De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 15 oktober pagina 16

15 oktober 1938 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

FE L l Z "~\" l: j ET was zeker niet voor Feliz zelf, maar l"J veeleer voor zijn moeder en voor het heele l l" broedse! jonge kinderen dat altijd, als kuikens, onder en om haar rokken scharrelde, dat ik; er aan huis kwam. * Ik ontmoette haar het eerst in die Septemberdagen waarin Madrid nog half revolutie leek, half 146 Juli en meer verbroedering dan oorlog. Met een lange sliert pas ingelijfde vrijwilligers trokken ? we .gearmd en zingend van het eene cafénaar het andere Over de breede Avenido de la Respublica. " ? Een stroeve, reeds oudere, maar nog blozend ge' zonde vrouw kwam ons tegen. Op het ezeltje dat ae aan den teugel voerde en dat volgehangen was met groene meloenen, klapperden drie kleine joggies met hun naakte beenen. Toen we haar ge naderd waren begon ze, als zinneloos, haar meloenen onder de miliciens te verdeelen. De meesten, een ? .beetje verbluft, weigerden. Misschien hadden ze er r pok geen zin..in met een meloen onder iederen arm . van cafénaar caféte stappen. Alleen een bleeke jongen, die ik tot nog toe niet opgemerkt had, drong bijna smeekend aan: Neem ze toch, neem ze toch allemaal, het is mijn moeder l" Feliz was, tusschén de meestal sterk uitgesproken en nogal luidruchtige types van het bataljon, iemand die zoo weinig opviel dat men neiging had zijn bestaan te vergeten. Hij was evenmin dapper als laf, had geen uitgesproken meening, of uitte die tenminste in geen enkele discussie, had geen enkel initiatief maar <~' was -uitermate gewillig en daarbij tegelijk, tot op het belachelijke af, onhandig. Toen in Naval Perral de Mooren oprukten lag hij een half uur naast mij achter een rotsblok zonder te schieten. Waarom ,.-. vuur j'e niet, idioot?" vroeg ik. Hij antwoordde -VSrtegen: ik weet niet hoe ik de grendel over moet halen." Niemand dacht er dan ook aan Feliz op een gevaarlijke post te zetten, maar hij was de man die uitgekozen werd als er water gehaald moest worden of corvée te doen viel. Daar hij geen flamenco's zong en aan de gesprekken nooit deel nam zouden we zelfs zijn stem nauwelijks gekend hebben wanneer hij niet soms in eens, bij het eten, opgemerkt had: niemand kookt zoo'n goede podja als mijn moeder, kom maar eens eten als we weer terug zijn", of mijn moeder zal die broek van je wel naaien in Madrid l" Zoo kwam het dat, met verlof, vele jongens van buiten gratis bij Feliz' moeder lieten wasschen en zoo bleef ook ik er de eerste keer hangen toen ik mijn waschgoed kwam halen. HET was een kleine, aan een patio gelegen woning van twee kamers, maar het was er altijd vol en rumoerig als in een posada. Feliz' moeder was tegelijk bezig met de wasch, met het rangschikken van haar fruit, het schenken van wijn aan de kameraden, het snuiten van kinderneuzen en het beantwoorden der drie of vier buur vrouwen die altijd op de patio stonden. De radio speelde en een paar miliciens zaten aan tafel te kaarten. Uit alle hoeken kropen kinderen te voor schijn en Feliz zat schuchter op een kist met het een of andere bleekneuzige zusje op zijn knieën. Niet hij was hier in huis de held, maar zijn oudere broer nrique Martinez die, van een kuil uit, met handgranaten een tank onschadelijk gemaakt had en nu met zijn verbrijzelde arm in een doek liep en het avontuur telkens opnieuw aan iedereen moest vertellen. DE prachtige, zorgelooze herfstdagen behoorden tofehet verleden, Madrid was een belegerde, hongerende vesting geworden, ijzige winden woeien van de Siera en in de onverwarmde huizen van de stad huiverde de ondervoede bevolking bijna even hard als wij in onze loopgraaf. Sinds ik eerst tot sergeant, later tot officier en tenslotte tot kapitein was bevorderd, was mijn verhouding tot de man schappen uit het bataljon zeker niet minder harte lijk, maar wel, in zekeren zin, onpersoonlijker ge worden. Met de verantwoording over 140 man kon ik bij verloven, bevorderingen of bij het uitkiezen van mannen voor een gevaarlijke patrouille