De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 15 oktober pagina 4

15 oktober 1938 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

JAPANSCHE MOEILIJKHEDEN L de Jong ER zijn drie soorten leugens: de gewone leugen, dénoodleugen en de statistiek. Dat denkt en zegt het groote publiek dat meestal niet weet met welk een oneindige moeite in de statistische bureaux van alle landen der aarde gezwoegd wordt op het verzamelen «n bewerken van betrouwbare gegevens. De leidende kringen weten beter. Op de departementen der groote mogendheden bestudeert men niet alleen de rapporten die de agenten van den geheimen dienst met levensgevaar opstellen, men grijpt er ook haastig naar de publicaties waarin vriend en vijand vrijwillig gegevens over hun economische posities verstrekken. Te Washington, Parijs en Londen buigen de hoofden van in dienst vergrijsde stafofficieren zich over de kaarten van het Chineesche oorlogstooneel: Zal Japan den oorlog winnen?" Maar met niet geringer ijver bestudeeren de economische adviseurs der ver schillende regeeringen de statistieken van den Japanschen in- en uitvoer. Zij doorsnuffelen ieder nummer van den Oriëntal Economist" hoeveel zijn de kosten van levensonderhoud weer gestegen in de afgeloopen maand? Hoe staat het met de Japansche handelsbalans ? Hoe groot zijn de geschatte voorraden aan belangrijke grondstoffen ? En wanneer zij tenslotte over de noodige gegevens beschikken, komt deze vraag?de allerbelang rijkste ! : Hoe lang zal Japan dezen verslinden den oorlog in China kunnen volhouden?" Het is niet altijd even prettig om econoom te zijn MEN kan de moeilijkheden waarin Japan zich nu, na ruim een jaar oorlogvoeren, bevindt slechts begrijpen, wanneer men de moeilijkheden kent waarmee tot dusver alle regeeringen van het Land van de Rijzende Zon te kampen hebben gehad. Deze moeilijkheden zijn geen specifiekJapansche. Er is geen staat in Europa geweest, die ze niet gekend heeft tijdens het verlaten van den middeleeuwschen maatschappijvorm. Japan klaagt over plattelands-overbevolking; het levenspeil is te laag; de sociale toestanden zijn over het algemeen bedroevend slecht; de industrialisatie heeft met tal van remmende factoren te strijden, tot voor kort bij Voorbeeld met een groot tekort aan geschoolde arbeiders. Dit zijn dezelfde klachten die men uit Engeland in de achttiende en negentiende eeuw verneemt. Maar er is n verschil tusschen Engeland en Japan: Engeland heeft drie eeuwen den tijd gehad om zich tot moderne maatschappij om te vormen; Japan was naar de woorden van een Amerikaansch historicus zeventig jaar geleden even ver als Engeland onder koningin Elisabeth. Het heeft den achterstand in een geforceerd tempo moeten inloopen. Resultaat is, dat modern en achterlijk in Japan broederlijk tezamen wonen. Het land staat met het eene been in de zestiende, met het andere in de twintigste misschien wel in de een-en-twintigste eeuw. De landbouw staat in de meeste streken technisch en sociaal nog op Middeleeuwsch peil. DE lage levensstandaard op het platteland drukt de stedelijke loonen in sterke mate. De stroom van emplooizoekende arbeidskrachten die uit de boerenbedrijfjes komt, is zoo groot, dat, hoe slecht de arbeidsvoorwaarden ook zijn, er altijd arbeiders en arbeidsters gevonden kunnen worden die genoe gen nemen met de droevige loonen en lange werk tijden. Het pad der Japansche industrie is overigens allerminst óver rozen gegaan. Gebrek aan kapitaal bracht vóór den wereldoorlog met zich, dat de onder nemer buitensporig hooge rente moest betalen. Zijn arbeiders waren nog niet gewend aan het regelmatig werk aan de machines. Zij maakten veel meer fouten dan de arbeiders in de Westersche landen. Sinds den wereldoorlog is de arbeids productiviteit echter bijna