Historisch Archief 1877-1940
FE L l Z
"~\" l: j ET was zeker niet voor Feliz zelf, maar
l"J veeleer voor zijn moeder en voor het heele
l l" broedse! jonge kinderen dat altijd, als
kuikens, onder en om haar rokken scharrelde, dat
ik; er aan huis kwam.
* Ik ontmoette haar het eerst in die
Septemberdagen waarin Madrid nog half revolutie leek, half
146 Juli en meer verbroedering dan oorlog. Met
een lange sliert pas ingelijfde vrijwilligers trokken
? we .gearmd en zingend van het eene cafénaar het
andere Over de breede Avenido de la Respublica.
" ? Een stroeve, reeds oudere, maar nog blozend
ge' zonde vrouw kwam ons tegen. Op het ezeltje dat
ae aan den teugel voerde en dat volgehangen was
met groene meloenen, klapperden drie kleine
joggies met hun naakte beenen. Toen we haar ge
naderd waren begon ze, als zinneloos, haar meloenen
onder de miliciens te verdeelen. De meesten, een
? .beetje verbluft, weigerden. Misschien hadden ze er
r pok geen zin..in met een meloen onder iederen arm
. van cafénaar caféte stappen. Alleen een bleeke
jongen, die ik tot nog toe niet opgemerkt had,
drong bijna smeekend aan: Neem ze toch, neem
ze toch allemaal, het is mijn moeder l" Feliz was,
tusschén de meestal sterk uitgesproken en nogal
luidruchtige types van het bataljon, iemand die zoo
weinig opviel dat men neiging had zijn bestaan te
vergeten. Hij was evenmin dapper als laf, had geen
uitgesproken meening, of uitte die tenminste in
geen enkele discussie, had geen enkel initiatief maar
<~' was -uitermate gewillig en daarbij tegelijk, tot op
het belachelijke af, onhandig. Toen in Naval Perral
de Mooren oprukten lag hij een half uur naast mij
achter een rotsblok zonder te schieten. Waarom
,.-. vuur j'e niet, idioot?" vroeg ik. Hij antwoordde
-VSrtegen: ik weet niet hoe ik de grendel over
moet halen." Niemand dacht er dan ook aan
Feliz op een gevaarlijke post te zetten, maar hij was
de man die uitgekozen werd als er water gehaald
moest worden of corvée te doen viel. Daar hij geen
flamenco's zong en aan de gesprekken nooit deel
nam zouden we zelfs zijn stem nauwelijks gekend
hebben wanneer hij niet soms in eens, bij het eten,
opgemerkt had: niemand kookt zoo'n goede podja
als mijn moeder, kom maar eens eten als we weer
terug zijn", of mijn moeder zal die broek van je
wel naaien in Madrid l" Zoo kwam het dat, met
verlof, vele jongens van buiten gratis bij Feliz'
moeder lieten wasschen en zoo bleef ook ik er de
eerste keer hangen toen ik mijn waschgoed kwam
halen.
HET was een kleine, aan een patio gelegen
woning van twee kamers, maar het was er
altijd vol en rumoerig als in een posada. Feliz'
moeder was tegelijk bezig met de wasch, met het
rangschikken van haar fruit, het schenken van
wijn aan de kameraden, het snuiten van
kinderneuzen en het beantwoorden der drie of vier buur
vrouwen die altijd op de patio stonden. De radio
speelde en een paar miliciens zaten aan tafel te
kaarten. Uit alle hoeken kropen kinderen te voor
schijn en Feliz zat schuchter op een kist met het
een of andere bleekneuzige zusje op zijn knieën.
Niet hij was hier in huis de held, maar zijn oudere
broer nrique Martinez die, van een kuil uit, met
handgranaten een tank onschadelijk gemaakt had
en nu met zijn verbrijzelde arm in een doek liep en
het avontuur telkens opnieuw aan iedereen moest
vertellen.
DE prachtige, zorgelooze herfstdagen behoorden
tofehet verleden, Madrid was een belegerde,
hongerende vesting geworden, ijzige winden woeien
van de Siera en in de onverwarmde huizen van de
stad huiverde de ondervoede bevolking bijna even
hard als wij in onze loopgraaf. Sinds ik eerst tot
sergeant, later tot officier en tenslotte tot kapitein
was bevorderd, was mijn verhouding tot de man
schappen uit het bataljon zeker niet minder harte
lijk, maar wel, in zekeren zin, onpersoonlijker ge
worden. Met de verantwoording over 140 man kon
ik bij verloven, bevorderingen of bij het uitkiezen
van mannen voor een gevaarlijke patrouille waarbij
zeker enkelen van hun het leven zouden verliezen,
onmogelijk meer persoonlijke sympathieën of anti
pathieën laten gelden. Sergeant Atanasio Pastor
speelde, hoewel dat bij legerorder verboden was,
stiekem kaart in de onderstanden en wist geregeld
met waarschijnlijk niet al te zuivere middelen, zijn
kameraden het geld uit de zakken te kloppen. Maar
sergeant Pastor was roekeloos dapper en mijn
beste machinegeweerschutter, daarom hield ik hem
Een verhaal voor De Groene
van Jef Last
De'so/daot Feliz, geteekend door den auteur
in eere. Jezus Buldiviesi, de ziekendrager, had mij
langen tijd tegengestaan om zijn ruwe taal, de
onverschilligheid van zijn optreden en zijn schijn
bare hardheid. Sindsdien zag ik hem, als een hert,
dwars door mitrailleurvuur heen het open veld
overdraven om een gewonde te bergen en later,
terwijl de vijand reeds attaqueerde, als laatste man
naar onze linie terugkeeren met een stervende
over zijn rug heen. Niet naar menschelijke maat
staf, maar in de eerste plaats naar hun militair nut
en beteekenis leerde ik menschen en gebeurtenissen
schatten.
HET was de gewoonte dat onze manschappen en
die van den vijand, in de rustige perioden
tusschén offensief en contraoffensief, 's avonds
zongen. No tirad ! vamos a cantar !" werd er dan
geroepen en als bij afspraak staakten beide partijen
het vuren. Hoe dikwijls had ik zelf, in lichte maan
nachten, als betooverd, geluisterd naar de grillige
hartstochtelijkheid der geïmproviseerde flamenco's.
Ditmaal controleerde ik als verantwoordelijk stel
lingcommandant mijn voorste linie. Een volle,
hooge stem vibreerde aan den overkant in las Rozus.
Ik zag onze kleine Chato in bijna biddende houding
over de borstwering gebukt staan. Zijn anders zoo
straat jongensachtig gezicht had een gebiologeerde,
bijna bronzen strakheid. Toen hij eindelijk merkte
dat ik achter hem stond fluisterde hij: dat moet
een jongen zijn uit mijn pueblo, hij zingt de liederen
van Granada !" Zijn geweer lag los naast hem. De
eerste de beste aansluipende Moor had het, aan den
loop, door het schietgat kunnen trekken. Onmid
dellijk gaf ik order om op het geluid te vuren. Het
is onmogelijk vechten wanneer de jongens al te zeer
beseffen, dat aan den overkant niet slechts vijanden
staan, maar ook menschen.
IN deze periode werd Feliz nog veel meer dan
vroeger inexistent voor mijn bewustzijn. Ik had
het te druk om persoonlijk met enkelingen om te
gaan en ook als ik, met 48 uur verlof, in Madrid
was sliep ik nu meestal in de kazerne of in de
Alianza. Er bleef geen tijd over Feliz' moeder in
de voorstad Puente de Vallecus op te zoeken. Over
hem zelf kreeg ik, noch ten goede, noch ten kwade,
rapporten. De eenige keer dat hij opviel was bij
een instructie in het handgranaatwerpen. Wij
hadden destijds nog de oude Castillaansche blikken
bussen waarvan de lont met een brandende cigaret
moest worden ontstoken. Feliz' handen beefden
toen hij de met dynamiet gevulde bus in ontvangst
nam. Twee keer drukte hij zenuwachtig en te kort
zijn cigaret tegen de lont aan. Toen het ding, de
derde keer, plotseling begon te sissen liet hij de
granaat, van schrik, naast zich vallen. We sprongen
allen weg zoo hard we konden, de bom ontplofte
in de loopgraaf en het was een soort wonder dat
er niemand gewond werd. Ik deelde Feliz in bij den
corveeploeg en hoorde niets meer van hem tot de
quaestie van de verloven hoe langer hoe dringender
werd.
SLECHTS twee man van de honderdveertig
mochten eens in de drie dagen met verlof
naar Madrid. Ze werden uitgezocht onder de
dappersten, de ijverigsten, of degenen die wegens
zeef bijzondere omstandigheden wel naar huis toe
moesten. lederen morgen, na het appèl, kwam
Feliz bij mij: Kapitein, kunt u mij niet zeggen
wanneer ik naar huis mag?" Altijd moest ik ant
woorden, dat hij nog niet aan de beurt was. Hij
drong nooit aan, en, ging stilletjes weg,, maar het
was te zien dat hij inwendig door een steeds heviger
heimwee verscheurd werd. Ik wist hoe zeer hij van
zijn broertjes en zusjes hield en het maakte mij
zelf beroerd als ik hem soms, wezenloos zag rillen,
met een brief vari thuis in zijn handen. Misschien
kwam het wel daardoor, dat ik hem tenslotte toch
op de lijst zette voor hij daartoe eigenlijk recht
had.
De verlofgangers kwamen zich melden. Feliz
greep in eens mijn hand en kuste die eer ik haar
terug kon trekken. Hij droeg een jute zak over
zijn schouder vol met broodresten die hij op zijn
rantsoen gespaard had. Pas maar op, Feliz",
zei ik, denk er aan dat er tegenwoordig zware
straf op staat als je over tijd terug komt". Hij
glimlachte, zonder te antwoorden en in den hollen
weg naar de commandantuur en de wachtende
vrachtauto's zag ik hem nog verschillende malen
zich omkeeren en wuiven.
PRECIES op tijd kwam Feliz terug en ging,
l zonder zich bij mij te melden, recht naar zijn
chabola. Hij lag er voorover op het natte stroo
te huilen, zonder te eten en zonder te luisteren naar
orders. Ik had deze vertwijfeling reeds zoo dikwijls,
na ontvangst van een zwartomranden brief, bij mijn
jongens meegemaakt en wist dat er in zulke
perioden niets met hen viel te beginnen. Was
nrique Martinez misschien, aan zijn nooit
heelemaal genezen wonden, gestorven? De kameraad,
die met Feliz naar Madrid geweest was, zeide mij:
Niet slechts nrique. Toen Feliz aan de Puente
kwam hadden de fascisten juist gebombardeerd.
Ze hebben niets dan lijken uit de ruïne van zijn
huis opgegraven".
Ik besefte, dat iedere troost hier ijdel zou zijn
en liet hem rustig liggen tot hij zich, den derden dag,
bij mij meldde:
Kapitein ! Ik Verzoek van de compagnie over
geplaatst te worden naar de opleiding voor
dynamitero !"
Maar, beste Feliz, denk aan die handgranaat,
toen, je weet toch zelf dat je daar veel te zenuw
achtig voor bent!"
Ik ben niet meer dezelfde van toen, kapitein,
en ik wil de plaats innemen van nrique".
Hoofdschuddend gaf ik mijn toestemming. Hij
kwam bij de instructie en ik hoorde dat hij geen
handgranaten meer liet vallen maar met stille
verbetenheid zijn best deed. Desondanks hoorde hij,
evenals vroeger bij den troep, bij de dynamitero's
evenmin tot de besten als tot de slechtsten.
DEN 8en Juli kreeg ons bataljon bevel tot den
aanval. Op den rechtervleugel drong de com
pagnie van kapitein Bodenga onstuimig, en, bijna
zonder dekking te zoeken, voorwaarts. Mijn com
pagnie daarentegen, die in een kruisvuur geraakt
was, kwam slechts langzaam voorwaarts. Door
mijn kijker zag ik hoe de vijanden bij las Molinas
reeds uit de loopgraaf vluchtten en verwachtten dat
Bodega ieder oogenblik de stelling kon nemen. Hij
rende, tegen ieder voorschrift in, zelf voor den troep
uit met twee officieren. Op nog geen 60 meter
van de loopgraaf verpletterde een granaat hem zijn
beenen. De compagnie, plotseling zonder ander
bevel dan een piepjong luitenantje, raakte het
hoofd kwijt en retireerde zonder noodzaak. Twee
vijandelijke tanks kwamen achter den spoordijk
te voorschijn en zetten ons onder flankvuur. Daar
we geen anütanks hadden commandeerde Manoio
de dynamitero's naar voren om de tanks tegen te
houden. Ik zag Feliz op zijn buik de greppel door
kruipen naar een gat bij de pozo. Hij hield een
benzineflesch in zijn rechterhand klaar om te*
werpen en de tank kwam zijn kant uit. Bang op
den rechtervleugel afgesneden te worden gaf ik mijn
jongens bevel tot retireeren. De tank kwam snel
nader. Ineens richtte Feliz zich op en slingerde de
flesch. Ze viel ongeveer tien meter naast de tank
neer waar ze in rook en vlammen ontplofte. Voor
hij een tweede flesch kon grijpen vuurden beide
machinegeweren van de tank in zijn richting. Een
oogenblik later brak het monster door onze linie,
maar daar zijn infanterie hem niet snel genoeg
volgde slaagden de meesten van ons er in de loop
graaf weer te bereiken. Dien avond, bij het appèl,
bleek dat wij 80 man van ons bataljon hadden ver
loren. Hun lichamen, ook dat van Feliz, lagen als
kromme zwarte lijntjes in het niemandsland
tusschén ons en den vijand. De naar voren ge
brachte machinegeweren aan den overkant beletten
ons de lijken te bergen.
PAG. 16 DE GROENE No. 3202