waarbij zeker enkelen van hun het leven zouden verliezen, onmogelijk meer persoonlijke sympathieën of anti pathieën laten gelden. Sergeant Atanasio Pastor speelde, hoewel dat bij legerorder verboden was, stiekem kaart in de onderstanden en wist geregeld met waarschijnlijk niet al te zuivere middelen, zijn kameraden het geld uit de zakken te kloppen. Maar sergeant Pastor was roekeloos dapper en mijn beste machinegeweerschutter, daarom hield ik hem Een verhaal voor De Groene van Jef Last De'so/daot Feliz, geteekend door den auteur in eere. Jezus Buldiviesi, de ziekendrager, had mij langen tijd tegengestaan om zijn ruwe taal, de onverschilligheid van zijn optreden en zijn schijn bare hardheid. Sindsdien zag ik hem, als een hert, dwars door mitrailleurvuur heen het open veld overdraven om een gewonde te bergen en later, terwijl de vijand reeds attaqueerde, als laatste man naar onze linie terugkeeren met een stervende over zijn rug heen. Niet naar menschelijke maat staf, maar in de eerste plaats naar hun militair nut en beteekenis leerde ik menschen en gebeurtenissen schatten. HET was de gewoonte dat onze manschappen en die van den vijand, in de rustige perioden tusschén offensief en contraoffensief, 's avonds zongen. No tirad ! vamos a cantar !" werd er dan geroepen en als bij afspraak staakten beide partijen het vuren. Hoe dikwijls had ik zelf, in lichte maan nachten, als betooverd, geluisterd naar de grillige hartstochtelijkheid der geïmproviseerde flamenco's. Ditmaal controleerde ik als verantwoordelijk stel lingcommandant mijn voorste linie. Een volle, hooge stem vibreerde aan den overkant in las Rozus. Ik zag onze kleine Chato in bijna biddende houding over de borstwering gebukt staan. Zijn anders zoo straat jongensachtig gezicht had een gebiologeerde, bijna bronzen strakheid. Toen hij eindelijk merkte dat ik achter hem stond fluisterde hij: dat moet een jongen zijn uit mijn pueblo, hij zingt de liederen van Granada !" Zijn geweer lag los naast hem. De eerste de beste aansluipende Moor had het, aan den loop, door het schietgat kunnen trekken. Onmid dellijk gaf ik order om op het geluid te vuren. Het is onmogelijk vechten wanneer de jongens al te zeer beseffen, dat aan den overkant niet slechts vijanden staan, maar ook menschen. IN deze periode werd Feliz nog veel meer dan vroeger inexistent voor mijn bewustzijn. Ik had het te druk om persoonlijk met enkelingen om te gaan en ook als ik, met 48 uur verlof, in Madrid was sliep ik nu meestal in de kazerne of in de Alianza. Er bleef geen tijd over Feliz' moeder in de voorstad Puente de Vallecus op te zoeken. Over hem zelf kreeg ik, noch ten goede, noch ten kwade, rapporten. De eenige keer dat hij opviel was bij een instructie in het handgranaatwerpen. Wij hadden destijds nog de oude Castillaansche blikken bussen waarvan de lont met een brandende cigaret moest worden ontstoken. Feliz' handen beefden toen hij de met dynamiet gevulde bus in ontvangst nam. Twee keer drukte hij zenuwachtig en te kort zijn cigaret tegen de lont aan. Toen het ding, de derde keer, plotseling begon te sissen liet hij de granaat, van schrik, naast zich vallen. We sprongen allen weg zoo hard we konden, de bom ontplofte in de loopgraaf en het was een soort wonder dat er niemand gewond werd. Ik deelde Feliz in bij den corveeploeg en hoorde niets meer van hem tot de quaestie van de verloven hoe langer hoe dringender werd. SLECHTS twee man van de honderdveertig mochten eens in de drie dagen met verlof naar Madrid. Ze werden uitgezocht onder de dappersten, de ijverigsten, of degenen die wegens zeef bijzondere omstandigheden wel naar huis toe moesten. lederen morgen, na het appèl, kwam Feliz bij mij: Kapitein, kunt u mij niet zeggen wanneer ik naar huis mag?" Altijd moest ik ant woorden, dat hij nog niet aan de beurt was. Hij drong nooit aan, en, ging stilletjes weg,, maar het was te zien dat hij inwendig door een steeds heviger heimwee verscheurd werd. Ik wist hoe zeer hij van zijn broertjes en zusjes hield en het maakte mij zelf beroerd als ik hem soms, wezenloos