verdubbeld, hetgeen van de loonen niet gezegd kan worden. De Japansche industrie is, doordat zij later op de wereldmarkt kwam en daardoor de modernste machines kon koopen, in vele opzichten thans zelfs productiever dan die van andere landen. Het katoenverbruik per spindel is in Japan bij voorbeeld het zesvoudige van dat in Lancashire. Door de toenemende mechanisatie neemt ook het aantal vrouwelijke werkkrachten weer af. Arbeidsters werkten trou wens in hoofdzaak in de textielindustrie en de beteekenis van de textielindustrie is sterk gedaald. Industrieele kringen in Europa en Amerika zagen tot voor kort in de Japansche industrialisatie geen bijzonder groot gevaar. Zeker", zeiden zij, Japan overstroomt de wereld met goedkoope producten. Maar de machines waarmee het deze producten maakt, moet het bij ons koopen". Men hoopte aan den eenen kant terug te winnen, wat men aan den anderen kant verloor. Deze berekening is gebleken een misrekening te zijn. Er heeft zich in de Japansche industrie een structuurverandering van niet te onderschatten beteekenis voltrokken. In 1921 was de Japansche industrie voor bijna de helft gericht op de bewerking van katoen, thans nog slechts voor minder dan een derde. De productie van de zware industrie (metaal-, machine- en chemische industrie) bedroeg in 1921 een kwart van de totale industrieel e productie; op het oogenblik daarentegen bijna de helft.... lAPAN's Achilleshiel is en blijft het tekort aan J grondstoffen. Streeft een regeering gelijk de Nederlandsche een vreedzame politiek van inter nationalen ruil na, dan behoeft zij zich voor een dergelijk tekort niet bezorgd te maken.' Maar wanneer een regeering, zooals de Japansche doet, de economie van haar land richt op den oorlog, op wederzijdsche afsluiting, wanneer zij autarkie nastreeft, dan kan het ontbreken van elke belang rijke grondstof haar met zorg vervullen. De Japan sche regeering heeft, wat dit punt aangaat, zorgen Japan poogt de bodemschatten van Oost-Aziëte veroveren Het gebied dat onder geheele of gedeeltelijke controle van de Japansche legers staat, is gestippeld ? STEEN KOLEN O UZERERT.S 0 HOOGOVENS te over! Het land beschikt over voldoende steen kolen, maar de kwaliteit is slecht, de productie is duur en de reserves ontbreken. Petroleum moet voor negen-tiende, ijzererts voor drie-kwart geïmpor teerd worden. De ijzererts-reserve zou in n jaar door de hoogovens van de Vereenigde Staten ver bruikt kunnen worden en per jaar produceert Japan nog niet eens zooveel petroleum als <le Vereenigde Staten in n dag. Mangaan, wolfram, zink, tin, lood, nikkel, aluminium-erts en mest stoffen moeten grootendeels uit het buitenland betrokken worden, evenals bijna alle ruwe katoen en ruwe wol en alle rubber. Consequent toegepaste economische sancties zouden Japan dan ook ver nietigd ? ~hebben. "Indiep zij wilden, hadden, de "regeeringen der democratische mogendheden het geheele economische leven van Japan binnen enkele maanden kunnen ontwrichten. Zij hebben het niet gewild integendeel. Japan krijgt alsnog viervijfde van zijn oorlogsmateriaal uit de Vereenigde Staten, Engeland en Nederland. Wanneer Japan op het oogenblik moeilijkheden krijgt met de grondstoffenvoorziening, komt dat niet doordat de buitenlandsche maatschappijen niet meer hun producten willen verkoopen, maar doordat Japan ze niet of in mindere mate kan koopen. Het heeft er geen geld genoeg meer voor. De oorlog met China slokt alles Op en de buitenlandsche leeningen, waarmee Japan tijdens den wereldoorlog zijn grondstoffen heeft aangeschaft, blijven vooralsnog uit. DE Japansche regeering heeft het gevaar tijdig beseft. Om grondstoffen te kunnen impor teeren, moét het land eindfabrikaten exporteeren. Juist deze export loopt gestadig terug. In verschil lende landen met name de Vereenigde Staten heeft de boycot eenige resultaten gehad. Belangrij ker is echter dat de Japansche prijzen de laatste jaren onophoudelijk zijn gestegen, terwijl ze sinds den zomer van het vorig jaar in de voornaamste andere landen zijn gedaald. Van Juni op Juli schoten de Japansche groothandelsprijzen met 15 pCt. de hoogte in, hetgeen de redactie van den Oriëntal Economist" de noodkreet in de pen gaf: Omlaag met de loonen!" De regeering wil echter de groote massa niet tegen zich in het harnas jagen. Daalt de export", zoo redeneert zij, dan moet de import ook maar dalen". Wel te verstaan: niet de import van ijzererts, maar de import van grond stoffen voor de consumptie-industrieën. Het land moet bezuinigen. Typeerend is wat in dit verband met de katoenindustrie gebeurde. Op 29 Juni jl. is deze gemobiliseerd". Voor de binnenlandsche markt mag vrijwel niets meer geproduceerd worden en de aanwezige voorraden zijn door den staat over genomen. Een centraal bureau verdeelt ze over de meest behoeftige districten. De bewoners moeten echter al met rafels rondloopen, voor de staat hun bijspringt. Minister Ikeda, die de drijvende kracht is op economisch gebied, heeft een lijst van twee-endertig grondstoffen opgesteld, waarop bespaard moet worden: geen belangrijke grondstof ontbreekt. Dit alles zijn echter noodmaatregelen. De financieele positie van den staat loopt langzaam maar zeker terug, echter niet in een verontrustend tempo. De nationale schuld is in zes jaren ver-drie-voudigd. Deze schuld is echter grootendeels in het binnenland geplaatst: de regeering kan de positie van het land dus versterken door gedeeltelijke onteigening van haar eigen burgers. Kamekichi Takahashi, de directeur van het beroemde Takahashi-Instituut voor Economisch Onderzoek" te Tokio, kwam ech ter terecht tot de conclusie dat de staat het op den duur niet zonder buitenlandsche leeningen zal kunnen stellen. Het is alleszins waarschijnlijk dat de Japansche regeering uit dien hoofde er voor zal waken, Londen en New York nog meer tegen zich in te nemen, dan zij reeds heeft gedaan. Vandaar de verklaring, dat de zoo juist begonnen aanval op Kanton geen aanval op het Britsche Hongkong zal worden. Of deze verklaring oprecht is, is zeer onzeker. Japan vermoedt, dat Engeland zijn machts positie in het Verre Oosten practisch heeft opgegeven, Tenslotte is het met het oog op de uitbreiding van den strijd ook van belang of de regeering er in slagen zal de bevolking naar een lager levenspeil terug .te dringen, niet zoozeer door het verlagen van de nominale loonen als wel door het weigeren van loonsverhooging bij stijging van de kosten van levensonderhoud. Gezien de traditie van gehoor zaamheid en trouw aan het bewind, zien de Japan sche leidende kringen, wat dat betreft, de toekomst met vertrouwen tegemoet. Norio Toyota, redacteur van het Japan Trade Monthly", schreef in het jongste nummer: Het volk is bereid, van alle luxe afstand te doen. Zoo noodig zal het jarenlang uitsluitend visch en rijst eten, teneinde het prestige van de natie te bewaren." DE kruik gaat zoolang te water tot zij breekt. Dat weet de Japansche regeering ook. Van daar dat zij, naar het ons voorkomt, na de ver overing van Hankou in eerste instantie haar aan dacht zal richten op de vernietiging der be staande Chineesche Verdediging-regeeringen en op de semi-koloniale exploitatie van het reeds ver overde gebied; een exploitatie waardoor tenslotte het levenspeil in Japan belangrijk zal kunnen stijgen. Japan vindt in China steenkolen, ijzer, katoen en zout. De Japansche militairen weten waarvoor zij vechten. En het Chineesche volk weet, wat het verdedigt: zijn toekomst als zelfstandig rijk. PAG. 4 Dl GROENE Ne. 3202

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl