. Koele sterren, zooals
Mira, geven ons niet zoozeer licht als
wel warmte, en ze zullen dus betrekke
lijk dichtbij moeten staan, willen we ze
berhaupt kunnen zien. Een gelukkige
omstandigheid is evenwel, dat die
Mirasterren (zooals men de langperiodieke
veranderlijken ook wel noemt) juist de
sterren zijn met de reusachtigste afme
tingen die men kent. Van Mira zelf bij
voorbeeld is de diameter 300
zonsmiddellijnen. Maar zelfs ondanks deze
bijzonderheid behooren de
Mira-sterren tot de zwakste aan den hemel. Van
de 1000 stuks die nu zoo langzamerhand
ontdekt werden, zijn er maar een stuk
of drie voor het bloote oog zichtbaar,
wanneer de sterren zich althans in hun
grootste glans bevinden !
Dit alles verandert natuurlijk alle
maal op slag, wanneer we de sterren
zich niet meer laten manifesteeren door
hun licht, maar door de warmte die ze
uitstralen.
Sinds we in de sterrenkunde de
beschikking kregen over z. g. infrarood
fotografisch platenmateriaal, is het
zelfs mogelijk geworden, om een onder
zoek van den hemel naar donkerroode
sterren langs den gewonen
photografischen weg te doen plaats vinden. Het
werd onlangs op touw gezet door dr.
C. H. Hetzler van de Lick-sterrewacht.
Hij fotografeerde een groot aantal
vakken aan den hemel in het infrarood,
en meestal lieten de opnamen niets
opvallends bespeuren. Doch nu en dan
viel er op zoo'n infraroodfoto tusschen
de andere lichtpuntjes een heldere ster
te ontwaren, op een plaats waar de
normale hemelopnamen in blauw licht
nu weer niets bijzonders te zien gaven.
Dat waren natuurlijk van dergelijke
donkerroode sterren, en het aantal dat
aldus in de val liep bedraagt meer dan
honderd.
Er valt aan zulke sterren nog heel wat
te onderzoeken. Immers de tempera
turen zijn er zóó laag, dat er van
gloeiende gasbollen in dit geval geen
sprake meer kan zijn. Dat is zelfs al bij
de Mirasterren niet meer zoo. Niet zoo
heel ver beneden de 2000°immers moe
ten verschillende metalen al reeds door
condensatie vloeibaar aan het worden
zijn, en men vraagt zich dan ook af,
of de oorzaak dier merkwaardige ver
anderlijkheid, waarvan de Mirasterren
blijk geven, niet gezocht moet worden
in een soort van periodieke wolken
vorming, natuurlijk niet van
waterdamp, maar van de een of andere be
trekkelijk vuurvaste moleculensoort
die door een afwisselend verschijnen
en verdwijnen een groot gedeelte van
den sterrenbol om beurten meer of
minder omsluieren zou.
Hoe dat alles precies in zijn werk
zou gaan, daarover moet nog lang ge
dacht, en veel gerekend worden, maar
dat die donkerroode sterrenwerelden,
die blijkbaar op uitdooven staan, lang
niet de minst interessante hemel
lichamen zijn, staat nu al wel reeds
vast.
2IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Illl IIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIII Illlllllltltllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll l Illlllllllll lllllllllllllllllllltlflllllllllllll HIHIIIIIII
Merkwaardige berichten
Zij weerden hongersnooden door
misoogsten af." (Nijm. C.)
Paindeluxe-brood
Deze enveloppen worden pas na
de beoordeeling geopend." (Vad.)
Men zou deze minderheid slechtr
recht doen, wanneer men voor haas
de openbare school weer heropende.''
(Schoolhl.)
Charivaria
hotel." (Vad.)
Polen denkt reeds aan het
opdeelen van Litauen tezamen met liet
Derde Rijk." (E. d. D.)
Dat lastige Hollandsch
Wordt hun den toegang geweigerd
dan verschaffen zij zich dien."
(Distyibutiewet 11)38, Sbl. 6y) .))
Sarah voelde zich misselijk worden
van het zoetige parfum, dat haar
omzu-elgde." (H.)
Uit de hoogeschool der
journalistiek
In de zaal heeft Mutte>'s zicli een
meester op nieuwe wegen getoond; in
het bartje heeft zijn historisch gewor
den cachet zich tot, men (Charivarius
niet Char.) zou zeggen, in zijn ui
terste consequentie kunnen uitleven."
weinig in het vijandelijke doelgebied. |
om de vruchten van het grovere lijf- |
aan-lijf-werk van den menschelijken |
tank Ted Drake te kunnen plukken." =
(Tel.) f
Het is de grote verdienste van dit |
rapport, dat het van nationale bete- f
kenis is, waarvan de komende gene- 5
ratics de vruchten zullen plukken." i
(Wil. v. G. en M. O.) \
Taaiverrijking
15 partijen werden door den
arbitrageant beslist." (R.)
De Amerikanen bevoorkeuren dat
Onze pootige huismoedertjes
liet huismoedertje. dat zich op
Zaterdagavond laat met vermoeide
voeten naar huis spoedt en dan nog
even een prachtbosch voor n dub
beltje onder den arm meeneemt. "
Het concert zal worden geopend |
met de ouverture De Vogels van Die- 3
penbroek, terwijl de solist het piano- l
concert van Mozart en de Fantasie |
van Debussy zal voordragen.'' S
(T.) \
De overige nummers worden af- =
zonderlijk uitgevoerd. i
Fruitnieuws
,,Kr was altijd juist een speler te
,Als door een vloers zag ik de zaal."
("?)
Toen fiel ik vlauw.
?, in minimum immmimimiiiiTiiiiii imiiiiiiiiiiiiuiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimmii imiiiniiiii iiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiimi i mtiiiui iiimmi iiiiiiiimiiimiiii
muitTegen Slapeloosheid, Overspanning, Gejaagdheid, Onrust en Zenuwachtigheid,
gebruike men de Zenuwstillende en Zenuwsterkende Mijnhardt's Zenuwtabletten
PAG. is DE GROENE NO. 3202