zag rillen, met een brief vari thuis in zijn handen. Misschien kwam het wel daardoor, dat ik hem tenslotte toch op de lijst zette voor hij daartoe eigenlijk recht had. De verlofgangers kwamen zich melden. Feliz greep in eens mijn hand en kuste die eer ik haar terug kon trekken. Hij droeg een jute zak over zijn schouder vol met broodresten die hij op zijn rantsoen gespaard had. Pas maar op, Feliz", zei ik, denk er aan dat er tegenwoordig zware straf op staat als je over tijd terug komt". Hij glimlachte, zonder te antwoorden en in den hollen weg naar de commandantuur en de wachtende vrachtauto's zag ik hem nog verschillende malen zich omkeeren en wuiven. PRECIES op tijd kwam Feliz terug en ging, l zonder zich bij mij te melden, recht naar zijn chabola. Hij lag er voorover op het natte stroo te huilen, zonder te eten en zonder te luisteren naar orders. Ik had deze vertwijfeling reeds zoo dikwijls, na ontvangst van een zwartomranden brief, bij mijn jongens meegemaakt en wist dat er in zulke perioden niets met hen viel te beginnen. Was nrique Martinez misschien, aan zijn nooit heelemaal genezen wonden, gestorven? De kameraad, die met Feliz naar Madrid geweest was, zeide mij: Niet slechts nrique. Toen Feliz aan de Puente kwam hadden de fascisten juist gebombardeerd. Ze hebben niets dan lijken uit de ruïne van zijn huis opgegraven". Ik besefte, dat iedere troost hier ijdel zou zijn en liet hem rustig liggen tot hij zich, den derden dag, bij mij meldde: Kapitein ! Ik Verzoek van de compagnie over geplaatst te worden naar de opleiding voor dynamitero !" Maar, beste Feliz, denk aan die handgranaat, toen, je weet toch zelf dat je daar veel te zenuw achtig voor bent!" Ik ben niet meer dezelfde van toen, kapitein, en ik wil de plaats innemen van nrique". Hoofdschuddend gaf ik mijn toestemming. Hij kwam bij de instructie en ik hoorde dat hij geen handgranaten meer liet vallen maar met stille verbetenheid zijn best deed. Desondanks hoorde hij, evenals vroeger bij den troep, bij de dynamitero's evenmin tot de besten als tot de slechtsten. DEN 8en Juli kreeg ons bataljon bevel tot den aanval. Op den rechtervleugel drong de com pagnie van kapitein Bodenga onstuimig, en, bijna zonder dekking te zoeken, voorwaarts. Mijn com pagnie daarentegen, die in een kruisvuur geraakt was, kwam slechts langzaam voorwaarts. Door mijn kijker zag ik hoe de vijanden bij las Molinas reeds uit de loopgraaf vluchtten en verwachtten dat Bodega ieder oogenblik de stelling kon nemen. Hij rende, tegen ieder voorschrift in, zelf voor den troep uit met twee officieren. Op nog geen 60 meter van de loopgraaf verpletterde een granaat hem zijn beenen. De compagnie, plotseling zonder ander bevel dan een piepjong luitenantje, raakte het hoofd kwijt en retireerde zonder noodzaak. Twee vijandelijke tanks kwamen achter den spoordijk te voorschijn en zetten ons onder flankvuur. Daar we geen anütanks hadden commandeerde Manoio de dynamitero's naar voren om de tanks tegen te houden. Ik zag Feliz op zijn buik de greppel door kruipen naar een gat bij de pozo. Hij hield een benzineflesch in zijn rechterhand klaar om te* werpen en de tank kwam zijn kant uit. Bang op den rechtervleugel afgesneden te worden gaf ik mijn jongens bevel tot retireeren. De tank kwam snel nader. Ineens richtte Feliz zich op en slingerde de flesch. Ze viel ongeveer tien meter naast de tank neer waar ze in rook en vlammen ontplofte. Voor hij een tweede flesch kon grijpen vuurden beide machinegeweren van de tank in zijn richting. Een oogenblik later brak het monster door onze linie, maar daar zijn infanterie hem niet snel genoeg volgde slaagden de meesten van ons er in de loop graaf weer te bereiken. Dien avond, bij het appèl, bleek dat wij 80 man van ons bataljon hadden ver loren. Hun lichamen, ook dat van Feliz, lagen als kromme zwarte lijntjes in het niemandsland tusschén ons en den vijand. De naar voren ge brachte machinegeweren aan den overkant beletten ons de lijken te bergen. PAG. 16 DE GROENE No. 3202

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl