De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 15 oktober pagina 3

15 oktober 1938 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE G ROE N E AM STERDAM M E R OPGERICHT 1877 Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam - C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per jaar. Postrekening: 72680. Gem. Giro G 1000. Abonnementen kunnen met elk nummer Ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd. 15 OCT. 1938 ONTWORTELDE JEUGD MEER door geestkracht dan door fijnheid van geest onderscheidt zich deze generatie van de vorige. Kritisch vermogen heeft plaats gemaakt voor strijdvaardigheid. De levensomstan digheden van het vorige geslacht lieten meer tijd en lust tot de onbaatzuchtige overspiegeling des levens, die voorwaarde tot cultuur is. De grootere onlust en spanning in het levensgevoel der hierop volgende jeugd hebben de beschouwende persoonlijkheid op gelost in de primitief handelende massa. De sociale orde en rechtszekerheid zijn, vergeleken met die van voor den wereldoorlog, zoozeer vermin derd, dat zij die thans opgroeien, zich de wereld nauwelijks meer zoo kunnen voorstellen als de ouderen haar in hun jeugd zagen. Die ouderen wer den niet voortdurend in die mate bedreigd door oor logsgevaar en de politieke en economische onrust. Deze hadden tot gevolg, dat van het geslacht, dat in '14 nog ongevormd was, het streven naar zelfheveiliging de voornaamste drijfveer werd. Zooveel aandacht, vastbeslotenheid en initiatief vergen de maatschappelijke veranderingen, met haar dreigende gevaren, van de jongelieden van heden, dat voor het erkennen der beteekenis van wetenschap en kunst geen bezinning meer overblijft, noch tijd voor hun beoefening. Het is vooral in haar houding ten opzichte van geestelijke tucht en vrijheid, dat de opgroeiende van de volwassen generatie verschilt. Wie de bestaande maatschappelijke orde onafscheidelijk acht van een zekere mate van vrijheid, in democratisch en zin, ziet de begrippen discipline en omwenteling de ordening" van rechts of links al te vaak vereen zelvigen. Hier moet echter duidelijk onderscheiden worden daar, gelijk zoo vaak, het taalgebruik-zelf aanleiding geeft tot verwarring. Tot geestelijke tucht in wetenschappelijken zin is een betrekkelijk verre gaande maatschappelijke, d. i. persoonlijke vrijheid voorwaarde, daar de sociale, antidemocratische orde ning de geesten wegtrekt van objectief onderzoek, om ze op de eischen van den wil en de nuttigheid te richten. Een soort van geestelijke weerbaarheid", in strijd met het wezen van alle ware beschaving. Vandaar, dat wij leven in het tijdperk der opkomende schijncultuur. Met het verloren-gaan der belangstel ling voor een waarachtigheid en waarheid onafhan kelijk van haar nuttige of schadelijke werking, zijn ook een schijnkunst en een schijnwetenschap ont staan. Hier ligt de kloof, die onoverbrugbaar is, en niet begrip maar wel verzoening tusschen de gene raties uitsluit. DE stralendste verovering der beschavings geschiedenis, de idealistische wijsbegeerte der vorige eeuw, heft een deel van den menschelijken geest uit boven elk belanghebbend partijschap. Zulk een opvatting is de doodsvijand van de neigingen der jongeren in de hedendaagsche civilisatie. Wie door den dit tijdvak kenmerkenden angst vóór alles gedreven naar veilige zelfverzekerdheid, alleen kan of wil denken als deel eener collectiviteit en met deze in de maat, heeft hét eigenlijke denken op gegeven. Maar deze toestand drukt juist nauwkeurig dénieuwe conceptie van de vrijheid uit, zooals die bij de jongeren leeft. Vrijheid en cultuur echter zijn resultaat, geen >JiiiiliiiliiiliiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiliiniillniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiii MUI. i i i i I i onze abonné's j naar den boe | op pagina 19 I tiiiiiHiiiiiHiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiniiiiiiiiii "WV V11 L imillMHIIIIIIIUIIIIIIIIIIHIItlllllIlHIl Victor E. van Vriesland voorlooper van een samenleving, en in tijden van ingrijpende maatschappelijke hervorming is de evenwichtige beschouwelijkheid, waaruit zij op bloeien, vervangen door alles-beheerschende wils spanningen. Sparta moge een machtige staatsmoraal bezeten hebben, naast Athene heeft het niets bij gedragen tot de geschiedenis van den menschelijken geest. Maatschappelijke energie sluit geestelijke energie niet uit, rnaar wel wanneer zij primair is en zoozeer de heele persoonlijkheid opeischt als nood gedwongen bij de jeugd van nu het geval is. Waar en moreel is voor haar, wat nuttig voor haar is; per soonlijke waardigheid staat achter bij groepsbelang. Vrijheid en geestesleven zijn voor haar begrippen, die alleen nog maar den naam gemeen hebben met wat de voorafgaande generatie daaronder verstond. IN de zienswijze der jongeren schoten de onafhan kelijke denkers, die weleer een meer gestabili seerde maatschappij opleverde, tekort omdat zij zich niet in dienst der sociale vernieuwing stelden. De denkers echter van hun eigen jaren, die dit wel deden, zijn door dit feit alleen reeds geen denkers meer. Denken dient niets; het dient tot iets, in zijn toepassingen. De jongeren toetsen niet denken aan waarheid maar doctrine aan strijdvaardigheid. Wie elk denkstelsel beoordeelt naar den eisch, dat het een dynamische en gevaarlijke" levenswijze weer spiegelt, kan Spinoza wel op den mesthoop gooien. Maar hij heeft geen idee van den moed, noodig om de gevaarlijkste en eenzaamste toppen van den menschengeest te beklimmen, en zonder duizelen in Pascal's gapenden afgrond te blikken. Het zoeken naar blijvende geesteswetten en algemeene gezichtspunten is onvereenigbaar met de doeleinden eener jeugd, welke slechts duidelijkbeperkte belangen op het oog heeft. Wie de illusie heeft, een nieuwe wereld op louter pragmatisme en opportunisme te gronden, kent geen scrupules tegen over abstracte begrippen als recht, waarheid, en dergelijk oud roest. De vijandigheid der nieuwe gene ratie tegenover de verworvenheden der oude is be grijpelijk: zij is uit een verscheurde wereld geboren. Wat zij aan positiefs, voor deze afwijzing, biedt, is evenwel alleen maar een terugval naar primitieve stadia der menschheidsontwikkeling, naar de ge meenplaats van het dynamisch vitalisme, en naar een zelfverzekerdheid, welke onzekerheid is die zich zelf wegdrong in geestelijke community-singing. De verheerlijking van gewelddadigheid om zichzelfs wil vloeit hier uit voort: een schijn alweer, ditmaal van mannelijkheid welke echter geen stand houdt tenzij gedragen door het aanhankelijke groepsgevoel van de anderen. De paradox van den flinken man die, door een massa-suggestie dronken, met den stroom meedrijft. Dit is generaliseeren: gelukkig zijn er bij de tegenwoordige jeugd ook wel andere ele menten. Maar karakteristiek is de geschetste men taliteit wel degelijk voor haar algemeen beeld. WIE gelijk de totalitaire stelsels en rich tingen doen de jeugd als een aparte , menschensoort beschouwt, haar moeilijkheden voor geeft op te lossen, haar vleit en zich op haar be roept, kan zich wellicht op haar door geestelijke atrophie gestaalde spieren verlaten. Maar hij berok kent die zelfde jeugd tevens onherstelbare schade. Jongelui zijn geen afzonderlijk soort menschen: het zijn menschen, jonge menschen. Belet hun zelf standig hun weg te vinden door hun met pasklare denkbeelden vol te gieten, en ge ontneemt hun elke ontwikkelingsmogelijkheid. Deze misdaad wordt op groote schaal aan de tegenwoordige jeugd voltrokken; daarom is het de vraag, of zij ooit vol wassen zal worden. Deze jeugd, die niets te vergeten had, heeft niets geleerd. De zekerheid, gelijk te hebben (die onweten schappelijke vrees voor twijfel), de angst, dupe te worden, hebben haar na de ellende van den wereld oorlog, waaraan zij geen schuld had, aan den rand gebracht van een nieuwen wereldoorlog, waaraan zij wel schuld zou hebben. Sport en techniek, twee machtige factoren van het moderne leven wat zijn zij in haar handen geworden? Een voorwendsel tot denkluiheid, een teeken van vervlakking, een surrogaat voor moraal. Het is niet zoo gelijk wel eens gedacht wordt dat de geestesgesteldheid der tegenwoordige jeugd een reactie is tegen de dwalingen der ouderen, die haar aan haar lot overlaten. Integendeel: vrij in haar eigen ontwikkelingsmogelijkheden gelaten wordt zij uiteraard slechts door die ouderwetsche" ouderen, die nog in vrijheid gelooven. Voor het overige staat zij bloot aan de geraffineerde propa ganda van die andere ouderen, die haar aan hun eigen moraalpolitieke, etatistische oogmerken dienstbaar willen maken, en naar hun eigen beeld vormen. Haar mentaliteit is dus geen spontane reac tie, maar gevolg van het feit dat een deel der ouderen haar als wapen en levensverzekering tegen een ander deel wil misbruiken. Slechts haar verbazing wekkend en ontstellend gemis aan zelfkritiek (psy chologie immers acht zij minderwaardig) kon dit mogelijk maken. ZEKER, min of meer ontwricht is de jongste generatie in alle tijden geweest. Dat is slechts natuurlijk: zij moet zichzelf, eigen vastheid en rich ting nog vinden. Ontwricht is echter nog iets anders dan ontworteld. Na de evenwicht-zoekende schom melingen der puberteit hervonden de vorige geslachten steeds een zeker zwaartepunt in de cultureele traditie der West-Europeesche bescha ving. Deze organische zelfgenezing heeft afgedaan: losgerukt van een eeuwenlang ononderbroken gees tesleven dobbert de ontwortelde jeugd van thans weerloos op de golven van stroomingen, waarvan zij den ondergrond niet kent, en welke dreigen de samenleving tot barbarij te voeren. Deze samenleving laat zeer veel te wenschen over. Wij leven in een tijd van overgang, en men moet blind zijn om haar fouten niet te zien. Een andere vraag is echter of de aard van het opgroeiend ge slacht ons niet een nog veel ergere toekomst bereidt, welke ons van den wal in de sloot helpt. Het heeft elke houvast verloren; de verslapping van het ge zinsleven is daarvan geen oorzaak maar symptoom. De hemel beware het echter voor de sfeer, waarin het een toevlucht zoekt: die van leeghoofdig gebral, holle leuzen, vage noties, ondoorvoelde pathetiek en agressieve zelfoverschatting. Een sfeer van schijn, die aan het werkelijke leven voorbijgaat en zich op den duur op haar dragers wreken zal. Laten wij ophouden ons met sentimenteele voor stellingen omtrent de jeugd te voeden. Laten wij ons harden tegen de reeds door de groeiende geesteloos heid onherstelbaar aangestoken jeugd. Laten wij de hier buiten vallende jongste generatie een kans geven zichzelf te worden, door haar te beschermen tegen het physieke en ideologische ingrijpen van belanghebbenden. Laat ons bedenken dat de strijd tusschen de generaties een natuurlijke en gezonde strijd is, welke een opgroeiend geslacht niet belem mert, maar staalt en tot zichzelf doet komen. Het moet uit zijn met het leeftijds-snobisme. Jeugd heeft geen behoefte aan tranenrijke koeste ring maar aan kritiek, zelfbezinning en geestelijke groeiruimte. Jeugd is geen argument. Toch zullen de jonge lieden, die mij lezen, liever dan zich tot eenig zelfonderzoek te zetten, mijn aanmerkingen afdoen met het argument, dat wie zoo weinig hun dierbare onaantastbaarheid ontziet, wie hen zoo weinig bejubelt, een oude pa is. Het zij zoo. Ik vind het maar nare jongens.... VOOR eiKE BEURS 'N BROCHES 20 STUKS PAG. 3 DE GROENE No. 3202

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl